Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtluimen (1842)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtluimen
Afbeelding van DichtluimenToon afbeelding van titelpagina van Dichtluimen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

ebook (3.11 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtluimen

(1842)–Joannes Nolet de Brauwere van Steeland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 79]
[p. 79]

Esopus.
(Eene vertelling.)

 
Esopus werd, gelijk men weet,
 
In Phrygië geboren;
 
Hij was een fabulist, en deed
 
Alom veel van zich hooren;
 
Ook was hij, zoo het meestal gaet,
 
Het voorwerp van een ieders haet;
 
Maer dit kon hem niet stooren.
 
 
[pagina 80]
[p. 80]
 
Esoop was arm; hij had geen geld
 
Om eten meê te koopen;
 
Want dichters werden niet geteld,
 
Men liet, als hier, ze loopen;
 
De staet gaf hun geen pensioen;
 
Het was onmooglijk dit te doen;
 
Zij krielden er bij hoopen.
 
 
 
De nood breekt wet, dus dacht Esoop;
 
Hij ging bij al de buren,
 
En bood als slaef zich zelv' te koop,
 
Of vroeg: Wie wil mij huren?
 
Doch, waer hij kwam, daer heette 't woord:
 
‘Weg, kromme vlegel, pak u voort,
 
Of 'k zal uw bogchel schuren!’
 
 
 
De goede Esoop, als Job zoo kael,
 
(Van lucht kon hij niet leven)
 
Hield met die rampen al te mael
 
Den moed toch opgeheven,
[pagina 81]
[p. 81]
 
En werklijk trof hij iemand aen
 
Die zeî: ‘Kom, vriend, het zal wel gaen;
 
'k Wil werk en brood u geven.’
 
 
 
Zijn heer (een niet onaerdig man)
 
Deed vaek de glaesjes klinken,
 
En raekte wel eens boven jan
 
Bij 't onverpoosd rinkinken;
 
Dan zat hij, om een uer of drie
 
Des nachts, met zijne compagnie,
 
Nog warmen wijn te drinken.
 
 
 
Eens, dat de beenen van dien vent
 
Hem niet meer konden schragen,
 
En iemand, zoo of daeromtrent,
 
Vroeg: ‘Hoe kunt gij 't verdragen?’
 
Sprak hij: ‘Kom morgen met mij meê,
 
'k Verzwelg op eens de gansche zee.
 
Wie durft een wedding wagen?’
 
 
[pagina 82]
[p. 82]
 
De vreemdeling hernam met list:
 
‘Vergeefs zult gij dit poogen!’
 
‘Wat drommel, zeî toen de sophist,
 
Zou ik zulks niet vermogen?
 
Ik stel tot pand dees gouden ring;
 
Zoo ik verlies het wedgeding,
 
Betigt mij dan van logen.’
 
 
 
Nu was een ieder in zijn schik:
 
‘Hoe! zich zóó ver vergeten!’
 
't Geval was in een oogenblik
 
Door heel de stad geweten;
 
't Stond aen den wijsgeer niet zoo net:
 
Hij was ontnuchterd in zijn bed,
 
En lag van angst te zweeten.
 
 
 
Hij riep Esoop en zeî: ‘Mijn vrind,
 
Men heeft mij beet genomen;
 
Zoek in uw' geest of gij iets vindt,
 
Om 't onheil voor te komen;
[pagina 83]
[p. 83]
 
Indien ge uw' meester redden kunt,
 
Zoo zij de vrijheid u vergund;
 
Geen armoê moet gij schroomen.’
 
 
 
Esopus stelt zijn heer gerust,
 
En zegt: ‘Laet mij maer zorgen;
 
Wees over niet met al onthutst,
 
En slaep in vreê tot morgen;
 
Steek vrees en kommer vrij aen kant
 
'k Bezorg u zeker de overhand;
 
'k Durf u den uitslag borgen.’ -
 
 
 
En 's morgens trok men zeewaerts heen.
 
Een hoop van looze snaken,
 
En jong en oud was op de been,
 
Om regt zich te vermaken.
 
Een ieder toch zag even graeg
 
Eens filosofen nederlaeg:
 
Men zag de vreugde blaken.
 
 
[pagina 84]
[p. 84]
 
Maer zie! de handen in den zak,
 
Kwam daer, met fiere schreden,
 
De wijsgeer, gansch op zijn gemak,
 
Ter strijdplaets aengetreden.
 
Hij keek eens met een leep gezigt,
 
En vraegde: ‘Is 't werk alreeds verrigt?
 
Is 't water reeds gesneden?
 
 
 
Neen, vrienden, hoû, ik drink de zee;
 
'k Voldoe aen uw begeeren;
 
Maer de rivieren doen niet meê,
 
Dat zou mijn zwalp vermeêren.
 
Zoo gij, door kunst of door beleid,
 
De vloeden van de zeeën scheidt,
 
Dan zal ik eens proberen.’
 
 
 
Dit antwoord had men niet bedacht:
 
De vreemde stond te kijken;
 
Hij had des wijsgeers schand verwacht,
 
En moest de vlag nu strijken;
[pagina 85]
[p. 85]
 
Hij gaf den gouden ring weêrom,
 
En school zich schaemrood in den drom
 
Die staerde van de dijken.
 
 
 
De wijsgeer riep den bultenaer,
 
Die 't antwoord had gegeven,
 
En sprak: ‘Esoop, nu zijt gij klaer;
 
Ga nu in vrede leven:
 
Gij reddet mijne faem en eer;
 
Nu schenk ik u de vrijheid weêr
 
En deze som daerneven.’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken