[Hein, Georg Henricus]
HEIN (Georg Henricus), geb. te Meppel in 1788, overl. te Kampen 13 Dec. 1840, zoon van Chr. Henr. Hein, die een jongere broeder was van C.A.W. Hein (zie vorig art.). Ook deze Chr. H. Hein werd (in 1796) uit zijn ambt ontzet door de Staten van Drente, en wel omdat hij weigerde het declaratoir, door de volksrepresentanten van Drente in Oct. 1795 uitgegeven, te teekenen. Doch hij werd in zijn ambt hersteld en stond nog te Giethoorn (1797), te Gorredijk (1799) en te Lage (Oost-Friesland, 1802); emeritus 1807; overl. ald. 29 Juli 1813.
Zijn zoon studeerde te Groningen, en werd predikant te Enum 2 Dec. 1810, te Noordlaren 14 Maart 1813, te Bellingwolde 16 Apr. 1815, te Meppel 15 Juni 1817 en te Kampen 7 Oct. 1821. Hij was gehuwd met Elizabeth Catharina Emmen, dochter van Cornelis Henric Emmen, advocaat, gildrechtsheer, later rentmeester te Groningen.
Hij schreef eenige gelegenheidsleerreden, en eene voorlezing tot nagedachtenis van Roeland van Wijk Jbz., rector van de latijnsche school te Kampen (Zwartsluis 1839).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 619 v.; Kerkelijk Handboek (1911) Bijl. 154, (1912) 144, 148, (1914) 146, 148, 162.
Knipscheer