Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kunst en leven, een wankel evenwicht (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kunst en leven, een wankel evenwicht
Afbeelding van Kunst en leven, een wankel evenwichtToon afbeelding van titelpagina van Kunst en leven, een wankel evenwicht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.30 MB)

XML (1.14 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kunst en leven, een wankel evenwicht

(1994)–Lut Missinne–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Ethiek en esthetiek: prozaopvattingen in Vlaamse tijdschriften en weekbladen tijdens het interbellum (1927-1940)


Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

Hoofdstuk 1
Enkele theoretische en methodologische aantekeningen bij de studie van literatuuropvattingen

Het opzet van dit onderzoek is een beschrijving en analyse van opvattingen over proza die in literair-beschouwelijke opstellen, in kritische besprekingen, in polemische en programmatische artikelen voorkomen, hetzij in expliciete hetzij in impliciete vorm. Literatuuropvattingen vormen slechts één deelaspect van het bijzonder omvangrijke onderzoeksterrein dat de hedendaagse literatuurstudie bestrijkt. Zowel norm- en waardensystemen, receptieprocessen, publieksgroepen, distributie-apparaten, allerhande literaire instituties en organisatievormen van het literaire bedrijf, als leesgezelschappen, het drukkers- en uitgeversbedrijf, boekhandels, leenbibliotheken, genootschappen, academies etc. komen daarin aan bod. Dit houdt in dat het huidige literatuuronderzoek het literaire gebeuren als een uitgebreid maar ook als een bijzonder complex fenomeen beschouwt. Literaire processen worden bestudeerd op diverse niveaus (produktie-, distributieen receptieniveau), in verschillende dimensies en relaties (historische, sociale, culturele en economische context) en naar verschillende aspecten (genres, canonisering, functies, waardensystemen).

Het fenomeen literatuur wordt in deze visie benaderd als een systeem met diverse deelsystemen, dat naast en in interactie met andere maatschappelijke systemen functioneert. Blikvangers in dergelijk onderzoek zijn de inter- en intrasystemische relaties,Ga naar voetnoot(1) de evoluties en veranderingen,Ga naar voetnoot(2) en de norm- en waardensystemen.

 

Binnen een dergelijk kader dat de relativiteit van het begrip literatuur sterk beklemtoont, vormt het onderzoek naar literatuuropvattingen een belangrijk deelaspect. De concretiseringen van deze opvattingen in literair-beschouwelijke, kritische en programmatische uitspraken kunnen worden beschouwd als ‘handelingen’, uitgevoerd op basis van bewuste en onbe-

[pagina 20]
[p. 20]

wuste motieven, van literaire en niet-literaire ideeën en normen. Deze handelingen kunnen vervolgens naar diverse aspecten worden onderzocht. In de eerste plaats kan men de achterliggende, al dan niet elders geëxpliciteerde opvatting over de aard en/of de functie van literatuur trachten te reconstrueren. Daarna kan men vragen stellen over de aanwezigheid van niet-literaire motieven achter de uitspraken, over de manier waarop standpunten van andere literatoren en critici worden geïnterpreteerd en weergegeven, over de positie van de criticus in het literaire circuit (aankomend of gezaghebbend) of over de aanpassing van de woordvoerder aan zijn medium en het publiek waarvoor hij schrijft. Ten slotte kan men op zoek gaan naar mogelijke interferenties tussen de artistieke stellingnames en de ideologische, politieke, religieuze opvattingen van de auteur of criticus, naar de mate waarin hij zich als woordvoerder van een bepaalde levensbeschouwelijke overtuiging profileert. Het blijkt immers niet zo te zijn dat esthetische waardeoordelen automatisch primeren op ideologische opvattingen. Waarderingscriteria zijn vaak van extraliteraire aard en esthetische criteria blijken niet zelden te dienen om een voorafgaand ideologisch oordeel te staven (Jurt 1980).

