Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Claribella (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Claribella
Afbeelding van ClaribellaToon afbeelding van titelpagina van Claribella

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

ebook (3.21 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Claribella

(1893)–Pol de Mont–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 196]
[p. 196]

XXIV.

 
Tristitia rerum!
 
Heerlijk dichterwoord,
 
vaak uitgesproken, doch hoe schaars begrepen.
 
Gevoelt gevoelloos hout? Ziellooze stof -
 
heeft zij een ziel dan? Kan het levenlooze
 
meeleven met wat leeft? Ligt in 't mysterie
 
van wat ons oog níet ziet, ons oor níet hoort,
 
een band verborgen tusschen mensch en plant,
 
een medevoelen tusschen mensch en stof,
 
als tusschen mensch en mensch en mensch en dier?
 
 
 
Niet altijd spot de Stof, met saterstronie,
 
met wát wij lijden, noch versiert Natuur
 
zich met haar mooiste mooi, wanneer wij treuren,
 
om straks te weenen, als wij vroolijk zijn.
 
Ook zíj spreidt op ons wreedste wonden soms
 
den purpermantel van haar medelijden,
[pagina 197]
[p. 197]
 
en zelfs het nietigst voorwerp toont, bijwijlen,
 
voor menschensmart zijn eerbied, - zoo niets meer.
 
 
 
Voorwaar, voorwaar, een oude wonde moet ik
 
wreed openrijten, als ik dít vertel...
 
 
 
Wij waren saam voor 't laatst. De halve dag,
 
dán gansch de veel te korte winternacht,
 
waren gevloden, als geschrokken wild,
 
eer nog twee arme menschenkindren al
 
het saamgeleefde en saamgeleden Wel
 
en Wee, ter hellicht slechts, herleven konden.
 
Míjn brieven en úw brieven; al de verzen,
 
voor U geschreven; ál de liedren, samen
 
geleerd en vaak gezongen: Schumann, Schubert,
 
Chopin en Robert Frantz, Wagner en Grieg,
 
't werd al op nieuw genoten, woord én zang,
 
en geen van beiden sprak met slechts éen woord
 
van dát alleen, dat beider hart nogtans
 
vulde tot barstens toe.
 
 
 
'k Vergeet het nooit...
 
Juist had ik, tranen smorend in mijn stem,
 
dood meer dan levend, 't wondre lied gezongen,
[pagina 198]
[p. 198]
 
dat Siegmund zingt dien wondren meiënnacht,
 
als Siegelinde hem in de armen zinkt, -
 
toen, in de stilte van den wintermorgen,
 
heel ver, heel zacht, een klok drie uren sloeg,
 
ons scheidensuur.
 
En - zeldzaam: of die stonde,
 
in de eindloos groote stad de torens alle
 
elkaar toeriepen deze maar van smart,
 
zóo klonken, twintigvoudig, steeds verschillend
 
in klank en rhythmus, ver, van kerk tot kerk,
 
de drie metalen slagen, in ons harte
 
door 't pijnlijkst echo nagedeund, zoo lang...
 
 
 
En Mürger's lied, 't weemoedig-schalke, klonk mij
 
op d' eigen stond, duidlijk en scherp in 't oor:
 
 
 
‘Entre nous maintemant, n-i ni, c'est fini!
 
Je ne suis plus qu'un spectre et tu n'es qu'un fantôme,
 
Et sur notre amour mort et bien enseveli
 
Nous allons, si tu veux, chanter le dernier psaume...
 
Mi, ré, mi, do, ré, la... Pas cet air, ma petite!
 
S'il entendait cet air que tu chantais jadis,
 
Mon coeur, tout mort qu'il est, tressaillirait bien vite,
 
Et ressusciterait à ce de profundis...’
 
 
[pagina 199]
[p. 199]
 
Geen woord ontviel mij. IJlings stond ik recht,
 
sloeg mijn kaban vlug om, en - in een langen
 
ijskouden meer dan warmen zoen uw lichaam
 
voor 't laatst aan 't mijne pressend, zag ik, sidderend,
 
verbleekend vast, wijl Gij, met bitter snikken,
 
uw aanzicht in mijn boezem bergend, beide
 
uw armen om mij vlocht, en snikte, snikte,
 
en spraakt van blijven en van vluchten... en...,
 
 
 
toen zag ik, huivrend, hoe, op uw klavier,
 
op eens de lamp verflauwde; hoe de vlamme
 
als 't waar van pijn ineenkromp, dan weer, worstelend
 
opflakkerde, vijf, zes, tien maal, - eerst snel,
 
héel snel, dan trager weder, zwakker immer,
 
tot zij, in éens, na nog een laatsten genster
 
geloosd te hebben - als een stervende,
 
die de oogen sluit voor eeuwig, - uitging, mij
 
en U in 't donker hullend van dien nacht,
 
beeld van het donker, dat ons beider zielen
 
voortaan omhullen zou, het leven door...

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken