Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen (1718)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen
Afbeelding van Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschenToon afbeelding van titelpagina van Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.66 MB)

ebook (3.40 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Editeur

Wilhelmus à Brakel



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een aendachtig leerling van den Heere Jezus, door Hem zelf geleert, zonder hulp van menschen

(1718)–Sara Nevius–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Kapittel XXIV.

IK ben niets, ik meritere niets, ik hebbe niets, en kan niets, ik vermach niets, ook tot het minste toe zonder uwe genade: ja ik en zie niets zonder uw' licht, hoewel het zoo dichte by my, ja in my is, en kryg ik des zelfs schaduwe zoo van verre wat in 't oog, zoo weet ik niet wat het is, en al treed' ik 'er by na op, ik en gevoel het niet, myn verstant mis ik, en myn hert mis ik, en dat noch om maer myn eigen natuurlyke gedaente te bezien; hoe en zoude ik niet missen, o Heere, om u te zien?

Maer wat zult gy uw' Heere prezenteren, myne ziele, gy hebt zelfs die kleine gestalte niet met welke alleen gy komen meugt; ja met niet met allen, alleen met een begeerte om alles te halen, wat myn Heere geerne van my wederom zien en ontfangen woude: ik en wil, noch ik en derf hem niet anders prezenteren, als dat ik eerst van hem ontfange: en dat hem niet behaegt my te geven, dat lust my ook niet te hebben, 't is my genoeg als ik maer zyne gunste vinden mach, zyn herte, zyn ooge, zyn hand, al moest ik ook myne oogen gesloten houden om het voor my te zien.

[pagina 113]
[p. 113]

Maer evenwel, och myn Heere, laet my toe dat ik myne begeerten doch voor u uitstorte, en doet gy dan wat goet is in uwe oogen: ja myn ziele, hoe blint dat gy bent, daer zaegt gy uwes Heeren goetheit al ras; want gy dacht al, laet hy my maer toe te begeren, hy zal zig zelfs wel bewegen tot geven.

Nu gaet al evenwel voort, ik weet echter ook dat gy u onderwerpen wilt zyn goet vinden, en daerom schaemt u niet uwe begeerten te uiten.

Als ikze kort in een knoopen zoude, myn Heere, zoo was het om uwe gemeinschap wat veel te genieten; want dan zal ik u vaders gunst wel krygen, uwes Geestes verlichtinge en geleide wel krygen; die wangestalte van myn herte wel meerder quyt gaen, uw' beeltenis wel meerder ontfangen, die beoogde liefde wel genieten: ik weet niet wat myn begeerte ontbreken zoude, als ik u maer genieten mocht.

Wat is 'er een volheit in u, Heere! wat is 'er een beminnelykheit in u, wat is 'er een heerlykheit in u, wat is 'er een zaligheit in u, wat is 'er in u niet, o Heere? en wat isset gansch begeerlyk al wat in en aen u is?

Maer dit zeg ik maer, om dat ik het weet o Heere: gelukzalig zynze die dit zien mogen, die dit ondervinden mogen, die gy in uwe binnen-kameren leit, en u zelve aen haer openbaert, die gy na het herte spreekt, en tot het herte spreekt, die gy als dan van uwe schatten wat mededeelt, op dat hy de zelve wat na by en ter dege bezien mach, en genietende, u dezelve met hare winste gestadig weer mach op offeren.

Och hoe zucht myne ziele, na uwe gemein-

[pagina 114]
[p. 114]

schap, o Heere! gy zult morgen door uw' goetheit u zelve aen zoo veele geven, laet ik u doch mede genieten: myne ziele is voor u als een dorstig lant, o fonteine der hoven, put der levende wateren die uit Libanon vloeyen, dat het u behaegde myn vermoeide ziele eens dronken te maken in uwe liefde, door uwes Geestes leidinge, bestieringe, en begunstiginge, gy zeidet eens tot die vrouwe, indien gy wistet wie hy was die met u sprak, gy zoudet begeren, en hy zoude u geven dat levendige water: daer na dorst myne ziele, geeft het my doch; want gy hebt dat tot haer ook om mynent wille gesproken, gy riept immers ook, zoo iemant dorst die kome tot my en drinke, o alle gy dorstige komt tot de wateren, en die geen gelt en hebt komt koopt en eet zonder prys wyn ende melk, ik zal den dorstigen geven van het water des levens om niet, en dat water dat ik hem geven zal, zal in hem worden een fonteine springende tot in het eeuwig leven, stroomen, des levendigen waters zullen uit zynen buik vloeyen.

Ia Heere in u is de fonteine des levens: en hebt gy ook niet gezegt die tot my komt en zal geenzins hongeren, en die in my gelooft en zal geenzins dorsten? ja dat, zalig zyn die hongerige en dorstige om datze zullen verzadigt worden, eetet vrienden, zegt gy, drinket en wordet dronken o liefste.

Och wat mogen deze vriendelyke geboden en beloften beduiden? die dit doch heden ondervinden mochte; gy die God zoekt u lieder herte zal leven, zeit uw' Geest, o Heere, myn ziele, dorstet na u, o God, o levendige God, wanneer zal ik ingaen in uw' heiligdom, en voor u aen-

[pagina 115]
[p. 115]

gezichte verschynen, en u aldaer aenschouwen? o myn Heere, en zegt gy niet tot myn ziele, ziet ik sta aen de deure en kloppe, indien iemant myn stemme hoort en my open doet, ik zal tot hem inkomen en Avontmael met hem houden, en hy met my? och dit zy alzoo, doe my doch ondervindende zien en verstaen wat het te zeggen is, de bruiloft des Lams is gekomen en zyn wyf heeft haer zelve bereit, en haer is gegeven dat zy bekleet werde met reine, fyne, en blinkende kleederen, met de rechtveerdigmakinge der heiligen.

Doe dat woort aen uwe dienstmaegt waer zyn in en na deze voor-bruiloft eigen zyn kan, dit wenschende, hier na zuchtende en verlangende en uitziende wil ik hene gaen, en my schikken om u, o goedertierene, vriendelyke, en genadige Heere, te ontmoeten, laet my doch niet ontbreken de geleide, bystant, en hulpe van uw' Geest op dat ik al gaende doch niet te zeer en struikele, maer met het gantsche herte u zoeke in alle oprechtigheit en innige stilte, het ooge der ziele na boven houdende tot dat het al steroogende, zyne duisterheden in en by uw' licht zie, doch niet te min van uw' licht bestraelt wordende daer door en daer na geheel en al verandere, en weten mach wat het is ik leve nu niet, maer Christus leeft in my, zoo zy het Heere, tot u verheerlykinge.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken