Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën VI (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën VI
Afbeelding van Ideën VIToon afbeelding van titelpagina van Ideën VI

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën VI

(1878)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 223]
[p. 223]

Nieuwe blyken der verdorvenheid van Vrouw Claus - en van den auteur - in-zake: aesthetika. Een weerbarstige verloren zoon. Hoe 'n verkamerde verpolitiekte verhoofdartikelde Natie den vreemdeling in den schoot valt. Verschyning van 'n muts en 'n Sybille. Geroepen, en... àls geroepen! Wouter begint iets van de ‘vier windstreken’ te zien.

1170.

Hy kleedde zich aan, en trad in het andere kamertje, waar-i z'n gastvrouw en de kleine Sietske meende aantetreffen. Maar er was niemand. Nu eerst bedacht hy dat-i, na de weinige woorden die hy verstaan had, geen verder gesprek had waargenomen. Het jonge meisje was zeker na 'n kort bezoek by haar ‘nicht’ reeds weder vertrokken.

 

En Vrouw Claus zelf? Blykbaar had ook deze haar huisje verlaten, doch ze deed het niet zonder 'n eigenaardig kenmerk achter te laten van haar ruw karakter, grove levensopvatting en gebrek aan opvoeding. Dat heeft men van de menschen die nooit verzen of romans lezen!

 

Verbeeld u, lezer, wat het onbeschaafde vrouwmensch zich veroorloofd had! Op 'n klein witwerks-tafeltje, waarby 'n stoel stond aangeschoven als om uittenoodigen tot plaatsnemen, lagen twee boterammen van de ons bekende soort op 'n ont-

[pagina 224]
[p. 224]

bytbordje, en stonden mèt dat bordje op 'n alleronhebbelykstgroote kom koffi. Die koffi was nagenoeg koud, maar... overigens? Zouden niet sommige smakelooze realisten iets als gloed meenen te ontdekken in dien toestel? Hoe jammer, niet waar, dat zoo'n vrouw niet in haar jeugd, door den bekenden: ‘dominee die terstond bemerkte dat er wat in zat’ gekuischt was met latynsche verzen! Zonder maat, rym, spondaeen of mythologie, schreeuwden die plompe boterammen:

 

- Tast toe, m'n jongen! Je moet honger hebben!

 

Zóó verstond Wouter de alexandrynen van Vrouw Claus. En hy handelde flinkweg naar z'n overtuiging, door ze met smaak te verslinden, waartoe wel eenige volharding noodig was, want waarlyk... één mondvol meer, en 't was te veel geweest. Hy voelde zich versterkt, en ook die lauwe koffie deed hem goed. O, dat heerlyke, heerlyke proza! Zoo'n namiddag-ontbyt...

 

't Is waar ook! Eigenlyk was 't plan geweest, dat-i zou ontbeten hebben by...

 

Hy ontstelde, en verviel - nu door honger noch slaap gekweld - in angst voor den afloop van z'n zonderlinge uithuizigheid. Het huis Pieterse torende als 'n verzwelgende waterhoos voor z'n verbeelding op, en verdreef zelfs de behoefte aan opheldering van al de mysterien die hem omstrikten.

 

Naar huis? Hy durfde niet!

 

Z'n moeder, Stoffel, z'n zusters... zy allen vertoonden zich als Shakespearsche heksen, met kromme nagels, en ongekamde slangen op het hoofd. Zelfs Leentje, z'n goedig advokaatjen anders, zou hem - als by gelegenheid van de aardappelgeschiedenis - verraderlyk afvallen, en zeggen:

 

- Ja, maar... zieje, Wouter, dat 's ook geen fatsoenlyke manier van doen! Déze keer moet ik heusch je moeder gelyk geven. Weetje wat je doen moet? Vraag excuus, en zeg dat je 't nooit weer zult doen.

 

Och, och, Leentje, je weet niet wat je zegt, kind! Ik geef 't je-n-in drieën, in zessen, in tienen, om na zóó heen-en-weer te zyn gegooid...

 

Een oogenblik dacht Wouter aan 't vierde tafereel van den Verloren Zoon... hm! Hy wist zeer goed dat de zaak niet op vergiffenis en kalfsvleesch zou uitloopen. ‘Vader - dit werd: ‘moeder’ hier, maar 't variantje doet niet tot de zaak -

[pagina 225]
[p. 225]

moeder en Stoffel dan, ik heb gezondigd...

 

Sakkerloot, ik hèb niet gezondigd! Niets... niemendal! Heb ik wat verkwist? M'n erfdeel? Geen duit! Heb ik wyn gestort? Geen drup!

 

De zuivere waarheid! Noch juffrouw Laps, noch Vrouw Gooremest, wat dan ook overigens de grieven van deze beide dames tegen Wouter wezen konden, hadden 't recht hem aanteklagen van bovenmatige spilzucht. En... Vrouw Claus? Deze had hem, ongevraagd-ongeweigerd immers, krediet gegeven voor koffi, boterammen en verblyf... dagverblyf slechts, nu ja, maar dit kon nu eenmaal niet anders, omdat de nacht onherroepelyk was voorby geweest toen ze hem opvischte van dien boomwortel. Kon hy dit alles helpen? Was-i nu daarom prodigue, of... verloren dan, als men zich koppig houden wil aan den hollandschen tekst, die nog altyd - volgens juffrouw Pieterse - de eenig-ware is?

 

Wouter vloekte nogeens: sakkerloot! Verder durfde hy ditmaal niet gaan, hoewel-i terdeeg boos was. Hy kon niet wysworden uit al z'n zonden, en begreep toch dat er iets aan hem haperde, want... naar huis durfde hy niet.

 

Met wyde stappen liep hy de enge kamer op-en-neer, en sprak of dacht:

 

- Heb ik plezier gehad? Neen! Heb ik gastmalen aangerecht met vier dames? Neen! Heb ik jachthonden laten rondloopen in de eetzaal? Neen! Heb ik al m'n goederen op 'n kameel gepakt? Neen! Heb ik 'n zwarten knecht gehad, die m'n paard hield? Ben ik er op gaan zitten? Weggereden...

 

Hier bleef-i steken! Van kameelen en hooggekleurde juffers voelde hy zich zuiver. Ook van jachthonden, wynkruiken en dien zwarten knecht, maar... 'n paard? En... ryden?

 

Vrouw Claus was toch niet gek, niet beschonken! Had ze hem op 'n paard gezien... ja of neen? Had-i op zoo'n beest gezeten... ja of neen? Zoo neen, dan was ook dat meisjen in de herberg niet Femke geweest! Dan was zy evenmin Sietske geweest! Dan was ook die kroeg geen kroeg geweest, die schipper geen schipper, Laps geen Laps, likeur geen likeur... dan was àlles schyn, verblinding, droom, goochelspel, waan, bedrog, razerny, dolheid! Dan was ook het standbeeld met gekruiste armen en strengen blik... o God, zou ook dàt niets geweest zyn dan 'n sarrend spook?

 

Maar... dit was nu de vraag niet. De vraag was, hoe hy 't

[pagina 226]
[p. 226]

moest aanleggen om zich weer te doen inlyven by den huize Pieterse, waartoe hy nu eenmaal van gods- en rechtswege behoorde...

 

Hy pluisde de kruimels van z'n bordjen, en riep, ditmaal niet zonder onbehoorlyk zeedyksch tusschenvoegsel:

 

- Ik wou - ........... - dat ik zoo'n kruimel was! Dan wist ik ten-minste waar ik heen moest!

 

En hy stak 't ding in z'n mond.

 

Ziedaar de eerste broodkruimel die zich beroemen kan, benyd te zyn geworden door 'n heertje van de Schepping.

 

- Naar... Amerika?

 

Dit lachte hem wel toe. Als-i maar in 't bezit was geweest van de fameuze honderd guldens, waarmee men - volgens z'n moeder - in dat land kan leven als 'n prins. Doch, nader overlegd, ook die verbazende som zou hem niet geholpen hebben. Hy kon immers 't huisje van Vrouw Claus niet ongesloten overlaten aan de hebzucht der voorbygangers? God weet wie daar al zoo vermoord zouden worden, als voorbygaande booswichten 't leeg vonden, en onbewaakt! Mocht hy z'n post verlaten, hy die aanvankelyk was uitgetrokken - 't is waar ook, maar 't was hem ontgaan - tegen roovers? En, zonder nu juist aan moord of doodslag te denken, was 't geen medeplichtigheid aan heiligschennis, Femke's wywatersbakje - en wat daar achter stak! - bloottestellen aan den ongewyden blik van nieuwsgierigen?

 

- Neen, neen, riep-i, en hy nam de huisgoden tot getuigen, ik ga niet naar Amerika!

 

Bovendien, wat zoud-i daar doen, zonder... háár? Dat de Weledele heer Motto vertrokken was in z'n eentje, was zyn zaak - ieder moet handelen naar z'n overtuiging! - maar hy, Wouter, 'n nieuw werelddeel betreden, zonder by 't aan-wal stappen, het neerteleggen voor háár voet... zonder tot háár te zeggen: trap er gerust op, daartoe juist heb ik 't expres veroverd voor jou... dat nooit!

 

Amerika zelf zou 'r geen vrede mee hebben! Wat is 'n ridder zonder dame? En welk werelddeel nam ooit genoegen met 'n zoo gebrekkig toegerusten veroveraar?

 

De zaak was nòg onmogelyker dan ze hem in-den-beginne toescheen. By nader inzien kon-i evenmin naar Amerika, als

[pagina 227]
[p. 227]

naar huis... hy had geen hoed, geen pet, geen muis! Verbysterd keek hy rond, en zag niets dat op 'n hoofddeksel geleek. Toch wel! Daar hing 'n noordhollands-friesche kap op 'n mutsebol, maar...

 

De deur werd behoedzaam geopend, en 'n onzichtbare hand die om den rand boog, hield Wouter 'n elegant mutsje voor... precies geschikt voor veroveraars, en jongeluî die 't worden willen. Wouter sperde mond en oogen op, en stond daar als 'n verbaasde Term...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken