Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Knokenflip. Een mijnwerker vertelt (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Knokenflip. Een mijnwerker vertelt
Afbeelding van Knokenflip. Een mijnwerker verteltToon afbeelding van titelpagina van Knokenflip. Een mijnwerker vertelt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.93 MB)

Scans (19.32 MB)

ebook (5.10 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Illustrator

H.J. Slangen



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
limburg


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Knokenflip. Een mijnwerker vertelt

(1947)–G. Nolting–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 223]
[p. 223]

XXVII

IN IEDER BEDRIJF MOET MEN beseffen, dat de mens geen machine is. Daarom dient men menswaardig te zijn in de behandeling van de werknemer; dat is plicht. De werknemer op zijn beurt moet weten, dat hij voor het bedrijf zijn plichten heeft. Overtuiging en geloof zijn grote krachten en gaven. Ze helpen de mens, werkgever en werknemer. Welke overtuiging de werknemer ook heeft: als hij zijn plicht doet, is hij een goed werknemer. Hij heeft recht op waardering. Niet altijd wordt dit, jammer genoeg, begrepen. Dat is funest, zeer zeker op de duur. Het wordt ook niet altijd begrepen door sommige leiding gevende personen, waartegen men opziet en die dus eerder in het middelpunt van de belangstelling staan dan de gewone werknemer.

‘Past op voor de katholieken en hun pastoor. Van 't heilige gedoe in de kerk moet ik niets hebben.’ - De spreker maakte afwerende bewegingen met zijn handen alsof hij iets zeer onaangenaams wilde verdrijven.

Flip zweeg en liet zijn gedachten gaan. - Deze man leefde nu reeds twintig jaar in de Limburgse mijnstreek.

Iedere mens heeft zijn fouten en daarmee moet men rekening houden, in het bijzonder hier in onze mijnstreek, waar zovele nationaliteiten en gezindten samen moeten werken en leven. Van iedereen, die van elders is gekomen, mag men eisen, dat hij zich zal aanpassen aan de streekbevolking. 's Lands wijs, 's lands eer. Een zeer teer punt is en blijft de religie, vooral bij de diepgelovige Limburgse bevolking.

Een normaal denkend mens heeft natuurlijk zijn overtuiging; maar daarom behoeft hij toch niet die van anderen te kwetsen. Als iemand de meerdere wil zijn van mensen, die een andere overtuiging aanhangen dan hijzelf, dan

[pagina 224]
[p. 224]

moet hij toch hun denkwijze en gebruiken kunnen eerbiedigen.

 

De oorlog ging verwoestend en meedogenloos over de wereld. Het vaderland werd bezet en een vijandelijk bestuur over de mijnen geplaatst.

Kolen! riep de vijand en paste allerlei middelen toe om tot een hogere productie te geraken. Maar de Nederlandse werknemer, en niet in het minst de werknemer in de Limburgse mijnen, wist hoe hij had te werken: hij pleegde verzet op eigen wijze.

Flip deed natuurlijk mee. Hij had Nederland als vaderland gekozen; Nederlander diende hij nu ook te zijn.

Eerst nadat de vijand de Limburgse mijnstreek had ontruimd en Nederland weer vrij werd, kon Flip zich weer geheel aan het mijnbedrijf geven.

Wat kan een doelbewuste bedrijfsleider met een opgewekt gemoed toch een van arbeidsvreugde stralende sfeer om zich heen scheppen, die zelfs haar uitwerking heeft op het leven van zijn ondergeschikten buiten de mijn en in hun familiekring. Hoofdingenieur van Deventer verstond deze kunst in hoge mate.

Flips arbeidsvreugde, die door de oorlog wel wat getemperd was, keerde dan ook spoedig geheel terug. De jeugdige energie, ondanks zijn jaren, zat weer in hem. De tijden waren anders geworden. Opbouw van het vaderland: dat stond op het eerste plan. Vele toegevloeide arbeidskrachten gedurende de vier bezettingsjaren verlieten de mijn, omdat ze de mijn slechts hadden beschouwd als een toevluchtsoord. Maar de oude kern bleef, en de oude kern zal weer de toekomstige goede degelijke houwers opleiden, die van het mijnwerk zullen houden.

Het aantal mijnwerkers groeide weer. De stijging van de productie deed ook de mijnwerkers goed: het was voor het vaderland.

Ons land was arm geworden door de oorlog. Kolengebrek heerste er; de opbouw vroeg kolen.

[pagina 225]
[p. 225]

Politieke delinquenten - Flip zag thans de geschiedenis herhaald! - kwamen in kampen bij de mijnen en werden in afzonderlijke afdelingen te werk gesteld. Moeilijke tijden dwingen tot buitengewone maatregelen.

De meesten hadden voor hun internering nog nooit een mijn gezien.

‘Zeg, oude baas’, vroeg een jonge kapper-delinquent, die overigens behoorlijk werkte, ‘hoe lang doet u al ondergrondse dienst?’

‘Bijna vijf en veertig jaar’.

‘Maar wat hebt u dan eigenlijk uitgehaald?’

Glimlachend en nadenkend ging Flip verder.

Neen, dwangarbeid is voor hem het werk in de mijnen nooit geweest. Hij had steeds gaarne gewerkt met de vrolijke kompels en onder leiding van vriendschappelijke en rechtvaardige superieuren. Maar, wanneer hij onder norse en koud berekende superieuren moest werken.... dan leek het werk wel op dwangarbeid.

 

Op een warme zomerdag zat Flip tegen de middag in de portiersloge van de Nieuwe Mijn te wachten op een auto, die hem naar de Oude Mijn zou brengen. Enkele mensen kwamen al op voor de middagdienst. ‘Hé, wie kwam daar zijn contrôlepenning halen?’.... Peter Iwanowicz! Flip zag de blijde aandoening van de nu drie en vijftigjarige Rus, die hem beide handen tegelijk toestak.

‘Pan, pan, oude pan, hoe gelukkig ben ik u behouden weer te zien na alles wat in de laatste jaren is gebeurd. En ik moet u nu wat vragen. Op één Juli aanstaande ben ik vijf en twintig jaar op de Nieuwe Mijn. Komt u mijn jubileum meevieren in de kring van mijn familie?’

Gaarne gaf Flip aan deze hartelijke uitnodiging gehoor.

Het meisje van Maastricht was nu een echte Maastrichtse huisvrouw en de dochters van twee en twintig en achttien, twee echte, vlotte Maastrichtse meisjes. De oudste zat naast haar verloofde, en de jongste verzekerde in zuiver Maastrichts dialect, dat alleen een Nederlander haar hart zou kunnen bekoren. De vijftienjarige zoon ging op de Mulo en maakte goede vorderingen.

[pagina 226]
[p. 226]

De kapelaan van de parochie, enkele buren en familieleden zaten aan de lange koffietafel. Peter zat naast Flip. Want Peter, die van zijn familie in de Oekraïne nooit meer iets had gehoord, beschouwde Flip als de enige vriend, en zijn familielid, uit lang vervlogen tijden.

Het was laat geworden in de avond van de zevende December 1946.

Grootvader Flip was die dag zestig jaar geworden. Het was een drukke, maar ook een mooie dag geweest. Terwijl grootmoeder Emma en Corrie, de schoondochter, nog in de keuken bezig waren, stonden vader Peter en oom Paul bij de kleinkinderen, die net onder de wol lagen. De vijfjarige Wilma en de driejarige Kees vertelden hen, dat Opa toch veel beter ezeltje kon spelen dan Pappie, want Opa had zo'n fijne brede rug; oom Paul moest echter beloven de volgende dag als een nog betere ezel te fungeren.

Flip lag in zijn stoel en luisterde naar het leuk gepraat. Hij dacht na over zijn levenswerk. Emma en hijzelf waren gezond en daarbij gelukkig en tevreden; want wat hij in zijn jeugd zo graag had willen worden.... onderwijzer of dokter.... in hun kinderen was deze wens vervuld. Peter was hoofd van een school in de residentie, en Paul, nu nog vrijgezel, doch met schone trouwplannen, arts in een stad in Noord-Holland. Flip dacht aan zijn vrienden en medewerkers. Zijn gedachten vlogen terug naar de kleine Erik en de toegenegen kompels en meerderen, waarvan er nu al een hele rij op het kerkhof rustten.... Schakel, Baas, Jan, Humaan, Jakob, en meer.

Zoals hij dikwijls deed in rustige uren, nam hij ook nu weer het kleine familieportret uit het jaar 1896 van de muur.

Aandachtig rustte zijn blik op de jeugdige trekken van zijn ouders, broers en zusters.... maar vooral op het tedere gelaat van haar, die door haar zachtheid en liefde hem voorbereidde om bij zijn verantwoordelijke taak in de ondergrondse werken aan vele mensen leiding te kunnen geven - Moeder....


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken