Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schouw-toneel der aertsche schepselen (1672)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen
Afbeelding van Het schouw-toneel der aertsche schepselenToon afbeelding van titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (50.01 MB)

ebook (49.96 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/aardrijkskunde-topografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schouw-toneel der aertsche schepselen

(1672)–J. van Hextor, P. Nijlandt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Afbeeldende allerhande menschen, beesten, vogelen, visschen, &c. Met een beschrijvende haer gestalte, hoedanigheden, natuur, krachten, eygenschappen, en genegentheden; met 160 figuren


Vorige Volgende
[pagina 154]
[p. 154]

Van den Aep.

ONder alle Gedierten isser geen dat de Menschen in gedaente en gestalte soo na komt, als den Aep; zijnde van meenigerley Geslachten, en konnen bysonderlijck aen de staerten onderscheyden worden.

Sy zijn van sulcken natuur, behendigheyt en geschiktheyt, dat sy alles wat sy de menschen sien doen, konnen na apen.

Daerom gebeurt het wanneer de Iagers deselfde soecken te vangen (soo ons Albertus verhaelt) dat hy veele schoenen by sich neemt, deselve aenpassende, ende weder aenpassende, eyndelijck een paer der selfder wel vast toe bindt, en dan wegh gaet.

Den Aep hier of daer op een boom of heuvel sittende, ende dat van verre gesien hebbende, doet sulcks na, en treckt oock een paer schoenen aen, bindtse wel vast toe, en als dan de Iager sich op doende den Aep door de schoenen belet, en belemmert in het loopen, wordt hy verrast, ingehaelt en gevangen: want konnen dan met die groote schoenen niet loopen, noch klimmen.

Noch oock op een ander manier, weet den Iager door dit na-apen, den Aep te vangen: want hy neemt een pot met vogel-lijm, en gaet dan sitten en smeert sich selven (soo het schijnt) uyt desen pot het gantsche aengesich over, ende dan wegh gaende, soo komt den Aep, en doet gelijck hy den Iager heeft sien doen, en besmeert sijn geheel hooft, waer door hem de oogen toekleven, ende wordt alsoo gevangen.

Dese Apen zijn seer geestige Dieren, de welcke wonderlijke potsen konnen maken.

Men leest van een Egyptischen Koninck, dewelcke een grooten hoop Apen by malkander hadde, die hy kostelijck en cierlijck kleeden, en als hy dan sich selven wat wilde vermaecken, mosten dese Apen voor den dagh, die met danssen, springen, en andere potsen daer sy op afgerecht waren, sulcke aerdigheden en geneughten wisten te bedrijven: dat 't slechte Volck meende dat het Menschen waren, want dese Koninck liet eens een spel van dese Apen aenstellen; in welcke deself de haer soo vertoonden, dat elck met open monde stondt en gaepte, als in verwonderinge opgenomen; maer onder dese toesienders, eender wat arger dan de andere, die dese verwonderingh in de toesienders wilde doen ophouden, en haer twijffel wech nemen; smeet onder dese Apen, naer uyterlijck schijn Menschen, een handt vol noten, waer door sy alle haer spel staeckende, aen het bijten, krabben en scheuren onder malkander om deze noten, de kleederen van malkanders lijf af-rijtende, vertoonden dat sy Apen, en geen Menschen waren.

De Apen zijn vrolijck met een Nieuwe en wassende Maen, en schijnen deselfde eere te willen aendoen, en aen te bidden, en treurigh als de Maen afgaet, en het gesternte kleen wordt.

Dese worden by groote menighten gevonden, in de Landen onder een warmen Hemel gelegen, als in Libie, Moorenlandt, bysonder aen een gedeelte van den Bergh Kaukasus, en in het Rijck Basman. Op de Bergen van Indiën zijn sy soo overvloedigh, dat sy dickmaels het Leger van de Grooten Alexander verschrickt hebben.

Haer spijse zijn menschen-luysen, wormen, spinnekoppen, en uyt de pluck-vruchten, appelen en noten.

Van haer teelingh, verhaelt Natalis Comes, datse ontrent het laetste van de Lente versamelen, ende ontrent des Somers Sonne-stant Iongen werpen, en weynigh meer als een, of twee voortbrengen.

Van dese twee, beminnen sy het een bysonderlijck, dragende het selfde geduurigh tusschen haer armen, het welcke sy van liefde somtijts doodt drucken.

Het ander hanght op de rugh; en van de Iagers vervolght zijnde, in 't klimmen op de bomen, laten sy het eene vallen, het ander blijft op den rugh hangen, en wort

[pagina 155]
[p. 155]


illustratie

dan wederom van haer met gelijcke liefde bemint en opgevoet.

Soo wanneer sy in yemants huys opgevoedt Ionghen krijght, soo sal hy het selfde in de armen vatten, ende dragen het tot alle die geene die in het huys zijn: en als men 't Iongh dan eenigh vriendtschap doet, verblijdt sy haer sonderlingh.

De honthoofdige Apen zijn ongeschickt, wildt, ende van een ontemmelijcken aert; daer en tegen kan men geen van dese Dieren by brengen, die soo tam zijn, als wel de Geyt-Apen.

By dit Geslacht der Hondekoppen, kan bequamelijck gevoeght worden, den Hay ofte Haut, hebbende een hooft als een Kindt, anders een dick en grof lichaem als een zwangere Sogh, dicke pooten, met lange, spitse en scherpe nagels, van welcke de Wilden ofte Indianen seer verveert zijn, om daer niet van gevat ofte gescheurt te worden.

De baertstaertige Apen zijn den anderen in ghestalte seer ongelijck, hebbende een baert in het aengesicht, en eenen langen staert, zijnde dick en ruygh; sy konnen nerghens aerden, dan in Moorenlandt, daer het geworpen en opgevoedt is.

Tot dit Geslacht konnen oock gevoeght worden de Geyt-apen en Bapianen, dewelcke gaen op vier voeten, somwijlen oock twee, en zijn soo ras, datse niet lichtelijck gevangen konnen worden. Dit zijn de Satyrs ofte Bosgoden, daer de Poëten soo veel van verdicht hebben, die veeltijts, en noch eygentlijcker den Menschen gelijcken dan de Apen; zijnde seer geyl, soo datse met gewelt de Indiaensche Vrouwen verkrachten, als sy die in de Bosschen attrappeeren. Dusdanigen een is eens uyt Angola gebracht, en aen sijn Hoogheyt den Prins van Oranje vereert geweest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken