Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Knokenflip. Een mijnwerker vertelt (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Knokenflip. Een mijnwerker vertelt
Afbeelding van Knokenflip. Een mijnwerker verteltToon afbeelding van titelpagina van Knokenflip. Een mijnwerker vertelt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.93 MB)

Scans (19.32 MB)

ebook (5.10 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Illustrator

H.J. Slangen



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
limburg


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Knokenflip. Een mijnwerker vertelt

(1947)–G. Nolting–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 172]
[p. 172]

XXI

UWORDT INGAANDE 1 JULI overgeplaatst naar onze schacht Ida. Mijn keuze is op u gevallen, omdat hoofdopzichter Baas u ten volle vertrouwt. De arme stakker vertoont in de laatste tijd tekenen van verstandsverbijstering, soms voelt hij zich urenlang gejaagd en achtervolgd. Kijkt u mij maar niet zo verbaasd aan. De goede man beseft, dat hij niet meer normaal is, daarom zult u met hem veel beter kunnen omgaan dan met de vele andere gekken, die het niet beseffen en waarvan we er ook in de bedrijfsleiding hebben.’

‘Ik heb medelijden met mijn oude superieur, die zoveel begrip voor mijn moeilijke jeugd toonde en ik zal hem trouw ter zijde staan’, was Flips antwoord op deze aankondiging van inspecteur Humaan.

Acht koollagen op kleine afstanden boven elkaar gelegen, van een dikte variërend tussen 60 cm. tot 3 m. werden hier ontgonnen. De helling bedroeg ongeveer 15o, terwijl de vloer en het dak zeer week waren.

De kool was zeer hard en vertoonde bijna geen splijtvlakken. Ze werd door middel van snijmachines, gedreven door perslucht of electriciteit, ondersneden, vervolgens losgeschoten en met de delfhamer verder bewerkt.

De traditionele waterleiding had men er niet. De koolstof werd onschadelijk gemaakt door er steenstof overheen te strooien en door steenstofgrendels. Zo noemde men de rijen planken, bedekt met een dikke laag steenstof, opgehangen op die punten waar de luchtstroom de werkpunten bereikte en waar hij ze verliet. Een ontploffing bewees de doelmatigheid. De planken werden door de luchtdruk weggeslingerd en de er af vallende steenstof doofde de steekvlam.

Een diepe indruk maakte de plaats van de waterdoor-

[pagina 173]
[p. 173]

braak, die drie jaar geleden plaats gevonden had, op Flip. Onder hevig gebruis stortte nu nog uit een kloof een flinke stroom neer, die door zware betonnen muren werd opgevangen en in wijde waterbuizen werd geleid. Het water rook sterk naar zwavelwaterstof, (rotte eieren).

Hoofdopzichter Baas vertelde hem dat zijn zilveren horloge zwart gekleurd was, toen hij bij het leggen van de waterbuizen enkele uren het werk had geleid.

‘Trouwens’ meende hij ‘gezond is het er ook niet, want de arbeiders moesten op last van het Staatstoezicht om de twee uren worden afgelost wegens het gevaar voor oogontstekingen.

Maar, ik moet je nog iets zeer interessants laten zien. Ik herinner me, dat je op de Maria eens een muizenval hebt gemaakt, kom nu eens mee naar onze muizenval kijken.’

Gezellig pratend gingen ze verder door een nieuwe steengang.

‘Zie hier’ zei Baas en wees met zijn meterstok op de vloer. Een dode muis lag daar en een stukje verder lagen er nog enkele.

‘Zet je benzinelamp eens op de vloer’. Flip deed dit.... de lamp ging uit. ‘Koolzuur’ merkte hij op.

‘Ja’ zei Baas ‘en alleen tot ongeveer tien centimeter boven de vloer. De muizen komen van de Bertha en stikken zodra ze in deze steengang komen. Van twee tuchtscholieren, die drie jaar geleden hun werkpunt hadden verlaten om hier een dutje te doen werd er een niet meer wakker. Hij had zich op de vloer neergelegd, terwijl zijn makker aan de zijwand zittend had geslapen. Daarom ontsla ik ook iedereen, die in de mijn slaapt en ik kan je aanraden 't ook te doen, want: wie in de mijn slaapt, brengt zich zelf in groot gevaar.’

 

* * *

 

Juli 1921.

Geleidelijk was de rust in de mijnstreek teruggekeerd. Voor de ondergronders had men wettelijk de zevenurendienst ingevoerd. Niemand wilde nu langer werken, ook de beambten niet. Ze keken op hun horloge en sloegen de

[pagina 174]
[p. 174]

loketten dicht, als de zeven uren om waren. De mensen, die iets te vragen hadden, moesten de volgende dag maar terugkomen.

De meeste arbeiders meenden de goede zaak het best te dienen door zo langzaam mogelijk te werken.

‘Ja’, zei inspecteur Humaan, toen Flip over dit tere onderwerp met hem begon te spreken, ‘ze vertellen, dat ze het jaagsysteem van voor de oorlog niet meer terug willen. Ik persoonlijk heb nooit iemand behoeven te jagen en u, zoals ik u ken, ook niet. Weliswaar zijn er beambten, die nooit leren de arbeider te begrijpen en hem door veel schelden, brommen en onrechtvaardige behandeling de arbeidsvreugde ontnemen. Dat soort beambten moet veranderen, of uit het bedrijf verdwijnen, daaraan moet ieder beambte meehelpen.

Jagen doen de mensen vanzelf, als ze vooruitgang zien in hun dagelijks leven. Maar hoe is het momenteel? Ons geld verliest iedere dag meer aan waarde. Een spaarbankboekje heeft geen doel meer. Vet, spek, boter, vlees en textiel zijn zo duur, dat een groot gezin er bijna niet meer aan kan denken. Als ik morgen mijn mensen met al deze heerlijke dingen kon betalen of, wat hetzelfde is, hun geld met een sterke koopkracht kon geven, werkten ze harder dan voor de oorlog, alleen al, om de lege kasten weer te vullen.’

De bedrijfsraad van de kleine mijn Ida was geleidelijk tot zeventwintig man uitgebreid. Deze heren wilden helpen het bedrijf organiseren maar stonden overal in het bedrijf te kijken en waren blij, dat ze niet meer behoefden te werken. Hoofdopzichter Baas vond het verschrikkelijk om naar de klachten en wensen te luisteren. Als hij het moe was, draaide hij de sleutel van zijn kantoor om, kwam vlak bij Flip staan en begon dan op fluisterende toon hem voor de heren te waarschuwen.

‘Ik ben gek, maar niet zo gek en dom als zo'n kerel, die alleen tevreden is, als men hem gelijk geeft of napraat,’ zei hij. Meteen sprong hij dan door het raam en vluchtte naar huis.

Zijn gejaagdheid nam van dag tot dag toe. Op een

[pagina 175]
[p. 175]

Zondagmorgen, toen er een instorting in de dikste laag was gemeld, verscheen hij met mijnpungel en koffieblikje zeer opgewonden aan Flips woning. Flip moest maar mee. Hij was alleen in staat in dit geval de juiste maatregelen te nemen. Het was zeer moeilijk de oude man tot bedaren te brengen en te bewegen naar huis te gaan.

Toen Flip hem 's avonds na de dienst kwam opzoeken in zijn slaapkamer, was het bed leeg. Voorzichtig stak de oude man zijn hoofd onder het bed uit en fluisterde: ‘Heerst er nog vrijheid of is er eindelijk weer orde?’

 

* * *

 

Op een middag, toen Flip van de mijn kwam, was het eigenaardig stil in huis. In de keuken hoorde hij kinderstemmen. Hij opende de deur.

‘Moeder is dood’, zei kleine Paul.

Emma lag op de grond voor de tafel. Peter stond te huilen.

Vlug trad Flip op Emma toe. Een diepe flauwte constateerde hij.

- ‘Ondervoeding’, was het oordeel van de dokter.

Hij onderzocht de kinderen. - ‘Ook de kinderen zijn niet sterk; dat valt niet te verwonderen na de zware tijd van oorlog en revolutie, en....’ de dokter zei het ironisch: ‘deze rust met de inflatie. De enige medicijn voor moeder de vrouw en de kinderen is: enkele maanden goed eten en drinken en veel rust. Uw vrouw moet dat zeker hebben, want anders zou het met haar wel eens de verkeerde kant kunnen opgaan.’

Deze woorden van de dokter lieten Flip geen rust. Hoe kon hij zijn gezin het noodzakelijkste verschaffen? Hijzelf voelde zich gezond en sterk en leidde thans, wat betreft het werken, een herenleventje. In de moeilijkste tijden had Emma alleen voor hem en de kinderen geleefd en zichzelf vergeten. Met gebrek aan alles een huishouding leiden, urenlang in de rij staan voor de winkels, dat was zo eenvoudig niet. Tijdens de zware griep-epidemie en de schurftperiode, hoe had Emma toen gezorgd en gezwoegd toen allen ziek waren. Van de schurft, veroorzaakt door gebrek aan zeep, was niemand verschoond gebleven, be-

[pagina 176]
[p. 176]

halve Flip. ‘Maakt u zich niet bezorgd, u is de enige die het niet heeft’, stelde de oude dokter Flip gerust; ‘de directeur en zijn gezin is er ook mee gezegend.’ Dienstboden waren er niet te krijgen; de meisjes werkten liever in de fabrieken. En nu het geld iedere dag meer aan koopkracht verloor, werkten ze liever helemaal niet meer....

Een mens is altijd gelovig: zou God geen oplossing schenken?

En enkele dagen later, toen Flip weer van de mijn kwam, liep Paul hem door de tuinpoort tegemoet. ‘Wij hebben een brief gekregen uit Nederland!’ riep hij. De kleine baas had hem in de hand, en gaf 'm aan vader.

De brief was van opzichter Bauer, die een jaar geleden vertrokken was en een betrekking op een Nederlandse mijn had aangenomen.

Hij schreef onder meer: ‘Wij kunnen hier alles kopen wat we wensen, het bevalt ons uitstekend in het nieuwe vaderland.’

Flip hield de brief een ogenblik peinzend in zijn hand. De herinneringen aan zijn jeugd op school, aan Jan en aan de naar Holland gevluchte Rus flitsten door zijn gedachten. Toen ging hij binnen.

‘Emma’, zei hij, ‘we moeten eens ernstig praten.’

En toen nam hij in overleg met haar een kort maar vast besluit.

Hij solliciteerde naar een betrekking als afdelingsopzichter op een Nederlandse mijn; ‘want’, zo schreef hij in zijn sollicitatie ,‘voor meesteropzichter, wat ik hier ben, kom ik waarschijnlijk niet in aanmerking, omdat ik de Nederlandse taal niet machtg ben.’

Vol verwachting zag hij het antwoord tegemoet. Mijnwerker kan men met hart en ziel zijn, waar ter wereld ook.

Enkele weken later ontving hij bericht. - Hij werd ter keuring opgeroepen.

En.... aangenomen.

Met inspecteur Humaan besprak hij toen zijn voornemen.

‘Ik ben oud’, zei deze, ‘en vind het jammer dat u gaat. De directie heeft mij toegezegd u de plaats van hoofdopzichter op onze grootste mijn te geven. Maar ik heb

[pagina 177]
[p. 177]

eerbied voor uw besluit. Want men moet toch het gezin boven alles stellen; wie meer houdt van zijn mooie betrekking dan van zijn gezin, is een dwaas en zal veel levensgeluk moeten missen....

Veel geluk in Nederland, Flip.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken