Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën VII (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën VII
Afbeelding van Ideën VIIToon afbeelding van titelpagina van Ideën VII

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.80 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.85 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën VII

(1879)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

1214.

- Ja, mannetje, naar Rome! Dat dacht je niet, hè?

- N... e... e... n, m'nheer!

- Hi, hi, hi, naar Rome! Hoorje wel, Pompile, hy dacht niet dat die brief heel naar Rome ging! Ja, mannetje, zóó is het toch! Die brief gaat - daarom moet je netjes schryven - naar m'n zoon, den jongeheer Flodoard die te... Ro-

[pagina 36]
[p. 36]

me-n-is! Wat zeg je dáárvan?

 

Wat zou Wouter zeggen? Ik weet het waarachtig niet. En hy-zelf wist het ook niet. Dit bezwaarde hem. Zou er ook misschien 'n naastbyliggende plicht verzuimd worden als-i zweeg? De oudeheer genoot van z'n hakkelen. Hy had z'n doel bereikt: het jonge-mensch was vernietigd. En nog zyn er onverlaten die uitstrooien dat Hollanders ‘van fortuin’ zich niet weten te amuzeeren!

 

- M'n zoon - de jongeheer Flodoard, weetje? - is daar...

 

Hier stuitte de kinderachtige bluffer. Het denkbeeld kwam in hem op, dat misschien die domme burgerjongen niet op de ware hoogte stond om te beseffen wat 'n schilder was. En deze vrees was niet ongegrond. Juffrouw Pieterse-zelf zou dit maatschappelyk standpunt niet byzonder hoog gevonden hebben: 'n schilder!

 

- Hy is... fynschilder, weetje? Zeg, Pompile, je moet hem Mozes by 't Doornbosch eens laten zien...

- In de hoes, papa!

- Ah, ja, in de hoes! Anders, weetje, dan kan je-n-op de zaal - hier vlak boven - Mozes by 't Doornbosch zien... als-i eens niet in de hoes zit. Dat heeft m'n zoon, de jongeheer Flodoard-zelf geschilderd, heelemaal zelf. Wat zeg je dáárvan? En nu is hy te... Rome, om zich te oefenen in de Kunst, in 't fyne, weetje, heel in 't fyne van de Kunst. Want... dit begrypje toch ook wel, niet waar, er is schilder en schilder! Je moet niet denken dat de jongeheer Flodoard schilderyen maakt voor z'n brood. Volstrekt niet, in 't geheel niet! Je begrypt immers 't verschil wel, zeg?

 

Die arme knoop! Wouter zette 'n gezicht alsof-i volkomen bereid was alles te begrypen wat men hem vertellen zou.

 

- Om z'n brood... hi, hi, hi, 't lykt er niets naar! Gut, Pompile, begryp eens, er zouden menschen zyn die dachten dat Flodoard schilderde... hi, hi, hi... om z'n brood!

- Ja, papa!

- Neen, mannetje, ik zal je heel wat anders zeggen... heel wat anders! De jongeheer Flodoard schildert... voor z'n pleizier, en... voor de Kunst. Wat zeg je dáárvan?

 

Wouter bleef stom van verbazing. Heel goed!

 

- Voor de Kunst, mannetje! Denk je dat-i wat krygt voor

[pagina 37]
[p. 37]

z'n schilderyen? Zeg, Pompile, je moet 'm toch Mozes by 't Doornbosch eens laten zien...

- Ja, papa!

- Zieje, mannetje, dat heeft-i zelf geschilderd, en hy krygt er niets voor. En 't hangt op de zaal - vlak, vlak hierboven, weetje? - en je mag 't zien... als de hoes er af is, want... nu is er 'n hoes over, omdat mevrouw naar buiten gaat, naar myn Buiten... Groenenhuize heet het. En daar mag je-n-ook wel eens komen, want... daar hangen ook schilderyen van den jongeheer Flodoard... dàt zal jezelf zien! Dacht jy dat-i er iets voor kreeg?

- N... e... e... n, m'nheer, o neen!

- Zoo? Ik dacht dat je dat dacht. Maar zieje, 't is juist andersom. De jongeheer Flodoard verteert veel geld te Rome, heel veel geld! Zeg eens, hoeveel geld denk jy wel dat de jongeheer Flodoard te Rome verteert? Komaan, raad eens!

 

Och, daarvan stond weer niets in Strabbe! Onze Wouter voelde zich in pynlyke verlegenheid. De oude dwaas scheen op antwoord te wachten:

 

- Ja, ja, raad eens! Je mag gerust eens raden!

- Hon... derd... gulden, m'nheer?

- Hi, hi, hi... hoorje dat, Pompile? Hoor je 't, Eugène? Heb je 't gehoord, Dieper? Honderd gulden! Help me onthouden, Eugène, dat ik die aan mama vertel! Honderd gulden? Honderd gulden? Wil ik je-n-eens wat zeggen, mannetje? Honderd gulden... ja! In de maand, weetje? Honderd gulden in demaand... wat zeg je dáárvan?

- Hè, m'nheer!

- In... de... maand!

- Hè!

- In... de... maand! Hon... dèrd ... gul... dèn ... in... de ... máánd!

 

Wouter zweette.

 

- Ja, al dat geld verteert hy te Rome. En dat haalt-i... zeg eens, by wien denk je dat-i al dat geld haalt?

- By... den...

- Nu, zeg maar op. Spreek gerust uit. Waar denk jy nu wel dat de jongeheer Flodoard al dat geld haalt?

- By den... Paus, m'nheer?

 

Was 't niet jammer dat er niet mocht gelachen worden op 't kantoor van m'nheer Kopperlith? Wat Wouter aangaat,

[pagina 38]
[p. 38]

hy was ditmaal inderdaad iets minder onnoozel dan-i scheen. Dat wereldsche hoogheid hem altyd door 't hoofd speelde, was waar. En dat hy, eens zich verplaatsende naar Rome, aan weinig anders dan pauzen en roovers dacht, is ook waar. Toch kwam z'n malle gissing niet hoofdzakelyk hieruit voort. Z'n onverbiddelyke partner eischte antwoord. Dit antwoord moest den indruk uitwisschen, dien z'n onfatsoenlyklage taxatie van Flodoard's vertering gemaakt had. Om nu zeker te zyn dat-i deze keer niet zoo héél ver beneden 't peil zou blyven van de ontzettende hoogheid die men hem te bewonderen gaf, wist-i niet beter dan 't voornaamste te noemen dat hem te Rome bekend was. Het was hem zeer goed bewust dat-i mis-raadde. Maar om den oudeheer tevreden te stellen... och, hy vervulde z'n naastbyliggend plichtje! En zie... hy greep minder ver mis, dan de lezer denkt. Al moest dan de heer Kopperlith ootmoedig erkennen dat-i nog altyd onder z'n bankiers geen gekroond hoofd had, toch, toch...

 

- De Paus? Neen, mannetje, niet de Paus. De jongeheer Flodoard ontvangt alle maanden honderd gulden op 't kantoor van een... van wien, denk je? Ik zal 't je maar zeggen: van 'n... prins! Niet waar, Dieper! Ja, ja, mannetje, m'nheer Dieper kan je de wissels laten zien - want die worden op myn kantoor door m'nheer Dieper betaald, weetje? - de wissels van prins Torlonia! Wat zeg je daarvan? Je ziet dus wel dat de jongeheer Flodoard niet hoeft te schilderen voor z'n brood? Hy moet volstrekt Mozes in 't Doornbosch eens zien, Pompile, maar... alles is nu op de zaal in de hoezen, weetje, anders bederft het satyn van de stoelen - want er zyn stoelen met satynen zittingen op de zaal - en 't verguldsel van de spiegels, weetje, omdat mevrouw naar-buiten gaat, naar Groenenhuize - want zoo heet eigenlyk m'n Buiten - en ik ook... ik meen dat ik ook naar-buiten ga. Ben jy wel eens buiten geweest, mannetje, zeg?

- J... a... wel, m'nheer!

 

Dit antwoord viel den gek tegen. 't Was dan ook wel 'n beetjen onvoorzichtig van Wouter zoo plomp op de ydelheid te trappen van iemand die duidelyk te kennen gaf dat-i het buiten-zyn voor z'n privatief domein houden wilde.

 

- Jy... weleens... buiten geweest? En wáár dan, mannetje?

- Op den Singel, m'nheer, buiten de Aschpoort.

 

Alweer zou hier 'n algemeen schaterend gelach zyn opge-

[pagina 39]
[p. 39]

gaan, indien er door iemand anders dan den oudeheer zelf mocht gelachen worden op 't kantoor. Deze oefende in z'n eentje zoo goed mogelyk de funktien van koor uit. Dieper legde z'n pen neer. Wilkens fronsde 't voorhoofd. Pompile meesmuilde. En zelfs 't officieel gelaat van Eugène vertrok zich byna in 'n plooi.

 

- Hi, hi, hi, buiten de Aschpoort! Maar, jongen... maar, kereltje... maar, ventje... dat is niet buiten, mannetje! Gut, Pompile, wat toch zulke burgerlyke menschen rare ideen hebben!

- O ja, papa!

 

Weer verkneuterde zich de oude dwaas van pleizier over Wouter's domheid, en de knoop van z'n jasje moest het ontgelden.

 

- Buiten is... wat je noemt: buiten, heelemaal buiten, weetje?

 

Of Wouter 't nu wist, zullen we daar-laten. Hy kromp verlegen in elkaar.

 

- O ja, m'nheer! Zeker, m'nheer! Ik wist niet wat m'nheer bedoelde...

- Juist! Hi, hi, hi... hy wist niet wat ‘buiten’ was. Nu, nu, ik neem 't je niet kwalyk, wees maar gerust! Buiten-zyn is... 's-zomers buiten-zyn, weetje? Dat is... 'n Buitenplaats hebben, begrypje? Nu... ik heb 'n Buitenplaats... by Haarlem in den Hout... och, Eugène, hy weet zeker niet wat ‘den Hout’ is. Zeg, weet je wel?

- N... e... e... n, m'nheer!

 

Wouter jokte. Hy wist zeer goed wat ‘den Hout’ was. Dit stond immers in z'n geografieboekje? En... Laurens Coster dan, met z'n vermoeiende uitvinding! Welke Hollander zou ‘den Hout’ niet kennen? Of nu onze kleine bediende zich zoo onnoozel hield om z'n kinderachtigen patroon den vollen triumf van z'n uitlegging te laten, weet ik niet. Misschien zeid-i maar neen, uit verlegenheid, want de graagte waarmee men z'n domheid van zoo-even als iets vermakelyks had aangegrepen had hem zéér gedaan. Hy was beschaamd alsof men hem op diefstal betrapt had... neen, erger!

 

- Ja, ja, ik heb 'n Buiten in den Hout, vlak by de ‘Logementen’... zeg, Pompile, hy mag van den zomer weleens ko-

[pagina 40]
[p. 40]

men kyken op Groenenhuize, niet waar?

- O ja, papa!

- Zieje, dan kan-i op 'n zondag-morgen met de eerste schuit...

- Vier stuivers, papa!

- Ja, vier stuivers. En 's avends terug, dat 's acht, niet waar? En... 'n dubbeltje voor den man die hem den weg wyst. Anders... je hoeft maar te vragen naar 't Buiten van m'nheer Kopperlith, in den Hout, vlak by de ‘Logementen’ zieje, 't is dus heel makkelyk te vinden. En je hoeft maar te zeggen: 't Buiten van m'nheer Kopperlith, want... zieje, mannetje, van den zomer mag jy heel goed eens buiten komen... omdat ikzelf 'n eigen Buiten heb, weetje, 'n wezenlyk Buiten... dàt zal je zien. 't Is vlak by de ‘Logementen’... in den Hout, weetje? In den Haarlemmer Hout! Hi, hi, hi, by de Aschpoort! Eugène, help me-n-onthouden dat ik die aan mama vertel, van middag aan tafel, weetje!

 

Na nog eenige praatjes van gelyken aard, verloste eindelyk de oudeheer 't kantoor van z'n tegenwoordigheid. Wouter leed meer dan iemand gissen kon, en wanneer hem op dit oogenblik de keus gegeven was tusschen 't bestormen van 'n turksche vesting, of 't òpzien... hy had het eerste gekozen. Schaamte is altyd pynlyk, maar de valsche! En dan op een zoo onbekend terrein! Nooit, nooit, nooit had hy kunnen gissen dat de ‘handel’ zoo'n moeielyke zaak was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken