Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7 (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.89 MB)

XML (5.45 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7

(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Greve, Willem Hendrik de]

GREVE (Willem Hendrik de), geb. te Franeker 15 April 1840, overl. in de rivier de Koeantan bij Doerian Gadong op Sumatra 22 Oct. 1872, was de zoon van Mr. F. de Greve, president van den Hoogen Raad, en E.J.W. Sluiter. Hij studeerde van 1855 tot 1859 aan de koninklijke academie te Delft en verwierf in laatstgenoemd jaar het diploma van mijningenieur. Nadat hij nog twee jaren aan buitenlandsche mijnacademies gestudeerd en in verschillende mijnen gewerkt had, werd hij bij Koninklijk besluit van 14 Dec. 1861 benoemd tot aspirantingenieur voor het mijnwezen in Nederlandsch Oost-Indië. Hij kwam in Aug. 1862 in Indië aan en werd op het bureau van den chef van het mijnwezen C. de Groot van Embden (VI, kol. 643) te Buitenzorg geplaatst. Hij vergezelde dezen op zijne inspectiereizen en klassificeerde het mineralenkabinet te Buitenzorg naar de toenmalige eischen der wetenschap. Op 1 Sept. 1863 werd hij tot ingenieur 3e, op 9 Dec. 1865 tot ingenieur 2e klasse benoemd. In 1864 werd hij op het eiland Banka geplaatst. In het district Soengeislau spoorde hij eenige rijke tinmijnen op en wees hij de grenzen aan, binnen welke eenige achteruitgaande mijnen nog met voordeel konden worden ontgonnen. In 1865 werd hij te Buitenzorg teruggeplaatst, maar het volgende jaar werd hij met het oog op waarschijnlijke aanwezigheid van koperertsen in de bergen der Padangsche Bovenlanden te Fort de Kock geplaatst. Hier heeft hij 6 jaren lang rusteloos gearbeid. Bij het onderzoek bleek, dat er geen voldoende hoeveelheid koperaderen voor loonende ontginning waren. Te Kawang richtte de Greve een etablissement op tot onderzoek van steen- en houtsoorten en tot het bewerken daarvan.

Door zijne onderzoekingen kwam hij tot de overtuiging, dat langs en in den omtrek van de rivier Ombilien, die ontspringt uit het Meer van Singkara en eene zijrivier is van de Pamoeatan, die weder eene zijrivier is van de Kiantan, welker naam benedenwaarts verandert in Indragiri, eene groote hoeveelheid steenkolen te vinden zijn. Hij schatte deze hoeveelheid, zeer matig berekend, op 36 millioen ton. Hij maakte na vele tochten door de bergen eene geologische kaart van den geheelen omtrek en bestudeerde ook het vraagstuk, hoe de kolen het best af te voeren zouden zijn. Deze afvoer zou naar zijne meening naar twee zijden behooren te geschieden, en wel: per spoorweg naar het westen over Solok (en niet, gelijk toen het gewone vervoer plaats had, over Padang Pandjang) naar Padang, waar de haven verbeterd zou moeten worden; en naar het oosten eveneens per spoorweg tot aan een punt, waar de Koeantan uit de bergen in de vlakte overgaat, en verder langs die rivier per vaartuig. Aan het zeeëind der Indragiri zou eene overlaadgelegenheid gebouwd moeten worden. Een bijkomend voordeel zou zijn, dat er aldus eene verbinding van de oost- en de westkust van Sumatra, die in verschillende opzichten nuttig zou zijn, zou tot stand komen.

Op 27 Febr. 1869 werd de Greve bevorderd tot ingenieur 1e klasse. Herhaaldelijk werd hem, aangezien bij dat vak hoogere betrekkingen bereikbaar waren dan bij het mijnwezen, aangeboden om bij het binnenlandsch bestuur over te gaan, maar dit heeft hij steeds afgeslagen. Ook nadat hij zijn groote rapport over de Ombiliensteenkolenvelden, gedagteekend 15 Juli 1870,

[pagina 498]
[p. 498]

en waaruit zijn meesterschap in de vakken van den mijningenieur, den spoorwegingenieur, den econoom en den koopman blijkt, had ingezonden, ging hij door met zich nog nader op de hoogte te stellen van alle details in zake zijne plannen, en tot uitbreiding en meerdere detailleering van de kaart. Op eene der reizen ten behoeve van terreinopname lag de prauw, waarin hij zich met eenige inlanders bevond, voor anker in een deel der rivier, door hooge rotsen begrensd en waar de stroom zeer hevig was. Daardoor kantelde de prauw, de inlanders werden door den stroom medegesleurd, maar de Greve hield zich aan de prauw vast tot zijne krachten hem ontzonken, en terwijl alle inlanders zich zwemmende konden redden, verdronk hij.

De wet van 6 Juli 1887 beval den aanleg van een spoorweg van de Brandewijnsbaai even bezuiden Padang langs die stad naar Padang Pandjang en van daar eenerzijds naar Fort de Kock, anderzijds naar Mocara Kalaban.

De Greve schreef: Het Ombilien-kolenveld in de Padangsche Bovenlanden en het transportstelsel op Sumatra's Westkust, uitgegeven door het Departement van Koloniën, met 3 kaarten ('s Grav. 1871).

Hij huwde 27 Dec. 1861, dus onmiddellijk na zijne benoeming tot aspirant-ingenieur, E.L.T. baronesse van Hoëvell, dochter van W.R. baron van Hoëvell (I, kol. 1128), geb. 6 Aug. 1839, overl. 11 Oct. 1903, bij wie hij drie zonen en eene dochter had.

Artikelen, aan zijne nagedachtenis gewijd, zijn geschreven door G.H. van Soest, in Tijdschrift van Nederlandsch-Indië 1872, 2e deel, blz. 404, en door P.H. van Diest, in Jaarboek voor het mijnwezen, 1872, 2e deel, blz. 227.

Ramaer


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Willem Hendrik de Greve

  • Johan Christoffel Ramaer