Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De amman van Antwerpen (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van De amman van Antwerpen
Afbeelding van De amman van AntwerpenToon afbeelding van titelpagina van De amman van Antwerpen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

ebook (3.45 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

Edmond van Offel



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De amman van Antwerpen

(1903)–Pol de Mont–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina t.o. 115]
[p. t.o. 115]


illustratie
Op een Zondagmiddag, laat in de Winter, zat Veerle bij het vuur in de kamer van haar man. (Pag. 115).


[pagina 115]
[p. 115]

XVI.

Op een zondagmiddag, laat in de Winter, zat Veerle bij het vuur in de kamer van haar man. De vlammen dansten hoog in de schouw, en dromerig stil zat zij en staarde in de gloed, met de armen heel dicht geslagen om Flories' hals.

Ze zat naast hem op een lage schemel van vreemd gesneden Oosters hout, met wonderbare borduursels van draken en vogels, op weke kussens van kersrood fluweel, - en ze zag hem aan met haar grote ogen, en wreef heel zacht, met kinderlike gebaarden, met haar wang langs het bont van zijn mantel... Ze was buitengewoon stil geweest die hele dag. Anders babbelsnapte haar mond als een beekje, dat huppelt door het heuvelland.

[pagina 116]
[p. 116]

Buiten, over de hoge accasia's, lag een lichte sluier van sneeuw. De meeuwen witvlekten nu en dan tegen de grijsgrauwe luchten of doken krijsend in brede ringen in de rievier. En de rode zon, dalend in een bank van zwevende gele wolkjes, lei zachtjes haar glans op het staalkoude water, dat haar de stralen teruggaf in een grote, brede, bloedige zuil.

 

Hij zag haar aan. Met de grote nauw samengetrokken pupillen, zag hij de lichtbruine vlekken op voorhoofd en wangen en de fijne rimpels van zwakte om de mond.

Hij kende ze zo wel, die onheilspellende, bruine vlekken. - Hij kende ze al zo lang, van zijn eerste vrouw af....

En nu wist hij, nu voelde hij, wat ze hem zeggen wilde...

Toen boog ze het hoofdje tegen hem aan en fluisterde:

‘Ic ghelove, Flories, alsdat ic dy in den Somer een kindeken sal scencken...’

[pagina 117]
[p. 117]

Toen, als een dier, dat hem worgen wilde, greep hem weer aan de schrikkelike angst. Ze vatte hem aan met haar nagels en klauwen als een wild, wreed, verscheurend dier.

Maar het zou niet zijn...; het zou niet, deze ene keer niet... Het mocht niet, kon niet! Dit maal wilde hij vechten, hardnekkig, wanhopig vechten tegen zich zelf, vechten om dit ene leven, dat hem zo lief was, lief als het zijne en liever ook, om het te redden, te behouden voor hem zelf.

O ze was verschrikkelik, die onvermijdelikheid van de vrucht, de ongewenste, de geduchte en gehate vrucht van zijn omhelzingen.

Had hij dan niet gedaan al wat in zijn vermogen lag? Had hij niet al beproefd, wat de middelen van zijn tijd veroorloofden en niet veroorloofden, opdat het niet komen zou, opdat het niet worden zou, dat vreselike ongeborene, dat hij verafschuwde?

Twee jaren had het gezwegen, had het zich verborgen gehouden in de donkere,

[pagina 118]
[p. 118]

geheimzinnige kolk van het niet-zijn, maar nu zag hij het komen, komen met de beslistheid van een, die van de overwinning zeker is. Nu zag hij het komen, onverbiddelik en machtig, om hem weer zijn vrouw te ontnemen en zijn geluk.

 

't Was Lente geworden.

Weer, als telkens te voren, bedacht hij speelgangen naar de dorpen om de stad, wandelingen, heel lang en ver, tochten, afmattende tochten door de polders langs de dijk en de rievier... En als ze dan wel eens klaagde, met klein, bevend kinderstemmetje klaagde, dat ze zo moe was en zo zwak, en dat ze wel wist, dat dit vele lopen, die grote overspanning niet goed zouden zijn voor het kindje..., dan hield hij zich, als had hij niet gehoord, en troonde haar mee - altijd verder en verder, door polders en weiden, langs heide en bos, rustend met steeds zwaarder wordende armen op zijn zacht trillende hand.

[pagina 119]
[p. 119]

Ze moest lopen, ze moest moe worden..., moe, heel moe...

En dan had hij weer berouw, als ze van uitputting schreide, en dan vroeg hij, met tedere kozewoordjes, haar sussend als een kind, of hij alleen haar dan niet genoeg meer was..., of ze hem dan niet liever had dan dat andere, dat onbekende, dat komen wilde.

's Nachts vooral, en het meest in dauwlichte nachten, als de Schelde droomde in haar witte waduwen van mist en de maan heel schuchter en heel blank met haar wenende ogen haar omsluierd gelaat in de spiegel bezag, had hij nu ook aanvallen van woede, schuimende delieriën van vernielzucht en van angst, als een waanzinnige, als een dier.

Dan beet hij zich wonden in de blanke, bijna vrouwelik blanke armen en hij drukte zijn tanden in de kussens.... en het bloed stroomde hem van de lippen.... En zijn gezicht werd vaal als van een dode, met bevingen van pijn om de vreemd vertrokken mond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken