Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsche spraekkunst (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsche spraekkunst
Afbeelding van Nederduitsche spraekkunstToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsche spraekkunst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A.M. Schaars



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsche spraekkunst

(1988)–Arnold Moonen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 183]
[p. 183]

Het XXV. Kapittel.

NA dat wy de verandering der Werkwoorden zoo ten aenzien der Helpwoorden in eene Ongelykvloeiende, als eeniger Hooftwoorden in de Gelykvloeiende Tytvoeginge, door hunne Wyzen en Tyden gezien hebben, staet ons voort te gaen, om te beschouwen, hoe deeze gevormt en afgeleidt worden.

Het Wortelwoort is in de Werkwoorden de Gebiedende Wyze van het Bedryvende of Onzydige Werkwoort in het Eenvouwige Getal, die, maar eenen eenigen, dat is, den tweeden Persoon hebbende, in dien alle de Wortel- of Stamletters begrypt; als, Ga, Zie, Loop, Keer, Zet, Slaep, Waek.

Van dit Werkwoort worden alle Tyden in alle Wyzen, zoo der Bedryvende en Onzydige, als Lydende Werkwoorden, door byvoeging van een of meer letteren afgeleidt.

De vorming aller Tyden in de byzondere Wyzen, zoo der Bedryvende, als Onzydige Werkwoorden, is eene en de zelve.

Het Meervouwige Getal der Gebiedende Wyze wordt in die beide van het Eenvouwige Getal of Wortelwoort gemaekt door het byvoegen eener T die by de Nederduitschen, zoo wel, als by de Grieken en Latynen, het merkteken des Meervouwigen Getals in de Gebiedende Wyze is; dewyl het Eenvouwige nooit eene T gebruikt, dan in de Wortelwoorden, die met deeze letter eindigen, en daerom in het Meervouwige door de Merkletter T niet vermeerdert worden.

[pagina 184]
[p. 184]

Dus maekt men van Zie, Loop, Keer, Slaep, Waek het Meervouwige Ziet, Loopt, Keert, Slaept, Waekt.

Zet met Vat, Kryt, Smyt, Zit, Eet wordt in beide Getallen, tot eenen en tot veele gezegt.

Eindigt het Wortelwoort in A, het Meervouwige wordt gemaekt door het aenvoegen van ET, waer door de A in eene lettergreep verlengt wordt; als van Ga, Sta, Sla, Gaet, Staet, Slaet.

In het Lydende Werkwoort wordt de Gebiedende Wyze in beide Getallen gemaekt van het Deelwoort des Verleedenen Tyts, voor zich aenneemende het Helpwoort Word en Wordt; als in, Word Gehoort, Wordt Gehoort, Word Geleezen, Wordt Geleezen.

In den Tegenwoordigen Tyt der Aentoonende Wyze van de Bedryvende en Onzydige Werkwoorden wordt de Eerste Persoon, die in alle Werkwoorden met eene E eindigt, uitgezondert in Ik Kan, Magh, Wil, Moet, Ben en Zal, afgeleidt door het aenhechten der gemelde E.

Dit geschiedt op verscheide wyzen; waer van deeze regels zyn:

Indien het Wortelwoort in twee Medeklinkeren eindigt, wordt de E enkelyk aen het Wortelwoort gehecht; als in, Ik Dank-e, Krenk-e, Krimp-e, Terg-e, Tart-e; uitgezondert welker uitgang is in ANS, ENS, ERS, ORS; want deeze verdubbelen welluidendheits halve den lesten Medeklinker S voor de merkletter E; als in, Ik Dans-se, Verslens-se, Pers-se, Lors-se, Grenz-e van Grens wordt uitgezondert.

De E wordt enkelyk by het Wortelwoort in deeze vorminge gevoegt, wanneer het voor eenen uitgaenden Medeklinker eenen Langen Klinker of eenen

[pagina 185]
[p. 185]

Tweeklank heeft; als in Ik Waek-e, Leer-e, Droom-e, Huur-e, Zeil-e, Treur-e, Zoek-e, Houd-e, Fluit-e, Smyt-e.

Insgelyks, wanneer het Wortelwoort in eenen Klinker eindigt; als in Ik Ga-e, Sta-e, Sla-e; hoewel die echter als eene lettergreep uitgesprooken worden; gelyk ook Ik Doe, Zie; waer achter de merkletter E welluidendheitshalve wordt uitgelaeten, of in de voorgaende smelt.

Eindigt het Wortelwoort in eenen Enkelen Medeklinker achter eenen Korten Klinker, zoo wordt voor de toegevoegde E de Medeklinker herhaelt; als in, Ik Val-le, Stel-le, Zit-te, Klop-pe, Val-le.

Wortelwoorden, die in eenen Drieklank Aei, Oei, Ooi of in den Tweeklank Ui of in de Lange Klinker Y eindigen, voegen ook tot de vorming des Eersten Persoons in den Tegenwoordigen Tyt aan zich de E: en daerom zegt men, Ik Maei-e, Zaei-e, Groei-e, Bloei-e, Strooi-e, Tooi-e, Krui-e, Vry-e.

Achter de Tweeklanken en Drieklanken, die in eene U de Wortelwoorden eindigen, als Brou, Blaeu, Schreeu, Vernieu, wordt de Eerste Persoon gevormt door het aenneemen eener W voor de aengevoegde E; en dus zegt men, Ik Brou-we, Blaeu-we, Schreeuwe, Vernieu-we.

Woorden, die in de dubbele letter CH na eene of meer Klinkletters eindigen, maeken den Eersten Persoon des Tegenwoordigen Tyts in de Aentoonende Wyze ook door het enkel aenneemen der E; en dus zegt men, Ik Lach-e, Prach-e, Juich-e; zonder dat de CH voor de aengevoegde E behoeve herhaelt te worden; gelyk hedensdaegs in eene nieugesmeede

[pagina 186]
[p. 186]

spellinge op eene vreemde wyze geschiedt; dewyl in de Grieksche taele zelve haere χι of Chi met andere nooit verdubbelt wordt, en by de Nederlanders nooit eene lettergreep begint, dan alleen in de uitheemsche woorden Christus, Christen, Cherubyn, Chloë, Chaldeë, Chrysostomus, Chrysippus en diergelyke.

De Tweede en Derde Persoon in het Eenvouwige, en de Tweede Persoon in het Meervouwige Getal des zelven Tegenwoordigen Tyts, die eenen zelven uitgang hebben, worden van het Wortelwoort afgeleidt door het byvoegen der T; als Gy, Hy, Zy, Het Ziet, Loopt, Keert, Slaept, Waekt; of van ET, indien het Wortelwoort in A eindigt; als Gy, Hy, Zy, Het Gaet, Staet, Slaet.

De Eerste en Derde Persoon in het Meervouwige Getal des Tegenwoordigen Tyts voegen tot hunne vorming achter het Wortelwoort, in twee Medeklinkeren of in eenen Medeklinker achter eenen Langen Klinker of Tweeklank eindigende, de Merkletters EN; als in Wy, Zy Dank-en, Krenk-en, Terg-en, Waek-en, Droom-en, Smyt-en, Zeil-en, Treur-en, Fluit-en: uitgezondert die in ANS, ENS, ERS, ORS uitgaen; want die verdubbelen den lesten Medeklinker voor de Merkletters; als in, Wy, Zy Dans-sen, Verslens-sen, Pers-sen, Lors-sen.

Insgelyks geschiedt dit, als het Wortelwoort in A, Ae, Oe uitgaet; als in Wy, Zy Ga-en, Sla-en, Sta-en; die nochtans met Zien en Doen, als eene lettergreep, uitgesprooken worden, om dat in deeze beide de E in EN welluidendheits halve wordt uitgelaeten, of in de leste letter van het Wortelwoort smelt.

Wortelwoorden, in eenen enkelen Medeklinker

[pagina 187]
[p. 187]

na eenen Korten Klinker eindigende, herhaelen den Medeklinker voor de Merkletters EN; als in Wy, Zy Min-nen, Val-len, Klop-pen, Stel-len.

Wortelwoorden, die in den Langen Klinker Y, in den Tweeklank Ui, en in de Drieklanken, Aei, Oei, Ooi uitgaen, neemen ook tot het vormen des Eersten en Derden Persoons in het Meervouwige Getal enkelyk de Merkletters EN aen; als in, Wy, Zy Vry-en, Krui-en, Maei-en, Zaei-en, Groei-en, Bloeien, Strooi-en, Tooi-en.

Achter den Tweeklank OU en de Drieklanken Aeu, Eeu, Ieu neemt het Wortelwoort, daer in eindigende, tot het vormen des Eersten en Derden Persoons in het Eenvouwige Getal voor de Merkletters EN de W aen; als in Wy, Zy Brou-wen, Blaeu-wen, Schreeu-wen, Vernieu-wen.

Wortelwoorden, die na eenen Langen Klinker, of Tweeklank, of ON en YN in eene S eindigen; als, Raes, Lees, Rys, Reis, Verhuis, Bons, Gons, Gryns, veranderen in de Eerste Persoonen van beide Getallen en in den Derden van het Meervouwige des Tegenwoordigen Tyts de leste Stamletter S in eene Z voor de E en EN; als in, Raez-e, Leez-e, Ryz-e, Reiz-e, Ver-huiz-e, Bonz-e, Gonz-e, Grynz-e, Wy, Zy Raezen, Leez-en, Ryz-en, Reiz-en, Verhuiz-en, Bonz-en, Gonz-en, Grynz-en.

Dit wordt gevolgt van Wortelwoorden, die, na eenen Langen Klinker of na eenen Tweeklank in eene F eindigende, die F in eene V veranderen. Waerom van Schaef, Draef, Geef, Leef, Loof, Stoof, Schroef, Schuif, Blyf, Schryf afgeleidt worden Ik Schaev-e, Draev-e, Geev-e, Leev-e, Loov-e, Stoov-e,

[pagina 188]
[p. 188]

Schroev-e, Schuiv-e, Blyv-e, Schryv-e, Wy, Zy Schaev-en, Draev-en, Geev-en, Leev-en, Loov-en, Stoov-en, Schroev-en, Schuiv-en, Blyv-en, Schryven.

De Tegenwoordige Tyt in de Aentoonende Wyze van het Lydende Werkwoort wordt gemaekt van het Deelwoort des Verleedenen Tyts, voor zich aenneemende het Helpwoort Worden in den Tegenwoordigen Tyt der Aentoonende Wyze; als Ik Worde, Gy Wordt, Hy Wordt Gehoort, Wy Worden, Gy Wordt, Zy Worden Gehoort.

De Onvolmaekte Verleeden Tyt der Aentoonende Wyze wordt in het Bedryvende en Onzydige Werkwoort van het Wortelwoort afgeleidt door het byvoegen der Merkletteren DE in alle de Persoonen des Eenvouwigen, en van DEN in alle de Persoonen des Meervouwigen Getals; als in Ik, Gy, Hy, Zy, Het Stel-de, Hoor-de, Dwael-de, Draei-de, Reis-de, Luis-de, Vry-de, Wy, Gy, Zy, Stel-den, Hoor-den, Draei-den, Reis-den, Luis-den, Vry-den.

Waerom Wortelwoorden, die in eene D na eenen voorgaenden Medeklinker of eenen Langen Klinker of Tweeklinker uitgaen, in deeze Persoonen met eene dubbele D geschreeven worden; als, Ik, Gy, Hy, Zy, Het Wend-de, Wond-de, Verbeeld-de, Antwoord-de, Smeed-de, Spaed-de, Scheid-de, Spoed-de, Luid-de, Wy, Gy, Zy Wend-den, Wond-den, Verbeeld-den, Antwoord-den, Smeed-den, Spaed-den, Scheid-den, Spoed-den, Luid-den. Die achter eenen Korten Klinker in eene D eindigen, zyn in den Tegenwoordigen en Onvolmaekten Tyt even eens; als Ik Schudde, Wy, Zy Schudden in den Tegenwoordigen, en ook Ik, Gy, Hy, Zy, Het Schudde, Wy, Gy, Zy Schudden in den Onvolmaekten Tyt.

[pagina 189]
[p. 189]

Voor DE en DEN wordt echter TE en TEN inden Onvolmaekten Tyt gebruikt, wanneer de Wortelwoorden in harde Medeklinkers uitgaen; als in AF, EF, OF, UF, K, LK, NK, RK, AP, AEP, MP, OP, UP, UIP, AS, ES, OS, US, ANS, ENS, ERS, AT, ET, IT, UT, RT, ST, CH, SCH, CHT. Dus zegtmen Ik, Gy, Hy, Zy, Het Schaf-te, Kef-te, Stof-te, Verbluf-te, Pak-te, Wek-te, Stik-te, Druk-te, Bulk-te, Wenk-te, Merk-te, Klap-te, Raep-te, Stamp-te, Klop-te, Drup-te, Kuip-te, Pas-te, Pres-te, Pis-te, Los-te, Kus-te, Dans-te, Verslens-te, Pers-te, Lors-te, Schat-te, Let-te, Spit-te, Schut-te (welke vier dit alleen met elkander gemeen hebben, dat zy in den Tegenwoordigen en Onvolmaekten Tyt met eene dubbele T geschreeven worden) Schort-te, Troost-te, Lach-te, Juich-te, Ruisch-te, Biecht-te, Acht-te, Zucht-te, Hecht-te. En in het Meervouwige Getal, Wy, Gy, Zy Schaf-ten, Kef-ten, Stof-ten, Verbluf-ten, Pakten, Wek-ten, &c. Grens-de van Grens wordt uitgezondert.

De Onvolmaekte Verleeden Tyt der Aentoonende Wyze in het Lydende Werkwoort wordt gemaakt van het Deelwoort des Verleedenen Tyts, voor zich ontfangende het Helpwoort Worden in den zelven Tyt der zelve Wyze; als Ik Werd Gehoort, Gy Werdt Gehoort, Hy Werd Gehoort, Wy Werden Gehoort, Gy Werdt Gehoort, Zy Werden Gehoort.

De Volmaekte Ganschverleeden Tyt wordt gemaekt van een Deelwoort des Verleedenen Tyts in het Lydende Werkwoort; waer voor in het Bedryvende en Onzydige Werkwoort het Helpwoort Hebben in den Tegenwoordigen Tyt der Aentoonende Wyze gezet

[pagina 190]
[p. 190]

wordt; als Ik Hebbe, Gy Hebt, Hy Heeft Gehoort, Wy Hebben, Gy Hebt, Zy Hebben Gehoort; Ik Hebbe, Gy Hebt, Hy Heeft Gewoont, Wy Hebben, Gy Hebt, Zy Hebben Gewoont.

In het Lydende Werkwoort wordt tot het maeken van den Volmaekten Verleedenen Tyt voor het Deelwoort des Verleedenen Tyts in het zelve Woort het Helpwoort Zyn gebruikt in den Tegenwoordigen Tyt der Aentoonende Wyze; als in Ik Ben, Gy Zyt, Hy, Zy, Het Is Gehoort, Wy Zyn, Gy Zyt, Zy Zyn Gehoort.

De Meerdanvolmaekte Voorverleeden Tyt wordt gemaekt van het Deelwoort des Verleedenen Tyts in het Lydende Werkwoort; waer voor in het Bedryvende en Onzydige Werkwoort het Helpwoort Hebben in den Onvolmaekten Tyt der Aentoonende Wyze gevoegdt wordt; als in, Ik Hadde, Gy Hadt, Hy, Zy, Het Had Gehoort, Wy Hadden, Gy Hadt, Zy Hadden Gehoort; Ik Hadde, Gy Hadt, Hy, Zy, Het Had Gewoont, Wy Hadden, Gy Hadt, Zy Hadden Gewoont.

In het Lydende Werkwoort wordt tot het vormen van den Meerdanvolmaekten Voorverleedenen voor het Deelwoort des Verleedenen Tyts het Helpwoort Zyn gebruikt in den Onvolmaekten Tyt der Aentoonende Wyze; als in, Ik Was, Gy Waert, Hy, Zy, Het Was Gehoort, Wy Waeren, Gy Waert, Zy Waeren Gehoort.

Eenige Onzydige Werkwoorden volgen in beide deeze Tyden het Lydende Werkwoort, en gebruiken voor het Deelwoort des Verleedenen Tyts in het zelve woort het Helpwoort Zyn; als in, Ik Ben, Ik Was Geklommen, Ik Ben, Ik Was Gedaelt, Ik Ben, Ik Was Gebleeven, Ik Ben, Ik Was Vertrokken, Ik Ben, Ik Was Gekoomen, en diergelyke. Ook zegt

[pagina 191]
[p. 191]

men in deeze betekenisse, Ik Ben, Ik Was eenen anderen Gevolgt, voor Ik Hebbe, Ik Hadde Gevolgt; schoon Volgen een Bedryvend Werkwoort is: en Ik Ben, Ik Was den zelven wegh Gekeert of Wedergekeert.

De Toekoomende Tyt der Aentoonende Wyze wordt gemaekt in ieder Werkwoort uit den Tegenwoordigen Tyt in de Eindigende Wyze, hebbende voor zich het Helpwoort Zal; als in het Bedryvende Werkwoort, Ik Zal Hooren, Zy Zult Hooren, Hy, Zy, Het Zal Hooren, Wy Zullen Hooren, Gy Zult Hooren, Zy Zullen Hooren; in het Onzydige, Ik Zal, Gy Zult, Hy, Zy, Het Zal Woonen, Wy Zullen, Gy Zult, Zy Zullen Woonen; en in het Lydende, Ik Zal, Gy Zult, Hy, Zy, Het Zal Gehoort Worden, Wy Zullen, Gy Zult, Zy Zullen Gehoort Worden.

De Aenvoegende Wyze is in den Tegenwoordigen Tyt de zelve met de Aentoonende Wyze van elk byzonder Werkwoort, uitgezondert den Derden Persoon in het Eenvouwige Getal, die met den Eersten eenen zelven uitgang heeft; als in het Bedryvende Werkwoort, Dat Ik Hoore, Gy Hoort, Hy, Zy, Het Hoore; in het Onzydige, Dat Ik Woone, Gy Woont, Hy, Zy, Het Woone; in het Lydende, Dat Ik Gehoort Worde, Gy Gehoort Wordt, Hy, Zy, Het Gehoort Worde.

De Eerste Onvolmaekte Verleeden Tyt koomt met den Onvolmaekten Verleedenen Tyt der Aentoonende Wyze in de Bedryvende en Onzydige Werkwoorden over een, uitgezondert den Tweeden Persoon in beide Getallen, die met den Eersten en Derden eenen zelven uitgang heeft; als in het Bedryvende Werkwoort, Dat Ik Hoorde, Gy Hoorde, Hy, Zy, Het Hoorde; Wy Hoor-den, Gy Hoorden, Zy Hoorden; en in het Onzydige,

[pagina 192]
[p. 192]

Dat Ik Woonde, Gy Woonde, Hy, Zy, Het Woonde, Wy Woonden, Gy Woonden, Zy Woonden.

In het Lydende Werkwoort wordt deeze Tyt gemaekt van het Deelwoort des Verleedenen Tyts in het zelve Woort, voor zich ontfangende het Helpwoort Wierde; als, Dat Ik Wierde Gehoort, Gy Wierdt Gehoort, Hy, Zy, Het Wierd Gehoort, Wy Wierden Gehoort, Gy Wierdt Gehoort, Zy Wierden Gehoort.

De Tweede Onvolmaekte Verleedene Tyt wordt in alle drie Werkwoorden gemaekt van den Tegenwoordigen Tyt in de Eindigende Wyze, voor zich ontfangende het Helpwoort Zoude; als in het Bedryvende Werkwoort, Als Ik Zoude Hooren, Gy Zoudt Hooren, Hy, Zy, Het Zoude Hooren, Wy Zouden, Gy Zoudt, Zy Zouden Hooren; in het Onzydige, Ik Zoude Woonen, Gy Zoudt Woonen, Hy, Zy, Het Zoude Woonen, Wy Zouden, Gy Zoudt, Zy Zouden Woonen; in het Lydende; Ik Zoude Gehoort Worden, Gy Zoudt Gehoort Worden, Hy, Zy, Het Zoude Gehoort Worden, Wy Zouden Gehoort Worden, Gy Zoudt Gehoort Worden, Zy Zouden Gehoort Worden.

De Volmaekte Ganschverleeden Tyt is in alle uitgangen, gelyk die der Aentoonende Wyze, uitgezondert in den Derden Persoon der Bedryvende en Onzydige Werkwoorden die met den Eersten overeenstemt; als, Dat Ik Gehoort Hebbe, Gy Gehoort Hebt, Hy, Zy, Het Gehoort Hebbe; Dat Ik Gewoont Hebbe, Gy Gewoont Hebt, Hy, Zy, Het Gewoont Hebbe.

In het Lydende Werkwoort is tusschen den Volmaekten Ganschverleedenen Tyt der Aentoonende en Aenvoegende Wyze dit onderscheit, dat de leste in den Eersten en Derden Persoon gemaekt worde door

[pagina 193]
[p. 193]

het Helpwoort Zy; als, Dat Ik Zy Gehoort, Gy Zyt Gehoort, Hy, Zy, Het Zy Gehoort.

De Eerste Meerdanvolmaekte Voorverleeden Tyt is dien der Aentoonende Wyze in alles zonder eenige uitzonderinge gelyk.

De Tweede Meerdanvolmaekte Voorverleeden Tyt wordt in de drie Werkwoorden gemaekt van den Volmaekten Ganschverleedenen Tyt in de Eindigende Wyze, voor zich aenneemende het Helpwoort Zoude; als in het Bedryvende Werkwoort, Als Ik Zoude Gehoort Hebben, Gy Zoudt Gehoort Hebben, Hy, Zy, Het Zoude Gehoort Hebben, Wy Zouden Gehoort Hebben, Gy Zoudt Gehoort Hebben, Zy Zouden Gehoort Hebben; in het Onzydige, Ik Zoude Gewoont Hebben, Gy Zoudt Gewoont Hebben, Hy, Zy, Het Zoude Gewoont Hebben, Wy Zouden Gewoont Hebben, Gy Zoudt Gewoont Hebben, Zy Zouden Gewoont Hebben; in het Lydende, Ik Zoude Gehoort Zyn, Gy Zoudt Gehoort Zyn, Hy, Zy, Het Zoude Gehoort Zyn, Wy Zouden Gehoort Zyn, Gy Zoudt Gehoort Zyn, Zy Zouden Gehoort Zyn.

De Toekoomende Tyt wordt in de drie Werkwoorden gemaekt van den zelven Volmaekten Ganschverleedenen Tyt der Eindigende Wyze, voor zich het Helpwoort Zal hebbende; als in het Bedryvende Werkwoort, Als Ik Zal Gehoort Hebben, Gy Zult Gehoort Hebben, Hy, Zy, Het Zal Gehoort Hebben, Wy Zullen, Gy Zult, Zy Zullen Gehoort Hebben; in het Onzydige, Ik Zal Gewoont Hebben, Gy Zult Gewoont Hebben, Hy, Zy, Het Zal Gewoont Hebben, Wy Zullen, Gy Zult, Zy Zullen Gewoont Hebben; in het Lydende, Ik Zal Gehoort Zyn, Gy Zult Gehoort Zyn,

[pagina 194]
[p. 194]

Hy, Zy, Het Zal Gehoort Zyn, Wy Zullen, Gy Zult, Zy Zullen Gehoort Zyn.

In de Eindigende Wyze, die geenen zekeren Persoon noch Getal heeft, wordt de Tegenwoordige Tyt in het Bedryvende en Onzydige Werkwoort, in EN eindigende, (uitgezondert Zyn voor Zyen van het verouderde Zy,) gemaekt van het Wortelwoort door het byvoegen van het enkele en bloote EN; als Kamp-en, Lonk-en, Werk-en, Hoor-en, Woon-en, Kraei-en, Bloei-en, Krui-en, Vry-en, Schrei-en, Lach-en, Juich-en, Gruw-en, en na het veranderen der Wortelletteren S in Z en F in V in Raez-en, Vreez-en, Groez-en, Bruiz-en, Schaev-en, Geev-en, Schuiv-en, Dryv-en.

Voor dit EN wordt de Medeklinkende Wortelletter herhaelt in Val-len, Zet-ten, Bid-den, Klop-pen, Stut-ten; en de W gezet in Blaeu-wen, Schreeu-wen, Vernieu-wen, Brou-wen.

En hier in volgen wy den voet van Kornelis Gyzelbertszoon Plemp; die in zyn Latynsch geschrift van de Nederduitsche Spelkunst (want het Nederlantsche hebbe ik nooit gezien) wel oordeelde, dat men schryven most Heb-en, wed-en, suf-en, leg-en, bak-en, wil-en, tem-en, min-en, klap-en; maer evenwel, de gewoonte volgende, zelf schreef, Hebben, wedden, suffen, leggen, bakken, willen, temmen, minnen, klappen; op dat het gemeene volk uit onkunde niet spelde en laeze, He-ben, we-den, su-fen, le-gen, ba-ken, wi-len, te-men, mi-nen, kla-pen. Om die zelve reden schryven wy ook (dat hy niet doet; gelyk het ook anders onnoodigh is) de woorden, die in de Twee- en Drieklanken AU en OU,

[pagina 195]
[p. 195]

AEU en EEU in de Gebiedende Wyze eindigen, in de tweede Lettergreep en voor het Eindigende EN met eene W; als Grau-wen, increpare, Snau-wen, Dau-wen, Bou-wen, Kou-wen, Hou-wen, caedere, Rou-wen, Schou-wen, Brou-wen, Maeu-wen, Graeu-wen, Baeu-wen, Flaeu-wen, Blaeu-wen, Geeu-wen, Breeu-wen, Schreeu-wen, Sneeu-wen; op dat men uit zommige van deeze woorden, zonder W geschreeven, als Grauen, Bouen, Houen, Rouen, Schouen, Graeuen, Geeuen, Schreeuen, niet maeke Gra-ven, Bo-ven, Ho-ven, Ro-ven, Scho-ven, Grae-ven, Gee-ven, Schree-ven, Snee-ven.

Doch hier van kan gezien worden in de vorminge der Eerste en Derde Persoonen des Meervouwigen Getals in den Tegenwoordigen Tyt der Aentoonende Wyze, die met de Eindigende Wyze der Bedryvende en Onzydige Werkwoorden eenen zelven Uitgang hebben.

In het Lydende Werkwoort wordt die Tegenwoordige Tyt gemaekt van den Tegenwoordigen Tyt der Eindigende Wyze van het Helpwoort Worden, hebbende voor zich het Deelwoort des Verleedenen Tyts; als in, Gehoort Worden.

De Volmaekte Ganschverleeden Tyt wordt in het Bedryvende en Onzydige Werkwoort gemaekt door den Tegenwoordigen Tyt der Eindigende Wyze in het Helpwoort Hebben, ontfangende voor zich het Deelwoort des Verleedenen Tyts; als in, Gehoort Hebben, Gewoont Hebben; en in het Lydende, als mede in eenige Onzydige door den Tegenwoordigen Tyt der Eindigende Wyze in het Helpwoort Zyn, voor zich het Deelwoort des Verleedenen Tyts ook aenneemende; als in Gehoort Zyn, Geleezen Zyn, Gevallen Zyn, Gekoomen Zyn.

[pagina 196]
[p. 196]

De Toekoomende Tyt wordt in het Bedryvende en Onzydige en Lydende Werkwoort gemaekt door het Samenvoegen des Helpwoorts Zullen met den Tegenwoordigen Tyt der Eindigende Wyze van iegelyk byzonder Werkwoort; als in Zullen Hooren, Zullen Woonen, Zullen Gehoort Worden.

Deeze drie Tyden der Eindigende Wyze worden in de Woortvoeginge (dat hier ter aenmerkinge dient) zelden gebruikt zonder tuschenkomste of byvoeginge van het woordeken TE; als in, Te Hooren, Gehoort te Hebben, Geleezen te Zyn, te Zullen Woonen, te Zullen Gehoort Worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken