Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 872]
| |
Leiden 5 Mei 1606. overl. Sept. 1669. Zijn vader was dekendrapier te Leiden waar hij overl. in 1647; diens vader Jan vestigde zich te Leiden, waar hij 15 Febr. 1590 poorter werd, komende uit Eecloo, en 1604 overleed. In vroeger eeuwen moet het geslacht in Brugge tot de magistratuur hebben behoord. Met dezen Jan kwam ook diens broeder Gilles naar Leiden over. De kleinzoon Jan vestigde zich als lakenfabrikant en koopman in zijn geboorteplaats (1626), in welk jaar hij ook tot lid der Ned. Herv. gemeente aldaar werd aangenomen, waarbij hij herhaaldelijk tot diaken en ouderling werd gekozen. In 1655-57 werd hij door den magistraat benoemd tot gouverneur van de fusteyn of bombazijnnering. Hij schijnt, zegt Scheffer, een dier krachtige poorters van de eerste helft der 17 de eeuw geweest te zijn, die aan grooten eenvoud en oprechte vroomheid, tevens een open oog en oor voegden voor de belangrijke gebeurtenissen van hun tijd en hun welv art gebruikten om zich met schoone voorwerpen te omringen. In het familiearchief komen nog voor een serie van 22 oudhollandsche almanakken, tusschen 1626 en 1667 door hem met karakteristieke aanteekeningen verrijkt, als ook de familiebijbel, waarin hij en zijn nakomelingen hun notities voegden. De portretten van hem en van zijn vrouw zijn geschilderd door Pieter Cornelisz. van Slingeland (1640-91). Hij huwde in 1636 met Anna Ghys, dochter van Josias, wiens geslacht uit Kortrijk afkomstig was, en van Sara van der Haegen, kleindochter van Jacques v.d .H., heer van Grothem, met wien, volgens v. Meteren prins Willem in de bange jaren van 1570-72 in briefwisseling stond. Zij werd geboren in 1615 en overleed eenige weken na haar echtgenoot. Hun kinderen waren 1) Pieter (geb. 1645), die in 1660 als student aan de leidsche hoogeschool werd ingeschreven. maar zijn studiën niet voleindigde en koopman werd; hij huwde met Quirina Bouvius, die hem twee kinderen schonk: Maria Catharina en Jacobus; 2) Josias of Josayas, geb. en overl. te Leiden (1648-91), waar hij droogscheerder was; hij werd de echtgenoot van Agneta van Peenen, die hem acht kinderen schonk; zijn wapen komt voor op den verguld zilveren bokaal met deksel in het stedelijk museum te Leiden; 3) Johan, die volgt. Zie over hem en de volgenden: Scheffer, Genealogie van het geslacht Hubrecht (Rotterd. 1879) in de reeks Ned. fam. arch. Bartelds |
|