Verzamelde gedichten(1961)–Adriaan Morriën– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Tijd Ik weet wel dat het dood is als ik met mijn vingers Leven betast en dat er geen verschil is tussen nieuw en oud. Alleen door die nalatigheid kan ik bestaan, Doordat de korte tijd niet is vergaan Tussen het leven en de dood van wat ik in mijn handen houd. Niets scheidt mij van het einde dan de tijd En tijd slechts scheidt mij van het andere einde Achter het eerste, tiende, 't eindeloze einde Wanneer 't heelal terugvalt in zijn holte En volte wordt veranderd in een leegte Zo groot dat er geen plaats meer is voor God en tijd Of voor hun onbestaanbaarheid. Vorige Volgende