Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedkundige novellen. Levensschetsen (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedkundige novellen. Levensschetsen
Afbeelding van Geschiedkundige novellen. LevensschetsenToon afbeelding van titelpagina van Geschiedkundige novellen. Levensschetsen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.48 MB)

Scans (3.64 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedkundige novellen. Levensschetsen

(1907)–Lodewijk Mulder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

III. De negentigste dag van het beleg.

Wij laten veertien dagen voorbijgaan en keeren op den 25en Junij naar het leger voor Geertruidenberg terug. Weder heerscht daar eene ongewone drukte, en is er uitgelaten vreugde in aller blikken te lezen; maar ditmaal vertoont zich die drukte niet enkel in het kwartier van den Prins, maar het geheele leger deelt er in, en de vreugde, die allen bezielt, is het gevolg van een behaalden triomf, die, na drie maanden van zwaren strijd, van ijzeren volharding, van ontzaggelijke inspanning, de vanen van den grooten stad-

[pagina 60]
[p. 60]

houder kwam bekroonen: Geertruidenberg had den vorigen avond aangeboden te capituleeren.

Na eene kloeke verdediging van negen en tachtig dagen had de vijand zich in den avond van den 24en Juni bij verrassing een ravelijn zien ontweldigen, welks verlies dat van de geheele vesting moest na zich slepen. De hoop op ontzet was verdwenen; Mansfeld lag nog wel altijd met eene groote overmacht te Waspik, maar de nuttelooze schermutselingen, waarin zijne troepen dagelijks met die van den Prins gewikkeld waren, en waarin de laatsten bijna zonder uitzondering in het voordeel bleven, wakkerden den moed der belegeraars meer aan, dan dat zij de bedreigde vesting eenige uitkomst beloofden. En nu zulk een gewichtig deel van de buitenwerken in Maurits handen gevallen was, nu in het gevecht, dat daarbij geleverd werd, de gouverneur, de derde die in de vesting achtereenvolgens het bevel voerde, even als zijne beide voorgangers gesneuveld was, nu de hoop nog bestond, om gunstige voorwaarden van den overwinnaar te bedingen, en daarentegen eene bestorming met al hare verschrikkingen ieder oogenblik te voorzien was, nu had de kloeke bezetting gemeend, genoeg voor hare krijgsmanseer gedaan te hebben, en aangeboden, in onderhandeling te treden.

Tot diep in den nacht duurden de beraadslagingen, totdat eindelijk ten twee ure de capitulatie tot stand kwam, waarbij aan het garnizoen vrije aftocht zonder vaandels of wapenen werd verleend. Des morgens ten vijf uur kwamen de burgemeesters bij den Prins, om hem ook de belangen van de burgerij bij de aanstaande overgave aan te bevelen, ‘ende belooffde Syn Excellentie den burgeren te sullen tracteeren als andere ingesetenen van steeden onder de Genaraliteyt staende.’

[pagina 61]
[p. 61]

Tegen twaalf ure begal zich de Prins, te paard, omringd van al zijne krijgsoversten en gevolgd door een luisterrijken staf, naar het glacis bij de poort, waardoor het garnizoen zou uittrekken, terwijl het grootste gedeelte van het belegeringskorps in slagorde daarvoor geschaard stond.

Juist ten twaalf ure begon de uittocht. Vooraan ging een reeks van omtrent honderd wagens met bagage, gekwetsten, vrouwen en kinderen; nadat deze stoet voorbij getrokken was, volgden drie kapiteins. Bij den Prins gekomen, groetten zij hem met grooten eerbied, en toen zij hun zijdgeweer wilden afleggen, sprak Maurits, die meer dan iemand den heldenmoed ook in overwonnen vijanden waardeerde, hen met groote hoffelijkheid toe, roemde hunne kloeke verdediging, en vergunde hun het rapier te behouden. Toen zij daarop dezelfde gunst voor hunne krijgsmakkers verzochten, en er nogmaals op aandrongen, hunne vaandels te mogen medevoeren, bewilligde de Prins, zoo hij zeide, uit achting voor zoo vrome krijgslieden, in het eerste gedeelte van hun verzoek, maar was niet te bewegen, om hun het behoud hunner vaandels toe te staan. Op de drie kapiteins volgden zestien vaandrigs met hunne vaandelen; die zij één voor één voor de voeten van den Prins nederlegden; en daarna kwamen eerst de officieren, vervolgens twee honderd veertig piekeniers, en drie honderd vier en tachtig muskettiers en harquebusiers, die achtereenvolgens langs het Staatsche leger defileerden en den weg insloegen naar Antwerpen.

Toen zij allen vertrokken waren, reed de Prins met zijnen staf de veroverde vesting binnen om de werken in oogenschouw te nemen en de noodige maatregelen te beramen om haar weder in behoorlijken staat van

[pagina 62]
[p. 62]

verdediging terug te brengen. Nog dienzelfden dag benoemde hij zijnen broeder, graaf Hendrik Frederik van Nassau tot gouverneur, en Arent van Duivenvoorde tot vice-gouverneur, om in naam van dien jongen vorst het bevel binnen de vesting te voeren.

Des avonds vierde het geheele leger feest, en om onzen lezers een denkbeeld te geven van de wijze, waarop dergelijke vreugdebedrijven in die dagen plaats hadden, kunnen wij niet beter doen dan de woorden aanhalen, waarmede een ooggetuige ze beschrijft:

‘Metten doncker,’ zegt hij, ‘deede men alle tvolck in theele leger aen den wallen brengen, de pieckiers elck met een cleyne stroywis boven op de piecke, ende daernaer werden de trommelen geslaegen, alle de musquetten ende roers affgeschooten ende alle de stroywissen aen brant gesteecken, daerdoor in een corte stont theele leger rontsomme vol vierteykenen stont, twelcke tot veel reysen geîtereert werde, werpende de pieckiers haer stroywiskens, alse geheel in brant waeren van den piecken al brandende in de grachte, ende staecken dan weder versche stroywissen daerop; oick de roers ende musquetten begonsten van eenen houck eerst te schieten ende ginck alsoe gelijck een blixem rontsomme al oft over een rat gedrayt hadde ende duyrde alsoe wel een halff uyre lang. Daernaer begonst men mettet geschut te schieten ende deden alle de oirlochscheepen, die van den Stadt, ende in de quartieren van Raemsdonck ende alle de schantsen oick het tselve, tot een verheuginge van den victorie ons bij God Almachtich gegeven, die seer groot was.’

‘In deser vougen,’ eindigt hij later zijn relaas van het beleg, ‘quam met gewelt weder in handen van den Staten dese stadt, die heur eerst over de 300,000 gulden gecost, naederhant van den garnisoenen daerinne

[pagina 63]
[p. 63]

synde, vercoft ende schandelijcken aen den viant verraeden was, ende om gereed geit overgelevert; hoewel de Staeten in dese belegeringe geen cleyne maer seer excessive extraordinaris costen gedaen ende soe men seyt het groen ende drooch geëmployeert hadden, in sulcker vougen dattet een van de heerlyckste belegeringe is geweest die in 100 jaeren gezien ofte gehoort is, daeromme de eere oick van dien te grooter is ende de schande van den viant te meerder, die niet alleen dese stadt, by hem te vooren met gelt gecoft, voor sijn oogen heeft sien reduceeren in den macht van den Staeten, maer oick laten voorbygaen soe schoene occasie om yet anders geduyrende dese belegeringe aen te grypen. Dit alles, dat soe wonderlyck schynt in onse oogen, is van den Heere der Heeren gewrocht, die daeromme sy eere, prys ende danckbaerheyt in alle eeuwen.’

En met deze woorden zouden ook wij deze vluchtige schets willen besluiten, ware het niet, dat wij hoopten, voor den jongen Balfour en zijne schoone beminde ten minste zóóveel belangstelling te hebben ingeboezemd, dat wij aan onze lezeressen nog het antwoord dienen te geven op verschillende vragen, als daar zijn: of hij werkelijk tot ritmeester is benoemd, of hij niet onverhoopt gesneuveld is, of zijne Anna hem, en hij wederkeerig haar, getrouw is gebleven, of de Heer van Middachten woord heeft gehouden enz. enz.

Op eenige dier vragen kunnen wij bepaald antwoord geven: William Balfour is niet gesneuveld; hij is nog in den loop van het jaar 1593 tot kapitein over een vaan karabiniers benoemd, en heeft zich nog in menig gevecht onder Prins Maurits onderscheiden. Wat de overige vragen aangaat, daaromtrent vindt men voldoende opheldering in het volgende uittreksel uit een

[pagina 64]
[p. 64]

doopregister van die dagen, hetwelk wij hier tot slot willen laten volgen:

‘9 December 1595.

‘Een kint gedoopt van William Balfort, ritmeester, ende Anna van Middachten, synde genaemt Maurice Marcel. Getuygen: Jonker Wouter van Middachten ende Jonker Marcelis Bacx.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken