Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën VII (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën VII
Afbeelding van Ideën VIIToon afbeelding van titelpagina van Ideën VII

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.80 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.85 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën VII

(1879)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

1273b.

't Was waarlyk Wouter's verdienste niet dat-i ditmaal bewaard bleef voor 't verergeren van de reeds begane fout. Hy hoorde mompelen: ‘nou, voor twee-gulden-tien levert ze-n-'t heele nest dat ze thuis heeft’ waarmee waarschynlyk de ons reeds eenigszins bekende ‘wurmen’ bedoeld werden. Deze taxatie kwam ons weldoenertje liefdeloos en onhoffelyk voor. Opgewekt tot verzet tegen de ‘massa’ die natuurlyk met luid gelach den uitval toejuichte, wilde hy... zou hy... och, 't kwam er niet toe. Pater Jansen stond in den stuurstoel te wenken, de schipper nam zyn plaats by 't roer in, de knecht maakte het touw los waaraan de schuit had vastgelegen, en z'n ‘aan-

[pagina 296]
[p. 296]

boord, wie mee mot!’ maakte aan de vertooning 'n eind. Onder luid spotgejuich van de menigte op den wallekant, gleed de schuit heen. De waardin had heel fatsoenlyk plaats genomen in de roef, misschien wel om den edelmoedigen jongeheer in 't oog te houden, schoon men ook zonder deze strategische byzonderheid erkennen moet dat haar middelen zoo'n gedistingeerdheid wel veroorloofden. 't Scheen haar alweer niet erg te hinderen dat de personen die ze in dat hokje vond, ruimer plaats voor haar maakten dan stipt gezegd noodig was. Elk ander zou zich beleedigd getoond hebben over de verregaande inschikkelykheid waarmee ze ontvangen werd. Maar zy? Onze twee helden hoorden haar by 't binnentreden zeggen: ‘ook goed! Beter zóó, dan allemaal op 'n hoop, lieve menschen! Wie zweeten wil, kan z'n gang gaan, maar ik houd van de ruimte. Wel ja, niet waar?’

 

Dit vraagje werd gericht-tot den état major die in den stuurstoel zat, en ik zou 't overgeslagen hebben als 't me niet tepas kwam om 'n opmerking te maken over den oorsprong van de Vrymetselary. Van: vrymetselary liever, zonder lidwoord. Ik vind het wel zonderling dat men nog altyd daarnaar zoekt, alsof 'n aanleiding die zich dagelyks aan onze oogen vertoont, en die zoolang bestaan heeft als er menschen op de aarde wonen, eenmaal in nauwkeurig bepaalbare omtrekken 'n historische gebeurtenis zou geweest zyn. Elke Nyl moet, volgens zeker soort van volksvoorgangers, z'n byzondere bronnen hebben die men met de vinger op de kaart kan aanwyzen, en uit valsche schaamte voor den leerling die er naar vraagt, wil men maar niet erkennen dat die bronnen heel eenvoudig in de wolken liggen. Waarom zou een der tallooze waarneembare spruitjes die 't hunne bydragen om zoo'n rivier te maken tot wat zy is, meer dan elk ànder beekje, meer dan elke àndere vereeniging van doorgesypelde druppels, den naam van eigenlyke bron verdienen? Zoo bestaan er veel vraagstukken welker oorzaak van bestaan... 'n vraagstuk behoorde te zyn, of niet eens 'n vraagstuk. We kunnen de oogen niet opslaan zonder Wording waartenemen, en toch blyft men nog overal droomen van 'n Schepping. 't Lykt wel of zekere natuur- en geschiedfilozofen hun beroep leerden op 'n registratiekantoor, en vandaar de meening meebrachten vóór alles geroepen te zyn de wereld-akten van 'n vasten datum te voorzien. Het boekdrukken, 'n hoogstbelangryk vak zeker, maar slechts in zeer letterlyken zin van 't woord: 'n Kunst, het ‘stichten’ van steden, de volksverhuizingen...

 

[pagina 297]
[p. 297]

Hola, we zyn er! En 'n behoorlyke date certaine hebben wy ook. Wel zeker, de lieftallige herderin was aan 't volksverhuizen met haar twee veroverde schapen, en men schreef: haarlemmer kermis, den zooveelsten dag. Ziedaar registratie! Och, ik moet wel korrekt te-werk gaan. Vanwaar anders dan uit 'n deugdelyk vastgestelden kermistyd zou ik den orgelman bekomen, die straks langs de vaart over den weg moet sukkelen om op 't juiste oogenblik onze Maddam te-hulp te komen in haar natuurvrymetselary? Er is veel talent noodig om dit uitteleggen aan lezers die 't niet zonder uitlegging verstaan. Vooreerst gelieve men te begrypen dat er op den ganschen weg, althans zoover 't oog van onze reizigers reikte, geen orgelman te zien was. Niets natuurlyker. De man was met de zynen - waaronder z'n gewichtig instrument - 'n vol uur voor 't afvaren der schuit van Amsterdam vertrokken, en 't spreekt dus vanzelf dat men hem nog niet had ingehaald. Zonder loggen of zonschieten kan nu de lezer vry precies berekenen hoeveel geografische zoetwater-ellen door ons vaartuig waren afgelegd, toen de edele vrouw die betuigd had van ruimte te houden, aan 't stuurstoelpersoneel vroeg: of 't niet waar was? Strikt genomen hadden Jansen, Wouter en de schipper 't recht gehad, hierop te antwoorden dat ze 't wel gelooven wilden maar niet met zekerheid wisten. Inderdaad, men moet niet alles voor waar aannemen wat er door den eersten den besten gezegd wordt. Die vrouw kon booze redenen gehad hebben om 't publiek in 'n verkeerden waan te brengen omtrent haar opinie over zweeten en benauwdheid. Maar, och, ons drietal dacht zoo diep niet na. Jansen was te bedroefd om te spreken, en Wouter te zeer vervuld van... iets dat op 'n aventuur geleek, om zoo terstond te kiezen tusschen twyfel, geloof en ontkenning. Wat den schipper aangaat, hy hééft geantwoord. Maar, lezer, zoolang ik u niet meedeel wàt de man zei, is 't voor u alsof-i niet geantwoord had, en ge hebt dus 't recht niet, u voortestellen dat de schuit 'n haarbreed verder was dan op 't oogenblik toen de belangryke vraag gedaan werd. Hoe kan 't na deze opmerkingen iemand in 't hoofd komen, te meenen dat men dien orgelman reeds had ingehaald? Haasten laat ik me zoomin als 'n haarlemmer-trekschuit zelf. De schipper heeft geantwoord, o ja, maar ik ben aan 't woord over de vrymetselary, en dat gaat vóór. Hoe kan 't anders, daar juist de vraag ‘of 't niet waar was, dat ze van ruimte hield?’ my de opmerkingen in de pen gaf, die nu - misschien niet eens terstond - zullen volgen! Zou ik tuchteloos genoeg wezen my met het antwoord

[pagina 298]
[p. 298]

te bemoeien voor ik de vraag heb afgehandeld? Zulke kapriolen...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken