Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën VI (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën VI
Afbeelding van Ideën VIToon afbeelding van titelpagina van Ideën VI

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën VI

(1878)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

1176.

- Houd je van schilderyen? vroeg Holsma by 't uitstappen.

- O, zeker, m'nheer!

- Wel, dan moet je-n-eens in de zykamer zien, wat daar aan den wand hangt. Bekyk maar alles op je gemak...

 

De dokter opende de deur van die kamer, en noodigde Wouter uit, binnen te treden. Hyzelf echter ging haastig den

[pagina 241]
[p. 241]

gang door, en den trap op, die naar de huiskamer leidden, waarschynlyk met de bedoeling z'n gezin voortebereiden op de manier waarop Wouter moest ontvangen worden. Dáárom die verwyzing naar de zykamer.

 

Ons vrindje bekeek de schilderyen, maar genoot er weinig van. Tot het begrypen van goede stukken, ontbrak hem de noodige opleiding. En zelfs was-i te ongeoefend om zich te ergeren aan de leegte van denkbeelden, die de anderen ternauwernood onderscheidt. By ‘één heer met één hond en één haas’ zag-i 'n heer met 'n hond en 'n haas. Toch zou juist hy beter dan menig ander in-staat geweest zyn, dien onnoozelen ‘heer’ 'n geschiedenis toetedichten, en 't stuk overteschilderen met de kleuren van z'n fantazie, als-i maar even tyd had gehad. Maar op-eens treft hem 'n vrouweportret... 'n koningin, of 'n fee, of 'n toovergodin, of 'n burgemeestersdochter, of 'n dame uit 'n boek...

 

't Was Femke!

 

Maar in-plaats van den noordhollandschen kap, droeg zy 'n diadeem van glinsterende steenen, neen... 'n straalkrans, neen... 't was 'n kroon van sterren, of...

 

- Vader en moeder laten je roepen. 't Eten staat op tafel! Heb je geen pyn van je val?

 

Goeie goden, daar kwam nu ook de kleine Sietske hem plagen met z'n fabelachtig paard! Tegen háár kon-i toch niet opvliegen, zooals hy tegen Kaatje gedaan had! Bovendien, z'n olympische toorn was òp! Hy antwoordde vry bedaard dat-i niet gereden had, en dus...

 

- Zóó? Niet gereden? Niet op 'n paard gezeten? Wel zeker niet! Ik bedoel of je nog pyn hebt van je val op ons tafeltjen in 't koffhuis! Gut, hoe grappig! En als je geen pyn hebt, en... heelemaal wel bent, gaan we van-avend samen uit. Vader, moeder, Willem, Herman, jy, ik... allemaal! Naar de komedie, weetje?

 

Het vlugge ding gaf blyk dat zy de door haar vader voorgeschreven medikatie goed begrepen had. Ze verslikte het fatale paard als 'n hapje suiker.

 

- Uitgaan? seurde Wouter. Heel graag, maar... m'n moeder!

- Dat zal vader wel goedmaken. Bekommer je dáárover niet! Vader brengt altyd alles terecht. Kom maar mee...

 

Nog in den gang, bleef Wouter eensklaps staan. Hy wenkte

[pagina 242]
[p. 242]

Sietske, bracht haar terug voor 't portret in de zykamer, en vroeg:

 

- Sietske, zeg me, wie is dat?

- Wel, 'n over- over- over-grootmoeder van ons.

- Maar 't lykt op...

- Op Femke? Wel zeker! Op my ook! We lyken allemaal op elkaar. Als Herman 'n amelander kap opzet, kan je 'm niet van Fem onderscheiden. Kom nu mee, we mogen vader en moeder niet laten wachten.

 

En, hem by de hand nemende, trok ze 'm den gang door, den trap op, en de eetkamer in, waar Wouter verwelkomd werd met de kalme vriendelykheid die door den dokter was voorgeschreven. Gedurende den maaltyd richtte men juist even genoeg het woord tot hem, om hem op z'n gemak te zetten, doch niet genoeg om voedsel te geven aan 't denkbeeld dat hy 't onderwerp was van byzondere oplettendheid. Toen Sietske, als om verschooning te vragen voor haar lang toeven in de zykamer, vertelde dat Wouter de gelykenis van dat oude portret met Femke had opgemerkt, zei Holsma nuchter:

 

- Ja, daarvan is wel iets aan, maar onze kleine Fem is zoo mooi niet. Dat scheelt veel:

 

Hu, 'n droge douche!

 

Wouter had er nooit aan gedacht, of Femke mooi of leelyk was. Hy meende alleen dat er gebrek aan... 't hoogste moest bestaan in alles wat niet op haar geleek. En dat ‘hoogste’ openbaarde zich... in haar trekken niet, maar in de aandoeningen die hy vry eigendunkelyk aan die trekken vastknoopte. Toen-i op z'n laatst examen die moeielyke ‘som’ zoo korrekt oploste, was 't Femken of iets vàn Femke, dat hem aanwees waar de verborgen knoop lag, en toen-i eenmaal gerekend had: zeven maal negen is vier-en-vyftig, had de genade van juffrouw Laps z'n denkvermogen in den weg gezeten, als 'n zandkorl de radertjes van 'n fyn uurwerk. Z'n vermeende liefde was vereenzelvigd met den lust tot weten, kennen en begrypen, en dáárom stuitte het hem - hem die onder aanroeping van Femke's naam, de eerste was geworden op Pennewip's school - iets te hooren verheffen boven háár. Als de dokter maar eens 'n flink examen had doortestaan, meende hy, dan zoud-i wel ànders oordeelen over Femke's ‘mooiheid.’ Heerlyk schoon wàs 't portret, o zeker! Maar lag niet juist hierin 'n reden om precies op háár te gelyken? En de diadeem, of wat was het? Wel, zoo'n ding zoud-i immers ook

[pagina 243]
[p. 243]

háár opzetten, zoodra hy...

 

Ja, wanneer?

 

Goed! Eéns zou die tyd komen. En dan kon ze tien diadeemen krygen voor een, schoon 't nog altyd de vraag blyven zou of 'n heel firmament haar beter kleedde dan de noordhollandsche kap?

 

Maar al deze overleggingen - nu-en-dan afgebroken door: ‘wil je wat saus, Wouter?’ of: ‘houd je van sjalotten by je vleesch?’ - betraden de wereld niet. Ze bleven zich als kluizenaartjes opsluiten in 't celletje waar ze geboren werden, en broeiden daar, en gistten, en kookten...

 

- Veel peper is niet goed voor je, zei Holsma.

 

Och, juist was-i bezig met 'n sterk gekruid: ‘ze heeft my broeder genoemd!’ En - zonderling niet, maar toch verrassend voor hem! - op-eens vond-i dat het woord: ‘broedèr’ beter paste by diadeemen en sterrenkransen, dan by 'n hoofdtooisel dat gedragen wordt door melkboerinnen ook. Beter by dat portret, dan by 'n... dame met eelt in de handen. Want dàt had Femke, en dame was ze toch: de zyne! Ach, had ze maar liever: broer gezegd! Maar... dáárby zou weer die koninklyke Elisabeths-houding misstaan hebben. Zóó immers ook zou dat portret in de zykamer de hand uitstrekken... als 'n portret de hand uitstrekken kòn. Kyk, zóó:

 

En Wouter maakte een vry linksche beweging, waarmed-i 'n schotel scheen aantewyzen.

 

- Sla? vroeg Sietske.

 

De verwarring die hieruit ontstond, werd weder goedgemaakt door 'n paar eenvoudige woorden van de moeder, over 't weêr, in-verband met het voorgenomen uitgaan van dien avend.

 

- 't Zal heel vol zyn op den weg, beste man. Ieder wil graag koningen en prinsen zien. 't Is waar ook, we hebben ons gastje nog niet gevraagd of-i lust in de zaak heeft? Ons plan is naar de komedie te gaan. Je wilt immers wel mee, mannetje?

 

't Antwoord laat zich raden. Wouter was verrukt. Hy was nooit in 'n schouwburg geweest, en verlangde vurig naar onechte zoons. Dat de voorstelling zou worden opgeluisterd door de tegenwoordigheid van 'n groep geliefde souvereinen, trof hem minder. Hy had tien koningen present gegeven voor één baron die volgens de regels van de kunst 'n meisje ver-

[pagina 244]
[p. 244]

leidt. ‘Zóó noemt men zulks’ had Stoffel gezegd, en Wouter had zich deze terminologische bedrevenheid toegeëigend, niet zonder toejuiching van z'n eigen deugd. Want - dáár ging hem 'n licht op! - hyhad zich met juffrouw Laps niet gedragen als 'n slechte baron, volstrekt niet! Hy was gebleven op 't pad der deugd... zoo noemt men zulks! En zy zou hem zeer dankbaar zyn... hèm!

 

Hem, en dien zevenklapper zeker!

 

- We zullen de helft der souvereinen van Europa zien, zei Holsma, en dozynen kandidaten, die misschien nooit...

 

Wouter kende dit woord weer niet anders dan in den zin van aanstaande dominees. Hy gaf halfluid z'n bevreemding te kennen, dat zulke personen de komedie bezochten...

 

- Wel neen, zei Sietske, 'n kandidaat is iemand die... wat worden wil. Koning, by-voorbeeld.

 

Wouter voelde zich allerkandidaatst.

 

Hierop vertelde Willem hem iets over witte kleeren, uit z'n Antiquitates Romanae, dat hem niet het minste belang inboezemde op-zichzelf, maar alweer de oude snaar deed trillen van verdriet over z'n gebrek aan kennis. Dit leidde z'n gedachten op den verloopen schooltyd - hy had toch waarlyk z'n best gedaan! - op z'n huis, op z'n gewone omgeving, en met angst herinnerde hy den dokter aan de verstoordheid van z'n moeder over z'n lang uitblyven. Holsma beloofde hem de familie te gaan geruststellen, waartoe voor 't vertrek naar de komedie, nog ruimschoots tyd was. Op hoog bevel namelyk zou de voorstelling twee uur later dan naar gewoonte beginnen. De souvereinen hadden dit aldus bepaald om de warmte. Ook hierin had zich de invloed van de Palatine doen gelden. Ziehier, waarom? Alweer teleologie!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken