Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit mijne sportportefeuille (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit mijne sportportefeuille
Afbeelding van Uit mijne sportportefeuilleToon afbeelding van titelpagina van Uit mijne sportportefeuille

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.99 MB)

ebook (5.21 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/sport


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit mijne sportportefeuille

(1899)–Frans Netscher–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 147]
[p. 147]

Holland voor de Hollanders.

Zich verheugen over het succes van anderen is een eedler en belangloozer genot, dan zich verhoovaardigen op eigen verdiensten.

De kennis, de volharding en het talent van zijne medemenschen te waardeeren, zich te verblijden als 't hun goed gaat en in 't publiek er uiting aan te geven, kan van een persoonlijk standpunt beschouwd, een geestelijk genot wezen dat ook vreugde aan ánderen kan schenken.

In dit geval verkeeren wij op 't oogenblik.

We hebben reden tot vreugde; we mogen ons verheugen over het succes van anderen; we verblijden ons, dat het onzen medemenschen goed gaat.

Want we hebben van den beginne af aan, van 't oogenblik dat we voor 't eerst de pen over den sport mochten voeren en toen nog slechts enkele duizenden Bondsleden naar ons woord konden luisteren - we hebben bij alle gelegenheden, die zich voordeden, ons vertrouwen uitgesproken in onze nationale industrie, haar een toekomst voorspeld en al haar trappen van ontwikkeling gevolgd.

Daarom willen wij thans, voor duizenden wielrijders, als even zoovele koopers, herhalen ons vertrouwen in de kundigheden der Hollandsche mechanici en van den Hollandschen werkman.

En we zijn reeds tevreden wanneer we van ons zelven mogen denken, dat, hoe gering ook, we iets hebben mogen bijdragen tot verspreiding en bevestiging van dat vertrouwen en dien goeden dunk.

Maar hiermee is onze taak nog niet afgeloopen. We hebben thans met onze lezers nóg iets te bepraten. Een enkel oogenblik vragen we over dit onderwerp nogmaals in het publiek het woord. Er blijft nog wat te zeggen over.

In tegenstelling met vele andere takken van nijverheid, wier ontstaan en ontwikkeling buiten de grenzen van ons geheugen liggen, is de rijwielindustrie een kind van den dag, onze gelijkgeboortige, die samen met ons is opgegroeid; haar ontwikkeling is samengegaan met die van ons lichaam en onzen geest.

Vandaar ook mogelijk, dat een bizonder gevoel van gehechtheid ons allen, wielrijders, aan dezen stalen kameraad van jonge jaren, onze stalen vriend van heden bindt.

Hoevelen onzer herinneren zich nog de houten karren met ijzeren banden van Burgers, op welke men rammelend en hobbelend over de Hollandsche straten voorthotste! Hoevelen herinneren zich nog de eerste Simplexfabriek op den Leidschen Straatweg te Utrecht,

[pagina 148]
[p. 148]

waar zulk een gebrek aan ruimte heerschte, dat als een staaf moest afgedraaid worden, men ze door een gat in den buitenmuur, gedeeltelijk in de open lucht moest houden! En ook hoevelen weten nog als de dag van gisteren, dat kleine dorpssmeden en bankdraaiers de toekomst onzer toen nog zwakke rijwielindustrie in handen schenen te hebben.

En thans? De rijwiel-fabricage is ontgroeid aan werkplaatsen en de smeedvuren uit de achterstraten onzer groote steden en heeft een onderkomen in reusachtige rijwielpaleizen gevonden; ze is ontgroeid aan de werkplaats van den smid en den handwerker, om thans te worden geleid door den ingénieur met academische opleiding en den groot industrieel.

Hebben we in de laatste twee of drie jaar niet gelezen dat de Simplex fabriek zich meer en meer uitbreidde en binnen weinige weken haar intrek zal nemen in een fabrieksgebouw van buitengewone afmetingen, dat aan den Overtoom te Amsterdam voor haar is opgericht, beschikkende over een kapitaal van vijf honderd duizend gulden; dat de oude Burgers fabriek is overgegaan in handen van een naamlooze vennootschap met een kapitaal van vier ton gouds, en dat de steenen wanden voor haar nieuwe industrie-paleis reeds hoog opklimmen; dat nog weinige weken geleden, zonder eenige moeilijkheid te Groningen een som van vier ton bijeen werd gebracht om de Fongersfabriek uit te breiden, haar een nieuw onderkomen te geven en op moderner grondslag te vestigen?

Mocht het ook den heeren Van Gink, Ott Bultman & Co. niet gelukken het noodige kapitaal bij elkaar te krijgen om ook hun fabriek op grooter schaal in te richten?

Deze tonnen en tonnen gouds, die aan de rijwielindustrie zonder eenige moeite toevloeien, spreken voor zich zelve reeds van het groote vertrouwen, dat het Nederlandsche kapitaal in den Nederlandschen ingénieur en den Nederlandschen werkman stelt.

Het is alsof de rijwielindustrie met een helm geboren werd; zij is het troetelkind van den dag, de lieveling van het publiek en het geld. Zij is de jongelings- of vlegeljaren ontgroeid en de periode van de mannelijke ontwikkeling ingetreden.

En dit eindelijk bereikt succes is zooveel te verdienstelijker omdat het 't eindresultaat is van een zwaren strijd tegen nationaal vooroordeel, gebrekkige hulpmiddelen en gering kapitaal.

Onze Hollandsche fabrikanten zijn zwaar gehandicapt op de markt verschenen. Ze konden wel is waar hun buizen en stampings aan dezelfde adressen koopen als de Engelsche fabrikanten, die alleen-

[pagina 149]
[p. 149]

heerschers in Holland waren; hun grondstoffen konden dus van dezelfde kwaliteit zijn als hetwelk in het buitenland werd gebruikt.

Maar... de werkkrachten? Engeland bezat een korps van eenige honderden werklieden, die in de cycle-trade waren opgegroeid en reeds de oefening, kunde en ervaring in de wijze van bewerking bezaten, die hun Hollandsche kameraden zich nog moesten beginnen eigen te maken. De Hollandsche werkman was nog in zijn leerjaren toen de Coventry-werkman al gezel was.

En nu? De vaderlandsche industrie heeft haar zwaren handicap prachtig opgehaald; in de Nederlandsche fabrieken zijn langzamerhand werklieden gevormd - en die vorming was een kwestie van tijd, want het bevattingsvermogen van een Engelsch en Hollandsch werkman is gelijk - die thans gerust op de internationale markt kunnen meeconcurreeren. In onze Hollandsche fabrieken werken nu mannen, die evengoed met de draaibank kennen omgaan, die evengoed kunnen vijlen, soldeeren en stellen - want dat is toch geen toover- of heksenwerk - als hun collega's te Coventry. De praktische kennis, de wetenschap door oefening is nu ook door den werkman in de Nederlandsche fabrieken verkregen.

Nog zoo heel lang niet geleden hebben we er op gewezen, dat op de oudste Nederlandsche fabriek, die van den heer Burgers, mannen werkzaam waren, die reeds 25, 20 en 15 jaar in dienst der firma waren. Heeft indertijd de Simplex fabriek te Utrecht niet eenige der beste werkkrachten uit de vroegere fabriek van Samuels te Amsterdam overgenomen - mannen van ervaring dus reeds, toen de fabriek begon. En zijn ook bij Baijer, Van Gink, Bingham, Koopman e.a. geen chefs en werklieden aan draaibank of soldeervuur, evengoed van bevatting en oog als zij die in Engeland onze rijwielen in elkaar zetten?

Holland heeft zijn handicap dus ingehaald en levert nu gelijk op met Engeland. Het is nu zijn plicht de voordeelen dier ervaring te blijven doen gelden. Het moet goede waar blijven leveren en het laatste vooroordeel van eenige achterlijken zal ook verdwijnen.

Maar het is thans gelukkig niet alleen meer het publiek, dat vertrouwen stelt in onze nationale industrie en den kreet aanheft: ‘Holland voor de Hollanders.’ Ook van hooger hand, van Regeeringswege heeft men blijk gegeven van te beseffen, dat onze Hollandsche rijwielfabrikanten den strijd tegen het buitenland aan kunnen en dat ze machines kunnen leveren, die niet behoeven onder te doen voor de producten der rijwiel-koningen in Engeland en Frankrijk. Het Departement van Justitie eischte inlandsch fabrikaat voor zijn

[pagina 150]
[p. 150]

rijksveldwachters; het Ministerie van Oorlog bestelde Hollandsche rijwielen voor het op te richten vaste korps van militaire wielrijders; de Hoofddirectie van Posterijen en Telegrafie deed uitsluitend haar bestellingen bij Nederlandsche fabrikanten; en zelfs H.M. de Koningin-Regentes wilde, toen er eenige rijwielen op haar zomerverblijf te Soestdijk noodig waren, niet anders dan machines van Hollandschen oorsprong hebben.

Dit alles zijn hoogst verblijdende verschijnselen. Het Kapitaal, het Publiek, de Regeering en het Hof hebben onze nationale industrie onder hunne bescherming genomen. Een vreesachtige onzekerheid is gaan plaats maken voor een royaal vertrouwen; men heeft begrepen, dat Nederland op het oogenblik over een korps practische ingénieurs en werklieden beschikt, dat, wat kundigheden betreft, niet behoeft onder te doen voor 't beste wat het buitenland in dit opzicht leveren kan.

Nederland bezit thans even goede meesterknechts, bankwerkers, smeden, soldeerders, nikkelaars en émailleurs als eenig ander land in Europa; het betrekt zijn stampings, buizen en banden van dezelfde goede adressen als zijn concurrenten in Engeland, Frankrijk of Amerika; het construeert volgens dezelfde groote beginselen der mechanica en naar de lessen der ondervinding als de cycle-ingénieurs te Coventry, te Parijs en Chicago. Het vroeger geldend geloof, dat een Engelsch rijwiel synoniem was met een goed rijwiel, heeft thans zijn uitsluitende kracht verloren en geldt nu evengoed voor de Hollandsche machines.

De Nederlandsche industrie is van beginnelinge opgeklommen tot de gelijke van het buitenland en mag dezelfde rechten en aanspraken doen gelden.

En tot die rechten en aanspraken behoort, dat wanneer men te kiezen heeft tusschen het buitenland en het vaderland, aan dat vaderland de eereplaats en den voorrang moet worden toegekend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken