in die dagen. Zijn ambtsbezigheden worden daarin ongeveer als volgt beschreven, welke functies, wanneer hij drie maanden afwezig blijft, voor goed aan een ander worden opgedragen. Hij is verplicht alle godsdienstige vragen van de gemeenteleden te beantwoorden; hij mag gemeenteleden straffen en beboeten, die zich niet joodsch gedragen; hij moet maandelijks preeken en bovendien telkens als Parnassijns dat verlangen. Hij moet alles vermijden, wat hem in opspraak kan brengen, als op werkdagen langs 's heeren wegen te loopen om b.v. iets voor zijn huishouding te koopen. De opperrabbijn zal verder Maandags en Donderdags met of zonder twee bijzitters rechtszitting volgens joodsch recht houden ter beslechting van geschillen onder de gemeenteleden. Hij mag personen tot Moré (den opperrabbinalen graad) promoveeren en moet de godsdienstonderwijzers inspecteeren, opdat zij niet te veel lessen aannemen, en de leerlingen die hem iederen Donderdag en Vrijdag gezonden worden overhooren. Hij geniet een salaris van ƒ 60 hollandsch courant jaarlijks, benevens emolumenten en een ambtswoning. Van zijn letterkundig werk weten wij niets; alleen weten we, dat Sabbatai Rafael, de afgezant van den pseudomessias Sabbatai Tsewie, tijdens zijn amsterdamsch verblijf, bij den opperrabbijn Isaac Dekingen, als gast zijn intrek nam.
Het belangrijkste feit uit zijn opperrabbinaat is de stichting der groote synagoge van Amsterdam, de oudste van West-Europa, waarvoor op 8 en 21 Januari 1670 de erven werden gekocht, die onder leiding van den stadsarchitekt, Daniel Stalpaert, gebouwd werd en op 25 Maart 1671 plechtig door R. Isaac Dekingen werd ingewijd. Ook de stichting der vleeschhal voor zijn gemeente (een voorname welvaartsbron!) beleefde hij nog. Op 28 October 1672 overleed hij en werd tijdelijk nabij Oostenburg te Amsterdam bijgezet, en eerst in den winter 1674/75, toen de Franschen waren afgetrokken, op de begraafplaats te Muiderberg begraven. Een in 1858 gerestaureerde graftombe met een kort in hebreeuwsch sierschrift gehakt opschrift, wijst hier de plaats aan, waar de eerste opperrabbijn dezer gemeenschap, die te Amsterdam overleed, rust.
Zijn dochter Boenle, wier belangen hij op zijn sterfbed aan Parnassijns had aanbevolen, huwde in 1680 met Simon Norden, overleed 1 Juni 1744 en is ook te Muiderberg begraven.
Zie: D.M. Sluys, De Oudste Opperrabbijnen enz. (overdruk uit het feestprogramma van de installatie van opperrabijn A.S. Onderwijzer) (Amsterdam 1917) 13 vgl. en 25; dez., De oudste synagogen enz. (uit het feestprogramma van het 250-jarig bestaan der groote synagoge) (Amsterdam 1921) 22 vgl.; Jac. Zwarts, De Ned. Opperrabbijnen uit het heden en Verleden IV in de Geïll. joodsche Post (Amst. 1921).
Zwarts