Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën I (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën I
Afbeelding van Ideën IToon afbeelding van titelpagina van Ideën I

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.98 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.99 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën I

(1879)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

304.

In den Havelaar spreek ik ergens over: ‘een dorp dat pas was veroverd door nederlandsche soldaten, en dus in brand stond.’

Dat ‘dus’ is pikant? Kunstig? Ik ben niet kunstig, en waar ik pikant ben, is 't alleen omdat de waarheid pikant is. Ik begryp wel dat handeldryvende Nederlanders - uit zuinigheid - my liever houden voor 'n kunstenschryver dan voor 'n schryver die de waarheid zegt, omdat de kunst te-koop is voor weinige centen huurgeld, en 't erkennen van de waarheid heel duur kosten zou, maar toch wil ik nu en dan 'n bydrage leveren tot de stukken van 't proces dat eenmaal zal worden gevoerd tusschen de hollandsche natie en myn nagedachtenis.

Ik beweerde dat 'n dorp in brand stond omdat het veroverd was door nederlandsche soldaten.

Hierin ligt heel duidelyk de beschuldiging dat ons krygsvolk schandelyk huishoudt in veroverde plaatsen, en ik, die gewoonlyk vry juist meen wat er in m'n uitdrukkingen ligt, verklaar dan ook by dezen dat inderdaad m'n bedoeling was die beschuldiging intebrengen tegen de, voor hoog geld gehuurde, welgewapende kolporteurs van nederlandsche beschaving en verdere deugden.

Ja, het dorp was veroverd door nederlandsche soldaten, en stond dus in brand.

Op nederlandsche heldendeugd volgt brand. Nederlandsche overwinning leidt tot verwoesting. Nederlandsche krygsbedryven baren wanhoop.

Dit moest niet wezen, vindt ge wel? En als dat - door myn invloed - zal veranderd zyn, hoor ik reeds Mr. Van Twist en konsorten roepen: precies m'n idee!

Maar 't is jammer dat de man zoo'n idee niet precies had, of althans dat-i niet zoo'n precies idee had, toen de natie hem vry precies betaalde òm dat idee te hebben.

Ik heb - zonder betaling - de preciese waarheid gezegd, ook in dat woordje: dus.

De Havelaar verscheen in Mei 1860. Door de vriendelyke zorg van de firma D.R. & V.L. worden er slechts weinige exemplaren naar Indie gezonden. Wie 't loochent wordt verwezen naar de klachten daarover in de indische bladen. 't Effekt

[pagina 202]
[p. 202]

moest gedoofd worden - de anti-Amsterdamsche spoorwegwet was gevallen - en daarom geschiedde de verzending langzaam, schroomvallig, met vreezen en beven, zooals 'n geneesheer rottekruid toedient. De beoordeeling van 't Bataviaasch Handelsblad begint met de woorden: ‘eindelyk is 't ons mogen gelukken dat boek machtig te worden.’ En vroeger reeds had het ‘aan Multatuli den raad gegeven, in 't vervolg een minder slaperigen uitgever te kiezen.’

Die beschuldiging nu was ongegrond. De uitgevers D.R. & V.L. waren niet slaperig geweest, maar integendeel redelyk wakker. Men kan heel aktief zyn in 't opzettelyk nalaten.

Hoe dit zy, ik konstateer dat de Max Havelaar, die in Mei 1860 verschenen was, eerst vier, vyf maanden daarna - en met belemmering altoos - op Batavia te verkrygen was.

Het beteekenisvolle woordje: dus, dat brandstichting en nederlandsche heldenmoed koppelde tot 'n infaam huwelyk, kan daar populair zyn geworden in September of Oktober van dat jaar.

Als ik slechts 'n kunstenschryver was, zou 't verzet tegen m'n kunstigheid moeten zyn uitgegaan van dezen of genen officier van 't Nederlandsche leger. In-stede daarvan...

Ziehier - en wel van den meestbevoegden kant! - 'n toestemmend antwoord op m'n beschuldiging.

‘DAG-ORDE.
 
Hoofdkwartier Batavia, 5 October 1860.
 
‘Bij het lezen van de vele goed bewerkte korpsgeschiedenissen, die het militair departement opvolgend zijn aangeboden, wordt men, te midden van het vele goede, dat men daarin vindt, weemoedig getroffen door een tal van daarin vermelde verwoestingen, die eene schaduw werpen op zoo menige schoone bladzijde.
‘Men zoekt vergeefs naar den oorsprong van die heillooze gewoonte, die zoo vele overwinningen en nederlagen doet gepaard gaan met de vernieling van het weinige wat het Volk bezit. Van waar, vraagt men zich, heeft het leger, dat naar beschaafde en Christelijke beginselen bestuurd wordt, het regt geput, zoo strijdig toch met het oorlogsregt van beschaafde volken, om het private eigendom te vernielen, en schuldelooze vrouwen en kinderen of magtelooze grijsaards bloot te stellen, om door gebrek om te komen?
‘Een werktuig van wraak of bestraffing kan het niet zijn - want de taak van het leger is niet om te kastijden, noch om te kwellen, maar om te strijden, te overwinnen, en de gevolgen van den oorlog zoo min mogelijk schadelijk te maken. Een ander beginsel onteert den Staat, onder wiens vlag de oorlog wordt gevoerd.
[pagina 203]
[p. 203]

‘Het kan ook niet zijn een middel, om de overwinning gemakkelijker te maken, of de gestoorde rust spoediger te herstellen, - want in stede van verzoening, verwekt de verwoesting slechts verbittering, versterkt zij het verzet, en vergroot zij den dorst naar wraak. Hoe zou men ook kunnen meenen, dat een onkundig, onbeschaafd en meestal misleid volk, wanneer al wat het bezit, ook zijne voedingsmiddelen, baldadig verwoest zijn, éérder genegen zoude zijn, om de wapenen neder te leggen en den overwinnaar te gehoorzamen, dan zoo lang de kans nog bestaat door onderwerping weder in het bezit van have en goed terug te komen?
‘Evenmin kan zulks gerechtvaardigd worden door de allerwege gehuldigde beginselen van het volkenregt. Toen, twee eeuwen geleden (1674), de Palts door het Fransche leger verwoest werd, liet gansch Europa een kreet van verontwaardiging hooren over deze afschuwelijke daad. Zoude dan het Nederlandsch-Indische leger twee eeuwen later mogen doen, wat in een minder beschaafden tijd reeds is veroordeeld?
‘Niets kan inderdaad die verwoestingen regtvaardigen, en wanneer men ze niettemin ziet plaats grijpen, dan moet men ze wel houden voor het gevolg van verouderde overleveringen, die bereids lang hadden moeten verlaten worden, of van valsche beschouwingen.
‘Wanneer in Indië oorlog gevoerd wordt, is het altijd voor eene van deze beide oogmerken, te weten: onder misleide en oproerige onderdanen de rust te herstellen; - of, om de regenten van onbeschaafde volkstammen, die nog het zelfbestuur hebben behouden, in het belang der beschaving, mildere beginselen van bestuur en van internationale betrekkingen op te leggen. Voor beide deze gevallen past een beschaafde en milde oorlog beter, en zal deze ook betere werking hebben, en heilzamer indrukken nalaten dan brandstichting en verwoesting. Reeds zijn de gevolgen van de oorlogen op zich zelven zoo verderfelijk voor de welvaart van het Volk, dat het niet noodig is die opzettelijk te vermeerderen, om beter de kastijdende hand te doen gevoelen.
‘Daarom is het wenschelijk, om het tot dusverre gevolgde voor goed te verlaten, en de beginselen der beschaafde volkeren aan te nemen.
‘Daarom ook is het wenschelijk dat de officieren, door het beoefenen van het volkenregt, zich bekend maken met hetgeen als oorlogsregt voor geoorloofd en ongeoorloofd wordt gehouden, en zich overtuigen van de onbetamelijkheid en onbevoegdheid van het aanrigten van opzettelijke verwoestingen. Aldus zullen zij, wanneer het uur der toepassing zal gekomen zijn, met overtuiging en kennis van zaken, te beter bij hunne onderhoorigen de edeler gevoelens, die toch bij alle dapperen aanwezig zijn, kunnen opwekken, om de minder edele te onderdrukken, en den oorlog niet tot een hardvochtig handwerk te maken.
 
De Luitenant-Generaal,
adjudant des Konings in buitengewonen dienst,
Kommandant van het Oost-Indisch leger,
van swieten.’

We leven in 'n tyd van verkiezingen. Ik geef den kiezers in overweging, hun uitverkoren societeitspresidenten optedragen,

[pagina 204]
[p. 204]

aan de Regeering de vraag voorteleggen: of het ook tyd wordt ‘om 't tot dusverre gevolgde voor goed te verlaten, en de beginselen van beschaafde volkeren aantenemen?’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken