Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875 (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
Afbeelding van Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.28 MB)

ebook (4.52 MB)

XML (1.86 MB)

tekstbestand






Editeur

Garmt Stuiveling



Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

kritiek(en)
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
toneeltekst (modern)


Bekijk de verrijkte versie van multatuli.online



© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875

(1986)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Bijlage
Verhaal van Mina Krüseman]

Bijlage

 

‘Om in te vallen!’ dacht ik dadelijk, en ik doorzag de geheele machinatie, alsof ik geholpen had, om haar samentestellen! (Zooals dan ook, zonder mijn bedoeling, werkelijk het geval was geweest.)

De knecht die mij 't briefje bracht, wachtte op antwoord, en vroeg of ik niet even naar die dame toe wilde gaan, ‘hier drie deuren verder, de laatste kamer’-

‘Neen, zeg dat ik geen tijd heb, 't is tijd van eten, en dan moeten we uit.’

Toen ik met Elize Baart alleen was, liet ik haar 't briefje lezen.

‘Ze is overgekomen om 't stuk te zien, zeide zij.’

‘Neen. - Heb jij er iets tegen dat ze met ons meegaat straks?’

‘N..e..e.n - als jij - 't - goed vindt...’

‘Ja, ik zou 't heerlijk vinden!’

Toen 't rijtuig vóór stond, en we ‘drie deuren verder, de laatste kamer’ voorbij moesten, om naar beneden te gaan, zag ik licht schijnen door de reet onder de deur van M's kamer.

‘Zieje wel dat ze nog dáár is?’

‘Ja.’

‘En dat ze dus niet gekomen is om 't stuk te zien?’

‘'t Is nog te vroeg, ze...’

‘Neen, dat is 't niet!’

Ik klopte, en ging binnen. Zij was alleen en zat te schrijven.

‘Waar is Dek?’

‘Hij had hier moeten zijn... maar...’

‘Hij dineert van middag met de heeren Directeuren, enz., niet waar?’

[pagina 426]
[p. 426]

‘Hij had beloofd om zes uur hier te zullen zijn... om mij af te halen...’

‘En als hij niet komt?’

‘Dan blijf ik maar schrijven.’

‘En dáárvoor ben je uit Wiesbaden gekomen! Jij, die op z'n minst genomen even veel belang in de Vorstenschool stelt als hij! Nee dát zou ál te kras wezen! Kom, maak je klaar en ga met ons mee, dan zal je wel 't coup d'oeil missen en 't effekt, maar je zult ten minste weten wat er voorvalt.’

Zóó kwam M.S. in onze kleedkamer terecht, bij de eerste opvoering van Vorstenschool!

‘Wie is die dame?’ Vroeg men van alle kanten.

‘Mevrouw Douwes-Dekker.’

‘Die is dood! Dan is zij...’

‘De eenige Mevrouw Douwes-Dekker, die sedert tien jaar bestaan heeft.’

Men heeft nog lang gefluisterd, maar niemand heeft mij meer iets gevraagd.

Intusschen had de zaal zich gevuld en waren wij gereed om op te treden. Ik had door de opening in 't scherm gekeken en mijn vijand D.D. in een loge links ontdekt. Ik plaatste mej. H.S. in de coulisses aan den overkant, zoodat hij haar zien moest bijna gelijktijdig met mij.

't Scherm ging op, en uit een loge links riep iemand luid: ‘Jufvrouw Krüseman deugt niet!’

Ik zag hem dadelijk recht in de oogen en bleef hem aanzien, tot dat eenige studenten in 't parterre, mijn blik volgende, hem ook zagen en herkenden. Daarop keek ik nog even naar Miesje, die wegkroop om niet gezien te worden door het publiek en begon ik:

‘Zijn er meer nog in de voorzaal?’

Na afloop van het eerste bedrijf (waarvoor men mij geapplaudisseerd en terug geroepen had) vond ik haar echter de schermen weer, met de tranen in de oogen; zij vloog me om den hals, maakte mij duizend complimenten en verklaarde dat zij heel gelukkig was over zoo'n triomf.

‘Dan is ze gekomen voor de rol van Hanna!’ dacht ik bij mij zelve, maar ik zeide niets, om Elize niet nóg zenuwachtiger te maken,

[pagina 427]
[p. 427]

dan zij reeds was. Dat schaap had genoeg aan een début te midden van zoo veel onaangenaamheden!

Eindelijk kwam haar beurt aan; ik stond met mej. S. door de décoraties te turen en voelde me meer gejaagd dan ooit.

‘'n Leelijk stemmetje!’ hoorde ik naast me.

‘Jong; een echt Hanna-stemmetje.’

‘IJselijk leelijk haar!’

‘Haar dat een type aan Hansje geeft! Als Elize er dóór komt, moeten alle verdere Hanna's op haar gelijken, of ze komen er niet!’

We werden tot zwijgen gebracht door 't applaudissement voor Hansje, met haar leelijk stemmetje en haar leelijk haar! En na de vierde acte was 't succes zoo compleet, dat we allen terug moesten komen en men begon te roepen om ‘den Auteur!’

‘Die kan niet komen van avond!’ riep ik onze directeuren toe, die als politie-agenten over het théatre vlogen en afgevaardigden in de zaal zonden om den grooten Multatuli te zoeken.

‘Hij kán niet!’ hield ik lachend vol: ‘zeg maar dat i dood is, want i komt toch niet!’

Ik ving eenige in-kwaadaardige blikken op, maar zag toch eindelijk Le Gras naar 't voetlicht treden, om den volke te verkondigen dat de Auteur ongesteld geworden was en zich dus niet vertoonen kon.

Die ongesteldheid was de niet gewenschte réussite van zijn eigen stuk!

Na het vijfde bedrijf werden wij weer met ons allen terug geroepen en gingen wij naar huis, na eerst nog ‘op verzoek’ een tweede voorstelling beloofd te hebben van de niet te spelen Vorstenschool! Vóór ons vertrek uit Utrecht heb ik nog een onderhoud met mej. H.S. gehad, over D.D. Zij sprak van verzoenen en vergeven, enz. klaagde over misverstanden en verkeerde opvattingen en waagde nog een laatste poging om de oorlogen uit de wereld te krijgen.

‘Niets van dat alles. Mina Krüseman vergeet niet en vergeeft niet. Zeg aan Dekker dat ik hem kén, en dat ik hem daarom dood heb verklaard. En zeg hem ook, dat hij zorgt voortaan dood voor me te blijven, want als hij me door een nieuwe laagheid noodzaakt me weer met hem in te laten, dat ik dan voor niets meer staan zal

[pagina 428]
[p. 428]

om hem te ontmaskeren, en me te verdedigen tegen zijn aanvallen, van waar die ook komen mogen. Wat jou betreft, jij bent ongelukkig, maar niet slecht. Je hebt D. je leven gegeven, je behoort bij hem, dus geloofhem ook maar. Mocht ik je echter ooit van dienst kunnen zijn, wanneer of waar ook, reken op me als vroeger. Adieu.’

Zoo zijn wij gescheiden. Na dien tijd heb ik haar nooit meer gesproken; maar ik heb nog dikwijls aan haar gedacht, als aan een van de mooiste vrouwen-tipes, die ik in mijn leven gekend heb. Arm Miesje!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken