Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën VII (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën VII
Afbeelding van Ideën VIIToon afbeelding van titelpagina van Ideën VII

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.80 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.85 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën VII

(1879)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

1247.

Na 't eten werden de Kruckers onthaald op den traditioneelen toer. En ook Wouter mocht meeryden... in 't achterbakjen alweer, waar men hem 't aanminnig Bonifaasje te bewaren gaf. 't Kind mocht er durchaus niet uitvallen, zei de elsasser konsul. Julie snapte in één adem door, en Wouter begon te vinden dat ze de proef wat ver dreef. Wel bleef het 'n zekerheid dat zy de eenige van 't gezelschap was, die blyk had gegeven van den lust iets te willen doorgronden, maar toch... 'n beetje droefenis voor den misselyken toestand waarin ze haar ridder gebracht had, zou niet kwaad hebben gestaan by haar verheven zucht tot ontwikkeling. Ze babbelde zoo ongedwongen met al die Kruckers, ze toonde zich zoo geheel-en-al op de laagte van de rest, ze scheen zoo volkomen tevreden met de toejuiching waarmee de plompe Pompile haar domste uitvallen vereerde... kortom, Wouter wist niet hoe hy 't had met z'n Dame. Hy zou er veel voor gegeven hebben, haar 'n oogenblik alleen te spreken... hm, 'n voetval zou er niet kwaad by staan! Maar... hoe daartoe de gelegenheid te vinden? Als-i 't huis in brand stak? Dit plan was zoo heel verwerpelyk niet. Al de Kopperliths en Kruckers geschroeid, verbrand, verkoold, verteerd, vernietigd, en hy de redder van de weetgierige Julie! Hy zag zich in gedachte, háár door rook en vlam den trap afdragend! Háár hield hy in de armen, háár fluisterde hy toe: ‘wees gerust, edele dame van

[pagina 159]
[p. 159]

m'n hart, al die stommelingen zyn dood en byna begraven! Ik ben hier, ik, Wouter, die uw dorst naar kennis lesschen wil met m'n laatsten druppel bloed en 'n verhandeling over den wisselkoers...

 

- Zeg, Pieterse, of hoe heet je, houd m'n parasol wat over 't kind. De zon steekt zoo!

 

Deze ontboezeming vloeide over de lippen der schoone Hersilia, die met haar zonnescherm onzen ridder aantikte, en hem vry gevoelig terugriep in de werkelykheid. Hy schrikte, en nam 't ding werktuigelyk aan...

 

- Schuif 't op, jongen! Druk op de veer... daar, daar, de veer in 't stokje! Versta je me niet? Wat 'n onhandig jongetje, Pompile!

 

Wouter kneep het ding, en voelde neiging de schoone Hersilia daarmee den kop te kloven. Hy staarde haar zonderling aan.

 

- Op de veer drukken, weetje? Druk op dat veertjen in 't stokje, schreeuwde Pompile, die evenmin als de anderen aan iets anders dacht dan aan onhandigheid, of hoogstens meende dat ‘de jonge Pieterse’ z'n zuster niet verstaan had.

 

- Doe 't 'm eens voor, Pompile, zei de oudeheer.

 

Pompile die op de voorbank gezeten was, stond op en boog zich over 't gezelschap heen, om den ‘jongen Pieterse’ les te geven in 't openen van 'n parasol. Maar hy kwam te laat. Wouter kneep, trok, drukte, schoof, en schoof wat krachtig...

 

- Ik kàn wel, m'nheer, zeid-i.

 

...en 't ding was aan flarden! Hy hield den stok in de eene hand, en de fladderende zy met de andere omhoog als 'n vlag! Het heele gezelschap was ‘ontdaan.’ Men keek elkander verbaasd aan, als om te vragen wat dit beteekenen moest? Welnu, niemand begreep het. Niemand kwam op de gedachte dat men hier te-doen had met 'n gewond menschenzieltje dat iets verscheuren moest om uiting te geven aan onlydelyke pyn.

 

- 't Heeft zeven gulden dertien gekost, jammerde Hersilla. Niet waar, Calbb?

- Je moet altyd begrypen Hersilie, 't is 'n burgerjongetje, riep Pompile. Hy wist niet wat je bedoelde, zieje? Je moet altyd denken, 't is 'n burgerjongetje, en... nooit in gezel-

[pagina 160]
[p. 160]

schap geweest. Dáár komt het van!

- Zeven gulden, dertien!

 

Het stokjen en de lappen werden, zoo goed het hossen van 't rytuig toeliet, aan elkaar gepast om nogeens voor 't laatst te bewonderen hoe het ding er had uitgezien voor de vreeselyke katastroof. Nog 'n paar maal mompelde de majestueuze Hersilia haar tragisch: ‘zeven gulden, dertien’ en vry ontstemd liet het gezelschap zich voortkruien door den zandweg. Toen men thuis kwam, nam Pompile de rol van verslaggever aan mama op zich. Niemand was meer verontwaardigd dan ‘de juffrouw.’ Ze had wel drie fransche woorden om te betuigen dat de zaak...

- Ja, ja, zeker! zei Pompile. Maar u moet begrypen, mama...

- Hy stond mevrouw zoo delicieus by die gele bergère, maseurde de juffrouw.

- Goed, juffrouw. Maar ziet u, mama...

- 't Is 'n ware balourdise, m'nheer!

- Zeker, juffrouw! Maar, mama, Hersilie had het niet moeten doen, mama. Want zoo'n jongen...

- Fi donc, zoo lomp te zyn!

- Volkomen juist, juffrouw! Maar ik wou aan mama zeggen dat mevrouw Calbb had moeten begrypen dat zoo'n jongetje...

- 't Is infaam!

...dat zoo'n jongetje maar... 'n burgerjongetjen is! Dàt wou ik maar zeggen aan mama.

 

En dit alles moest Wouter aanhooren! Z'n woede was gebroken. Hy voelde zich verlamd, onmachtig, wezenloos, en alweer overmeesterde hem zeker heimwee naar de vroeger zoo geminachte levensopvatting ten-zynent.

 

Was dàt nu de wereld die hy zou leeren kennen als-i ‘groot’ was? Wanneer hy op dit oogenblik z'n ouden vyand Slachterskeesjen ontmoet had, hy zou hem aan 't hart hebben gesloten als 'n bode uit hooger sfeer. Men ziet het, te laag gezonken om behagen te scheppen in de voorstellingen uit den mythentyd zyner jeugd, begon hy reeds te verlangen naar 't weerzien van de grove gestalten die hem in dien dagen omgaven. Zoo ook verwarren onnadenkende geschiedschryvers den onbehagelyken toestand van den wilde met de gouden eeuw van Saturnus.

 

Wouter was wanhopig. En z'n stemming werd er niet be-

[pagina 161]
[p. 161]

ter op, toen-i bemerkte dat ook Julie tot z'n vyanden behoorde, want ‘vyandschap’ meende hy te moeten veronderstellen in al de menschen die, na hem zóó te hebben gegriefd en vernederd, niet eens schenen te begrypen dat-i voor grief en vernedering vatbaar was. Pompile gaf zich de moeite hem op 'n parapluie te wyzen hoe men 'n parasol opent, en tenlaatste was Wouter na veel vruchtelooze pogingen om de ware oorzaak van z'n zonderlingen handgreep onder woorden te brengen, wel genoodzaakt zich aantestellen alsof hy werkelyk voor 't eerst te weten kwam dat men by zoo'n gelegenheid op 'n veertje moet drukken. Pompile scheen zeer voldaan over de les die hy gegeven had, en roemde er op dat ‘de jonge Pieterse’ de zaak nu volkomen verstond, en zeker by 'n volgende gelegenheid...

 

- Zeven gulden, dertien, jammerde Hersilia.

 

De maat liep over. Wouter stond haastig op, vloog de deur uit, het erf af en den weg op, om zich te verdrinken of... zeven gulden dertien te zoeken.

 

A la bonne heure!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken