[Bos, Pieter]
BOS (Pieter) Adriaanszon, geb. te Sliedrecht 11 Dec. 1835, overl. te Dordrecht 17 April 1904, was de oudste zoon van A. Bos (zie hiervoor) en A. Visser. Hij was eenige jaren bij zijn vader werkzaam en toen deze overleed werd hij met zijn broeder P.A. Bos (die volgt) opgenomen in de firma J. van Haaften. Deze firma nam na het uittreden van van Haaften in 1868 den naam A.B. van Tienhoven, en in 1873 (hoewel van Tienhoven lid der firma bleef), den naam P.A. Bos aan. Deze naam, naar den tweeden zoon, werd gekozen omdat P. Bos Az. toentertijd ziekelijk was. Van 1880 tot zijn overlijden was hij weder gezond.
Na het overlijden van A. Bos en voordat de firma den naam P.A. Bos aannam, zijn door haar de volgende belangrijkste werken uitgevoerd: het kanaal van Huusingoo (1861), het herstel der dijkbreuk te Brakel (1861), de bouw der gasfabriek te Zalt-Bommel (1862), een dam aan den Hoek van Holland (1863), een brug over het Noordhollandsch Kanaal (1863), de spoorweg Leeuwarden-Groningen (1864-65), de dam door de Ooster-Schelde (1866), de spoorweg Groningen-Meppel (1868-1870), de afdamming van het Sloe (1870), eenige viaductpijlers te Amsterdam (1870), de spoorweg Middelburg - West-Souburg (1871), eenige Delflandsche hoofden (1872) en de spoorweg Amsterdam - Hilversum (1872-1873).
Het sedert 1873 door de firma verrichte wordt hierna onder P.A. Bos medegedeeld. Verder wordt hierna onder A. Vermaes Wz. medegedeeld, hoe omstreeks 1878 de zelfladende zandzuiger tot stand gekomen is. In deze uitvinding had P. Bos Az., die toen met Vermaes te IJmuiden woonde, een groot aandeel.
Verder zij hier nog vermeld, dat na het overlijden van P.A. Bos de werken zijn voortgezet en nog een hoogere vlucht hebben genomen onder A. Bos Pz., zoon van P. Bos Az., eenige jaren geassocieerd met J.P. Heyblom te Rotterdam, die in 1915 overleed, waarna de zaken door A. Bos Pz. zijn voortgezet. In het bijzonder aan het Suezkanaal heeft de firma groote werken uitgevoerd o.a. de verlenging van het havenhoofd te Port-Said (een werk van bijna 5 millioen) en de exploitatie van omvangrijke steengroeven in het Attaka-Gebergte. Ook voerde zij voor het egyptische gouvernement den aanleg der havenwerken van Port-Tewfik en voor het fransche gouvernement dien der havenwerken van Beyrut uit. In Duitschland zette zij van 1908 (het jaar van overlijden van P.A. Bos) tot aan den wereld oorlog de werken der firma P.A. Bos voort in verbinding met Volker en Ficke (zie hieronder bij P.A. Bos). De belangrijkste zijn: baggerwerken op Helgoland (1909-1913), verbreeding en verdieping van het Keizer Wilhelm-Kanaal (1909-1913), havenwerken op Helgoland (1910-1912), baggerwerken in de Hamburgsche havens (1910-1914), vergrooting der visschershaven te Geestemünde (1912) en aanleg der Imperator-haven te Cuxhaven (1913-1914).
P. Bos Az. werd 4 April 1896 benoemd tot lid der Staatscommissie tot het doen van een onderzoek betreffende den waterweg van Dordrecht naar zee. De commissie bracht 9 Maart 1897 verslag uit en noemde drie wegen als geschikt, waarvan twee, langs den Roompot en langs het Brouwershavensche Gat, wegens de militaire eischen een fort van 2½ millioen vorderden. Daarom raadden zij den Waterweg van Hoek van Holland tot den bovenmond van het Scheur, verder langs de Oude Maas aan. Nadat de zaak eenige jaren sluimerde, werd in de Tweede Kamer op 30 April 1901 een motie