 

In de jaren tachtig werd vooral in Nederland opmerkelijk veel aandacht besteed aan het onderzoek van poëtica's en literatuuropvattingen.Ga naar voetnoot(3) Deze trend was vroeger al ingezet met de studie van J.J. Oversteegen, Vorm of vent. Opvattingen over de aard van het literaire werk in de Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen. De auteur formuleerde zijn vraagstelling als volgt: ‘welke denkbeelden omtrent de aard van de literatuur treft men in ons land bij de literaire critici aan in de jaren tussen de twee wereldoorlogen, en hoe worden deze opvattingen in verband gebracht - àls dat gebeurt - met de kritische theorie en praktijk’ (1978Ga naar voetnoot(3):2). Het merendeel van de 28 hoofdstukken van Oversteegens boek was gewijd aan de belangrijkste tijdschriften of aan hun voornaamste representanten; enkele ervan beschreven levensbeschouwelijke richtingen of concentreerden zich op een belangrijke discussie, namelijk die over de bloemlezing Prisma. Bij het verschijnen van de studie in 1969 werd door critici op verscheidene tekortkomingen gewezen. L. Mosheuvel (1970) signaleerde dat Oversteegen het literair-historisch perspectief in de behandeling van de Prisma-discussie had veronachtzaamd en hij vroeg tegelijk meer aandacht voor strategische motieven van niet-literaire aard. Zo beweerde hij dat bij E. du Perron praktische overwegingen (o.a. de publikatiemogelijkheden

[pagina 21]
[p. 21]

voor zijn eigen werk) tot zeer onprincipiële beslissingen aanleiding hadden gegeven. De kritiek van J.J.A. Mooij (1969) op Vorm of vent betrof vooral het gebrek aan aandacht voor de discursieve context waaruit de uitspraken van de critici werden gelicht, een kritiek die hij in gedetailleerde beschouwingen toelichtte. H. Scholten (1989) toonde aan hoe een geïsoleerde bespreking van literaire denkbeelden (i.c. van Jan Engelman) tot vertekeningen leidde.Ga naar voetnoot(4) Hij corrigeerde Oversteegens voorstelling door onder meer de evolutie in Engelmans denken over literatuur, zijn positie in het kritische debat en zijn betrokkenheid bij het tijdschrift waarin zijn uitspraken verschenen, bij de analyse te betrekken. Zoals Scholten het formuleerde: ‘er zijn [...] niet alleen “specifiek literaire” maar ook (literair)- historische, biografische en psychologische factoren in het geding.’ (Scholten 1989:28).

In zijn studie Beperkingen (1982) koos Oversteegen opnieuw literatuuropvattingen als centraal onderzoeksobject. Hij gaf daarin een grondige omschrijving van dit begrip en onderscheidde daarin de drie componenten: aard, functie en strategieën. Daarbij stelde hij vast dat de vraag ‘waarom op een bepaald moment de literatuur een gepriviligieerde rol toebedeeld krijgt bij het effektueren van een bepaalde (taalfunktie)’ onbeantwoord is gebleven.Ga naar voetnoot(5) Oversteegen beweerde wel dat vermoedelijk ‘de hele (buitenliteraire) situatie in de analyse [moet] betrokken worden om de (tijdbepaalde) specifieke funktie(s) uit al de beschikbare mogelijkheden te lichten’, maar hij liet die kwestie verder voor wat ze was (Oversteegen 1982:59-60). Onderzoek naar de context bleef voorlopig een vrome wens.

 

Rond het midden van de jaren zestig voerde Pierre Bourdieu, van huize uit socioloog, het begrip literair veld (als deelsysteem van het intellectuele veld) in, om de werken en strategieën van auteurs mede vanuit hun omgeving te kunnen verklaren (Bourdieu 1966). Intussen zijn in Frankrijk een flink aantal onderzoeksprojecten uitgevoerd die zijn veldtheorie als theoretische basis hanteren.Ga naar voetnoot(6) Voor Jurt ligt het belang van Bourdieus bijdrage tot de literatuursociologie hierin dat hij probeert ‘mittels dieses Begriffs [veld] die horizontale Dimension der Positionen und Oppositionen der einzelnen Schriftsteller untereinander zu erfassen, und nicht nur vertikale Homologien zwischen Werk-, Bewusstseins- und Gesellschafsstrukturen auszumachen.’ (Jurt 1981:456).

[pagina 22]
[p. 22]

Bourdieus veldtheorie biedt voor het onderzoek van literatuuropvattingen twee voordelen. Ten eerste besteedt ze, zoals Jurt aanhaalde, grondig aandacht aan de interne (oppositionele) structurering en interacties tussen de fenomenen van het literaire leven. Ten tweede houdt Bourdieu rekening met de mediëringen die binnen het veld gebeuren. Door de introductie van een notie als habitus voert hij een niveau in van waarnemingsschema's die de beeldvorming binnen het veld bepalen. De manier waarop relaties tussen actoren of groepen binnen het veld worden waargenomen, is bemiddeld door de positie van die actoren of groepen, bijvoorbeeld tegenover de culturele legitimeringsinstanties. Voor de studie van poëticale opvattingen is dit een belangrijke nuancering. Bourdieu probeert op die manier rekening te houden met een interactie tussen de (objectieve) structuren van het veld, de posities die actoren of groepen innemen én de (subjectieve) representaties en beeldvormingen binnen dat veld.

In de volgende paragraaf geef ik een korte voorstelling van de veldtheorie van Bourdieu, waarbij ik mij vooral concentreer op haar toepassingsmogelijkheden voor het onderzoek van literatuuropvattingen.

voetnoot(1)
J. Schönert (1985:307) noemt de functionele relaties hét object van de analyse.
voetnoot(2)
Veranderingen zijn het onderzoeksobject bij uitstek voor Ort: ‘change should rather be seen as an integral part of the system, not just in terms of its effects on the establishment or dissolution of particular structures, but as a phenomenon in its own right, with its own specific structure.’ (Ort 1985:327-329).
voetnoot(3)
B.v. J.J. Oversteegen (1978; 1982), W. Van den Akker, Een dichter schreit niet; aspecten van M. Nijhoffs versexterne poetica. Utrecht, 1985; S. Bakker (1985), G. Bork & N. Laan (1986); N. Maas, Marcellus Emants' opvattingen over kunst en leven in de periode 1869-1877. Nijmegen, 1988; H. Bekkering, Veroverde traditie. De poëticale opvattingen van S. Vestdijk. Amsterdam, 1989; W. Glaudemans, De mythe van het tweede hoofd. De literatuuropvattingen van W.F. Hermans, 1945-1964. Utrecht, 1990.
voetnoot(3)
B.v. J.J. Oversteegen (1978; 1982), W. Van den Akker, Een dichter schreit niet; aspecten van M. Nijhoffs versexterne poetica. Utrecht, 1985; S. Bakker (1985), G. Bork & N. Laan (1986); N. Maas, Marcellus Emants' opvattingen over kunst en leven in de periode 1869-1877. Nijmegen, 1988; H. Bekkering, Veroverde traditie. De poëticale opvattingen van S. Vestdijk. Amsterdam, 1989; W. Glaudemans, De mythe van het tweede hoofd. De literatuuropvattingen van W.F. Hermans, 1945-1964. Utrecht, 1990.
voetnoot(4)
Het bedoelde opstel van Scholten, ‘Ambrosia, uw naam klinkt als een veelvoud’, verscheen oorspronkelijk in 1975 in Studies voor Zaalberg, Leiden, p.176-186.
voetnoot(5)
Cf. de centrale vraagstelling van J. Jurt: ‘Welche soziale Gruppen ein bestimmtes Werk oder bestimmte Werke gelesen haben (...), wie diese Texte konkretisiert wurden und (...) vor allem (...) warum diese oder jene Rezipientengruppe diese oder jene Lesart vorgelegt hat.’ (Jurt 1979:217).
voetnoot(6)
Resultaten daarvan verschenen o.m. in Actes de la recherche en sciences sociales, en in Lendemains.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken