loffelijk onderscheidde in de oorlogen tegen de Franschen.
Hij is voornamelijk bekend, doordat hij als commandant der stad Zutphen veel heeft toegebracht tot de ordebewaring dier veste, die door v.d. Capellen van de Marsch e.a. werd verontrust. In 1783 droeg de magistraat hem op, alle wanordelijkheden, desnoods met geweld, tegen te gaan, waartoe hij het garnizoen versterkte en een afdeeling deventersche vrijwilligers, die onder voorwendsel naar de wapenoefeningen van v.d. Capellen te komen zien, andere plannen in het schild voerden, ontwapende. Bij de zegepraal der Oranjepartij in 1787 ontwapende hij ook de patriottische vrijcorpsen, maar hield tegelijk de prinsgezinden, die tot plundering geneigd waren, in bedwang. Later was hij gouverneur van Sluis in Viaanderen en voorzitter van de hooge militaire vierschaar, maar in 1795 legde hij (met zijn drie zoons en zijn drie schoonzoons) al zijn bedieningen neer, vestigde zich op zijn landgoed Molecaten en stierf vier jaar daarna.
Hij huwde te Vorden 1 Aug. 1758 met Henriëtte van Lintelo, ged. te Zutphen 31 Juli 1735, overl. in het kraambed 19 Juni 1777 op Molecaten en 23 Juni te Hattem begraven, dochter van Arnold Willem Timan v. L. heer van de Marsch en van Elisabeth Louise des Villates. Van zijn zoons gaat Evert Willemi hiervoor en volgt Robbert August Adolf Maurits Carel.
Zie: Nederl. Adelsboek (1925), 162, 163; Herald. Bibliotheek (1882), 75; Alg. Ned. Familieblad I, 27, 4b; Mbl. Ned. Leeuw XXIX, 375.
Regt