Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën VI (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën VI
Afbeelding van Ideën VIToon afbeelding van titelpagina van Ideën VI

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën VI

(1878)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

1167.

Vrouw Claus geleidde hem in en door haar huisje naar 't erf daar-achter, waar 'n groote pomp stond.

 

- Kleed jy je maar gerust uit, m'n jongen! Niemand kan je hier zien. Maar... hoe kwam je 'r toe, my zoo op-eens by m'n voornaam te noemen? Niet dat ik 't kwalyk neem, gut né, maar...

 

Geheel wakker was onze slaper nog niet. Hy had tyd noodig om z'n herinneringen te regelen, en 't werkelyk gebeurde te zuiveren van de laatste droomerige toevoegsels. Hy verzekerde daarom dat-i... hoofdpyn voelde, en niet zou kunnen spreken voor-i zich behoorlyk gewasschen had. Vrouw Claus bemerkte dat-i te beschroomd was om zich te ontkleeden. Met kostbare naïveteit dacht zy te-dezer-zake in 't minst niet aan zichzelf, en meende al heel veel gedaan te hebben om Wouter gerust te stellen, door 'n paar lakens over den rand van 'n latten-schutting te slaan, zoodat nu 't erfjen, op de zoldering na, vry wel naar 'n afgesloten kamer geleek.

 

- Zie zoo, m'n jongen, nu kan geen mensch je zien, geen sterveling! Wie dáár overheen kykt, moet knap wezen!

 

Geen ‘mensch’ geen ‘sterveling?’ En zy dan? Wouter wist

[pagina 214]
[p. 214]

waarlyk niet hoe hy 't had. Gister nog zoud-i misschien zonder den minsten erg...

 

Ach, hy was zooveel ouder sedert gister! En 'n beetje wyzer ook! En dus... iets minder onnoozel ook! Of hoe anders moet het heeten, die schroom om zich te stellen op de laagte of hoogte van Vrouw Claus?

 

- Ja, ja, ik begryp best wat je mankeert, zei ze. Je hebt je leedjes niet tot je wil, dàt is het! Wat doe je-n-ook op zoo'n beest!

 

En ze pakte hem flink beet, en begon hem te ontdoen van z'n kleeren, en Wouter liet haar begaan alsof hy vyftien jaar jonger geweest was. 't Moest wel! Hy voelde zich vernietigd, en al wat in hem was, loste zich op in één uit afmatting berustend: in-godsnaam! De flauwe tegenstand dien-i nu-en-dan bood, werd door z'n baker opgevat als kinderlyken gril, en dáármee wist ze raad! 't Scheelde weinig, of ze had er 'n ‘suia, suia, kindje’ by gezongen. Want - honni soit qui mal y pense!- zoo bakerlyk was haar indruk by 't uitkleeden van den jongen ridder.

 

Toen ze gereed was, zette zy hem op 'n laag bankjen onder de pomp, en sloeg de hand aan den slinger. By de eerste druppel rilde hy, en weldra klaterde 'n breede waterstraal hem op hoofd en schouders. Van teweerstellen was geen spraak. Hy kon zien noch spreken, en Vrouw Claus vatte z'n ‘brrr!’ dat misschien beteekenen moest: ‘genoeg, genoeg!’ als 'n betuiging van tevredenheid op.

 

- Ja, zieje, na zoo'n val stygt het bloed...

'n Pompslag!

- Brrr!

...naar je hoofd! En de kou van 't water...

'n Pompslag!

- Brrr!

...als je maar niet je nek gebroken hebt...

'n Pompslag!

- Brrr!

...want dan helpt het niemendal! En...

'n Pompslag!

- Brrr!

...als je ribben stuk zyn, ook niet! Zou je niet...

'n Pompslag!

- Brrr!

[pagina 215]
[p. 215]

...denken, dat het nu genoeg is! ik heb...

'n Pompslag!

- Brrr!

...pyn in m'n milt! Maar anders, ik...

'n Pompslag!

- Brrr!

...ik wil wel! Zoo lang als je maar...

'n Pompslag!

- Brrr!

...als je maar wilt!

 

Op-eens hield zy op, maar liet den slinger niet los, zeker om blyk te geven van goeden wil om terstond weer te beginnen, als de patient het verlangen mocht.

 

- Gut, ik heb vergeten je te vragen of je misschien liever hebt...

- Brrr!

...dat ik je boen met groene zeep? Zoo wascht zich onze Fem altyd, weetje? 't Vel glimt er zoo van! Je moest haar rug eens zien... 'n ware spiegel, kompleet 'n spiegel!

 

Wouter wilde heusch iets zeggen, maar kon niet. Wàt zoud-i gezegd hebben? Femke's rug, een... spiegel?

 

- Ja, en haar voorhoofd ook? Heb je dat nooit opgemerkt? Nu, dat komt alleen van de groene zeep! Is je moeder niet gewoon je te wasschen met groene zeep? En dan... boenen, weetje, schuieren, schuren, flink! Maar ben jy gewoon 't zonder zeep te doen? Gut, dat wil ik ook wel...

 

En ze maakte zich gereed om weer te beginnen. De vreeselyke slinger rees...

 

- Ik... geloof... heusch... dat het nu wel genoeg zal wezen, bibberde Wouter.

 

En hy kreeg 'n gulp water in de mond, zoodat zy hem alweer niet verstaan kon.

 

- Groene zeep is ook goed voor peesknoopen...

- Brrr!

...en rimmetiek! Als je maar van-binnen niet heelemaal stuk bent, want dan...

- Brrr!

...is er niks an 'n mensch te doen.

 

[pagina 216]
[p. 216]

Het was niet zonder inspanning, dat Wouter, koud, moe, beschaamd en gebiologeerd, het waagde zich en z'n bankje eventjes van onder den straal weg teschuiven. Dit sprak iets duidelyker, en bad vry welsprekend om genade. Eigenlyk had-i gedurende de heele kunstbewerking niet anders gedaan, maar wat baatte het? Besef om optestaan had-i niet. En bovendien... de goeie vrouw had z'n kleeren over 'n droogstok geslagen, die niet onder z'n bereik was, en hy, gaandeweg wakker geworden, begon schaamte te voelen over z'n volslagen gemis aan bedekking. Hy bleef onbewegelyk zitten, maakte zich zoo klein mogelyk, en verschool z'n kin tusschen de knieën. Ik denk dat Adam in Genesis III ook zoo-iets gedaan heeft, en dit zal wel de oorzaak geweest zyn, waarom hy in dat verdrietig hoofdstuk van de paradyshistorie zoo moeielyk te vinden was.

 

- Wou je nog wat? vroeg z'n goedige Najade.

- Neen, neen, o neen, antwoordde hy snel, bevreesd dat 'n nieuwe straal - de slinger rees al! - hem weer de spraak zou afsnyden. Neen, maar...

 

De onschuldige vrouw begreep niet wat hy wilde. En daar-i als 'n klompjen in-een gedoken zat:

 

- Heb je véél pyn? vroeg ze.

- Neen! Pyn juist niet, maar...

- Ben je misschien moe van 't ryden?

- Van 't ryden? Ja, ja, ik ben erg moe!

- Dàt is het! riep Vrouw Claus. En ik heb 't wurm in z'n slaap gestoord! Weetje wat we doen zullen? Je moet wat slapen... dat denk ik er van.

 

En met 'n onbeschroomdheid, waarvoor ik eerbied vorder van den lezer - zouden er zyn, die hiertoe te laag staan? - droogde zy Wouter af. Ze trok 'n beddelaken van de schutting, wikkelde hem - zoo opgevouwen als-i was - daarin, en droeg 'm weg als 'n pakje waschgoed.

 

Hy voelde dat ze hem neerlegde, en warm toedekte...

 

- Strek jy je beenen gerust uit, m'n jongen, als ze maar... in-godsnaam niet gebroken zyn.

 

Wouter deed wat ze gelastte, en voelde 'n onbeschryfelyke gewaarwording van welbehagelykheid. Z'n lichamelyke aandoening steeg tot verrukking, toen z'n voedster de dekens

[pagina 217]
[p. 217]

naast hem ‘instoppende’ de heerlyke woorden uitte:

 

- Ja, slaap maar, arm kind. Je ligt daar goed... dat is 't bedje van onze Fem, weetje!

 

Op Femke's bed! Wèl mocht Vrouw Claus zeggen dat dit hem goed zou doen! Was 't niet jammer dat-i de kracht niet had, zich wakker te houden om te blyven beseffen waar-i was! Hy beproefde dit... als kleine man en als ridder, maar hy bezweek als 'n mensch.

 

Doch hoe plezierig 't wakkerblyven zou geweest zyn, ook de slaap - nu van gezonder aard dan zoo-even op dien boomwortel met wat gras er naast - werkte weldadig. Straks by 't ontwaken, zoud-i heel op z'n gemak aan Femke denken. Zoo had hy zich voorgenomen toen-i Vrouw Claus hoorde wegsluipen tot halfweg de deur. Voor ze die geheel bereikt had, nam hy niets meer waar, zelfs z'n droomen niet.

 

Wel beschouwd, hy had tot-nog-toe niet te klagen over Fancy's leiding, al koos ze vreemde middelen om hem optevoeden tot mensch...

 

Want - onder ons, lezer - dáárop eigenlyk scheen de zaak aangelegd!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken