Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën VII (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën VII
Afbeelding van Ideën VIIToon afbeelding van titelpagina van Ideën VII

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.80 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.85 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën VII

(1879)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

Onmogelykheid een der verhevenste kenmerken van het ware. De roem der hedendaagsche Batavieren, behoudens bataafsche nederigheid eenigszins gestaafd. Handel, Staathuishoudkunde en Petite Voirie uit den voortyd. Nieuw blyk der verregaande insoliditeit van den auteur die, in-plaats van de beloofde dukatons, den lezer afscheept met 'n bespiegeling over gebrek aan israëlitische kontroverse.

1222.

De lezer wordt dus uitgenoodigd eenige stappen met den auteur terug te gaan, om daarna gezamenlyk Wouter te vergezellen naar den Jodenhoek. Men moet al zeer schraal bedeeld zyn met de specifiek-dichterlyke gaaf van assimilatie, om den familietrek voorby te zien, die dezen tocht doet zweemen naar de uitspatting waaraan zich eenmaal prinses Erika schuldig maakte. Wy weten dat zy daarheen ging om zich te verfrisschen door 'n bad in 't gemeene... of wat voor gemeen doorgaat. Ze wilde de walging afspoelen die haar de hoftoon veroorzaakte. Wy immers ook zyn misselyk van de heeren Ouwetyd & Kopperlith, al zy 't dan dat we ons te reinigen hebben van heel iets ànders dan nasmaak van overdreven hoofsheid. Veel verder alzoo dan zekere gelyksoortigheid van indruk, gaat deze overeenstemming met prinses Erika

[pagina 71]
[p. 71]

niet. Wy behoeven waarlyk geen zyden kousen aantetrekken om Wouter te begeleiden, en ook belooft de auteur op eerewoord, dat-i de maagdeperen met rust laten zal. Deze onthouding van prinselyke excentriciteit is te meer gepast, omdat het perensaisoen nog niet was aangebroken. Het briefje dat Wouter te inkasseeren kreeg, verviel op den zooveelsten van Zomermaand, of misschien in Juli, maar zeker lang voor 't najaar. Het is den lezer bekend dat er nog altyd één fatsoenlyke familie in de stad was, en dat alzoo het ooft van den herfst nog aan de boomen hing, ver buiten de stad. In zekere toekomstige kritiek op m'n werk meen ik te lezen dat dus ook de eskapade van prinses Erika hoogst-apokrief is, een opmerking die my de welkome gelegenheid aanbiedt, nogeens te wyzen op m'n verregaande waarheidsliefde. Waar geen peren zyn, kan niet met peren geworpen worden. Wie dus, in-weerwil van deze algemeen bekende waarheid, dit werpen met onmogelyk ooft als geschied voorstelt, heeft 'n leugen gezegd. Wie leugens durft opdisschen aan een ontwikkeld publiek, moet wel zeker van z'n zaak zyn, en zóó vast staan in den kothurn zyner overtuiging, dat-i het steunen op kleine waarschynlykheidjes missen kan. Alleen vervalschers zyn nauwkeurig in byzaken, en wie zulke byzaken durft verwaarloozen met eene aan 't onbeschaamde grenzende slordigheid, is... 'n evangelist. Ziedaar de gronden waarop de minste twyfel aan de geloofwaardigheid van myn boodschappen - bly zyn ze niet altyd... nu ja, maar boodschappen zyn het toch! - behoort te worden verklaard voor godslastering. Waartoe zou het Geloof dienen, als 'n profeet, by al z'n andere plichten, zich nog zou moeten onthouden van ongerymdheid ook? Om 'shemels-wil, lezer, ik vraag u, hoe konden er maagdeperen in Amsterdam zyn? Met de bekende fynheid van Schriftverklaring die geenszins in-stryd is met het geloovig aannemen der grofste ongerymdheid - wat ik in 't voorbygaan bewyzen wilde - heeft de schrandere lezer reeds lang kunnen berekenen dat het smeerige briefje, met welks inkasseering Wouter in den komkommertyd belast werd, geen seizoengenoot wezen kon van zulke projektielen. Dit is ieder bekend die verstand van ooft en komkommers heeft, handelaars in wittegrondjes-driekleur, wysgeeren, tuinluî, e.d. De ondeugende prinses Erika had dus heel iets anders nog begaan dan guitenstukjes of 'n buitensporigheid, ze had iets onmogelyks verricht: 'n wonder! En zóóver had Wouter 't nog altyd niet gebracht. Hy ging integendeel zeer gebukt onder 't gewone, en had al z'n geestkracht noodig om niet te bezwyken onder z'n overspannen

[pagina 72]
[p. 72]

plichtbesef.

 

Met 'n gewicht alsof 't heele bedrag van 't geaccepteerd wisseltjes in kopergeld aan z'n hakken gehecht was, stapte hy over den weg. Hy drukte de linkerhand styf tegen de borst waarop het aan z'n eer toevertrouwd pand rustte, en hield z'n rechtervuistje gebald om den eersten den besten nedertevellen, die blyk geven zou van het opzet hem te berooven, d.i. de heeren Ouwetyd & Kopperlith. Zeker, 't had 'n zeer sterke bende moeten wezen die hierin geslaagd was! Glorioso, met al z'n makkers en in z'n besten tyd - vóór die verlammende liefde namelyk voor twee prinsessen, een markgravin en drie hoogst-onschuldige landmeisjes - Glorioso-zelf zou zich misrekend hebben wanneer-i, staatmakende op de hartelykheid van de oude relatie in de Hartenstraat... nu, Glorioso was er niet, en de marteling van 't konflikt tusschen zieleverwantschap en plicht bleef Wouter ditmaal gespaard. Het eenig gevaar dat hem bejegende, vertoonde zich in de gedaante van 'n kindermeisje dat naar den weg vroeg. Wouter stapte dit vermoedelyk begin van verlokking tot plichtverzuim, met saamgeknepen lippen voorby, en... met 'n bloedend hart. Want het kostte hem veel, stuursch te zyn jegens iemand die zyn hulp inriep. Mocht dat kindermeisjen 'n bende verkleede roovers geweest zyn, dan zyn die industrieelen finaal ongedekt gebleven voor de onkosten van hun vermomming. Niet zóó gemakkelyk ontfutselde men onzen held 'n papiertje dat hem door z'n lastgevers was toevertrouwd!

 

Hy mompelde zich al de voorzichtighedens voor, die hy zou hebben in-acht te nemen. Dieper had hem aanbevolen het kostbaar stuk dat door den jongeheer Pompile voor voldaan geteekend was, niet uit z'n handen te geven: ‘voor-i geld zag.’ En... niet te kwiteeren: ‘voor-i dat geld hàd!’ Want ook hyzelf moest teekenen... ik weet niet waarom. Het was de gewoonte, en 'n gewoonte die hem verrukkelyk voorkwam: ‘ont... van... gen... Wou... ter... Pie... ter... se.’ Zóó zou er staan in z'n allermooiste schrift. En dat zou bewaard blyven. En eenmaal zou de nazaat staren en turen op die letters, en eerbiedig fluisteren: zie, op dit papiertje heeft zyn pols gerust! Dit heeft hy geschreven, hy die... ja, wàt? Hier struikelde Wouter's verbeelding, gelyk telkens geschiedde wanneer-i voorschot nam op 'n toekomst die zoo byzonder weinig op het tegenwoordige zou gelyken. En dan trok hy z'n verschrikte voelhorens in, en dwong zich terugtekeeren tot z'n punt van uitgang in de werkelykheid. Hy schoof den nazaat

[pagina 73]
[p. 73]

- tot nader order! - op-zy, en beloofde zich niet te teekenen voor-i geld zag en hàd. Zóó had Dieper gezegd! En in z'n gedachten maakte hy kant en klaar de krul gereed, waarmed-i z'n handteekening bekrachtigen en sieren wilde. 't Zou 'n slang wezen, zich slingerend om en door de spylen van 'n rooster, De staart moest zoo nydig mogelyk byten in drie stippen, netjes in gelid tusschen'n paar evenwydige lyntjes, en de kop werd belast met het als by-toeval kronen van de P. In deze wending zou de fynheid liggen, en Wouter maakte zich gereed tot het uitvaardigen van 'n manifest, waarby al de ongekroonde autografen die ooit van hem mochten worden in omloop gebracht, werden verklaard te zyn: bedriegelyk, valsch, en van niet de minste waarde noch in rechten noch in posthume heldenvereering.

 

Dit alles was alzoo behoorlyk vastgesteld. Maar... het tellen! Eén, twee, drie, vier... dit zou wel gaan. 't Bleef echter de vraag wàt men hem zou te tellen geven? Dubbeltjes? Stuivers? Duiten, misschien? Ook dit schrikte hem niet af. Maar... de pietjes? De derdiend'halven? De schellingen? De zest'halven? Of - erger nog! - al die muntsoorten door-elkaar? Hm... moeielyke zaken! Zoodra hy koning werd, zoud-i... och, dit was alweer de vraag niet. Hy wàs geen koning. Hy was jongstebediende by de heeren Ouwetyd & Kopperlith, en op dit oogenblik belast met het ontvangen en behoorlyk uitleveren, van 'n groote som gelds. Dit was z'n naastbyliggende plicht, en hieraan slechts had hy dus te denken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken