Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Universele fonologie (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Universele fonologie
Afbeelding van Universele fonologieToon afbeelding van titelpagina van Universele fonologie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.79 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

monografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Universele fonologie

(1991)–Anneke Neijt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 181]
[p. 181]

Verklarende woordenlijst

Affix: voor- of achtervoegsel, bijv. ge- in gezicht en -te in hoogte.
Allomorfie: het gegeven dat een morfeem verschillend uitgesproken kan worden, bijv. het verleden-tijdssuffix is -te of -de, en het verleden-tijdsmorfeem heeft dus deze twee allomorfen.
Ambisyllabisch: tot twee syllaben behorend, zoals de [k] in bakker.
Appendix: toegevoegd stukje structuur, voor of na de ‘normale’ structuur.
Assimilatie: gelijk worden van klanken.
Binaire structuur: een structuur waarin steeds twee elementen gegroepeerd worden.
Bisyllabisch: uit twee syllaben bestaand, ta-fel bijvoorbeeld.
C: consonant, medeklinker.
Coda: groepje van de laatste cononanten van de syllabe.
Component (module): onderdeel van de grammatica.
Consonant: medeklinker.
Degeminatie: het uitwissen van één van twee opeenvolgende gelijke klanken.
Deletie: uitwissing, in de fonologie het niet-uitspreken van een klank in een bepaalde context, bijv. t-deletie in kastje.
Derivatie: afleiding van de ene representatie uit de andere.
Diacritisch teken: onderscheidend teken, bijv. accent en trema.
Diftong: tweeklank (ei, au en ui in het Nederlands).
Dissimilatie: ongelijk worden van klanken.
Domein: het gedeelte, de constituent, waarop een regel betrekking heeft.
Downdrift: het gegeven dat uitingen met een lagere toon eindigen dan waar ze mee beginnen.
Explosief: hetzelfde als plosief, plofklank, ploffer.
Etymologie: de leer van de herkomst van woorden, hun geschiedenis.
Extrametrisch: buiten de normale metrische structuur vallend.
Feature: (klank)kenmerk.
Foneem: betekenisonderscheidende klank.
Fonematisch: op fonemen gebaseerd.
Fonografisch: op klanken gebaseerd.
Foon: klank.
Fricatief: wrijfklank.
[pagina 182]
[p. 182]
Homoniem: dubbelzinnig (woord).
Idiosyncratisch: abnormaal, slechts voor dit geval geldend.
Insertie: toevoeging, bijv. de toevoeging van de d in raarder.
Lexicon: woordenboek; het gedeelte van de grammatica waarin kennis over woorden (en dus ook over morfemen) is opgeslagen.
Linksvertakkende structuur: structuur met vertakkingen links.
M: mot (uit het Frans), fonologisch woord, gebruikt om de fonologisch opgebouwde structuur mee aan te duiden.
Module (component): onderdeel van de grammatica.
Morfeem: betekenisdragende eenheid, bijv. huis, ver- of -heid.
Normatief: normen stellend; een normatieve grammatica is een grammatica met voorschriften voor correct taalgebruik.
Nucleus: de kern van de lettergreep (de vokalen).
Obstruent: niet-sonorante klank, dus plof- of wrijfklank.
Ondergenererend: niet alle acceptabele structuren verantwoordend.
Onderspecificatie: onvolledige specificatie; vormen kunnen ondergespecificeerd zijn in het lexicon vanuit het idee dat de volledige specificatie door de algemene regels tot stand komt.
Onset: het groepje consonanten aan begin van de syllabe, waarmee geallitereerd wordt.
Overgenererend: teveel structuren toelatend, ook onacceptabele structuren.
Plosief: plofklank, ook wel ploffer of explosief genoemd.
Prefix: voorvoegsel, bijv. wan- in wanorde.
Prosodie: het gedeelte van de klankvorm dat niet de segmenten betreft, dus melodie, tempo, klemtoon.
Rechtsvertakkende structuur: structuur met vertakkingen rechts.
Rijm: het gedeelte van de lettergreep na de onset, het deel waarmee gerijmd wordt.
Segment: klankdeeltje.
Sonorantie, sonoriteit: klankvolheid, ‘Schallfülle’; sonorante klanken kunnen een melodie dragen.
Suffix: achtervoegsel, bijv. -achtig in roodachtig.
Suprasegmenteel: hetzelfde als prosodisch, nl. wat ‘boven’, los van de segmenten is.
Syllabe: lettergreep, waarbij wel opgemerkt moet worden dat het beter zou zijn om de term lettergreep te reserveren voor de spellingseenheid, en de term syllabe te gebruiken waar een uitspraakeenheid bedoeld wordt.
Systematisch: volgens het systeem, niet toevallig.
Templaat: vastliggend stukje structuur.
Tier: beschrijvingslaag, laag waarin een onderdeel van de klankrepresentatie apart gezet wordt.
Universele grammatica: de beschrijving van het aangeboren of biologisch bepaalde taalvermogen van de mens.
V: vokaal, klinker.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken