Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De gave Gods (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van De gave Gods
Afbeelding van De gave GodsToon afbeelding van titelpagina van De gave Gods

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.61 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De gave Gods

(1996)–Leo Noordegraaf, Gerrit Valk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

7. De pest gaat langs de straten

Op grond van Rotterdamse sterftecijfers kwamen Mentink en Van der Woude in 1965 tot de conclusie dat het aantal sterfgevallen veroorzaakt door de pest beslist meevalt. ‘Er is geenszins sprake van de massale sterfte, die men zich meestal voorstelt, wanneer het heersen van de pest vermeld wordt’Ga naar eind220. Inderdaad is er, zoals ook door ons werd vastgesteld, in verschillende bronnen sprake van zo'n aanzienlijke overdrijving van de gevolgen van de pest dat we ons een onjuiste voorstelling daarvan maken als we alleen op uitlatingen van tijdgenoten en kroniekschrijvers zouden afgaan. In vergelijking met het beschikbare cijfermateriaal is de fantasie van sommige auteurs, met alle begrip voor hun schattingen gezien de tijdsomstandigheden en eigen ervaringen, zonder meer op hol geslagen.

Dit laatste betekent echter niet dat er objectieve criteria voor handen zijn met behulp waarvan kan worden vastgesteld dat het met de sterfte beslist meevalt. Voor de vier jaren waarover Rotterdamse sterftecijfers konden worden berekend, blijkt het laagste cijfer ongeveer anderhalf maal zo hoog te zijn als in ‘normale’jaren en het hoogste zeker driemaal zo hoogGa naar eind221. Betekenen verveelvoudigingen in deze orde van grootte dat het met de gevolgen van de pest nogal losliep? Met even veel recht kan men stellen dat de omvang van de sterfte in deze gevallen er juist niet om liegt. Hoeveel slachtoffers moet de ziekte maken om van een rampjaar te mogen spreken, zoals bijvoorbeeld Willemsen voor Enkhuizen in 1636 doetGa naar eind222? Al naar gelang het gekozen perspectief, kan men verdedigen dat het allemaal nogal losloopt of heel vreselijk is.

De reden dat hier ieder zijn gelijk kan halen, is dat onvoldoende wordt beseft dat absolute getallen en procenten of promilles op zichzelf beschouwd - we misbruiken een beeld van SchöfferGa naar eind223 - dode cijfers zijn en geen levende getallen. Niet alleen de doden zelf, maar ook de nummers waartoe we ze reduceren zwijgen. Leidt het besef dat elke berekening of schatting een eigen maaksel is, een vrucht van interpretatiekunst, tot beter begrip van wat de pest in zijn volle omvang uiteindelijk voor de samenleving heeft betekend? Een retorische vraag die wel een vluchtweg opent: de cijfers krijgen pas betekenis als ze worden geïnterpreteerd in het geheel

[pagina 94]
[p. 94]

waartoe we ze rekenen, dat is de pest in zijn totale maatschappelijke betekenis. Dan pas krijgen kwantificering en kwalificaties als ‘meevallen’ of ‘er niet om liegen’ en ‘erger’ of ‘minder erg’ zin. Een dergelijke ‘methode’ - pas op uw woorden in dit métier - druist in tegen de tendens in de historische demografie en economische geschiedenis om gevallen tot getallen te herleiden en: om het daarbij te laten. Als onze mening over de sterfte zich tot genoemde vergelijking beperkt, dan zal de wereld van de pestslachtoffers een gesloten boek blijven. Het gaat in de eerste plaats niet om de vraag of wij de cijfers hoog of laag vinden, maar hoe de tijdgenoot de sterfte in het geheel van zijn belevingswereld interpreteerde. Wij kunnen wel koel de feitelijke sterfte registreren en met die elders vergelijken, maar ondertussen gaat overal de pest langs de straten. Luister: marche funèbre.

eind220
Mentink en Van der Woude, De demografische ontwikkeling te Rotterdam en Cool, 53-54.
eind221
De normale sterfte gesteld op 40‰ (zie p. 54 en noot 52 hierboven).
eind222
R.Th.H. Willemsen, Enkhuizen tijdens de Republiek, 112.
eind223
Ivo Schöffer, ‘Het dode cijfer en het levende getal. Een en ander over kwantificeren in het historisch onderzoek’, Tijdschrift voor Geschiedenis 78 (1965), 257-272.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken