Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Voorwaarden voor hergebruik
    • Disclaimer
    • Voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid

Informatie terzijde

Claribella
Toon afbeeldingen van Claribella

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,75 MB)

ebook (3,21 MB)

XML (0,18 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Claribella

(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

II.

 
Slechts voelen kan ik, - niet verklaren
 
wat dezen stond in mij geschiedt.
 
Geen windje zwabbert; - langs de baren
 
beweegt geen riet.
 
 
 
Bladstil in 't slapend water hangen
 
de wilgetakken, treurig, zwaar -
 
toch zweeft een adem langs mijn wangen
 
en streelt mijn haar.
 
 
 
Als hoorde ik 't eigen harte kloppen,
 
zóo eenzaam is 't... Toch lijkt het schier,
 
als raken zachte vingertoppen
 
mijn voorhoofd hier.
 
 
 
Geen vogel kwedelt liefd'akkoorden,
 
geen krekel sjirpt er wijd en zij. -
 
Toch is 't, als spreekt vol zoete woorden,
 
een stem tot mij.
 
 
[pagina 8]
[p. 8]
 
Toch zweven - klankloos - gansche zinnen.
 
vol wondre melodie in 't rond,
 
zoo zoet, als zong van 't reinste minnen
 
een feeënmond....
 
 
 
O Gij, wier geest op de avondluchten
 
míjn geest omzweeft met zachten groet,
 
hoe vér van U, ik hoor U zuchten,
 
'k weet wát Gij doet.
 
 
 
'k Weet dat Gij ergens zijt, ik luister
 
als gingt Gij zeggen: ‘Kom, wees mijn!’
 
Uw oogen scheemren in het duister
 
als sterrenschijn.
 
 
 
O blijf gerust, blijf láng verdoken
 
in 't zedig oord, waar geen U vindt: -
 
ik heb deez' nacht met U gesproken
 
en U bemind.
 
 
 
En zie - zoo waar ik eenzaam kniele,
 
en 't Noodlot dank voor Uw bestaan, -
 
zie! elk gedacht van Uwe ziele
 
heb ik verstaan!

Vorige Volgende