Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit mijne sportportefeuille (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit mijne sportportefeuille
Afbeelding van Uit mijne sportportefeuilleToon afbeelding van titelpagina van Uit mijne sportportefeuille

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.99 MB)

ebook (5.21 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/sport


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit mijne sportportefeuille

(1899)–Frans Netscher–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Een Penninkske van Tijd tot Tijd.

Op den dijk langs de Maas, tusschen Kralingen en Kralingsche Veer, bevindt zich een tol.

Aan dien tol behoeven de wielrijders geen tolgeld te betalen, maar daar tegenover is de tolbaas ook niet verplicht den boom te openen; dit mogen de wielrijders zelven doen en moeten daartoe vrijelijk in de gelegenheid worden gesteld.

Het gevolg daarvan is, dat de pachter, die noode die duizenden wielrijders 's jaars (want 't is daar een druk punt) ziet passeeren, zonder dat zij hem eenig finantieel voordeel aanbrengen, altijd den boom gesloten houdt, ja, wij hebben 't wel eens gezien, dat als hij een rijtuig bediend had en er op een 80 Meter afstand een wielrijder naderde, door hem de boom opzettelijk werd dicht geworpen en hij leukjes in zijn woning verdween.

De wielrijders moeten bij deze tol dus afstappen, of als zij in een troepje zijn, rijdt er één vooruit, die den boom opent en de anderen laat passeeren. Maar daar blijft 't dan niet bij! Daar de wielrijders weten door het tolpersoneel niet voorkomend behandeld en wel eens geplaagd te worden, zinnen sommigen onder hen op tegen-plagerijtjes, en laten dan bijv. den boom open staan als zij gepasseerd zijn, waarop de tolbaas of zijn vrouw naar buiten moeten komen, om dien weder te sluiten! En zoo gaat 't over en weer!

Was dit tolpersoneel vriendelijk en hulpvaardig; opende het, ofschoon onverplicht, af en toe den boom bij de nadering van wielrijders, dan zouden er zeker wielrijders en rijdsters te vinden zijn, die, eveneens onverplicht, een of twee stuivers voor dit gemak vrijwillig zouden offeren, want de eene dienst is den anderen waard.

En wat zou het gevolg daarvan wezen? De wielrijders zouden gebaat zijn door minder te behoeven af te stappen, en de pachter zou aardig wat meer ontvangen, want de passage is daar, zooals wij zeiden, zéér druk.

Nu is 't hard tegen hard, en profiteert geen der beide partijen.

* * *

[pagina 27]
[p. 27]

Wij zijn ook nog eens getuige geweest van een andere tolscène.

Het was bij gelegenheid van een Afdeelingstocht in Zuid-Holland met ongeveer 100 deelnemers. Bij het dorpje Berkel bevindt zich een tol, waar wij ook niet tol-plichtig zijn. Toen de vrouw van den pachter dien grooten stoet van 100 fietsers zag naderen, werd de verleiding haar te groot. Zij weigerde den boom te openen of te doen openen, en eischte 2½ cts. per machine, waartoe zij geen recht had.

Nadat eenige deelnemers aan den tocht hun machines al over den boom hadden getild en de woordenwisseling nog voortduurde, kwamen gelukkig toevallig de gemeente-secretaris en de veldwachter aanwandelen, en was het vrouwtje spoedig genoodzaakt den tol te openen en de rijders zonder betaling door te laten.

En nu het gevolg? De tolpachtersvrouw boos op de wielrijders; de wielrijders verbeten op de vrouw, en zij, die 't weten, hebben zich nu voorgenomen haar nooit vrijwillig een douceurtje te geven! Last, en kwaad bloed aan beide zijden.

Was de vrouw daarentegen vriendelijk en voorkomend geweest, dan had menigeen der 100 wielrijders haar 't een of ander toegeworpen; het vrouwtje had dan een goeden dag en de wielrijders hadden een gemakkelijken doortocht gehad.

* * *

Maar wij kennen nóg een tol-avontuurtje

Ditmaal ligt de plaats der handeling op de grens van Vlaardingen en Vlaardinger Ambacht. Daar staat een tol, waar de wielrijders sinds jaar en dag niet behoefden te betalen. De pachter wordt op een goeden (of kwaden) dag door een ander vervangen en de vrijheid schijnt ineens uit te zijn. Tenminste als er twee wielrijders naderen, weigert hij hen te laten passeeren, indien zij niet betalen. De rijders protesteeren, en toen de man bleef volhouden, vroegen zij zijn tarief te zien en hen te bewijzen, dat zij nu eensklaps betalen móeten. En hoe luidde het merkwaardige antwoord van den tolbaas? Ja, op het tarief kwamen de rijwielen wel niet voor, maar daar had hij niets mee te maken, want.... ‘lijkkoetsen’ stonden er ook niet op, en die moesten toch óók betalen!

's Mans lugubere vergelijking en wets-interpretatie voor zijn rekening latend, betaalden de wielrijders, maar riepen er een veldwachter bij om het geval te constateeren.

Later bleek bij onderzoek, dat de pachter in het geheel geen recht had tolgeld te heffen, en dat hij zich dus aan een willekeurige handeling had schuldig gemaakt.

[pagina 28]
[p. 28]

En nu het gevolg? Toevalligerwijze was een der twee personen iemand van invloed in wielrijderskringen; het geval van het gebeurde werd spoedig rond verteld en thans passeeren de wielrijders bedoelden tol met een lachje van ‘Schadefreude’ en houden de hand op de beurs. De tolbaas mist nu menigen stuiver en menig dubbeltje, dat hem bij vriendelijke behandeling van toeristen anders zekerlijk vrijwillig zou worden ter hand gesteld.

 

* * *

 

Uit deze en honderden andere gevallen, die bij de tollen op de Nederlandsche wegen plaats grijpen, blijkt dat de verhouding tusschen de wielrijders en sommige tolbazen niet altijd van den meest vriendschappelijken aard is.

Vooral hebben wij hier op 't oog de pachters van tollen, waar wij, wielrijders, niet tolplichtig zijn.

Nu, dat deze lieden ons niet altijd met even welkom oog zien naderen, komt ons nog zoo geheel onbegrijpelijk niet voor! Op vele verkeerswegen toch, is door het toenemend gebruik van het rijwiel het verkeer van voertuigen verminderd; vele boeren bezoeken thans de naastbijzijnde markten per rijwiel, waar zij vroeger van paard en wagen of ander gerij gebruik maakten, terwijl vele pleiziertochtjes en avonduitstapjes na warme dagen, die vroeger per rijtuig geschiedden, vervangen zijn door toeren op het rijwiel.

Terwijl de tolbaas het betalend rijtuigverkeer, en dus ook zijn inkomsten, ziet verminderen, moet hij lijdelijk aanzien, dat honderden en nog eens honderden wielrijders langs hem heen zweven. Ieder rijwiel, dat hem zonder tolplichtig te zijn passeert, is hem een ergernis van eenige centen: - een ergernis, die voor zoo'n man op een klein kapitaaltje 's jaars komt te staan.

Dat hij dus een weinig kregelig tegenover de wielrijders, is niet zoo'n ongewoon verschijnsel, te meer daar de tolbazen (de beste niet te na gesproken) niet altijd tot het intellectueelste deel van het volk behooren, en zich dus niet met filosofische berusting in het onvermijdelijke kunnen schikken.

Aan de andere zijde echter, kunnen de tolbazen met eenige hulpvaardigheid 't ons, wielrijders en toeristen, op onze tochten veel aangenamer maken. Door het vrijwillig openen der boomen, waartoe zij menigmaal niet verplicht zijn, kunnen zij voorkomen, dat wij telkens moeten afstappen, wat, vooral als wij in gezelschap van dames toeren, een niet te versmaden faciliteit is. En volgens de onomstootelijke leer, dat de eene dienst den andere waard is, zullen

[pagina 29]
[p. 29]

dergelijke hulpvaardige tolbazen ook voor hun vrijwillige diensten een kleine geldelijke belooning mogen verwachten; dat zou dan ook niet meer dan billijk zijn.

Zoo behoorde 't te wezen, maar helaas, verkeeren vele tolbazen en wielrijders nog op vrij gespannen voet en laat de verhouding hier en daar wel wat te wenschen over.

Toch kan hierin verandering komen; maar de eerste stappen om een betere verhouding in het leven te roepen, zullen wel van óns moeten uitgaan.

Dat is echter zoo'n bezwaar niet. Men mag toch over 't algemeen aannemen, dat de personen die wielrijden, een hoogere intellectueele ontwikkeling bezitten dan de eenvoudige lieden, welke met het beheer der tollen op onze dijken en landwegen belast zijn.

Laten de meest ontwikkelden dus ook de wijsten zijn, en laten wij, wielrijders, ons de geringe opoffering getroosten, welke leiden kan tot een betere verstandhouding tusschen ons en de Cerberussen aan de tolboomen.

De raad, dien wij aan onze lezers zouden willen geven, is daarom deze: ontknoopt af en toe de koorden van uw beurs en geeft vrijwillig van tijd tot tijd een penninkske aan den tolbaas, want ook voor deze lieden voert de weg tot hun hart en hun verstand over het ‘aardsche slijk.’

Een penninkske dus van tijd tot tijd!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken