Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën VII (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën VII
Afbeelding van Ideën VIIToon afbeelding van titelpagina van Ideën VII

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.80 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.85 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën VII

(1879)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

1217.

Hy verveelde zich, en voelde verdrietige verwondering over de leegte van z'n gemoed. Naastbyliggende plicht doen? Als-i eens naar den zolder ging - twee keepen: den twééden! - om te vegen, en op z'n gemak dat belangwekkende windas te bekyken?

 

Zóó gedacht, zoo gedaan! Hy was recht grootsch dat-i den weg naar-boven wist, en toen hy op den trap de meid ontmoette, die hem zoo onheusch-officieel had afgewezen aan de boven-voordeur, gunde hy zich de weelde van eenig gerammel met de sleutels, niet zonder 'n zegevierend blikje dat zeker zeggen wilde: je ziet, ik bèn er, en wel in dienst!

 

Zoo'n windas is 'n aardig ding. Er zitten gedachten in, en Wouter wist ze 'r uittehalen.

 

- Die dikke mevrouw is zeker tweehonderd pond zwaar... de fauteuil, twintig... de kussens... hm... stellen wy voor alles en alles... tweehonderd-vyftig pond. Ik weeg maar tachtig, denk ik. Als dus die dikke mevrouw en ik tegenover elkaar hingen aan 'n gewonen takel, zou ze my 't zoldervenster uithyschen, in-plaats van ik háár uit die zykamer. Maar als ik háár gewicht oprol om die dunne spil, en ikzelf wentel dat groote rad...

 

Hy hoorde sloffen op den trap. 't Was Gerrit, die eens kyken kwam wie er naar den zolder gegaan was.

 

- Ah zoo! Ben jy 't Pieterse. En wat doe je daar?

- Ik... veeg, zei Wouter.

- Zoo? Nou, als je zóó yverig blyft, zal je gauw slyten, jongen!

- Maar m'nheer Wilkens heeft gezegd...

- Wullekes is 'n gek . Maar... wil je vegen, goed! Veeg maar! En wat veeg je-n-al zoo?

- De stof van de stapeltjes...

- Daar ligt geen stof op! En al lag er stof op, wat doet dat er toe? En al deed het er wat toe, wat helpt het of je die van den eenen stapel op den anderen veegt, hè? Je doet monnikenwerk, wat ik je zeg!

- Gut!

- Ja, monnikenwerk! Je moet niet alles zoo letterlyk opnemen wat die Wullekes je zegt. Hy schiet met... varkens-

[pagina 52]
[p. 52]

vleesch, weetje?

- Hè!

- Dàt doet-i! Ik dacht het wel dat je zou luisteren naar dien windmaker, en toen ik iemand naar-boven hoorde gaan met de sleutels - want ik zat in de keuken, omdat ik styf van rimmetiek ben - toen begreep ik dat jy 't was. Want er kon niemand anders op 't kantoor wezen. Die Wullekes heeft je zeker niet gezegd dat we-n-in den komkommertyd zyn, en dat je zoo'n haast niet hoefde te maken met terugkomen? Hyzelf komt eerst zoo tegen zessen even kyken, en nu hy weet dat er iemand is om de boodschappen aantenemen, zal-i nog later komen, of misschien in 't geheel niet. En de jongeheeren zyn uit... om 't mooie weer, weetje? Je moet de zaak niet zoo zwaar opnemen, jongetje! Dan ga je-n-er onder door? Je neemt me-n-ommers niet kwalyk?

- Gut neen! Maar ik wou zoo gaarne... m'n plicht doen, m'n naastbyliggende plicht, weetje?

- Dáár heb ik nu zoo, wil ik maar 'ns zeggen, geen verstand van. Ik zeg maar dat het schande-n-is dat ze-n-'n jong borssie als jy zoo'n heelen dag op dat muffe kantoor laten zitten. Ik zeg... 't is wind en 'n engelsche notting!

- Hè, Gerrit, ik ben den halven ochtend op-straat geweest!

- Ja, ik hoor dat je veel boodschappen hebt gedaan voor den jongeheer Pompile. Nou, dat pleizier kan je dikwyls hebben! Hebben ze je-n-al gezegd dat je naar de post moet, alle morgens, om den briefbesteller optewachten? Dat 's 'n baantje voor jou, je zult het zien! 't Zal je stuivers kosten voor 'n borrel! Want als je dàt niet doet, kryg je de brieven niet. Ze zyn te gierig om droddebot te betalen... vyf-en-twintig gulden in 'n heel jaar. Daarvoor kan jy dan staan blauwbekken in de kou... als 't winter is, meen ik. Zeg eens, heeft Dieper je-n-al gesproken over inkasseeren? Want... als ik styf van rimmetiek ben, komt dat voor je rekening. En... als je niet handig bent met geld, kan dat baantje je veel kosten. Je begrypt wel... wat er te-kort komt, leg je-n-er by. Ja, ja, je moet niet denken dat je hier voor je pleizier bent! Ik heb hier al prinsjesdagen beleefd in alle seizoenen van 't heele goddelyke jaar, en daarom... nu ben ik styf van t rimmetiek. 't Kan je-n-ook gebeuren. Zoodat ik maar zeggen wil dat je-n-in de komkommerdagen niet zoo yverig hoeft te wezen. Je bent immers ook maar 'n loontrekkend dienaar, net als ik, niet waar, en zult dus ook niet graag meer doen dan noodig is? Geen mensch die er je voor dankt, jongen, en wie z'n eigen doodwerkt, wordt onder de galg begraven. Kom-

[pagina 53]
[p. 53]

aan, laat dat vegen nu maar blyven. O, als je alles doen zou wat die Wullekes je zegt... nou!

 

Als ys viel deze zonderlinge Gerritsche filosofie onzen Wouter op 't gemoed. Beschaamd sloot-i den zolder, en begaf zich naar beneden met Gerrit, die hem verzocht niet te verklappen dat-i op den bovensten zolder geweest was. Want, zeid-i:

- Dan sturen ze me-n-op- boodschappen uit. En daar ik styf van rimmetiek ben... kyk, m'n duim is er krom van, en dus... loopen kan ik niet, dat zieje wel!

 

Op 't kantoor gekomen, sloeg de knecht 'n klein register op, waarin de vervaldagen van wissels en acceptatien genoteerd stonden.

 

- Zieje, juist wat ik dacht! Morgen is er 'n smeerig papiertjes in den Jodenhoek. Nu, dáár zal je pleizier van hebben! Die smous zal wel gauw merken dat je-n-'n onnoozel bloedje bent, want... je ziet ernaar uit. Als je-n-er beneden den daalder afkomt, mag je van geluk spreken. Daar komt waarachtig Wullekes al... zeker heeft z'n vrouw hem de deur uitgejaagd, maar zy is even mal als hy, met 'r prinsessen. Ze heeft 'reis in den Haag 'n prinses gezien, en daarvan praat ze-n-altyd. Allemaal wind en 'n engelsche notting. Die Wullekes... hoor eens, als-i naar me vraagt... zeg maar dat je niks van me weet, en dat ik styf ben van rimmetiek, weetje, want... ik ga na de keuken om m'n kommetje thee te drinken. 't Zal wel koud wezen, maar... ik moest toch 'reis even zien wie daar na 't zolder liep. Jawel, hy is het... dat kan ik altyd precies hooren aan 't openhalen van de achterdeur. Hy heeft ruimte noodig voor 'n heel peloton... ik ben serjant geweest, weetje, by de Burgerwacht in anno zooveel!

 

En Gerrit vertrok. Z'n zonderlinge toespraken hadden dit goede, dat Wouter - zooals de lezer misschien - er niet veel van begreep, en dus iets te denken kreeg. De vreemde opvatting van plicht, die den ouden knecht... iets minder van andere knechts onderscheidde dan wenschelyk was, verraste hem. Droddebot? Wat's dàt voor 'n ding? En: 'n ‘smeerig papiertje’ dat hem 'n daalder zou kunnen kosten... wat kon dit zyn? Vanwaar zou die daalder komen? Waren dàt de emolumenten van z'n nieuwe betrekking? Heel gaarne had-i m'nheer Wilkens om inlichting gevraagd, doch sedert z'n struikelen over Mozes by 't Doornbosch durfde Wouter dat

[pagina 54]
[p. 54]

grimmig orakel niet naderen. Bovendien, hy werd weer aan 't plakken van gekleurde lappen op karton gezet, en dezen arbeid legde hem Wilkens met zooveel vertoon van stichtelyken ernst op, dat hy 't niet waagde iets anders aanteroeren. Hy plakte z'n lappen, en zweeg en mymerde, en betreurde z'n boeken op den Zeedyk. Nog 'n beetje maar, en Motto zou hem de gedaante vertoonen van 'n beminnelyken beschermengel die wegzinkt in de nevelen van 't verleden, en waarnaar de verlatene reikhalzend maar vruchteloos de armen uitstrekt.

 

Armoediger kon 't met z'n zieltje niet geschapen staan, meent men?

 

Wie weet! Lieve-god, het wordt nog erger.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken