[Dorper, Engelbert Marinus]
DORPER (Engelbert Marinus), geb. te Amsterdam 19 Nov. 1781, overl. aldaar 18 Febr. 1834. Zijn ouders waren E.M. Dorper en M. Rijpland. Hij studeerde te Amsterdam en te Utrecht in de godgeleerdheid, en verdedigde in het openbaar op 17 Juni 1806 te Amsterdam een ‘dissertatio exegetico-theologica’ De notione formularum Bασιλεια του ούϱανου, τεου ϑεου, του Xϱιστου in pluribus N.T. locis (Amst. 1806). Hij werd predikant te Nederhorst den Berg 14 Sept. 1806; op verzoek emeritus in Jan. 1816. Hij schreef nog: Leerrede, aanspraak en dankgebed bij gelegenheid van den dankdag wegens den algemeenen vrede (20 Juli 1814) (Amst. 1814); De voordeelen van den belgischen opstand voor Holland en zijnen Koning (Amst. 1833); Gods voorzienigheid, Nederland ten goede gedachtig in den tiendaagschen veldtogt (Amst. 1834). Hij leverde verscheidene artikelen anoniem in tijdschriften, en bezorgde de uitgave van de Nagelaten Leerredenen van J.J. Scholten, predikant te Haarlem, en de uitgave van diens Handhaving der waarheid tegen de bedenkingen van den heer Bramer, twee deelen (Amst. 1820, 1821) (vgl. dl. III, kol. 165 v.).
Zie: van Langeraad en de Bie, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. II, 564 v.
Knipscheer