Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Europa (1945)

Informatie terzijde

Titelpagina van Europa
Afbeelding van EuropaToon afbeelding van titelpagina van Europa

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.17 MB)

Scans (29.11 MB)

XML (0.03 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Europa

(1945)–Maurits Mok–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

III

 
IK heb Europa's straten vol gezien
 
met jonge mannen die ten oorlog togen,
 
het licht der wereld stroomde in hun ogen,
 
die blonken als een stalen vliegmachien
 
hoog in de zon; ik heb hun sterke voeten
 
de aarde in éen rhythme horen slaan,
 
dat was de kracht van mannen die zich aan
 
de droom die leven heet verteren moeten.
 
Hoog rees hun lichaam voor de horizont,
 
er trilde spanning in hun jonge handen,
 
die van een nameloos verlangen brandden,
 
dat opsteeg uit de diepe wereldgrond.
 
Wie waren zij? Hoe zeide men hun namen?
 
Zij heetten John en Heinrich en Gérard,
 
gegrepenen die tot vervulling kwamen,
 
nooit werden zij zo groots de kim gewaar.
 
Die gisteren als nameloze mieren
 
verloren leefden in hun wijde land,
 
zij waren heden mannen van een fiere
 
bewustheid die zich voor de hemel plant,
[pagina 18]
[p. 18]
 
gereed om heel haar diepte uit te drinken;
 
zo ruim is soms de menselijke borst
 
dat aard en hemelen er in verzinken
 
en nog is er geen lessing voor haar dorst.
 
De vaandels vlogen, de trompetten riepen
 
de hoge juichtoon van de zegepraal,
 
het was of zij een nieuwe wereld schiepen,
 
de mannen duizelden voor deze taal
 
en wierpen feller de gespierde lijven
 
de einder tegemoet, waar in een wolk
 
van louter zon de vijand moest verblijven,
 
een vreemd, ook tot de strijd geroepen volk.
 
Zij kenden niet die anderen, zij wisten
 
slechts de rechtvaardigheid van hunne zaak,
 
hun jonge bloed mocht eindelijk eens gisten,
 
hartstochtelijk zich wijden aan een taak.
 
Europa had geen dromen meer te schenken
 
dan die verstikt werden in bloed en slijk,
 
maar zij, wier levensdrift nog niet kon denken,
 
hadden visioenen van het eeuwig rijk,
 
waarvoor de mens door God eens werd gesch apen;
 
zij waren door een grote macht geraakt,
 
die hamering verwekte in hun slapen,
 
en als zij even hebben halt gemaakt,
[pagina 19]
[p. 19]
 
stonden zij peinzend voor zich uit te staren,
 
zich vragend wat hun leven worden zou,
 
maar voelend dat zij opgenomen waren
 
voorgoed bij zonnegoud en hemelblauw,
 
een element onder de elementen;
 
en ook des nachts waren zij onbevreesd,
 
zij sliepen simpel in hun linnen tenten,
 
nooit was de aard hun zo nabij geweest.
 
Geen wezen zou hun zo verbonden blijven
 
als deze aarde, zij verslond hun bloed,
 
zij dronk de laatste sappen uit hun lijven,
 
zij heeft zich met hun beenderen gevoed.
 
Het hemelhoge en de ingewanden
 
der zee waren gelijkelijk vervuld
 
van het geweld dat overal de landen
 
heeft in een damp van puin en bloed gehuld.
 
Ik heb hun jonge leven op zien rijzen,
 
een zuil van vuur die naar de hemel spoot,
 
ik heb hun flardig lichaam zien verijzen,
 
verscheurd door een meedogenlozen dood;
 
ik heb hun lijken naar de kust zien drijven,
 
zacht wiegend op het deinen van de zee,
 
ik heb de jammer van geschonden lijven
 
zien suizen uit de hemel naar beneê.
[pagina 20]
[p. 20]
 
Millioenen ogen boren in de mijne
 
het donkere geweld van deze vraag:
 
Wie deed ons in het gouden licht verschijnen?
 
Wie stortte ons in dezen dood omlaag?
 
Ons hart heeft naar het leven pijn geleden,
 
wij hongerden, maar werden niet verzaad,
 
men heeft ons met fanfares aan doen treden,
 
nooit was er zulk een gruwelijk verraad.
 
Geen stenen zelfs voor brood heeft men geboden
 
aan ons die dorstten naar het puurste licht:
 
ons eigen hart hebben wij moeten doden,
 
eer aan ons lijf het sterven werd verricht. -
 
Ik voel hun ogen in mijn ogen branden.
 
O God, waar berg ik mijn beangst gelaat?
 
Ik bid: neem Gij hun leed in uwe handen,
 
want menselijke macht weet hier geen raad.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken