Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pension Brocke (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pension Brocke
Afbeelding van Pension BrockeToon afbeelding van titelpagina van Pension Brocke

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.51 MB)

Scans (11.28 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Henri Pieck



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pension Brocke

(1926)–Cornélie Noordwal–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 186]
[p. 186]

Veertiende hoofdstuk.
Totty heeft weer een avontuur.

Wat Theo en Effie altijd zeer vermaakte was de manier te zien, waarop Totty en Huug samen ‘omsprongen’. Huug duldde de kinderen, als hij te bed lag, slechts zelden, en dit verdroot Totty, die een idee had, dat Huug zéér aangenaam gezelschap den toegang tot zijn kamer ontzegde. Totty stelde een buitengewoon belang in Huugs medicijnen, en haar grootste pleizier was Huug gade te slaan, wanneer hij die innam. Dan zat zij op den rand van zijn bed; vooroverleunend om de werking van zijn gezichtsspieren waar te nemen. ‘Is 't lekker, Huug?’

‘O, bah nee!’ verzekerde hij met vies gezicht.

‘Maar hoe smaakt 't dan?’

‘Bitter, naar, monsterlijk, ik weet zelf niet hoe.’

‘En 't zag er toch zoo lekker uit!’ klaagde Totty, ‘zoo lichtbruin, net koffie met veel melk. Ik had 't zoo graag eens willen proeven.’

‘Malle Tot!’ keurde Huug af, terwijl een gedeelte van den lepel-inhoud niet in zijn mond, maar op den deken terechtkwam.

‘Hè, hoe zonde!’ vond Totty, ‘had 't dan nog maar liever aan mij gegeven.’ Zij wreef er met haar

[pagina 187]
[p. 187]

vingertje over heen en likte dat af. ‘Ja, 't is bitter!’ zei ze teleurgesteld.

‘Ga van mijn bed af!’ knorde Huug, ‘stout nest, moet je nu ziek worden door zieke menschen hun drankjes in te nemen?’

‘Jij bent geen mensch!’ verzekerde Totty hem plechtig. ‘Je bent maar een jongen. En hoe kan ik daar ziek van worden? Die drankjes zijn er toch om alle menschen beter te maken.’

Lang geleden zond de apotheker Huug een nog warmen drank, van oranjeachtig bruine kleur, en Totty liep er in één verrukking mee naar boven, op zijn bed toe: ‘Huug, Huug, dát zal toch wel lekker zijn, 't is pas gekookt, geloof ik. Mag ik 't je ingeven? Toe Huug.’

‘Ja,’ berustte Huug, opgeschrikt uit een lichten slaap, en onmiddellijk de oogen sluitend. ‘Eerst schudden, hoor.’

‘O, dat weet ik al lang,’ verklaarde Totty, met de rustige zekerheid van een assistent-apotheker. En met veel genoegen tintelend in haar lichtbruine kijkers, deed zij den drank schuimen en op den lepel uitklokken. ‘Kijk eens Huug, hoe mooi; net allemaal kraaltjes zitten er om heen.’

Huug slikte gedwee het bittere vocht op. ‘Was dát nu lekker?’ vroeg Totty opgetogen.

‘Ellèndig!’ hijgde Huug, moeite doend om niet onpasselijk te worden; rillend van akeligheid.

Totty kon het niet begrijpen. ‘Hè Húúg!’ zei ze teleurgesteld.

‘Ga weg!’ gebood Huug. En Totty vergenoegde zich voortaan met op tafel alle oude half-volle en leege fleschjes als soldaatjes in gelederen te schikken. ‘Dáár wordt Huug beter van, en dáár en dáár!’ zei ze eens tegen Aagje. O, Totty had een onbepaald vertrouwen in die drankjes, en dit vertelde

[pagina 188]
[p. 188]

zij ook den dokter, die er Huug niet meer mee plaagde.

‘Houd u er zelf niet van?’ vroeg zij dien heer eens.

‘Neen!’ bekende de dokter, ‘zelf houd ik er niet van.’

‘Hè-hè!’ zei Totty. ‘Is u nooit ziek zelf?’

‘Zelden’.

Dit verstond Totty niet goed, maar zij vervolgde: ‘Maar als u nu ziek bent, hoe doet u dan? Héél érg ziek?’

‘Dan ga ik naar bed.’

‘Zooals Huug?’

De dokter knikte.

Totty kon zich den dokter niet voorstellen zonder jas en hoed óp of in zijn hand.

Ze had ook een idee dat hij nooit at 's middags of koffie dronk. Hij was altijd zóó: een dokter, met strenge grijze oogen achter een gouden bril, en haar half grauw half bruin. En altijd had hij een zwarte jas aan. Totty geloofde dat hij zoo op de wereld was gekomen. Maar dat hij er ook af zou gaan, geloofde ze niet. Hij was een te bekende figuur. Over dat heengaan dacht ze trouwens maar heel vaag na.

‘En als u nu ziek bent, moet u dan nóg een dokter hebben?’

‘Als ik bang ben voor mijn eigen advies, ja!’ verzekerde de dokter zoo geleerd mogelijk, omdat hij geen tijd meer had voor Totty.

‘O vies!’ zei Totty, ‘nee, vies bent u niet.’

‘Totty!’

Moe, die er bij zat, wist zich waarlijk geen raad, vooral niet toen de dokter Totty een veelbelovend meisje noemde.

Totty meende dat hij kwaad op haar was, omdat hij zich dadelijk vooroverboog naar Huug. Ze ging

[pagina 189]
[p. 189]

naar beneden. En daar Aagje de straatdeur half open had gelaten, glipte zij voor de aardigheid er door. Daar stond het koetsje van den dokter. Hoe mooi was het. Zoo met glas allemaal, en donkerblauw kussenachtig van binnen. Zij wipte het veerend treedje op. Zoo'n dokter had 't toch wel heerlijk. Altijd ging hij uit rijden; elken dag. Totty ging nooit uit rijden. Hè, hoe graag zou Totty een dokter wezen. Als zij eens in het rijtuig ging zitten, om te voelen hoe hij daar zat. Hij zou misschien erg boos worden. Maar zij kon er dadelijk uitgaan als hij aankwam, en zeggen dat zij maar eens even had willen probeeren. Het portier stond aan; zij keek naar den koetsier. Hij had den dokter tot laat in den nacht gereden, en hij dommelde nu. Totty wipte met bonzend hartje naar binnen; ten volle bewust dat zij iets verkeerds deed. Maar 't was toch zóó heerlijk! Nu moest de deur dicht, anders viel zij er uit. Zij trok eerst aan den breeden blauw zijdamasten band van het raampje. En toen grepen haar beide handjes den vernikkelden portierknop en trokken en draaiden uit alle macht. Het portier viel plots één met den rijtuigwand; daarin sluitend met korten harden slag. Totty, de oogen verwijd glinsterend, het mondje open, de wangen rood, lachte verbaasd over haar succes. De koetsier, ontwakend uit zijn dommel, denkend dat de dokter was ingestapt, en wetend naar welken patiënt hij heen moest, gaf het paard een lichten zweepslag, en voort reed dokter Totty naar haar zieken.

Zóó had Totty het echter niet bedoeld, en hoewel zij het rijden een verrukkelijk iets vond, belette vrees voor 's dokters rechtmatigen toorn haar volop te genieten. ‘O-ooo, meneer koetsier!’ zij trommelde met haar knuistjes tegen de ruiten, ‘O, ik wil er uit.... ik wi-hil er uit!.... heusch ik

[pagina 190]
[p. 190]

zal 't nooit wéér doen!’ Een snik deed Totty's stem stokken.

De koetsier hoorde Totty niet; hij had het juist te kwaad met een kleinen straatjongen, die, voorzien van een boomtakje, sloeg naar den staart van zijn paard; oogenschijnlijk om hem het hanteeren der zweep te besparen. De koetsier deed zijn helper achteruitstuiven door een kronkelende geeseling hoog in de lucht. De helper, die op eens Totty voor het portierraampje zag, haar beide knuistjes wrijvend voor de oogen, hief een wraaklustig en sarrend gekrijsch aan: ‘Hi hi! O kijk er is!... kijk er is! da's me ook wat, hi hi!’

De koetsier, die al twintig jaar den dokter reed, en den weledelzeergeleerden heer nooit had hooren uitjouwen - de dokter zag er véél te deftig uit - keerde zich woedend om. ‘Rakker, als je nou toch niet maakt dat je ophoepelt, laat ik geen stuk heel an je! Mot jij de dokter uitlachen, lam potstuk dat je daar loopt!’

‘Hè? hi hi ha ha!’ gilde de straatjongen. ‘Hi hi, hij rijdt 'n dokter.... mooie dokter... hi hi! Da's 'n dokter!’ En wees met zijn groezeligen wijsvinger op Totty, die troosteloos stond te snikken. En hij stikte bijna van het lachen, terwijl zijn oogen wegkrompen en zijn mond zich tot aan de ooren uitbreedde en tot aan zijn wipneus opensperde. De koetsier trok verstomd aan de teugels, zoodat zijn paard stil stond, en klauterde van de bok af. ‘Was hij gek, of die rakker gek, of de dokter gek? De dokter was toch niet dronken? Toen de dokter uitreed was de dokter zoo nuchter als een pasgeboren kalf.’ Hier kreeg de koetsier Totty in 't oog, die hij met open mond aanstaarde: ‘Hoe kwam die kleuter in zijn koetsje?’ Hij dacht juist aan tooverij, terwijl de straatjongen zich bijna doodlachte over

[pagina 191]
[p. 191]

zijn onthutst gezicht, toen een vervaarlijk ‘Hei! hei!’ zijn aandacht trok. Het kwam van den dokter, die hem met woedend gebaar terugriep, even voorbij de Brockes: Kerel ben je nou stapel? Ben je dronken?’

 



illustratie

 

Onmiddellijk keerde de koetsier; en de straatjongen huppelde hem achterna, zalig in 't vooruitzicht van een standje. De dokter opende het portier van het stilstaand rijtuig en Totty viel berouwvol in zijn armen. ‘Watblief!?’ vroeg de weledelzeergeleerde heer: Wou jij de praktijk voor me

[pagina 192]
[p. 192]

waarnemen? Neen, maar dat gaat niet, hoor.’

Hij zette haar op den grond.

‘O dok... ter!’ snikte Totty, ‘ik zal 't nooit weer doen.’

‘Ja, dat begrijp ik; ik doe 't ook nooit weer,’ zei de dokter leukjes. ‘Wat was dat nou? wou je uit-rijden gaan?’

Totty gaapte hijgend van ja. En de dokter, die niet al te dikwijls lachte, schoot op eens in een vreeselijken lach. ‘Jij bent me er eentje. Malle kleine kerel. Nou, huil nou maar niet; geef me maar een zoen... zoo.’ Totty drukte haar lipjes vlak naast den strengen doctoralen neus, omdat daar een zacht plekje was.

‘Kijk, hij heeft er schik in!’ op den straatjongen wijzend, die zich in het schouwspel verlustigde. ‘Ga gauw in huis naar je moeder, kleine bengel.’ Toen vermaande de dokter zijn voerman; die voortaan geen jonge dames meer mee uit rijden mocht nemen.

‘Maar kan ik dat nou helpen? Ik dacht dat u 't was, toen ik het portier hoorde dichtslaan!’ verzekerde de man dringend.

‘Ja, goed; vooruit, naar de Van der Spieghelstraat!’

De koetsier voelde zich de meest verongelijkte koetsier op deze aarde; maar zou zijn vrouw dáár toch eens om laten lachen.

 

Totty's avontuur veroorzaakte heel wat pret bij de Brockes. Huug fleurde er totaal een beetje van op; Jacquelientje kon er niet over uit en vertelde het aan haar schoolvriendinnetjes. En Frans schudde, terwijl hij keek naar den heer Auerbach, die er bijna een toeval van kreeg. Effie schaterde over het plechtig gezicht des ontvangers, nog rooder dan anders; ontzet als hij was, want zijn eerbied voor dokters, grensde, volgens Frans, aan het razende.

[pagina 193]
[p. 193]

‘Als zij hem schoensmeer hadden voorgeschreven, zou hij het op zijn boterhammen gesmeerd hebben en ingeslikt.’

Effie trakteerde haar familie op een omstandig relaas van Totty's doen, en had het genoegen zelfs mama te zien lachen.

‘'t Is me een origineeltje!’ zei meneer Hellinga. ‘Laat haar toch eens hier komen, vrouw.’

Het was een Diligentia-concert-avond en mevrouw gaf geen antwoord, want na de aandacht gewijd aan Effie's verhaal, nam haar toilet haar te zeer in beslag.

‘Ik zie niet in dat dat kind beloond moet worden, omdat ze zoo iets gedaan heeft!’ zeide Ruda, die ook in soirée-toilet door het salon ruischte en zichzelf heel mooi vond in haar nijlgroen zijdje, doorstreept met roomig kanten tusschenzetsels.

‘Neen ijskelder, dat zie jij ook niet in!’ complimenteerde Theo. ‘Eigenlijk heb je gelijk. Ter belooning hoeft niemand hier te komen. Wel voor straf.’

‘Daar heb je weer zoo'n apodictische uitspraak van mijn tweeden stamhouder!’ zuchtte papa, ‘die jongen is een geboren rechter.’

‘Zeg liever een geboren ruziemaker!’ Mama zeilde als een glanzend zwarte zwaan Ruda achterna naar den spiegel, waarin beiden zich bekeken.

‘In 't najaar ben ik hier gelukkig niet meer!’ pochte Theo.

Ruda zei dat ze daar heel blij om was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken