Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De verwachting (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van De verwachting
Afbeelding van De verwachtingToon afbeelding van titelpagina van De verwachting

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

Scans (183.13 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De verwachting

(1959)–Maria Miranda–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 40]

IV

Die opgeheven wijsvinger voor zijn mond, waarmee Sjon Abram Gracia vóór het naar bed gaan stilte had opgelegd! Dat typische gebaar van zijn vader had Manchi door de jaren heen vervolgd. Zó had hij hem altijd in gedachten voor zich gezien. Van zijn prilste jeugd af had dit beeld zich in zijn geheugen geprent. Zo werden zij als kinderen aangespoord alle luidruchtigheid binnenshuis af te leggen. Moeder had altijd veel rust nodig gehad. En zo consequent was deze waarschuwing telkens teruggekeerd dat de hele familie de gewoonte had aangenomen op de tenen te lopen. De bedienden slopen geruisloos op blote voeten rond.

De eerste weken stoorde de opgedrongen gedemptheid Manchi niet. Hij was verrukt weer thuis te zijn. Vaak reed hij met zijn vader uit naar de ‘koenoekoe’. Ook viel er buitenshuis veel te beleven waarin zijn bruisende levenslust een uitlaat kon vinden. Hals over kop stortte hij zich in de roes van het uitgaande leven. Overal werd hij uitgenodigd. Wanneer hij binnenkwam, was het of een brandende lamp een donker vertrek werd binnengedragen. De toehoorders zogen zijn woorden in. Hij was als het ware een venster, waardoor hun nieuwsgierige blikken overzee konden reiken. En ze bezaten allen zoveel pioniersbloed dat ze het verlangen naar de verte nog in zich droegen. Hij gaf zijn gehoor wat het verlangde en begon hoe langer hoe meer te overdrijven. Zo had

[p. 41]

hij het ook destijds in Holland gedaan toen hij voelde dat zijn vrienden exotische verhalen van hem verwachtten.

Jacob was het vorig jaar van Caracas teruggekomen, maar die had niet zo goed kunnen vertellen! Je had hem de woorden uit de mond moeten trekken. En hij had toch zeker wel het een en ander beleefd met die onlusten daar! In Venezuela waren velen al geweest. In Holland daarentegen hadden maar weinigen gestudeerd en hij was de eerste na de oorlog. Bovendien kwam men bij Manchi nog ogen te kort. Aan zijn lange pijp waren ze nu langzamerhand gewend. Maar telkens weer had hij een ander costuum aan. Het ene nog buitenissiger dan het andere.

De moeders van huwbare dochters waren elk voor zich heel listig er op bedacht de anderen vóór te zijn met het organiseren van een avondje. Het was bekend dat Sjon Abram van plan was na het Poeriemfeest een groot bal te geven. En niemand zou het hebben gedurfd hem voor te zijn.

Toen het nieuws van deze uitgangetjes er af was, viel het Manchi op hoezeer het leven hier verstard was. Niet de geringste verandering had zich in zijn afwezigheid voorgedaan. De bewoners van het eiland leken een kolonie nijvere bijen. Ieder lid daarvan verrichtte dagelijks de bezigheden, die hem door een ongeschreven wet waren opgelegd. En in niemand zou het zijn opgekomen ook maar een vingerbreedte van de overgeleverde levenswijze af te wijken.

In zijn ouderlijk huis was de tucht bijzonder streng, het huishouden liep met de regelmaat van een klok. De vader stond vroeg op en de hele familie moest stipt bij het ochtendgebed vóór het ontbijt aanwezig zijn. Manchi kon zich niet herinneren dat er in zijn kinderjaren, zelfs in veelbewogen tijden, ook maar één dag van die gewoonte was afgeweken.

Het leek hem of de tijd had stilgestaan. Evenals vroeger maakte Sjon Abram vóór hij zijn kantoor binnenging een rondgang door het huis. Nog altijd was hij degene die alles regelde en overal oog op hield. Iedereen moest er op bedacht

[p. 42]

zijn, onverwachts de slanke rijzige gestalte voor zich te zien opduiken. Toch had Manchi niet onder woorden kunnen brengen waardoor de vader ontzag inboezemde; hij strafte zelden, maar geen kind of bediende zou er ooit aan hebben gedacht zijn aanwijzingen in de wind te slaan.

Weer zag de teruggekeerde hetzelfde beeld van vroeger: de vader die door de tuin liep, een bediende met de gieter achter hem aan. Iedere paar passen bleven zij staan voor een der potten die het karige vocht voor de struiken moesten vasthouden. Terwijl de jongen de plant begoot, bond Sjon Abram hier een knop op, snoeide daar weer een wilde rank. En als alle ochtenden van voorheen, nam hij tot slot een paar bloemen mee naar de slaapkamer van zijn vrouw.

Tegen die tijd was zij door de kamenier gewassen en in een krakend gesteven bedjak gestoken. Ze droeg coquet een kanten muts op haar hoofd. De kamer rook fris naar laurierblad door de uitgesprenkelde bay-rum, die hij geregeld voor haar uit Jamaica liet komen. Hoog opgebed tussen de kussens, nuttigde zij haar ontbijt. En wanneer zij klaar was, sprak SJon Abram het dankgebed voor haar uit.

Als Manchi in de vroege morgen zijn moeders wangen zag, moest hij aan wasbleke jasmijnbloesems denken. Ook in andere opzichten herinnerde zij hem aan die plant. De intensieve geur van de bay-rum om haar heen drong tot in de verste uithoeken van het huis door. Zelfs in Leiden had hij vaak gemeend een vleugje daarvan op te vangen. Hoewel zij zelden over de drempel van haar kamer kwam, was zij het middelpunt van het huisgezin. De kleine kinderen werden naar haar toe gedragen, de anderen zaten dicht bij haar. Zij stond zozeer buiten de dagelijkse beslommeringen van het leven dat zij tijd en geduld te over had om zich in hun vertellingen te verdiepen. Haar verbeelding was zo levendig, dat zij geheel in het gebeurde opging.

Het bed was haar element geworden. Daarin had ze de kinderen ontvangen en gebaard en een groot deel van haar

[p. 43]

leven doorgebracht. Ze kon er soms na een kort opstaan hevig naar verlangen en het even later, zodra zij er in lag, weer fel haten. Na de laatste bevallingen waren haar ogen zo zwak geworden dat zij zich zelfs niet meer met haar gebedboek kon bezig houden.

Iedere dag ging Sjon Abram zodra hij uit zijn kantoor kwam, naar haar toe. Naast haar gezeten, met zijn kalotje op het hoofd, las hij haar uit de Heilige Schrift voor. Het was hun beiden aan te zien hoe zeer zij genoten van deze stille uren van samenzijn zo dicht in God's schaduw.

Ook Manchi kwam vaak bij haar en hij voelde de grote belangstelling voor zijn verhalen. Maar zijn drukke verteltrant en de intensieve concentratie putten haar meer uit dan zij wilde toegeven. Wanneer hij wegging, vond zij de stilte een verademing. Manchi daarentegen was blij zijn ledematen weer bij gezonde mensen te kunnen strekken en hardop te kunnen praten.

De twee tantes liepen ook nog steeds als twee kabouters door het huis. Voor zover hij terug kon denken, had hij hen altijd zo bedrijvig gezien. Als ongetrouwde dames mochten ze heel dankbaar zijn bij hun broer Abram te mogen inwonen, ook nadat hij zijn bruid had binnengehaald. Hoewel ouder dan hij, kenden zij hun plaats in het huis, omdat ze zijn brood aten. En wie zou ooit in botsing kunnen komen met een angelieke natuur als Sarah? Zij dankten God dagelijks dat Hij hun de gelegenheid had geschonken zich erkentelijk te tonen, want toen Sarah's krachten met de opeenvolgende bevallingen afnamen, konden zij haar hoe langer hoe meer in het huishouden vervangen. De kinderen die als het ware onder hun ogen geboren werden, waren voor hen de liefste en verstandigste schepseltjes op de hele wereld. Manchi was van jongsaf aan hun lieveling geweest - de stille José kon niet zo goed vleien - en de twee ongetrouwde dames waren geregeld voor de kusjes van de aanhalige jongen bezweken. Nu hij terugkwam, hield hij nog altijd veel van hen, maar

[p. 44]

ondervond vooral dat zijn liefkozingen hem veel voordeel konden bezorgen.

In Holland had hij vaak verzuimd naar de Synagoge te gaan. Daar hij onder zijn vrienden al een uitzonderingspositie bekleedde had hij zich gegeneerd het verschil nog meer te accentueren. Bij zijn thuiskomst vond hij zijn gedrag niet alleen te verontschuldigen, het kwam hem in tegendeel zelfs heel verstandig voor. Zijn vader immers zou er nooit achter komen. En hoe veel meer indruk maakte de eredienst thans weer, nadat de sleur was verbroken! In de eerste tijd genoot hij oprecht van de plechtigheid van de Sabbath.

Sjon Abram stond de trots op zijn gezicht te lezen, wanneer hij in gezelschap van drie volwassen zoons de Synagoge binnenkwam. Zelf temidden der Parnassim, zag hij hen op de eerste rij plaats nemen. Boven op de galerij waren de oudste dochters tussen andere meisjes in gezeten. De wekelijkse uitgang liet hij zich graag wat kosten, want voor de vrouwen was dit een een mooie kans hun kleren te tonen.

‘Kijk. Vader en de broers!’ Gracia stootte Rachel aan. ‘Van hier uit zie je pas goed de nieuwe glans van hun hoge hoeden. Je zou je er in kunnen spiegelen.’

Dit sombere bedehuis waarvan muren en plafond met mahoniehout waren betimmerd, riep menige herinnering in Manchi wakker. Hoe trots was hij geweest bij zijn kerkelijke meerderjarigheid voor het eerst uit de Heilige Schrift te mogen voorlezen! Zonder haperen had hij toen de moeilijke Hebreeuwse letters ontcijferd. De devotie van zijn vader en José was hem altijd vreemd geweest, maar tot zijn eigen verbazing ging hij nu geheel in de plechtigheid op. Van het ogenblik af dat de Voorzanger in zijn welkomstlied de Sabbath als een bruid binnenhaalde, leefde hij mee. Ook onder het zingen van Psalm en Avondgebed bleef hij geboeid. En terwijl de Cantor met zangerige stem de lofzegging over de opgeheven wijnbokaal uitsprak en de dag heiligde, voelde hij zelfs diepe ontroering.

[p. 45]

Wanneer haar krachten het enigszins toelieten, had zijn moeder thuis altijd de plechtigheden van de Sabbath meegemaakt. In de Synagoge dacht hij er aan hoe hij vroeger naast haar had gestaan, terwijl ze van een bediende de kaars had aangenomen om eigenhandig de zevenarmige kandelaar te ontsteken. Hij zag nòg het licht door de slanke handen dringen voor zij het symbolisch door de kamer uitzaaide.

Bij hun aankomst was dit ook nu gebeurd en zat zij reeds in haar gemakkelijke stoel. De kleinere kinderen stonden om haar heen geschaard. Precies als hij vroeger gedaan had, liepen zij nu op de vader toe die hun de handen op het hoofd legde en gingen daarna terug naar de moeder die ook haar zegen gaf. Met heilwensen voor de Sabbath omhelsden alle familieleden elkaar. De negerinnen die eerbiedig buiten de deur gewacht hadden, kwamen nu binnen om de kleintjes naar bed te brengen. En de familie begaf zich aan tafel.

 

Nadat Sjon Abram de Psalm op de dienende Engelen had geneuried, keek hij onder het ‘Lof der Huisvrouw’ zijn echtgenote en beide zusters met veelbetekenende blikken aan.

Op het glimmende damast stonden als altijd wijn en de twee witte Sabbathbroden, met een kleedje toegedekt en hij herkende het oude zoutvaatje. Met de bokaal op de palm van zijn rechterhand, sprak de pater familias de zinnen uit Genesis:

‘En het was avond... en het was morgen... de zesde dag. Toen waren voltooid de hemel en de aarde en al hun scharen. En God had met den Zevenden dag Zijn werk voltooid, dat Hij gemaakt had, en Hij hield met den Zevenden dag van al zijn werk op, dat Hij gemaakt had. En God zegende den Zevenden dag en heiligde hem, want met dezen dag had God met het maken van al Zijn werk, dat Hij geschapen had, geëindigd.’

De plechtige stilte duurde voort onder de lofzegging over de wijn en de wijding van de Sabbath. Toen de vader een

[p. 46]

slokje uit de zilveren bokaal had gedronken, nam een bediende deze over om alle inzittenden een scheutje in te schenken. Twee andere slaven droegen een zilveren kan en schotel aan. José, die opgestaan was, stortte het water uit over de handen van zijn vader. Het dekje van de broden lichtend, sprak Sjon Abram de lofspreuk en brak ze. Nadat hij ieder stukje in zout gedoopt had, deelde hij het onder de familieleden uit. Daarmee was de plechtigheid beëindigd. De kinderen waren opgelucht wanneer zij na het begin van de maaltijd weer mochten praten. Na tafel werden vóór het dankgebed nog gezamenlijk Psalmen gezongen.

Iedere Vrijdagavond hield Sjon Abram open huis. Familieleden en buren stroomden binnen. Wie musiceren kon, gaf iets ten beste. De jongemeisjes declameerden en vaak volgde een literair debat. Een der heren, die bezig was met de vertaling van Molière in het Spaans, las nu en dan een bedrijf voor. Hij vroeg zijn toehoorders advies over de keuze van een bepaald woord. Telkens weer droegen bedienden verfrissende ‘horchate’ aan en gingen schotels met gebakjes rond. Een enkele keer trakteerden de tantes op zelf-gemaakte advocaat.

De eerste weken deden deze uren van gezelligheid Manchi plezierig aan. Maar wanneer hij op de Sabbath voor de tweede keer met zijn vader naar de Synagoge ging, kon hij met moeite zijn gapen inhouden. Hij ademde blij op als na lang uitkijken de eerste sterren aan de hemel verschenen. Dan begon het avondgebed en onder de woorden: ‘Hoor Israël’ nam José de kaars van de bediende over want nu pas mocht hij zelf het verdere licht ontsteken. De vader en broer bleven in gebed verzonken, maar Manchi ontsnapte altijd uit de kamer om kort daarop ongemerkt het huis te verlaten.

Dit waren de wekelijkse feestgetijden, doch vóór Poeriem was het of een springvloed opkwam; de atmosfeer in huis was geladen met een buitengewone bedrijvigheid. De tantes begonnen angstvallig levensmiddelen in te slaan; de vader

[p. 47]

zag met een waakzaam oog toe dat de kippen en kalkoenen goed gemest werden en de koetsier reed vaker om eieren en fruit naar de ‘koenoekoe’.

De vrolijke, gulle Manchi, die altijd veel van dit feest had gehouden, volgde met plezier de voorbereidingen. Door de zorgvuldig gesloten deuren kwam een heerlijke baklucht uit de keuken. Af en toe keek hij in de provisiekamer om onder hevig protest van Rachel uit een der grote trommels te snoepen. Gelukkig was er nog wat over van de voorraden die met hem het huis waren binnengekomen, zodat het huishouden uit die overvloed kon uitdelen.

De dag vóór Poeriem moesten Mirjam en Rachel de twee oude dames bijstaan de bladen die zouden worden uitgedragen, klaar te maken. Er was een jong geheugen voor nodig om de geschenken uit elkaar te houden, opdat niemand het zijne terug ontving. Er waren dingen bij die al lang onder de bewoners van het eiland in omloop waren zonder dat men er toe was gekomen ze op te eten.

Zodra de dienbladen met het kanten kleed waren toegedekt, tilden negerinnen die op het hoofd om wiegelend door de hete straten van de stad de gaven uit te delen. Onderweg kwamen zij soortgelijke stoeten tegen, zangerig een groet uitwisselend. En in huis was het een komen en gaan, want geschenken stroomden weer binnen.

Het vasten vóór Poeriem deed Manchi niet veel; hem wachtte een goed maal en een lege maag kan meer opnemen Ook de Avonddienst was plezierig en de stemming onder het voorlezen van de wonderbaarlijke redding der zonen Israëls door Koningin Esther opgewekt. Op hun meegebrachte rollen volgden de aanwezigen de tekst. Thuis moest de familie even wachten totdat Sjon Abram zijn vrouw de rol van Esther had voorgelezen. In de eetkamer brandden alle kandelaars en de rijke spijzen werden overvloedig met wijn besprenkeld. Na een lange maaltijd zongen allen nog aan tafel het ‘Poeriem, poeriem lanu’.

[p. 48]

De volgende dag werkte Sjon Abram wel enkele uren na de ochtenddienst, doch het middageten was even machtig als de vorige dag. Tegen de avond stroomden bezoekers het huis binnen en de voorraad lekkernijen bleek onuitputtelijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken