Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7 (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
Afbeelding van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.89 MB)

XML (5.45 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7

(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Hasselt, Mr. Conrad Jacob Gerbrand Copes van]

HASSELT (Mr. Conrad Jacob Gerbrand Copes van), geb. te Tiel 17 Mei 1777, overl. te Haarlem 1 Mei 1860, was de zoon van Mr. Jacob C.v.H., land-, dijk- en gerichtschrijver van het ambt Neder-Betuwe en Margaretha Jacoba Homoet. Na lager onderwijs in zijne geboortestad ontvangen te hebben, studeerde hij te Utrecht, waar hij in 1798 tot meester in de rechten promoveerde. Hij werd kort nadat Nederland op 27 Maart 1802 bij den vrede van Amiens de Kaapkolonie van Groot-Brittannië terug ontving, benoemd tot auditeur-militair van 's lands troepen in die kolonie, ter standplaats Kaapstad. Hij vertrok daarheen 5 Aug. 1802.

Op 1 Maart 1803 verwisselde hij deze betrekking met die van substituut-secretaris van het college van gouverneur en raden van Zuid-Afrika, tevens chartermeester. Hij bleef evenwel den post van auditeur-militair waarnemen tot de komst van zijn opvolger Mr. G. Beelaerts van Blokland (I, kol. 273) in het najaar van 1803. Bij besluit van gouverneur en raden van 13 Juni 1804 werd hij benoemd tot ordinaris lid in den raad van justitie. Tevens nam hij de betrekking van griffier van dat opperste gerechtshof waar.

Na de overgave van de Kaapkolonie aan de Engelschen in Maart 1806, keerde hij met zijn schoonvader, den gouverneur J.W. Janssens (I, kol. 1211) naar Nederland terug. Bij besluit van koning Lodewijk werd hij 13 Aug. 1806 benoemd tot raadsheer in het departementaal gerechtshof van Gelderland te Arnhem. Na de inlijving bij Frankrijk werd hij als lid van het keizerlijk gerechtshof van het departement IJssel Supérieur bevestigd bij decreet van 24 Jan. 1811.

Bij Souverein besluit van 22 Jan. 1814 werd hij benoemd tot advokaat-fiscaal van de middelen te land bij het commissariaat-generaal in Gelder-

[pagina 534]
[p. 534]

land te Arnhem. Terwijl hij als zoodanig in functie bleef, werd hij met vergunning des Konings tevens advokaat te Arnhem, in welke functie hij 7 April 1818 den eed aflegde.

Op 7 Juni 1819 veranderde hij weder van werkkring en werd hij benoemd tot hoofdinspecteur der in- en uitgaande rechten en accijnsen in Limburg, ter standplaats Maastricht.

De minister van Financiën Mr. J.H. Appelius bood hem in het begin van 1823 de betrekking van inspecteur der registratie en domeinen te Amsterdam aan. Hiervoor bedankte hij, maar tot zijn vroeger vak keerde hij terug, toen hij bij Koninklijk besluit van 2 Mei 1823 werd benoemd tot auditeur-militair in Noord-Holland, ter standplaats Haarlem. Bij Koninklijk besluit van 9 Jan. 1827 werd hij benoemd tot griffier der Staten van Holland, Noordelijk gedeelte. Eindelijk werd hij 6 Maart 1836 benoemd tot lid van den raad van State.

Men achtte een man, die in zoo veelzijdige hooge betrekkingen den lande gediend had, geschikt om lid te worden van eene gemengde commissie voor de uitvoering van § 6 van het 19 April 1839 met België gesloten tractaat. Hij werd in plaats van J.J. Rochussen (II, kol. 1217), die bedankt had, op 28 Juni 1839 als zoodanig benoemd. Het gevolg van de voorstellen der commissie was het tractaat van 5 Nov. 1843.

Op zijn verzoek werd Copes van Hasselt bij Koninklijk besluit van 21 Juli 1843 met ingang van 1 Jan. 1844 als lid van den raad van State eervol ontslagen en werd hij tegelijk benoemd tot staatsraad in buitengewonen dienst. Hij vestigde zich in 1846 te Maastricht en legde aldaar 1 Febr. 1847 den eed af als advokaat.

Hij is lid geweest van een staatscommissie betrekkelijk het armwezen. Hij huwde te Kaapstad 28 Oct. 1804 Wilhelmina Anna Janssens, geb. 8 Juli 1787, overl. 19 Maart 1821, bij wie hij acht kinderen had.

Ramaer


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (10 delen)


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over C.J.G. Copes van Hasselt

  • Johan Christoffel Ramaer