Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren
Afbeelding van Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jarenToon afbeelding van titelpagina van Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren

(1974)–Marga Minco–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]


illustratie

[pagina 5]
[p. 5]

Voor mijn dochters Bettie en Jessica

[pagina 6]
[p. 6]


illustratie

[pagina 7]
[p. 7]

Meneer Frits

De donkergrijze PTT-wagen stopte voor het hek en er stapten twee mannen uit met gereedschapstassen. Ze liepen naar juffrouw Plogge toe, die bezig was het tegelpad te vegen.

‘We komen de telefoon aanleggen,’ zei de voorste man.

‘Daar is me niets van bekend,’ zei juffrouw Plogge. ‘Weet u zeker dat u hier moet zijn?’

De andere man keek op een formulier dat hij uit zijn borstzak had gehaald. ‘Dat kan niet missen, dame.’

Juffrouw Plogge klopte bij meneer Frits aan. ‘Hebt u soms telefoon aangevraagd?’ vroeg ze.

‘Nee,’ zei hij, wat verstoord opkijkend van zijn boek, ‘ik kan 't me niet herinneren. Maar ze mogen dat ding gerust neerzetten. Het is altijd makkelijk.’

De telefoon werd op een metalen console tegen de gangmuur geplaatst, naast het gaskastje. Juffrouw Plogge liep er met een boog omheen. Ze moest niets van die nieuwigheid in huis hebben. Ze durfde het toestel zelfs niet aan te raken en was doodsbenauwd dat

[pagina 8]
[p. 8]

er werkelijk gebeld zou worden. In de keuken zat ze aldoor gespannen te luisteren, de deur op een kier. Eén keer was ze hevig geschrokken. Ze hoorde plotseling de stem van meneer Frits door de gang schallen. ‘Wat wilt u?’ vroeg ze, terwijl ze op een holletje naar hem toe liep. Maar hij stond voor dat toestel te praten en gebaarde dat ze weg moest gaan. Later kwam hij de keuken in.

‘Nou,’ zei hij handenwrijvend, ‘dat gaat excellent. Je draait gewoon een nummer en je spreekt. Ik kan nu met de hele wereld in verbinding treden. Wil ik mij tot iemand in Groningen richten, dan doe ik dat, hè. Zelfs Londen of Parijs kan ik bereiken, al weet ik niet wie ik daar zou moeten bellen. Maar het is te proberen.’ Hij lichtte het deksel van een pan, snoof even en begaf zich weer naar zijn werkkamer.

Meneer Frits was een ietwat in zichzelf gekeerde zestiger, die een buitenhuis ergens in de Achterhoek bewoonde. Sedert jaren hield hij zich bezig met de bestudering van het verkleinwoord in de gelderse dialekten, een arbeid waartoe hij uitsluitend door plichtsgevoel werd gedreven. Hij vond dat hij iets nuttigs moest doen in de maatschappij, maar zijn ware ambitie lag op ander terrein. Al lange tijd was meneer Frits vervuld van een groot projekt, dat achter in zijn tuin werd uit-

[pagina 9]
[p. 9]

gevoerd. Daar groeven twee tuinlieden voor hem een gat, dat een geweldige diepte gekregen zou hebben als ze er niet met de pet naar hadden gegooid. Maar hun gelanterfant ontging meneer Frits. Het was hem altijd weer een intens genoegen over de rand van de kuil omlaag te kijken. Hij kreeg dan een gevoel van macht. Niet alleen deze tuin is van mij, dacht hij, maar ook alle grond daaronder, tot aan Australië toe.

‘Het is allemaal van mij,’ kon hij bewogen mompelen. ‘Hoe dieper het gat wordt, hoe meer diepte ik in eigendom heb. En als we eenmaal de andere kant van de aarde bereikt hebben zeg ik tegen zo'n australische schapenfokker: Goedendag. Hier ben ik. Dit gat is van mij.’

Nu hij telefoon had openden zich weer nieuwe mogelijkheden. Hij stelde zich voor mettertijd ook een telefoonkabel in het gat te laten aanleggen en een toestel mee naar de andere kant te nemen, zodat hij geregeld met juffrouw Plogge in verbinding kon blijven. Ze moest eindelijk eens leren met het apparaat om te gaan.

‘Bel iedereen maar op,’ zei hij gul tegen haar. ‘Vooruit, ga je gang.’ Ze wist niet wie ze bellen moest. ‘Ik heb geen familie, ik heb geen kennissen. En dan nog, wat zou ik moeten zeggen?’

[pagina 10]
[p. 10]

‘Bel de bakker en bestel een brood,’ opperde meneer Frits.

‘Hij is toch al geweest vanmorgen,’ zei ze. ‘We hebben brood genoeg.’

‘De kruidenier! Bel de kruidenier.’

‘Waarom zou ik?’ vroeg ze. ‘De provisiekast zit nog vol.’

Ze wimpelde al zijn suggesties af. Het werd een hele zorg voor hem. Hoe leerde zijn huishoudster vlot telefoneren, zodat straks alles op rolletjes liep? Hij kwam op het idee eens naar het dorp te stappen en van het postkantoor uit zijn huis te bellen. Dan was hij er niet en moest ze de telefoon wel aannemen.

Zonder dat ze het merkte glipte hij op een morgen de deur uit, nadat hij eerst in de gang zijn nummer op een papiertje had geschreven. Het ging allemaal excellent, vond hij, tot hij in de cel stond en de hoorn van de haak nam. Terwijl hij draaide ondervond hij een onaangename spanning. Wie zou hij aan de lijn krijgen? De gedachte dat nu ieder ogenblik zijn eigen stem kon doorkomen benauwde hem. Pas na minutenlang wachten hoorde hij háár stem, heel zwak, alsof ze de hoorn een eind van haar mond hield.

‘Hallo,’ riep hij, ‘hallo. Met wie spreek ik?’

‘Meneer Frits is niet thuis,’ zei ze. Het klonk angstig.

[pagina 11]
[p. 11]

‘Wát zegt u,’ riep hij verbaasd, ‘is meneer Frits niet thuis? Weet u dat zeker?’

‘Natuurlijk weet ik dat zeker,’ antwoordde ze, ditmaal ferm. ‘Meneer Frits is er niet.’

‘Lieve God,’ zei hij, ‘is Frits er niet?’ Hij kreeg het er warm van. Hij was toch altijd thuis? Waar was Frits? ‘Waar is hij?’ riep hij.

‘Hij is weg,’ zei ze.

‘Zo,’ fluisterde hij. Hij wiste het zweet van zijn voorhoofd. Er bekroop hem een gevoel van grote verlatenheid, een gewaarwording heel ver van zichzelf vandaan te zijn en zichzelf nooit meer te zullen vinden. Hij legde langzaam de hoorn op de haak en wandelde het postkantoor uit.

Het stond voor hem vast dat Frits onderweg was naar de andere kant.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken