Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De erfenis (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van De erfenis
Afbeelding van De erfenisToon afbeelding van titelpagina van De erfenis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.38 MB)

Scans (18.30 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De erfenis

(1955)–Edmond Nicolas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 242]
[p. 242]

IXL
Uitverkoop per brief

Paca had het schilderij van de stamboom voltooid. Ze had de verschotten uitgekeerd en ernstige pogingen gedaan om een overzicht te maken van activa en passiva van Véroniques boedel. Servaas was hard aan het werk en verscheen alleen nog wanneer dr. van den Dries rijles had. En dus verveelde Paca zich, en las achter elkaar de brave romannetjes die Véronique ook had achtergelaten.

Hoewel Servaas zijn vader in haar gevoel volkomen verdrongen had van de voornaamste plaats die deze daar enige tijd had ingenomen, was ze toch verstoord op haar werkgever. Zeker, hij stuurde haar een menigte prentbriefkaarten, zodat ze ongeveer zijn route kon volgen, en ze hoorde verhalen van Servaas die de brieven doorgestuurd kreeg die Angèle aan haar kroost schreef. Maar dat nam niet weg dat Paca zich een beetje verwaarloosd voelde.

Maar toen kwam er een brief uit Wenen, die weliswaar weinig vertelde over de ervaringen; behalve de mededeling dat Margarethe gevonden was, stond er niets anders in dan zakelijke instructies. Claudius stelde haar voor aan de belanghebbenden een afschrift van de taxatielijst der roerende bezittingen van Véronique te zenden, en daarbij een circulaire te voegen waarin hun werd aangeboden uit die inventaris tegen taxatieprijzen over te nemen wat hun leek. Het leek hem het beste deze lijsten en circulaires maar te laten stencillen. Tevens gaf hij opdracht om het huis te koop aan te bieden via een makelaar.

Vol ijver voldeed Paca aan die opdrachten. De circulaires gingen de deur uit en nog geen week later kreeg Paca een behoorlijk bod op het huis. Het scheen dat een overheidsinstantie die iets te maken had met woningnood, gebrek aan kantoorruimte had en dus drie burgerwoonhuizen die ze als kantoren gebruikte wilde ontruimen en de vrijwel niet meer te bewonen kast van Véronique betrekken.

En onderwijl naderden Angèle en Claudius het vaderland. Ze hadden na ongeveer een week Wenen verlaten, pleisterden in Salzburg, in Innsbrück, in München, maakten een door Claudius noodzakelijk geachte omweg over Triberg, bleven een paar dagen in Heidelberg, gingen vandaar naar

[pagina 243]
[p. 243]

Keulen, en kwamen tenslotte thuis bij hun verlangende kinderschaar.

Paca had gezorgd dat Claudius bij zijn thuiskomst een overzicht van de stand van zaken zou vinden, maar het duurde drie, vier dagen voordat de waardige conservator dit inkeek, en onderwijl wachtte Paca geduldig op bericht van haar werkgever.

Dat deze eindelijk zijn komst aankondigde was minder te danken aan zijn executoriale ijver dan wel aan de activiteiten van Angèle. Het bleek namelijk dat nu de betrokkenen bekomen waren van de eerste schrik die hun gedelegeerd commissaris hun had ingeboezemd, elk weer meer bedacht was op eigen voordeel dan op het wel van de zaak. Neef Jean ontwikkelde een wonderlijk talent in het groeperen van cijfers, en hij meende zelfs te kunnen aantonen dat hij de N.V. niets te vergoeden had, maar integendeel nog een vordering kon instellen. Matthieu, wiens berouw van korte duur bleek te zijn, nam weer de allures aan van de grote zakenman wie niets kan gebeuren, en Georgette trachtte met alle middelen haar privé fortuin te onttrekken aan de bewaargeving, die nodig was geweest om de goede naam te redden. En dies werd de rozige stemming na de reis, de vreugde over het wederzien met de kinderen al snel verstoord, omdat Angèle moedig en energiek de zaken der leerlooierij weer in eigen handen nam, en woedde als een Turk onder de Armeniërs, en dat had een kwade terugslag op haar stemming tegenover Claudius: ze kon thuis in de vrije uren niet nalaten zakelijk te zijn, en Claudius' onzakelijkheid te corrigeren. Nu kon hij overdag de vlucht nemen naar zijn museum, en zich wijsmaken dat hij het daar erg druk had in verband met de verkoopplannen aan de gemeente. Maar des avonds was hij thuis: hij vond het heerlijk thuis te zijn, mits men hem maar niet over zaken praatte. En omdat Angèle dat nu voortdurend deed, inviteerde haar man alle vrienden en kennissen die niets van haar te duchten hadden, zogenaamd om over de reiservaringen te praten. Maar ook dat was geen onverdeeld succes. Henri Wösten bijvoorbeeld kon niet nalaten de ongelukkige poging tot grafschennis op te rakelen, en hij ging zelfs zover dat hij Claudius om raad vroeg: kon die Driek een eerzaam echtgenoot zijn voor Pia, of had hij getoond een onverbeterlijke schurkte zijn. Wonderlijk genoeg verdedigde Angèle de jeugdige onverlaat.

‘Wij kunnen ons eenvoudig niet voorstellen wat het is, verloofd te zijn, te willen werken, en eigenlijk geen passende plaats te kunnen vinden. Ik ben overtuigd, dat de bedoelin-

[pagina 244]
[p. 244]

gen van Driek en Pia volkomen eerlijk waren. Ze hebben zich eenvoudig niet gerealiseerd dat je ook met goede bedoelingen maar geen graven mag open maken. Neen, als er één schuldige is, dan is het Matthieu, die filou vergeef ik het nooit, en dat zal hem gewaar worden zolang als ik iets te zeggen heb, ik Perelaer!’

Henri knikte instemmend. ‘Ik geloof dat je gelijk hebt, en ik had al half en half besloten die erfenis van Véronique maar te gebruiken om de jongelui in te kopen in die drukkerij. Dan zijn ze van de straat, en dan kunnen ze trouwen.’

‘Als ze een huis kunnen krijgen!’ wierp Angèle op.

‘Ahem,’ begon Claudius schuchter, ‘wat zou je zeggen van het volgende plan. Die erfenis die ik krijg, moet ik toch op de een of andere manier beleggen. En als ik nu eens een paar huisjes kocht en er een aan de jongelui verhuurde?’

Henri begon te lachen: ‘Je bent een nobele vent, Claudius, maar het hoeft niet. Tante Clotje is al op hetzelfde denkbeeld gekomen, en ze wil twee dingen: ze wil dat de jongelui trouwen op de dag dat haar familieherberg geopend wordt, en dan zal zij ze in een huis zetten hier in de stad!’

Even was het stil, toen zei Angèle: ‘Clotje is een schat!’

‘Dat vind ik ook,’ antwoordde Henri, ‘ze is haar roeping misgelopen. Ze had fee moeten worden.’

‘Onzin,’ antwoordde Claudius, ‘ze had moeten trouwen en tien kinderen krijgen!’

Het viertal knikte nadenkend; allen dachten aan de legendarische verloofde van Clotje die lang, lang geleden aan tering gestorven was.

‘Ik zal in elk geval moeten zorgen dat ze dan de erfenis zo gauw mogelijk kunnen afwikkelen, en het doet me dan plezier dat de balans nog iets anders vermeldt dan alleen maar geld, maar dat ook het geluk van die twee jongelui vollediger is geworden.’

Toen Henri en Marie weg waren zei Claudius tot Angèle: ‘Ik heb het volgende plan. Ik ga morgen naar den Haag en regel de zaken daar: onderwijl heb jij dan ook meer tijd vrij om de zaken van de looierij te bekijken.’

Angèle knipte hem een oogje, en toen Claudius haar met geveinsde verwondering aankeek begon ze te lachen. ‘Voor Claudius geen strijdrumoer,’ zei ze, ‘laat de krijgstrompetten zwijgen en de vedels zoetjes zingen. Maar je hebt gelijk: ik ben deze dagen een beetje geprikkeld,’ en met een zucht liet ze erop volgen: ‘En ik was zo heerlijk ontspannen na Wenen!’ De volgende dag vertrok Claudius inderdaad naar den Haag, en hij voelde zich een beetje teleurgesteld toen Paca helemaal

[pagina 245]
[p. 245]

geen vragen stelde over de, reis, ternauwernood bedankte voor de prentbriefkaarten die hij zo trouw had gezonden, maar direct over zaken begon.

‘Ik heb die circulaire met de taxatielijsten rondgestuurd, maar ik kan niet zeggen dat er veel animo is. Hier heb ik de antwoorden: ze liggen op volgorde van binnenkomen.’

Gedwee zette hij zich aan tafel, en begon de antwoorden door te kijken. De eerste brief was een omvangrijk document van de hand van Berendina, die niet alleen verschillende stukken wilde overnemen, maar ook tekst en uitleg gaf over de redenen van haar keus. Zo wou ze de boekenkast met de Ciceroniaanse spreuk van oom Hubert aankopen voor een van haar kapelaantjes. ‘Het is wel een hele grote kast,’ schreef ze ‘maar gelukkig zijn de meeste pastoriekamers nogal ruim.’ ‘Ik hoop maar,’ verzuchtte Claudius, ‘dat het kapelaantje ooit zoveel boeken zal kunnen kopen dat de kast vol raakt.’ ‘Misschien zouden we haar de kast mèt inhoud kunnen verkopen,’ spotte Paca. Vol afgrijzen keek Claudius haar aan, en hij rilde bij de gedachte dat de onfrisse ontspanningslectuur van oom Hubert zou verzeilen in een kuise pastorie. ‘We zullen die albums, de obscoenibus explicite tractanda, maar op de brandstapel gooien. Die oude modejournaals naast ik tegen de prijs van oud papier.’

Het andere kapelaantje, dat volgens zijn moeder nogal slordig was op zijn papieren, en die al een boekenkast had, zou het grote cylinderbureau met al die vakjes krijgen. En verder wilde Berendina het Cupidootje uit de tuin hebben omdat de jongens indertijd een Flora hadden gebruikt als schijf bij hun gooi-oefeningen, en ‘ik vind toch maar dat een beeld de tuin echt aankleedt.’ ‘Zelfs als het een naakte Cupido is,’ besloot Claudius.

Voor de rest van het meubilair was geen belangstelling. Jules had, zoals te verwachten was, keukengeri, tafellinnen, bestekken en dergelijke uitverkoren en neef Alexander Cruysanker wilde wel de Engelse platen die aan Hamilton werden toegeschreven.

Voor de juwelen was meer belangstelling. Don Carlos, die inmiddels officieel gelegitimeerd was als de vertegenwoordiger van zijn moeder, kocht een ring voor zijn bruid Grace. Grace kocht een dasspeld voor Don Carlos, en Ettore Bugni wilde zijn tot rust gekomen Jeanne de fameuse Frenckentiara schenken. Weliswaar zou het daarmee gemoeide bedrag ternauwernood gedekt kunnen worden door Jeanne's deel na aftrek van successierechten, maar dat was geen bezwaar. De volgende liefhebber voor juwelen was tot verbazing van

[pagina 246]
[p. 246]

Claudius zijn zoon Servaas, die een van de kostbaarste ringen opeiste.

‘Wat is dat nu?’ vroeg Claudius zich in stomme verbazing af.

‘Hij zal toch niet zo gek zijn...’

Paca onderbrak: ‘Zo gek is hij wel!’ en barstte in tranen uit. Met ogen groot van verwondering keek Claudius zijn secretaresse aan.

‘Lieve Paca,’ zei hij, ‘ik heb altijd een gunstige indruk gehad van jouw intelligentie; ik zou het jammer vinden om bij het scheiden van de markt te moeten constateren dat je onbegrijpelijke dingen zegt.’

‘Het komt allemaal doordat Servaas niet naar huis ging om Carnaval te vieren,’ kreet Paca en stortte een verse aanvoer van tranen.

‘Kom, kom,’ zei Claudius, ‘droog nu je tranen, en vertel eens wat er aan de hand is, mijn kind!’

Paca glimlachte door haar tranen heen. ‘Nu hebt U het zelf gezegd, mijn kind.’

Claudius rees langzaam en indrukwekkend uit zijn zetel overeind en kwam op Paca toe: ‘Wil je zeggen dat... Heeft die kwajongen in mijn afwezigheid... Neem me niet kwalijk maar van verbouwereerdheid druk ik me dubbelzinnig uit. Ik bedoel: heeft hij je tijdens mijn afwezigheid het hof gemaakt?’ Paca knikte stom. Plotseling legde ze haar hoofd op Claudius' schouder en fluisterde: ‘Ik vind hem zo lief!’

Met een glimlach keek de overrompelde schoonpapa neer op het meisje.

‘Vind je hem zo lief, Paca, dat je alles voor hem overhebt, dat je alle tegenslag, teleurstelling, droefheid, wat niet al voor hem en met hem wilt dragen?’

Paca richtte zich op en met stralende ogen antwoordde ze: ‘En nog veel meer!’

Claudius stak haar een hand toe en antwoordde aangedaan:

‘Ik geloof je. Ik zal jullie helpen. Weet iemand hiervan?’

‘We wilden het aan niemand vertellen voordat U en...’

‘Moeder Angèle,’ souffleerde Claudius.

‘Moeder Angèle terug was. Maar tante Clotje heeft ons betrapt op een keer. Servaas ging weg en toen, nu ja toen moest tante Clotje haar reticule uit de vestibule hebben, en toen...’

Opeens herinnerde Claudius zich een van de onduidelijke uitspraken van Paca. ‘Maar wat heeft het Carnaval ermee te maken?’ En toen kreeg hij een verward verhaal te horen van de maharadja, van de bromfiets van Papa van den Dries en van de autorijlessen. ‘Maar hij haalt zijn candjes toch!’ besloot ze haar relaas.

[pagina 247]
[p. 247]

‘Het beste lijkt me,’ zei Claudius, ‘dat ik onverwijld Angèle opbel om haar te ontbieden, en dan zal ik met de nodige plechtigheid bij je vader belet vragen om hem acces te vragen voor Servaas naar jouw hand.’

Verschrikt keek het meisje hem aan: ‘Moet dat allemaal zo deftig?’ vroeg ze. Met een onverstoorbaar gezicht antwoordde de nieuwe schoonpapa: ‘Ik wil niets nalaten dat luister en gewicht kan bijzetten aan jullie grote besluit!’ draaide zich om en liep naar de telefoon. Verbluft keek Paca hem na, overwegende of haar merkwaardige werkgever nu weer een van zijn ouderwetse buien had, dan wel haar gewoon voor het lapje hield. Ze was nog niet tot een besluit gekomen toen Claudius al aansluiting kreeg met Angèle.

‘Ik heb een verrassing voor je,’ begon hij, ‘en hoewel het wel een aangename verrassing is, moet ik je toch aanraden je voorbereid te houden op een aanzienlijke emotie.’

‘Ik beloof niet flauw te vallen en niet in tranen uit te barsten. Wat is er aan de hand, bestaat de erfenis niet, of zijn er weer juwelen zoek?’

Vrolijk antwoordde Claudius: ‘De erfenis bestaat, en er zijn geen juwelen zoek. Maar ik geloof dat Servaas zich op slinkse wijze heeft meestergemaakt van een zeer waardevol stuk van ahem, de inboedel.’ Even zweeg hij om zijn woorden te laten doordringen, maar tot zijn schrik barstte Angèle los: ‘Als dat weer zo'n streek à la Matthieu en Driek is dan...’ ‘Het is veel erger. Hij heeft zich meestergemaakt van het onschuldige hart van Paca, haar hoofd op hol gebracht, kortom, je krijgt een schoondochter!’

‘O, is het dat?’ antwoordde Angèle opgelucht, ‘dat vermoedde ik al half en half, en als die Paca is zoals jij ze beschreven hebt, dan is dit de verstandigste zet die Servaas ooit heeft gedaan.’

‘Jij vermoedde...’ stamelde Claudius, ‘maar hoe kon jij dat vermoeden?’

‘Ik kan brieven lezen en jij blijkbaar niet. Als Servaas in één brief zesmaal vertelt dat hij hard werkt, en tweemaal dat hij met Paca is uitgeweest, dan is de zaak mijns inziens volkomen duidelijk. Maar wat doen we nu?’ besloot ze practisch. ‘Ik zou zeggen, kom per eerste gelegenheid naar den Haag. Sluit neef jean zolang maar op in de ijskast, en zet Matthieu maar op sterk water. Je brengt voor mij en voor jou de nodige kleren mee; vanavond gaan we de jongelui eens bekijken, en dan ga ik morgen of overmorgen de hand van Paca vragen, als je het ermee eens bent.’

‘Dat lijkt me een uitstekend plan,’ was het antwoord, ‘en ik

[pagina 248]
[p. 248]

zal me gaan aansluiten bij degenen die misbruik maken van de looierij door me meester te maken van de auto van de directie waarmee neef Jean zijn engelen placht te vervoeren. Ik vind je in de Gouden Laars!’ Daarmee belde ze af. Alvorens zich weer tot Paca te wenden nam hij nog eenmaal de hoorn van de haak en gaf een telegram op voor Servaas: ‘Alles is uitgekomen stop kom me onmiddellijk te hulp bij Véronique stop veel liefs van Paca.’

‘Ik was zo vrij,’ zei hij tot het meisje, ‘dat laatste maar op eigen verantwoording toe te voegen; het zal de schrik verminderen.’

Paca kwam naar hem toe en gaf hem een zoen: ‘Als Servaas later zo lief en goed is als U, dan ben ik best tevreden,’ glimlachte ze.

‘Het is hem geraden!’ zei Claudius vol overtuiging. ‘En nu, mijn kind, zullen we eens een cadeautje van Angèle en mij voor onze schoondochter gaan uitzoeken. Ik stel voor dat we de juwelen van Véronique maar eens bekijken. Ik had je een cadeautje toegedacht als herinnering aan onze samenwerking, maar deze oplossing lijkt me nog ruim zo goed. Met betrekking tot onze relaties kan men de woorden uit de uitvaartmis gebruiken: mutatur non tollitur, veranderd, maar niet weggenomen.’

Gearmd met Paca ging hij naar de tuinkamer en haalde een plateau met ringen te voorschijn. ‘Doe je keus,’ zei hij, maar toen Paca aarzelde nam hij zelve een fraai bewerkte ring met een grote robijn op, stak die aan de vinger van Paca en zei: ‘Hij is natuurlijk niet zo mooi als de ring die Servaas voor jou bestemd heeft. Maar dat komt omdat hij een welvarende papa heeft, en ik maar een weesjongen ben. Ik hoop dat de ring je geluk zal brengen, of zoals men dat in schonere tijden uitdrukte: Félicité, Prospérité, Posténté.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken