Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën VI (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën VI
Afbeelding van Ideën VIToon afbeelding van titelpagina van Ideën VI

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën VI

(1878)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 310]
[p. 310]

Wacht-oefeningen, als geschikte objektieven voor 'n fotografie-kastje. Nieuwe portretten. Hoestende intree in de handelswereld. Multa tulit!

1191.

By 't nalezen der laatste helft van 't vorig hoofdstuk, bemerk ik, 'n gedeelte van den weg die van de Vellestraat naar 't ‘kantoor’ leidde, te hebben overgeslagen. Na 't voorbyworstelen van de glimmende olievaten, moest men den gang door, langs een achterhuis van 'n paar verdiepingen hoog, en eindelyk de binnenplaats over, waarop 't kantoor ‘uitzag.’ De lezer die op nauwkeurigheid gesteld is - anderen zyn me onverschillig - wordt gewaarschuwd deze binnenplaats niet te verwarren met het plaatsje dat zoo edelmoedig wat licht meedeelde aan 't magazyn. Tusschen die beide ‘openluchtjes’ in, lag 'n groot gedeelte van 't huis, dat lang, smal en hoog was. Na de ontdekkingsreis geleidde Gerrit onzen Wouter naar 't kantoor, wees hem daar 'n tabouret aan, en gaf hem den raad te wachten tot ‘de heeren’ zouden komen. En, zei de man:

 

- Dat zal nog wel 'n uurtje duren, want we zyn in den komkommertyd. En ik ga m'n kommetje koffi drinken in de

[pagina 311]
[p. 311]

keuken. 't Ga je goed, zoolang!

 

Wouter dreef inderdaad de onbescheidenheid zoo ver, dat-i den tabouret opklauterde, die hem aangewezen was. En hy peinsde.

 

De voorwerpen die z'n aandacht tot zich trokken, waren niet zeer geschikt om z'n stemming byzonder vroolyk te maken. Het uitzicht door de twee verweerde vensters op de binnenplaats en 't achterhuis, was - op 't verschil in warmtegraad na - nova-zemblisch:

 
Een eeuwig grauwe lucht hangt loodzwaar op de... wanden.
 
Hier houdt geen sterfling 't uit. Hier komt geen Noorman landen.
 
Geen andre plek op aard, hoe karig ook bedeeld,
 
Is zoo ellendig naakt, zoo arm aan groei en teelt!

Meent men dat Tollens ooit die schoone regels had kunnen schryven, als-i niet door z'n vader was ‘gedaan’ op 'n kantoor in verfwaren? Waar anders ving z'n oog zulke tinten op van iets droevigs, van 't enge, benepene, barre, kille? Meent men misschien dat er in 't hooge Noorden-zelf iets te aanschouwen valt, dat in zielstremmenden invloed halen kan by zoo'n verblyf? De oude heer Tollens heeft wel geweten wat-i deed, en 't is waarlyk te verwonderen, dat zyn zoo wèl op z'n plaats gezette zoon het aanzyn heeft gegeven aan prullen ook. Misschien werd-i bedorven door 'n bloempotjen op z'n binnenplaats.

 

Zoo verraderlyk handelde het lot omtrent Wouter niet. Geen enkel voorwerp trok z'n oogen tot zich, dat hem 'n voorwendsel aan de hand deed om iets anders te denken dan: ‘in den handel, in den handel, ik ben hier in den handel!’

 

Van-tyd tot-tyd verwaardigde zich een der dienstboden in de keuken, naast den onderaardschen gang die naar 't magazyn liep, eenig geruisch te maken. En telkens liet dan Wouter zich afglyden van z'n krukjen, om al wat er zou binnentreden, met de noodige beleefdheid te groeten. Maar er kwam niemand, en Wouter besteeg z'n troontje weer. Toch zorgde hy z'n hoed in de hand te houden, om terstond gereed te zyn tot het aannemen van 'n groetende pozitie, àls er eens ten-laatste in die onbehagelyke eenzaamheid iemand te-voorschyn kwam. Op den greenenhouten vloer bemerkte hy indrukken van voetstappen. Dáár glinsterde de gepolyste moet van 'n rechts-om-keert-beschryvenden hak... hoe heette ook de man dien-i had hooren noemen by de Holsma's, de man op dat

[pagina 312]
[p. 312]

eiland, die zoo verschrikte by 't ontwaren van menschelyke voetstappen? Och, in deze wildernis...

 

Aan den wand hingen hier-en-daar bundels papieren, onder bescherming van kartonnen bladen die allerlei opschriften droegen, welke Wouter verlegen maakten. Daar waren Cognossementen, Fakturen, Vrachtbrieven, en zelfs: Diverse Nota's. En die opschriften waren omgeven van 'n gekoperdrukten rand vol bloemen, rankwerk, hoornen van overvloed en allerlei krullen, welk bywerk beheerscht werd door 'n piernaakten Merkurius, die op wolken zat, en heel pedant neerkeek op de epigrafen en de weelderige arabesken aan den rand. De wolken waren gemerkt O & K, N0... later in te vullen by eventueel gebruik.

 

- Dat is de god des Koophandels, dacht Wouter. Zou nu zoo'n god ook begonnen zyn met leerlingetjen op 'n kantoor te worden? Hoe leî men het toch aan in 't oude Griekenland, om iets te worden in de wereld? O, ik weet wel dat die fabelleer gekheid is, maar de luî die zulke geschiedenissen uitdachten, moeten zich toch 'n voorstelling gemaakt hebben van 't begin der zaken. Van wie had die Merkurius rekenen geleerd? Dáármee toch moet men aanvangen. Ik zal goed oppassen... kapitaal staat tot kapitaal, gelyk interest tot interest... dàt geeft dàt, wat geeft dàt? En dan vermenigvuldigen. En dan deelen met het voorste. En als er breuken zyn... lastig is 't, nu ja, maar ik zoek den algemeenen noemer. Ja, ja, ik zal goed m'n best doen, zooals de dokter gezegd heeft...

 

Daar werd weer gestommeld in den gang. Misschien zette een der meiden 'n ‘luiwagen’ buiten de keuken. Of ze smeet 'n ‘varken’ de deur uit...

 

Wouter zette zich in postuur voor dien luiwagen, en voor dat varken, en voor de meid die er over baasde. Helaas, nog altyd kwam er niemand. Hy had nog niets ‘in den handel’ verricht, nog geen enkele evenredigheid opgelost, geen noemer bruikbaar gemaakt voor 'n heel ristje breuken tegelyk, en toch... hy was vermoeid! De klok sloeg al, of pas, negen. ‘Reeds’ voor iemand die sedert vyf uren worstelde met z'n gedachten. ‘Pas’ negen uur, voor 'n werkmannetje dat zoo graag wou uitmunten, en nu al vóór 't aanvangen van den arbeid, zich geknakt voelde door uitgeputheid. Wouter onderging hiervan den onbewusten indruk, en werd bitter verdrietig. Beheerscht door 't denkbeeld dat z'n voornaamste werk in rekenen zou bestaan, angstig dat-i niet voldoen zou

[pagina 313]
[p. 313]

- 't was niet te veronderstellen dat zulke aanzienlyke menschen zich zouden ophouden met makkelyke ‘sommen’ - legde hy zichzelf 'n tentamen op, en werd weldra zoo suf, dat-i zich herhaaldelyk betrapte op: zes maal acht is... drie en 'n kwart, of... niemendal. ‘O God, o God, waar moet het heen, zuchtte hy, met... den handel!’

 

Elken keer dat een der beelden die 'n rol hadden gespeeld in de laatstverloopen dagen van z'n leven, zich aan zyn verbeelding vertoonde, joeg hy het driftig weg. Niet Laps alleen, noch Gooremest, noch de goede Vrouw Claus... hy bloosde, en keek Merkurius aan, die... ook geen kleeren aan 't lyf had. Wèl... gekleed of niet, hy wou er niet van weten. Hy zat daar niet op dat hooge stoeltjen om aan mythologie te denken, noch aan pudeur, noch aan dat bad by de put! Weg met dat alles: hy moest in den handel! En, wel beschouwd, hy wàs er al in. Bevond hy zich niet op 't kantoor van de heeren Ouwetyd & Kopperlith? Zoud-i niet straks, dienzelfden dag nog, en binnen 'n kwartier misschien, gereed moeten zyn tot antwoorden op de moeielykste vragen? Op vragen die den grooten Strabbe-zelf in verlegenheid konden brengen? Och, waarom had Femke hem niet aangeraden de knapste te worden van de heele wereld? 't Was immers dan in één moeite doorgegaan? Dan zoud-i nu niet angstig behoeven te zyn, en niet beschroomd... noch tegenover Merkurius, noch zelfs voor de vreeselyke heeren Kopperlith!

 

Ja, ja, Femke had méér van hem moeten vorderen! Haar eisch was kinderachtig. Wat had nu, wel beschouwd, haar advies hem gebaat? Hy was juist, of ter-nauwernood, 'n klein weinigje bekwamer maar dan Slachterskeesjen, en ieder weet toch dat dit niet voldoende is in de wereld, om god des Koophandels te worden, veel minder nog om 't te brengen tot ‘ patroon’ van 'n amsterdamsch ‘huis.’ Dat Femke's bedoeling goed was geweest, wilde hy wel gelooven... o, zeker! En boos op háár was-i niet. Integendeel. Voor en met haar zoud-i gaarne...

 

Weg, weg, weg met Femke... drie maal negen is zeven-en-dertig: o god, daar is 't weer! Het was om gek te worden. Juist! Zoo begint...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken