Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën I (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën I
Afbeelding van Ideën IToon afbeelding van titelpagina van Ideën I

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.98 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.99 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën I

(1879)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 156]
[p. 156]

Voorlaatste hoofdstuk.

242.

In de kajuit brandde een vuile nachtpit die moeite had bewys van bestaan te geven.

Alles was stil geworden in 't achterschip.

De vreemdeling hoorde het tikken van z'n horloge dat hem scheen toeteroepen: Sain-te-Vier-ge, Sain-te-Vier-ge...

Hy kon niet slapen, en voelde dat hem iets deerde. Eerst wist hyzelf niet wàt hem belette te slapen. Z'n bed was goed...

Juist, dàt was het! Hy kon niet slapen omdat z'n bed goed was!

Hier volgt weer 'n artikel uit den geloofskatechismus van den vreemdeling.

Als door 'n adder gestoken sprong hy op, de kooi uit, en kleedde zich weer aan. Met vry veel kracht wist-i z'n bagage die in de onderkooi geplaatst was, daaruit te halen en buiten de hut te slepen.

Daarop onderzocht hy z'n bed, en bevond dat het was saamgesteld uit 'n stroozak, en daarover iets zachters van veeren of varen...

Het bovenbed legde hy beneden, in de onderkooi.

Wat er aan dekking ontbrak vulde hy met 'n reismantel en nog een-en-ander aan. Er waren twee kussens... goed! Eén onder, één boven... hy had twee bedden in z'n hut!

Hierna sloop hy den kajuitstrap op, zocht op het dek z'n weg naar 't voorschip...

Hu, 't was zoo koud! Des-te-beter, vond hy.

...hy zocht z'n weg naar 't voorschip, rook de scherpe knoflooklucht... ja, dáár moest het zyn:

 

- Mon père! riep hy.

 

De monnik scheen hem niet terstond te hooren, maar van 'n weinig verder klonk 'n lieve vrouwestem:

 

- Chut, it dort, le saint homme!

- Comment, c'est nous, madame! C'est vous, par le temps qu'il fait!

- Ah, l'Anglais! Oui monsieur, c'est moi! Que me voulez-nous?

- Madame, il fait un froid affreux!

- Le fait est que je frissonne un peu.

 

Nu ontwaakte ook de monnik, en de vreemde begon voorwerpen en personen beter te onderscheiden. Het arme echtpaar lag tusschen twee watervaten, met het hoofd op den vuil-lin-

[pagina 157]
[p. 157]

nenzak. Colineau had z'n jas uitgetrokken om daarmee z'n vrouw en zichzelf te dekken. Ze hielden ieder 'n mouw in de hand, alsof ze zich wilden vastklemmen aan die schrale verwarming. De monnik zat, evenals 'smiddags na 't bidden:, op z'n knoflookzak, met het hoofd tegen 't boordbeschot.

 

- Mon père... et vous, madame... je viens vous prier... je voulais... il fait si froid, mon père!

- Est-il étrange, cet Anglais, riep weer 't vroolyke vrouwtje, croit-il par hasard nous réchaufer par ses contes? Oui, monsieur, il fait froid... effectivement, il, fait très froid! Nous sommes payés pour le savoir, nous autres passagers de pont! Et puis? Voyons!

 

Ze klappertandde...

 

- Madame... et vous, mon père... j'ai deux bons lits à vous offrir.

- C'est gentil! Et où donc, s'il vous plait?

- Venez, mom père! Madame, venez!

 

En met de rechterhand geleidde hy de jonge vrouw, en hy reikte den monnik de linker, en hy voerde hen naar 't achterschip, in de kajuit:

 

- Madame, si vouz vouliez prendre le lit d'en-bas... je l'ai arrangé...

 

Ze trad de hut in.

 

- Tiens, c'est gentil! C'est vrai que je frissonne, mais... en me couchant là, il me semble que je pourrais bien me déshabiller un peu?

- A voitre aise, Madame!

 

En onze reiziger sloot de gordynen van de hut. De monnik wachtte tot de dame roepen zou dat ze ontkleed en te-bed was. Gedurende dien tyd had hy den vreemde aandachtig gadegeslagen.

 

- Mon fils, vous avez bon coeur!

- Je crois qu'oui, mon père.

- Voudriez-vous me faire un plaisir, nu tres grand plaisir?

- Mon père, s'il dépend de moi...

- Cela dépendra de vous, mon fils.

- Parlez, mon père!

- Ayez foi en notre Sainte-Vierge!

- Mon père, je ne saurais...

[pagina 158]
[p. 158]

- Acceptez au moins la bênédiction que je vais vous donner en son nom!

- Mon père... j'accepte!

 

En de wysgeer zonder geloof, de denker die gespot had met de beeldjes van tin en van lood, de man van scherp onderzoek en bytend sarkasme...

Die man knielde neder zonder de minste huichelary...

En hy weende!

De monnik strekte de handen uit over zyn hoofd, en zeide:

 

- Je vous bénis, mon fils! J'ai prié, j'ai beaucoup prié pour vous... notre Dame de La-Garde m'exaucera! Elle vous préservera du seul malheur qui soit au monde, du péché!

 

En uit de hut klonk:

 

- Amen!

 

En:

 

...je suis couchée, mon père... veuillez entrer, et bonne nuit! Dieu, qu'il fait froid! Bonne nuit, m'sieur d'Anglais... voudriezvous me donner la main?

 

Ze stak haar handje tusschen de gordynen uit. De vreemde die nog laag by den grond was, vatte het...

 

- Eh bien, monsieur, eh bien?

- Madame!

 

Of 't weer de moeurs waren van z'n pays, of 't weer 'n artikel was uit de ‘belydenis van z'n geloof’... dat weet ik niet! Maar hy begreep haar: eh, bien? met z'n hart dat veel begreep, en hy heeft die kleine hand heel vurig gekust...

 

- Comment, monsieur, vous pleurez? Tiens, moi aussi... c'est étrange... je vous aime beaucoup!

 

Zoo had de nietswetende wysgeer geknield voor de zegenspraak van den monnik.

Zoo had de onnoozele dweeper z'n zegen gegeven aan 'n twyfelaar, aan 'n ontkenner, aan 'n ‘Geist der stets verneinte.’

Zoo had de onwetende, kinderlyk dartele vrouw 'n traan geschonken aan den man dien ze zoo-even 'n bezemsteel had genoemd die kermishoudt.

En in aller harten woonde liefde.

Waardoor waren die wonderen gewrocht?

[pagina 159]
[p. 159]

Door den godsdienst van het goede.

Het laatste hoofdstuk van deze geschiedenis mag ik niet verkoopen. Ik geef dat aan wien ik liefheb.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken