Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Carolina van Eldenberg. Eerste deel (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Carolina van Eldenberg. Eerste deel
Afbeelding van Carolina van Eldenberg. Eerste deelToon afbeelding van titelpagina van Carolina van Eldenberg. Eerste deel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.28 MB)

ebook (3.46 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Carolina van Eldenberg. Eerste deel

(1811)–Petronella Moens–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 238]
[p. 238]

Mevrouw Edeling aan Mevrouw van G....

Mevrouw en Geëerde Vriendin!

 

Mijn lang stilzwijgen op uw' vriendelijken brief, doet mij blozen; en schoon ik in het kort weêr in uwe buurt hoop te zijn, wil ik toch niet voor uwe oogen verschijnen als uwe schuldenares; of liever, de schijn van achteloosheid omtrent het beantwoorden van vriendschap voedende brieven, waar onder ik den uwen reken, zou mij dan waarlijk tot een kwellend verwijt verstrekken. Neen, Vriendin! achteloosheid was de oorzaak niet van mijn stilzwijgen. Het niet beantwoorden van brieven strijdt in mijn oog met alle welvoeglijkheid; immers, zoo lang ik geene gewigtige redenen heb, om eene briefwisseling, die mij tot last of tot oneer verstrekt, aftebreken; en in dat geval, zou ik veel liever met alle opregtheid zeggen of schrijven: ik vind mij niet meer geneigd, om uwe brieven te beantwoorden, spaar dus de moeite om mij te schrijven; dan dat ik mij in het oog van soortgelijke briefschrijvers of schrijfsters aan onwellevendheid zou schuldig maken. Maar lieve, gemeenzame brieven, uit goede deelnemende harten gevloeid, onbeantwoord te laten, teekent eene koele onverschilligheid omtrent onze Vrienden, die al-

[pagina 239]
[p. 239]

tijd grievende is, of eene beuzelachtige drukte, die ons den tijd, zonder dat wij het zelve weten, ontrooft; of dat nog erger is, het teekent eene beleedigende minachting, die de getrouwe harten van ons verwijdert. Doch terwijl mijne Vriendin dit leest, is het toch natuurlijk, dat zij vraagt: waar toe toch deze redevoering over het brieven beantwoorden, en waarom mij dan niet vroeger geschreven? Gij hebt gelijk; al het bovenstaande vloeide mij zoo maar uit de pen, omdat het onderwerp daar aanleiding toe gaf. En wat nu mijn niet schrijven betreft; van het oogenblik af, waar in ik uw' brief ontving, was mijne reis naar Holland bepaald; doch van week tot week deden zich nieuwe beletselen hier tegen op; eindelijk werd de reis geheele maanden uitgesteld, daar ik mijne Dochter, wier Echtgenoot zich in Engeland bevindt, niet wel konde verlaten, vooral daar zij en hare kinderen van tijd tot tijd door vrij zware ongesteldheden werden aangevallen. Het leven in zulk eene gedurige onzekerheid omtrent ons verblijf is onaangenaam, en verstoort alle orde in onze bezigheden. Zoo ging het ten minste met mij; want, daar ik mij anders voorzeker schamen zou, om te zeggen: ik heb geen' tijd, om een' brief te schrijven, was dit nu niet zelden de zuivere waarheid. Bij het waarnemen der drukste huishouding kan eene Vrouw of Huismoeder, die den tijd wijs verdeelt, hem nooit verbeuzelt, en alle hare bezigheden met onschendbare orde verrigt, nog altijd vrije oogenblik-

[pagina 240]
[p. 240]

ken genoeg vinden, om ook haar hart te bevredigen, en het stil genot der Vriendschap door verkeering of gemeenzame briefwisseling te smaken. Doch gedurende den laatsten tijd, dien ik hier bij mijne lieve julie doorbragt, kon ik niets met gezetheid verrigten. Het was mij, als of ik al dien tijd op reis was; het maken van nieuwe plannen en het zien verijdelen van dezelve, gaf zoo veel verstrooijing, dat de zoete kalmte des huisselijken levens, waar voor het vrouwelijk karakter zoo wel door de natuur gestemd is, geheel voor mij verloren ging. En van daar dan ook, die algemeene wanorder, die ik zoo ik alle mijne zaken en bezigheden zie heerschen. Doch dit zal niet lang meer duren. In spijt van het nog ongunstig jaargetijde, reis ik eerstdaags af. Mijn lieve julie wacht elk oogenblik vol verlangen haren huwelijksvriend, met wien zij, zoo ras de gelegenheid dit toelaat, naar Engeland zal vertrekken. Niets kan mij hier langer terug houden; ik moet mijne carolina wederzien. Ook voor haar klopt mijn hart vol moederlijke liefde. Ach! ik was reeds veel te lang van die dierbare gescheiden.

Ik behoef het niet voor u te verbergen, waarde Vriendin! carolina is zoo gelukkig niet, als alle, die haar kennen, met geheel hun hart moeten wenschen. O! zeg niet, dat mijn Broeder reinhart voor zijn eenig, zijn geliefd Kind, met meer vaderlijke zorg eenen Echtgenoot had kunnen verkiezen. Het hart van carolina verkoos weleer

[pagina 241]
[p. 241]

zelf den Jongen van eldenberg. Haar Vader zoo wel als ik beminde hem; want de grondtrekken van zijn karakter waren schoon, waren onbevlekt. En wie weet, wat de toekomst, hoe donker die dan ook schijen moge, nog aan het licht brengen zal. De volmaakt wijze Bestuurder van onze lotgevallen, die zoo wel de vrije daden en handelingen van den mensch door zijne onbevatbare wijsheid aan de beste, aan de heilrijkste einden vast schakelt, als zijne onbegrensde almagt de beweging van wereld, van maan en zon aan vaste, aan heilrijke regelen verbindt: die volmaakt wijze Bestuurder van onze lotgevallen vestigt ook vooral zijn zorgend oog op de huwelijks verbindtenissen der menschen, die zoo onbegrijpelijk veel invloed hebben, niet slechts op het leven der gehuwden, maar ook op dat der nakomelingen, en ik durf vertrouwen, dat hij ook door de vereeniging van het lot mijner lieve onschuldige Nicht, met dat van den Vriend harer jeugd, eene heilvolle uitkomst bedoelt. Het is waar, wij hebben geen regt, om te verwachten, dat het Opperwezen, de natuurlijke gevolgen van onze onbezonnen stappen of verbindtenissen zal afwenden; wij hebben geen regt, om te verwachten, dat een huwelijk uit eigenbaat, uit lage zinnelijke drift, of uit dwaze grilligheid gesloten, met eendragt en bestendig geluk zal bekroond worden. Neen, wonderwerken, strijdig met den natuurlijken loop der dingen, gebeuren niet. Uit de alsemplant vloeit

[pagina 242]
[p. 242]

geen suiker, en wie distelen zaait zal geene rijke koren-aren maaijen. Maar de goede God, hoop ik, zal de stille, lijdende deugd van de lievelinge mijner ziel, die ik met zoo veel teederheid opvoede, bekroonen. Rijk is van eldenberg niet; dit was aan mijn' Broeder bekend: ook is het mogelijk, dat mijne geliefde Nicht alles, wat zij heeft, zal zien opofferen, om de eer van den ouden van eldenberg te redden; maar hoe beklagenswaardig dit ook zijn mag, het zou haar niet wezenlijk ongelukkig maken. O! zoo ik het leven van mijnen geliefden edeling had kunnen behouden, hoe weinig had ik mij als dan bekommerd, schoon men mij alles, tot den laatsten penning toe, had ontroofd. O! in die oogenblikken, waar in de gevoeligste zijde van ons hart wordt gekwetst, bezeffen wij eerst regt, hoe niets beduidende de rijkdom is; ja hoe niets beduidende alle grove zinnelijke genietingen zijn, in vergelijking met de redelijke, de waarlijk menschelijke genietingen. O Vriendin! hebt gij ooit bij het ziek- of sterfbed van eene dierbare Vriendin, van eenen geliefden Bloedverwant, of bij dat van uwen zoo hartelijk betreurden huwelijks Vriend, aan het behouden of aan het vergrooten van uwe rijkdommen kunnen denken? Ach! zoudt gij ooit een oogenblik geaarzeld hebben, om het lijden van uwen stervenden geliefden, of dat van een uwer lieve kinderen, wanneer gij door moederlijke angst gepijnigd bij hun wiegje den langen droevigen nacht door-

[pagina 243]
[p. 243]

waakte, ten koste van alle uwe schatten te verzachten. O neen! ik weet het mijne Waardste! elke Moeder, die met een bloedend hart en betraande oogen bij den dood kranken lieveling van hare ziel biddend nederzit, die hare blikken aan elk trekje van het lieve gelaat, waar op de scheidende ziel schijnt te zweven, vast hecht, terwijl zij elke benaauwde ademhaling zoo pijnelijk gevoelt, en zoo gaarn haar eigen leven in de beklemde borst des lievelings zou willen ademen: ach! ik weet het, elke Moeder zou in die oogenblikken geheele werelden versmaden, indien zij voor dezelve de herstelling van haar dierbaar kind konde koopen. Ja, ik herhaal het, doodarm; zou het leven van mijnen edeling, toen hij zoo jammerlijk voor mijne oogen vermoord, in zijn bloed lag te wentelen, mij rijker hebben gemaakt, dan alle de Vorstinnen der aarde te zamen. Rijkdom maakt dus ons wezenlijk geluk niet uit. Deed hij dat, o hoe vele duizenden zouden dan rampzalig zijn; en hoe weinig staat zou zelfs de rijkste dan op zijne gelukzaligheid kunnen maken! Maar God zij gedankt, het waar geluk is op geene vergankelijke goederen gegrond, maar het woont in elk edeldenkend hart. Het schuwt de nederige hut der armoede, noch het verlaat het harde strooleger van den stervenden vriend der deugd. Gisteren nog gaf ik met mijne lieve Dochter een bezoek aan eenen stervenden Grijsaard, die sedert eenige jaren van elk vergeten,

[pagina 244]
[p. 244]

doch door zijn beminnend kroost omringd, hier op het land der grievendste behoeften verduurde. Weleer bekleedde hij eenen aanzienlijken Post, doch hij verviel in ongunst, en werd gedwongen met Vrouw en Kinderen zijn Vaderland te ontvlugten. Op vreemden grond zag hij zich gedwongen, om het brood voor de zijnen te bedelen, of om als daglooner voor het onderhoud van zijne lievelingen te zorgen. De edele man verkoos het laatste, en verdiende niet slechts brood, maar ook de eerbiedigste, de dankbaarste liefde van de zijnen. In gerustere dagen keerde hij met hen naar Frankrijk terug, om, door de Vaderlandsche lucht omvloeid, met nieuwen lust te arbeiden. Hier huurde hij een klein stukje lands, bebouwde dat met zijn kroost, was een voorbeeld van de Godvruchtigste menschenliefde, en genoot de zaligste ziele-rust. O Vriendin! gij had hem moeten zien, zoo als hij daar op het veege sterfbed lag, met de doodskleur op het gelaat, maar met hemelsche kalmte in het brekende oog, en met den troostenden lach der hoop op de lippen. Zijne kinderen omringden weenende zijn leger, en vier lieve, bevallig blozende kleinkinderen lachten hem weemoedig aan, of overdekten zijne uitgeteerde handen met vleijende kusjes en kinderlijke traantjes. Ik naderde zijn bed. ‘Hoe hebt gij het Vader?’ vraagde ik. ‘Heel goed, lieve Mevrouw!’ - was het antwoord - ‘heel goed. Ik sterf te vreden en dankbaar, gelijk ik geleefd

[pagina 245]
[p. 245]

heb. O! hoe weinige genoten zoo veel aardsche zaligheid als ik. Geene wroeging om gepleegde gruweldaden verscheurde mij het hart. Gebreken had ik; menigwerf struikelde ik op den weg der deugd, maar jezus, op wiens kruisbeeld ik mijne brekende oogen vestig, ziet mijn opregt berouw, en biedt mij vol goddelijke broederliefde vergiffenis. De dood voert mij in zijne heerlijkheid. Wat zou ik meer begeeren? Valsche Vrienden omringen den stervenden Vorst maar deze gezegende kinderen, die mij nooit bedroefden, weenene mij hunne liefde toe. Ja, ja, mijne ziel zal hun nog zegenen, wanneer zij mij, met zachte bevende handen, luid snikkende, de oogen toedrukken; en deze kleine, jeugdige Engelen, o! zij zijn de lieve levende gedenkteekens van mijnen naam! Zie! dat onschuldig, bloeijend nakroost, waar in mijn beeld, waar in mijne gevoelens zullen herleven, zal mij op deze aarde, en eeuwig in den Hemel tot glorie verstrekken. Vloeken zal men mijne nagedachtenis niet. Nooit heb ik mensch of dier bedroefd. Het geluk van alle Gods lieve schepselen was mij dierbaar dat weet de groote Regter der wereld, die mij, omdat ik veel heb liefgehad, en in navolging van hem voor mijne vijanden om ontferming bleef bidden, den palmtak des vredes zal toereiken.’

De goede Grijsaard sprak dit alles met tusschenpoozen, maar toch met een telkens opvlammend vuur. Toen hij zweeg, hing mijne ziel nog aan zijne lippen; wij namen afscheid. Hij drukte ons

[pagina 246]
[p. 246]

minzaam de hand, sprak nog eenige woorden, doch met eene verflaauwende stem, en viel toen in eene sluimering, waar uit hij niet weer ontwaakte. Wat zegt gij, Vriendin! had deze brave man, met zijn' rijkdom ook zijn geluk verloren, of was dat geluk boven alle wisseling verheven? O ja, dat was het! Alle armen zijn zeker zoo gelukkig niet, als mijn Grijsaard; want alle zijn zoo dankbaar, zoo tevreden, zoo waarlijk godvruchtig niet; maar deze zouden ook niet gelukkig zijn, al bezaten zij koninkrijken vol zuivere goudmijnen. De edeldenkende rijke beschouwt zijne schatten met een dankbaar welgevallen; hij besteedt ze tot de beste einden; doch hij weet, dat zij geene wezenlijke waarde hebben, en slechts tot de zinnelijke wereld, die voorbij gaat, behooren. Voor de zedelijke wereld, waar voor hij bestemd is, verzamelt hij edeler, bestendiger schatten, als kennis, reinheid van hart, en zalige zelfsvoldoening over het vervullen der heiligste pligten. Mijn Broeder reinhart denkt even zoo over den rijkdom, en het hart van zijne lieve Dochter koestert geene andere gevoelens. carolina zal altijd rijk zijn, al ontneemt men haar het laatste wat zij bezit, zoo lang zij de rust van haar geweten kan bewaren. Vergeef het mij, mijne Waarste! dat dit onderwerp mij zoo verre deed uitweiden; wij zullen daar nog wel eens nader over praten.

Ik dank u wel voor de medegedeelde bijzonderheden het sterven der jonge, der beminnelijke

[pagina 247]
[p. 247]

Vrouw van den Heer waarburg betreffende. Weinig dacht ik, toen zij als het beeld der blozende gezondheid, mij den afscheidskus op de wangen drukte, dat ik haar niet weder zou zien. Ik beklaag den braven Dominé, en vooral zijne lieve onnoozele Kinderen, die hun verlies nog niet gevoelen. De Echtgenoot, die zijne zalige Gade eenzaam naweent, kan nog hopen, eene even beminnelijke gezellin des levens op aarde te zullen weder vinden, doch waar zullen zijne jonge moederlooze wichtjes het teeder zorgend, het geduldig, het ontfermend moederhart weder vinden. Ten uiterste zeldzaam is dit het geval; ook dan zelfs, wanneer zij uit gevoel van pligt en uit het goedhartigste medelijden met zachtmoedige liefde behandeld worden.

Het doet mij leed, dat gij niet beter over uwe Dochter hesje tevreden zijt. Zeker, de lieve, gulhartige lucie bevalt mij oneindig meer dan hare Zuster; maar hesje zal ook hare goede zijde hebben, en zoo het oog der liefhebbende Moeder, die niet weten te ontdekken? O! ik weet het, uw hart pleit voor haar, terwijl uwe lippen haar beschuldigen; is het niet zoo mijne Vriendin? Wij beschuldigen wel eens met gestrengheid een geliefd voorwerp, waar over wij op dat oogenblik niet regt voldaan zijn, alleen omdat wij heimelijk hopen, ons te zullen horen tegenspreken, en de aangeklaagde lieveling te zullen horen verdedigen. Doch wat hier ook van zijn moge, dit alleen kan ik u

[pagina 248]
[p. 248]

verzekeren, dat hare gemelijkheid en eigenzinnige twistzucht geene natuurlijke gevolgen zijn van het veel lezen, of van het verzamelen van nuttige kundigheden. Geloof mij, lieve Vriendin! eene Vrouw, die haar verstand oefent, met het edel oogmerk, om zich zelve te volmaken, opent ook te gelijk haar hart voor alle de zachte genoegens van het gezellige leven, en stelt haren hoogsten roem in het vervullen van alle vrouwelijke pligten. Ik bedroef mij altijd, wanneer ik met verachting van Vrouwen, die zich met letterkundige bezigheden vermaken, hoor spreken. Een Meisje, dat al haren tijd verbeuzelt, aan het uitkiezen van opschik, aan het bestuderen der gedurig afwisselende mode, of aan duizend andere nuttelooze dingen, kan men dulden; maar een Meisje, dat al den tijd, dien zij kan uitsparen, besteedt aan het ontwikkelen van hare zielsvermogens, wordt meestal, door domme, beuzelachtige gezellinnen en derzelver even beuzelachtige aanbidders, met den naam van Filozoof of Geleerde beschimpt; zelfs de gehuwde Dame, die reeds Moeder is, mag de huishouding, zoo wel als hare kinderen, aan de zorg van loon trekkende bedienden ten beste geven, om dagelijks eenige uren op praatpartijen, aan de speeltafeltjes, of in den Schouwburg door te brengen; maar vindt men ongelukkig de Vriendin van letterbezigheden, in een uitgespaard uurtje, nevens de wieg van haar slapend kindje met een boek of met de pen in de hand - o! dan is het eene Sa-

[pagina 249]
[p. 249]

vante. De Mannen, die zich schamen op het denkbeeld, dat zulk eene Vrouw wel ligt meer kundigheden bezit dan zij zelve, immers, indien zij geene lust hebben, om die ook te verzamelen, roepen dat de bezorging der kokerij en der wast in gevaar is, en de onkundige schijnvriendinnen der arme lezende Vrouw voorspellen den ondergang van het geheele huisgezin, terwijl zij vol nijd, dat rampzalig gebrek van kleine praatzuchtige zielen, elke lofspraak, die de regtvaardigheid haar toefluistert, zoeken te versmoren. Ik beken het, daar zijn Meisjes en Vrouwen, die met hare zucht tot letteroefening willen pronken; die zich bijna schamen tot onze sekse te behooren, en alle vrouwelijke pligten verzuimen. Deze zijn verachtelijke wezens; doch dat zouden zij zijn, al waren de letters nooit uitgevonden. Welligt zouden zij dan in jagen in visschen of in iets, dat nog minder aan Vrouwen voegt, haren roem stellen. Zulke Vrouwen zijn niet wijs, niet verstandig. De grootste modepop is in mijn oog veel verdragelijker dan zulk eene vrouwelijke Geleerde. Pligts verzuim is altijd schandelijk, pralerij is altijd hatelijk; maar wanneer men zoo geheel zijn' kring verlaat, wanneer men zoo geheel tegen de orde der dingen aan handelt, dan verwekt men afkeer. Geene Vrouw, geene Moeder te willen zijn, zich die dierbare pligten te schamen, is onnatuurlijk. Doch dit vloeit uit onverstand en trotsheid, maar niet uit wel geschrevene boeken. En ik begrijp niet,

[pagina 250]
[p. 250]

hoe de vrouwelijke ijdelheid ooit zulk eene verkeerde wending kan nemen. O ja! laat zich die ijdelheid nog veel liever in hare volle kracht binnen den vrouwelijken kring vertoonen, dan dat zij zulke ellendige uitstappen doe. Zucht om te behagen, die ons geslacht zoo eigen is, kan, verbeeld ik mij, geene Vrouw of Meisje bewegen, om door ziels- of ligchaams-oefeningen, waartoe wij geheel niet of minder bestemt zijn dan de mannen, uittemunten; want ons eigen gevoel van het ware schoone bestuurt altijd meer of min de zucht om te behagen; en alles, wat onnatuurlijk is, strijdt met ware schoonheid; dus ook Vrouwelijke schoolgeleerdheid of het pralen met hooge, afgetrokkene wetenschap. Zulke Vrouwen zijn voor mij even zoo onbehagelijk, als een Generaal zou zijn, die, in plaats van krijgskundige plannen te maken, kinderkousjes zat te breijen; of een Staatsman, die het belang der Volken opofferde, om Konfituurtaartjes te bakken. Doch laat ik hier van afstappen.

Ik weet niet, wat uwe hesje zoo al meest leest; want alle leeslust zonder onderscheid is ook al niet nuttig. Dit moest ik u nog zeggen. Het is wel jammer, dat zoo veel neiging tot lezen misbruikt of kwalijk bestuurd wordt. Wij hebben een schat van goede boeken, doch het is daar mede, als met de onderscheidene spijzen; zij dienen voor alle gestellen niet. Mogelijk leest uwe Dochter veel Romans. Dit zijn geschiedenissen die in den Volks-

[pagina 251]
[p. 251]

stijl geschreven zijn. Ook onder dezen hebben wij heel veel schoone en goede, die voor verstand en hart heilzaam zijn; doch ook deze dienen niet voor alle leeftijden. Wanneer kinderen of jonge lieden, die nog niets weten, beginnen met Romans te lezen, dan heb ik weinig verwachting van hunne vorderingen in kennis. Zij verslinden de Romans met toenemende begeerte; maar alle andere boeken, die het verstand voeden en verrijken, baren weerzin en verveling; terwijl niet zelden de Romans hun ontijdig bekend maken met hartstogten en driften, die zonder deze kennismaking, nog lang zouden gesluimerd hebben. Ook is het wel mogelijk, dat jonge lezeressen zoo geheel op denkbeeldige tooneelen verplaatst, met alles, wat hun omringt, ontevreden worden. Doch ik zal beproeven, wanneer ik weer op mijn geliefd Vredenburg leef, of ik met uwe Dochter nader kennis kan maken, en welligt bevallen dan haar mijne raadgevingen.

Ik lees ook nog al veel, Vriendin! maar ben ik daarom twistziek en gemelijk? Neen, die leest, om wijs te worden, en zich te verbeteren, zoekt vooral alle hatelijke luimen te overwinnen. Hoe beminnelijk was niet het gezelschap van zantje waarburg? Viel zij ons ooit lastig met laffe beuzelpraat? Maakte zij zich ooit schuldig aan het kwaadspreken, of aan het schilderen der gebreken van bekenden, of van arme dienstboden, die niets hebben dat hunne eer en goeden naam, waar aan de

[pagina 252]
[p. 252]

meeste Vrouwen zich op elk theebezoek, zoo jammerlijk bezondigen! O neen! het goede, het verstandige zantje mengde altijd iets nuttigs, iets belangrijks in hare gesprekken, ook dan, wanneer zij over de geringste huisselijke zaken sprak, of, met de levendigste moedervreugde ons de opluikende vermogens van hare lieve kleinen teekende. En geloof mij, zantje waarburg was eene beminnares van lezen. Het ontbrak haar nooit aan tijd hier toe; en gij weet welk eene lieve Huismoeder zij was; doch zij regelde alle hare bezigheden op de verstandigste wijs.

Ik moet eindigen mijne Waardste! Ik sluit dezen in een' brief aan mijne geliefde carolina, waar in ik haar meld, dat ik binnen weinige dagen hoop bij haar te zijn. O was ik reeds bij haar! Ik heb de wintermaanden met smart om harent wil doorgebragt; en schoon het voorjaar nog koud en bar is, zie ik mijne reis met ongeduld te gemoet. Vaarwel, groet de beide jonge Dames voor mij; haast hoop ik mij mondeling te noemen

 

Mevrouw!

 

Uwe hoogachtende Vriendin

 

s. edeling Geboren d.....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken