Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schouw-toneel der aertsche schepselen (1672)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen
Afbeelding van Het schouw-toneel der aertsche schepselenToon afbeelding van titelpagina van Het schouw-toneel der aertsche schepselen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (50.01 MB)

ebook (49.96 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/aardrijkskunde-topografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schouw-toneel der aertsche schepselen

(1672)–J. van Hextor, P. Nijlandt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Afbeeldende allerhande menschen, beesten, vogelen, visschen, &c. Met een beschrijvende haer gestalte, hoedanigheden, natuur, krachten, eygenschappen, en genegentheden; met 160 figuren


Vorige Volgende
[pagina 224]
[p. 224]

Van de Duyven.

DIt geslacht van gevogelte Duyven in 't gemeen genaemt, worden over al gevonden; eertijdts warense overvloedigh in Assyrien ontrent Ascalon, en wierden aldaer heyligh ghehouden; was door een Wet verboden haer te dooden, en te eeten. Van gelijcke in Cyprus, Paphos, Cythera, Sicilia, en Cuidus, om datse de Goddinne Venus toe-gheheylight waren. Ick zwijge van het Duyven Eylandt, in de Thyrrenische Zee gelegen, en de Lucanische Eylanden, daer gheheele Schepen met Duyven gheladen worden. En voorts van het Koninghrijck Peru, Fez, en andere.

De Duyven haer kunne kan niet wel onderscheyden worden, ten zy men haer innerlijck besiet, de flauwe stem wijst nochtans den Duyf, en de groove den Doffer aen. Het paren van den Doffer, ende Duyf geschiedt met voorgaende treckbeckingh; somwijlen als de Doffer een dagh twee a drie afgescheyden geweest is, sonder dien. Van de tijdt van haer paringh, broedingh, en kippingh is onder de oude, als jonger Natuurkundigers groot verschil. Als Plinius, Aristoteles, en Albertus; doch de hedendaeghsche ondervinding, ende de tegenwoordige Duyve-melckers sullen de waerheydt door bevindingh, naukeurighst weten. Sy leggen 2 a 3 eyeren, van welcke naer het gevoelen der oude de eerste een Doffer, ende de ander een Duyf soude voortbrengen; sy broeden, en kippen dickmaels in warme Landen thien, of twalef mael in een Iaer. Geen wonder dat ten tijde van Marcus Varro vijf duysent Duyven in een kot gevoedt wierden; dewijl thien paer in weynigh Iaren tot soo een getal konnen aenwassen. De broedingh geschiedt door beyde, Duyf, en Doffer, den een by nacht, en den ander by daegh. De Duyven gaen alle andere Vogelen in kuysheyt te boven, want schoon daer veel in een hock woonen, soo bedrijvense geen onkuysheyt den een met des anders gepaerde; echter zijn de Doffers sonder reden jalours, dan steeckt haer de krop vol klachten, en is haer de spijs onsmakelijck, daer na beginnense te treckbecken om haer met het Manneken weder te versoenen, en 't selfde vernoegingh te geven, en daer na volght een vleyingh tot wellust; sy beyde hebben de Iongen even lief, de Mannekens drijven de Wijfkens naer het nest alsse te langh daer af blijven, haer kastijdende, en daer heen dwingende. Haer eerst gekipte Ionghen gevense zoute aerde, die sy in de pishoecken soecken, te eeten, om datse in haer de vruchtbaerheyt, en de begeerte tot de spijs mochten verwecken, om dien daer na te beter te verteeren. In haer vlucht vliegense altijt t'samen, dese is niet hoogh, noch verre; onaengesien Bellonius seght, datse in Paphlagonie soo hoogh in de lucht vlogen, dat mense niet meer sien konden. Dit hebbense alsse van den Arent gejaeght worden, is het een hooghvliegende soo kiesense de laegte, en aerde, en is het een laeghvliegende Arent, de hooghte in de Lucht. Alsse een van haer geslacht verdwaelt sien, brengense hem weder te recht. Dese tamme Duyven dienen, en hebben gedient voor Post of vliegende Luchtboden, en Brieven-bestelders, hier door is op een dagh de overwinninge van Taurosthenes, van Olympus in Aegina aen sijn Vader, van Brutus belegert, in Mulina alle de secreten in 't Leger des Burgermeesters van Romen gebootschapt. Van gelijcke gebruyckten de Leydenaers dese hier toe in haer belegh.

Den Doffer wordt aen sijn verf, en tekenen van sijn Geyken gekent: en dragen malkander groote liefde toe; en is het selfde in 't broeden troostelijck, en met alle behulpmiddelen dienstelijck; ja de Doffers vechten voor haer Wijfkens om de nesten; somwijlen twee om een Duyf, ende die overwint, hanght het Wijfken aen. De Duyven zijn van onderscheydentlijcke geslachten, en namen; daer zijn wilde, en tamme, Kerck- en Hock-duyven, die na haer aert, en gedaente, als verwe, ge-

[pagina 225]
[p. 225]


illustratie

veert, en andere eygenschappen haer bysondere namen dragen, soo hier, als in andere Uytheemsche Landen: als daer zijn Kroppers, Pagedetten, Kappertjes, en Drayers, van welcke verscheydentheyt, schoonheyt, en eygenschappen de Ouden in haer tijdt hebben gesproken, als de hedendaeghsche Liefhebbers nu ter tijdt, en veel gelt verquist is in voorleden, als noch in de tegenwoordige eeuwe.

Onder de Duyven, en haer geslacht behooren oock de Tortelduyven, daer van in de Heylige Bladeren soo menighmael gesproocken wordt; als mede de Ringduyven. De Tortelduyven zijn van gestalte des lichaems niet verschillende, dan alleenlijck in verwe, en teyckeninge des geveerts. Den Turckschen Keyser, heeft een paer van sonderlingh Geslacht aen Hendrick Koningh van Vranckrijck gesonden. In de koude Landen zijnse wit: by onse tijdt is'er gesien een Wijfke dat wit, en 't Manneken aschgrauw was: de gewoonlijcke zijn door haer gemeenelijcke coleur bekent. De Indische, en andere Uytheemsche zijn onderscheydentlijck geverft, en gesprenckelt. Sy worden over al gesien, doch op de eene plaets meer als den ander, in Ethiopien zijnse met soo een groote meenighte datse met haer schaduw de Son verduysteren; sy houden haer op hooge Bergen, en nestelen in hooge Olm- en andere Bomen, gelijck oock de Ringhduyven. Haer beyder teelingh komt over een; sy leggen tweemael 's Iaers, het Manneken, en Wijfken broeden by beurten; de Iongen drie Maenden oudt zijnde, worden vruchtbaer. Sy eeten Eyckels, Olyven, en uyttermaten geern Geerst, tam gevoedt wordende is Wittebroodt in Wijn geweeckt, haer aengenaeme kost. Haer stem is korren. Het Manneken, en Wijfken vliegen altijdt t'samen, gelijck oock de Ringhduyven, en een van beyden stervende, soo blijft het ander ongepaert, al sijn leven treurende; de Ringduyf sit daer na noyt op groene struycken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken