Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën I (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën I
Afbeelding van Ideën IToon afbeelding van titelpagina van Ideën I

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.98 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.99 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën I

(1879)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

182.

Ik stel me voor, eenige nummers te besteden aan den toestand der vrouwen in onze maatschappy, vooral vóór of zonder 't huwelyk. Maar vooraf moet ik 'n kleine geschiedenis verhalen die in 't licht stelt wat de vrouwen te danken hebben aan den bybel, opdat men niet, waar ik de zeden aanval, antwoorde: dat is zoo, maar 't voorschrift was toch schoon.

 

Zy was lief en goed de kleine Agatha. Ze was zoo rein van hart als de dochter van 'n mensch wezen kan. Van leugen had ze geen begrip. Met bevreemding zag ze de wereld aan omdat ze niet begreep dat er zooveel stryd kon wezen. Wat men haar zeide, geloofde zy kinderlyk. Als kind bad ze 's avends om 'n gerusten slaap, en nooit at ze ongezegende spys. Later ging ze vroom ter-kerke, en zong met geestdrift:

 
‘Want Edom en zyn vollick koen
 
Acht ik gelyck myn oude schoen.’

of wat er anders te zingen viel. Nooit kwam 't haar in de gedachte te vragen of Jacob wel heel braaf deed, z'n broer

[pagina 96]
[p. 96]

'n eerstgeboorterecht te ontfutselen door geleende ruigheid? Noch of 't pleizierig was voor de Kananieten, zoo maar altyd dóór te worden uitgeroeid? Zy die geen vogeltje had kunnen leeddoen, gruwde niet van de bloedlucht der groote slachtery die men 't Oude-Verbond noemt. De Heer had gesproken... dit was Agatha genoeg, niet om goedtekeuren - zóó ver kwam ze niet - maar om zich te onthouden van oordeel, jazelfs om bewaard te blyven van onaangenamen indruk.

Zoo zyn er meer vromen, die niet bestand zyn, tegen de minste smart, maar heel kalm aanzien hoe Gods uitverkoren volk huishoudt met de arme drommels die schuldig waren aan onüitverkorenheid.

Agatha vroeg niet naar 't verband tusschen háár zonden en Adams val: zy geloofde. Niet naar de wyze der verlossing door 't bloed des kruises: zy geloofde. Niet naar 't bewys onzer geestelyke onsterfelykheid, dat er liggen zou in de lichamelyke opstanding van Jezus: zy geloofde. Niet naar den samenhang in Jezus' lessen, minder nog naar de mogelykheid der toepassing, en nóg minder naar 't gehalte van die lessen: zy geloofde.

Agatha was 'n Christin. Haar gemoed was den Heere Jezus gewyd. Wat van hèm kwam, was goed en heilig. Wat tegen hem was, hield ze voor slecht.

En niet alleen hing ze met hart en ziel aan alles wat voorgeschreven was door Jezus, maar - zoo als 't veelal gaat -- ook aan de gezegden welke door anderen aan dien Jezus in den mond gelegd zyn. Het naamwoord ‘christelyk’ was Agatha voldoende om de zaak schoon te vinden die als zoodanig werd gekenmerkt, en ze beklaagde de Grieken die hun dooden verbrandden in plaats van ze 'n christelyke begrafenis te geven.

Wat het begraven der dooden te maken heeft met Christendom, begryp ik niet, tenzy men 't verbranden afkeurt om 't meer verstrooid raken der deelen, die naar 'n zeer plat begrip, dienen moeten tot de rekonstruktie van de lichamen.

Agatha leefde christelyk voort tot haar achttiende jaar, en zie, daar kwam iemand vertellen dat hy haar beminde en huwen wilde. Na ruggespraak met vader, moeder en dominee zei Agatha dat ze niet ongenegen was 'n huwelyk aantegaan, maar 't moest christelyk wezen. Zy vroeg den jonkman naar z'n geloof.

 

- Hoe ik u bemin, Agatha? Vraag het de sterren, de bloemen...

- Ja, maar uw geloof?

[pagina 97]
[p. 97]

- Overal staat my uw naam geschreven... in de wolken, op de golven der zee! Ik hoor dien in 't ruischen der bladeren, in 't murmelen van de beek...

- Maar... uw geloof?

- 't Zal zaligheid wezen, Agatha, u te bezitten als m'n vrouw, als m'n leidsvrouw! Ik zal u liefhebben met al de kracht van m'n hart! Ik zal u geven... zeg my, Agatha, hebt ge de Minnebrieven gelezen?

- Maar, eilieve... uw geloof?

- Dáár staat het! O, ik had niet noodig dat te lezen om te weten wat liefde is, Agatha! Maar toch, 't is aangenaam als men z'n indrukken zóó vindt beschreven! Ja, zóó is het, Agatha, zóó wil ik u liefhebben! Beminnen is neiging tot geven, tot bevruchten aan den eenen kant, neiging tot weergeven en baren aan de andere zyde...

 

Agatha begon iets onfatsoenlyks te vinden in den loop van 't gesprek. Zy brak het af, door nogeens te vragen: naar 't geloof?

De arme jongen zei weer iets over z'n liefde, en bemerkte niet eens dat Agatha gedurig aandrong op wat anders. Maar wel had zy bemerkt dat de liefde van den jonkman wereldsch was. Met 'n beklemd hart ging zy naar dominee.

Hy had haar Christin gemaakt. Hy had in haar opgewekt dien onleschbaren dorst naar de genadegaven des evangeliums. Hy had haar gewezen op den éénigen weg die 't licht, de waarheid en het leven is. Hy moest haar raad geven in deze - haar eerste - bezoeking. De man sprak aldus:

 

- Heil u, dat ge 't huwelyk alleen dan goedvindt, als ge 't moogt aangaan met de hope op den zegen die in Christus Jezus is. Ik heb alzoo niet te vergeefs gearbeid, o myne dochter, in den wyngaard uws gemoeds. Heil, driewerf heil u, dat gy geroepen zyt om een braven, en u oprecht beminnenden, maar helaas, door wereldzin afgedwaalden, jongeling, terugtebrengen op het ware pad. Ge hebt gelyk, Agatha, uw huwelyk moet christelyk wezen, en den Heere geheiligd. Zeg uwen verloofde dat ge u voorneemt hem te beminnen zoo als 'n christelyk meisje betaamt. Dat ge bereid zyt hem te nemen tot uwen echtgenoot naar de voorschriften daaromtrent gegeven door onzen Heer en Heiland. Laat hem zyn beschouwingen over den heiligen staat des echtverbonds niet putten uit zedelooze zielverpestende geschriften, doch zeg hem dat hy zich lave aan de eenig-zuivere bron...

 

[pagina 98]
[p. 98]

In 't kort - want het walgt my - de verliefde jonkman moest, om nu recht precies te weten wat 'n Christelyk huwelyk was, nalezen: Mattheus XIX!

En na dien tyd zag Agatha in, dat niet al het Christelyke, schoon, rein, verheven is.

Nog eenigen tyd bleef zy 'n goed meisje. Ze is 'n verstandige goede vrouw geworden... maar - of liever want - christin is ze niet meer!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken