Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De 'Poeticsche werken' (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van De 'Poeticsche werken'
Afbeelding van De 'Poeticsche werken'Toon afbeelding van titelpagina van De 'Poeticsche werken'

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (45.57 MB)

Scans (44.37 MB)

XML (3.65 MB)

tekstbestand






Editeur

W. Waterschoot



Genre

poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De 'Poeticsche werken'

(1975)–Jan van der Noot–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 64]
[p. 64]

PW gedrukt door Daniël Vervliet en Arnoud s'Conincx 1588-1595

Situering en behandeling

De typografische verzorging van de PW 1580-1585, evenals van CB/Abr en LvB, was uitgesproken modern en Frans georiënteerdGa naar voetnoot1. Dit kan geïnterpreteerd worden als de uiting van een progressieve, ja reformatorisch gezinde geestGa naar voetnoot2, overeenstemmend met onze kennis aangaande Gillis van den Rade zelfGa naar voetnoot3. Daartegenover ondergaat de lay-out van de PW belangrijke wijzigingen, en dit reeds bij het begin van deze tweede grote reeks. In feite betekent dit een toegeven aan de smaak van het verhoopte publiek. De rustige degelijkheid van voorheen moet de baan ruimen voor een drukke somptuositeit, die een gemakkelijker succes waarborgt.

Van der Noot heeft altijd grote zorg aan de dag gelegd voor het bibliofiele karakter van zijn werk, en dit blijkt ook thans onverholen. Het reeds voorname folioformaat van CB/Abr en LvB, dat het uitzicht der PW 1580-1585 gedetermineerd had, voldoet niet meer, zodat een nog royaler grootte aangewend wordt (een blz. meet thans 320 (330) bij 200 (213) mm). Elke tekstpagina wordt nu omlijst door een raamwerk, wat reeds het geval was met de enkele illustraties voor de voortgezette Olympias in AUB 976A2 f 5-9Ga naar voetnoot4. Aangezien het folioformaat in 1588 niet meer hetzelfde is als in deze laatst vermelde bladen, die nog ingebonden zijn in een bundel met titelvel 1584, heeft de veeleisende auteur nieuwe onderdelen laten bijsnijdenGa naar voetnoot5. Evenals deze nieuwe sierelementen zijn alle latere illustraties bij de PW in hout gesneden. Waarom Van der Noot de voorkeur gegeven heeft aan dit laatste - goedkopereGa naar voetnoot6 - procédé, eerder dan aan de kopergravure, waarvan er fraaie specimina voorkomen in CB/Abr, is onzeker. De volgende twee redenen kunnen een rol gespeeld hebben: vooreerst vergt het nasnijden van een tekening op hout aanzienlijk minder tijd dan het uitvoeren van dezelfde bewerking in metaalGa naar voetnoot7. In de tweede plaats moet voor het afdrukken van een kopergravure dezelfde vorm tweemaal onder de pers: eens voor de illustratie en eens voor het normale zetwerk; door het gebruik van een houtsnede vermijdt men deze herhaling. Het omzeilen van deze beide technische complicaties is zinvol, wanneer blijkt dat Van der Noot groot belang hechtte aan de snelheid waarmee hij zijn PW kon aanbiedenGa naar voetnoot8.

Naast houtsneden komen eveneens fleurons voor, net zoals in de PW 1580-1585. In tegenstelling tot dit vroeger gebruik worden laatstgenoemde sierelementen op weinig orthodoxe plaatsen aangebracht: in plaats van een aaneengesloten typografische versiering te vormen boven of onder een bepaalde tekstbladzijde, staan zij ter accentuering van bepaalde gedichten naast deze teksten binnen de gewone zetspiegel, dikwijls apart (titelvel 1588), soms tot een kleine figuur samengevoegd (crabbe).

Tot hiertoe zijn al deze nieuwe elementen onderdelen van een ‘verrijking’ - zij het niet noodzakelijk-een verbetering - van de lay-out der PW. Wanneer hierboven gezegd is dat Van der Noot inzake de huidige vormgeving toegeeft aan de smaak van zijn verwachte kopers, dan wordt hierbij meer nog dan aan al het voorgaande, aan de volgende wending gedacht: overeenkomstig de maniëristische typografie van die tijd wordt elke taal gezet in een lettertype dat hierbij het best schijnt te passen: voor het Nederlands gebruikt men de textura en soms de civilité, voor het Italiaans uiteraard de italiek, voor het Spaans de romein, voor het Frans romein en soms italiek, en voor het Duits bastarda of fractura. Deze werkwijze is geen alleenstaand geval, want een dergelijke keuze treffen wij zowel aan

[pagina 65]
[p. 65]

in Lyonese polyglotte uitgaven als in Engelse dichtbundels uit dezelfde periodeGa naar voetnoot9. Deze modezucht van de auteur wordt allergelukkigst gerugsteund door de gemakzucht van het publiek: de gewone lezer was doorgaans niet erg gesteld op die nieuwerwetse romein, die veel moeilijker te lezen bleek dan de reeds eeuwenlang vertrouwde texturaGa naar voetnoot10. Binnen elk lettertype wordt kwistig gebruik gemaakt van verschillende korpsen, zodat elke pagina kan bogen op een grote variëteit van typografische elementen. Dit laatste dynamisch aspect, samen met de voormelde nieuwe opsmuk, is zeker van aard geweest om het gewenste doel, d.i. de belangstelling van een bepaald publiek te wekken, te bereiken. Na een lichte aanpassing (de zijstukken van de kaders worden in 1589 verlengd tegenover het model van 1588) blijkt Van der Noot over een typografisch patroon te beschikken, dat hij behoudt tot 1595, het jaar van zijn definitief stilzwijgen. Deze ongewone vasthoudendheid bij een elders zo variërend auteur kan enkel door het rendement van dit eenmaal gekozen systeem verklaard worden. Deze succesvolle duurzaamheid is daarbij nog conditio sine qua non voor de thans volgende beschrijving en ordening, die immers slechts kan uitgevoerd worden op basis van vaststaande vergelijkingspunten.

Bij de beschrijving van deze tweede reeks der PW vormt de afbakening van het aandeel der beide drukkers natuurlijk een eerste bijkomende hinderpaal tegenover de produktie van Van den Rade. De identificatie van beider aandeel kan geschieden dank zij het lettermateriaal. Afgezien van de vijf titelvellen sinds 1588 bezit slechts inkoomste een drukkersadres. Het lettermateriaal van de zes vellen mogen wij alvast toewijzen aan de man wiens naam onder de titel prijkt. Bepaalde letters in deze titelvellen treffen wij in beider bezit aan, wat deze types dan ook als middel ter identificatie van de drukker uitsluit. Het overblijvende materiaal echter is de basis voor verder onderscheid geworden: zo blijkt b.v. enkel s'Conincx in het bezit te zijn van de italiek 95 Granjon, terwijl de romein 96 Tavernier slechts door Vervliet gebruikt wordt. De vellen met de voornoemde twee korpsen mogen wij respectievelijk aan s'Conincx en aan Vervliet toeschrijven. Deze toewijzing brengt op haar beurt een kettingreactie te weeg, want ipso facto worden de overige lettertypes van hetzelfde vel bij het bezit van de betrokken drukker geannexeerd. Langzamerhand is zo de combinatie der lettertypes, waarover elk van beiden beschikt heeft, te voorschijn gekomenGa naar voetnoot11.

 

Het uiteindelijk resultaat is als volgt:

Vervliet bezit:

Romein: : 8,2 Schöffer jr.Ga naar voetnoot12; : 6,8 Granjon; 160 Tavernier (VPT,R 16); 140 Guyot (VPT,R 17); 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 96 Tavernier (VPT,R 22); 80 Tavernier (VPT,R 26); : 2,1; 62 Granjon; 52 Granjon.
Italiek: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon; 54 Granjon.
Textura: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 80 Tavernier (VPT,T 29); 72 Tavernier (VPT,T 39); 62 Parijs (VPT,T 43); 62 Van den Keere (VPT,T 44).
Bastarda: 78 De Keyser (VPT,B 4).
Civilité: 80 Van den Keere (VPT,C 8).
Unciaal: : 4,5.

[pagina 66]
[p. 66]

Exotica: Grieks 85 Schöffer jr.Ga naar voetnoot13; Grieks 66 Granjon.
Fleurons: Drie typesGa naar voetnoot14.

s'Conincx bezit:

Romein: : 11 Tavernier (VPT,R 4); : 11 Van den Keere (VPT,R 5); : 9,5; : 7,5 Van den Keere (VPT,R 13); : 7,5; : 6,8 Granjon; 160 Tavernier (VPT,R 16); : 5,5; 130 Garamond; : 4 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 116 Tavernier (VPT,R 20); 96 Garamond; 80 Garamond; 80 Tavernier (VPT,R 26) (sinds 1595); 75 Granjon; : 2,1; 62 Granjon; 52 Granjon; : 1,3 Haultin.
Italiek: 140 Granjon; 95 Granjon; 80 Granjon; 65 Granjon; 54 Granjon.
Textura: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 78 Lettersnijder (VPT,T 30); 72 Van den Keere (VPT,T 40); 62 Van den Keere (VPT,T 44); 52 Van den Keere (VPT, T 49).
Civilité: 96 pre-Van WolsschatenGa naar voetnoot15.
Fractura: 80.
Exotica: Grieks 80; Grieks 66 Granjon.
Fleurons: Twee typesGa naar voetnoot16.
Bloemletters: Gearceerd, 25,5 mm hoog.

Gemeenschappelijk zijn:

Romein: : 6,8 Granjon; 160 Tavernier (VPT,R 16); 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Tavernier (VPT,R 26) (sinds 1595); : 2,1; 62 Granjon; 52 Granjon.
Italiek: 65 Granjon; 54 Granjon.
Textura: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT, T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44).
Exotica: Grieks 66 Granjon.

Typisch voor Vervliet:

Romein: : 8,2 Schöffer jr.; 140 Guyot (VPT,R 17) (afgezien van BT, nr. 875); 96 Tavernier (VPT,R 22); 80 Tavernier (VPT,R 26) (vóór 1595).
Italiek: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) (vóór 1595) + 77 Guyot (VPT,IT 10).
Textura: 80 Tavernier (VPT,T 29); 72 Tavernier (VPT,T 39); 62 Parijs (VPT,T 43).
Bastarda: 78 De Keyser (VPT,B 4).
Civilité: 80 Van den Keere (VPT,C 8).
Unciaal: : 4,5.
Exotica: Grieks 85 Schöffer jr.
Fleurons: Drie types (na het hierna vermeld onderzoek herleid tot twee).

Typisch voor s'Conincx:

Romein: : 11 Tavernier (VPT,R 4); 11 Van den Keere (VPT,R 5); : 9,5; : 7,5 Van den Keere (VPT,R 13); : 7,5; : 5,5; 130 Garamond; : 4 Granjon; 116 Tavernier (VPT,R 20); 96 Garamond; 80 Garamond; 75 Granjon; : 1,3 Haultin.
Italiek: 140 Granjon; 95 Granjon; 80 Granjon.
Textura: 78 Lettersnijder (VPT,T 30); 72 Van den Keere (VPT,T 40); 52 Van den Keere (VPT,T 49).
Civilité: 96 pre-Van Wolsschaten.
Fractura: 80.
Exotica: Grieks 80.

[pagina 67]
[p. 67]

Fleurons: Twee types.
Bloemletters: Gearceerd, 25,5 mm hoog.

Deze verdeling heeft de enig mogelijke proef, die van het ‘typografisch milieu’Ga naar voetnoot17, doorstaan: aan de hand van BT is het lettermateriaal in de gelijktijdige produktie uit beide drukkerijen geordend. Dit onderzoek heeft enkel geleid tot twee minieme aanpassingen in het typografisch bezit van s'Conincx: blijkens Philippes Des Portes, Les oeuvres..., 1591 (BT, nr. 875) f A1r en f Z11r bezit ook s'Conincx de romein 140 Guyot. Nochtans is dit lettertype nergens elders aangetroffen in zijn produktie 1590-1598, tenzij in de 2 voormelde blz. Anders is het gesteld met een der fleurons die te voren enkel aan Vervliet toegeschreven zijn: die komt reeds voor in Les coustumes de la ville...de Valenciennes..., 1590 (BT, nr. 761), f A1r en eveneens in latere drukken van s'Conincx.

Wel moet gewezen worden op ingrijpender wijzigingen in de onmiddellijk volgende periode, d.i. 1595-1600.

Dan verwerft Vervliet de volgende elementen, die voorheen enkel bij s'Conincx voorkwamen:

Romein: : 11 Van den Keere (VPT,R 5); in Biblia sacra..., 1599 (BT, nr. 473).
Textura: 72 Van den Keere (VPT,T 40); in Biblia sacra..., 1599 (BT, nr. 473), Franciscus Haraeus, Gheestelijck medecijn boeck..., 1599 (BT, nr. 1380), Taxandrinus, Van de huys-discipline..., 1600 (BT, nr. 4467), Id., Olympia..., 1600 (BT, nr. 4466).
Civilité: 96 pre-Van Wolsschaten; in Taxandrinus, Van de huys-discipline..., 1600 (BT, nr. 4467).
Bloemletters: Gearceerd, 25,5 mm hoog; in Biblia sacra..., 1599 (BT, nr. 473), Taxandrinus, Van de huys-discipline..., 1600 (BT, nr. 4467), The new testament..., 1600 (BT, nr. 500).

Hierbij zij echter gezegd dat Biblia sacra een gemeenschappelijk produkt is van Vervliet en Hendrik Swingen, zodat de aanwinsten hierin ten dele aan deze laatste kunnen toebehoren.

Daarentegen bezit s'Conincx nu ook, naast Vervliet:

Romein: 80 Tavernier (VPT,R 26); reeds in de PW van 1595 en ook nadien in Jean de Sponde, Declaration..., 1595 (BT, nr. 4403), Philippes Des Portes, Les oeuvres..., 1596 (BT, nr. 876), Discours...Hulst..., 1596 (BT, nr. 923).
Italiek: 80 Tavernier (VPT,IT 8); in sterckheyt.
Fleurons: Een type, dat bij Vervliet voorkomt in titelvel 1588 f 1v en in crabbe f 1r; in Jean de Sponde, Declaration..., 1595 (BT, nr. 4403), Epitome theatri Orteliani..., 1595 (BT, nr. 2288), Philippes Des Portes, Les oeuvres..., 1596 (BT, nr. 876).

Voor het opstellen van de relatieve chronologie der vellen onderling kunnen wij ons niet enkel beroepen op de hulpmiddelen in de vorige reeks, nl. de opeenvolging der watermerken en de samenstelling der aparte bundels zelf, maar ook op een meer betrouwbare evidentie, met name het lijstwerk.

Elke pagina, uitgenomen de titelpagina, die immers reeds de titelhoutsnede bevat, wordt omsloten door een kader, bestaande uit dek- (↑) en voetstuk (↓), verbonden door twee zijstijlen (↔) en onderaan begrensd door een sokkelbasis (=).

In de eigenlijke sokkel is telkens de sprekende regel aangebracht.

De vijf voormelde elementen (dek- en voetstuk, zijstijlen en sokkelbasis) zijn onafhankelijk van elkaar in hout gesneden. Per vorm (aangezien folioformaat, steeds twee blz.) zijn telkens twee dergelijke stellen vereist, waarvan de onderdelen in dit geval omwisselbaar zijn. De identificatie van deze afzonderlijke elementen en vooral hun opeenvolgend gebruik danken wij aan het vaststellen van de slijtage, veroorzaakt na verloop van tijd door de drukking van de pers op dit relatief week materiaalGa naar voetnoot18. De twee stellen, die Van der Noot heeft laten gebruiken voor de PW 1588 zijn ten dele identiek met de kaders rond de houtsneden ter mogelijke aanvulling van de Olympias, ingebonden in AUB 976A2Ga naar voetnoot19. Waar bij de sinds 1588 niet meer gebruikte lijst (AUB 976A2 f5-9 $r), net als bij Stammbuch en Theatrum, drie zijden een vast geheel vormden, waartegen de resterende zijde nadien gekooid werd, zijn de onderdelen van het lijstwerk in 1588 apart beschikbaar. Naast de twee gewone stellen, die voor

[pagina 68]
[p. 68]

het gros der PW bestemd zijn, heeft de auteur bij diezelfde gelegenheid gezorgd voor een luisterrijker kader, eveneens uit aparte onderdelen opgebouwd rond zijn eigen portret in titelvel 1588 f 2v.

In 1589 worden de vier zijlijsten van de twee gewone stellen vervangen: er is beslist de zetspiegel te vergroten, zodat een aanpassing van de kaders in deze zin onvermijdelijk is. Tegelijkertijd heeft Van der Noot nog twee stellen laten snijden, identiek met de twee thans aangepaste lijsten, vermoedelijk omdat hij toen reeds het verdelen der PW over twee drukkerijen op het oog had. Dat al deze sierelementen eigendom van de auteur zijn, blijkt wel uit zijn eigenmachtig optreden ermee: de twee nieuwe stellen komen voor het eerst voor in gallo, dat blijkens de lettertypes gedrukt is door s'Conincx. Nadien echter worden zij enkel ter beschikking van Vervliet gesteld, terwijl s'Conincx zich moet behelpen met de oude, zij het aangepaste lijsten uit 1588. Dit betekent: voor het drukken van gallo heeft Van der Noot dit kersverse stel aan s'Conincx uitgeleend, waarna hij het voor de verdere toekomst aan Vervliet ter hand gesteld heeft. De studie van het lijstwerk in de PW, gedrukt door Vervliet, is dan ook de ononderbroken geschiedenis van dezelfde elementen sedert 1589. Bij s'Conincx verlopen de zaken dan weer ingewikkelder: na helmans blijken zowel een dek- als een voetstuk zo deerlijk gehavend, dat zij vervangen moeten worden. Hiervoor wordt een beroep gedaan op het dek- en voetstuk van het rijker versierde kader, dat reeds gesignaleerd is in titelvel 1588 f 2v. Sinds 1591 staat dit stel ter beschikking van s'Conincx, en dan is het ook heel normaal dat de dwarsbalken van deze lijst aangewend worden als ersatz voor beschadigde onderdelen van hetzelfde formaat en met dezelfde functie.

Het aandeel van Vervliet en s'Conincx in de PW na 1588, dat ons bekend is op basis van de combinaties der lettertypes, wordt eveneens scherp afgebakend dank zij de verschillende lijstelementen. Na identificatie van deze afzonderlijke onderdelen is gebleken dat na het drukken van gallo de twee stellen, gebezigd door Vervliet, niet meer voorkomen bij s'Conincx, terwijl deze laatste een exclusief gebruik maakt van de resterende elementen. Uit de hierna volgende beschrijving leert men ook dat de stellen, aanwezig bij Vervliet, vaker doch geringer beschadigd zijn dan de lijsten, ter beschikking van diens collega. Deze grotere frequentie is zeer natuurlijk: Vervliet drukt aanzienlijk meer vellen PW dan s'Conincx, zodat het permanent gebruikte typografische materiaal dan ook meer kans loopt om beschadigd te worden. Daarbij komt nog, zoals reeds gezegd, dat s'Conincx na helmans een beroep kan doen op gedeeltelijk weinig aangewend materiaal.

Thans volgt de beschrijving der verschillende individuele lijstelementen.

Bij elk nieuw stadium wordt tussen ( ) het vel genoteerd, waarin deze verandering - doorgaans een beschadiging - zich voor het eerst manifesteert. Wanneer bij de beschrijving der omwisselbare zijstijlen verwezen wordt naar kop en voet van deze elementen, dan wordt hiermee de ligging zoals in het archetype bedoeld.

 

-Dekstukken (↑)
Deze bestaan achtereenvolgens uit een kroonlijst, een fries en een architraaf.


illustratie

↑1 (archetype: AUB 976A2 f 5-9 $v en titelvel 1588 f 1v) (178 mm)
1)Er ontstaat een kerf in de basis van de eigenlijke kroonlijst op het raakpunt van deze lijst en de linkerbovenhoek van de fries (aelmoesseniers).
2)De onderste lijnen van fries en architraaf trekken krom (balbi).
3)Het hout verzwakt halfweg de basislijnen; de rechterhoek van de fries verdwijnt totaal (claerhout).
↑2 (archetype: titelvel 1588 f 2r) (177 mm)
1)Linkerhoek van de kroonlijst verdwijnt (tassis).
[pagina 69]
[p. 69]
2)Linker uiteinde van de onderste architraaflijn verdwijnt (balbi).
↑3 (archetype: titelvel 1588 f 2v) (176 mm)
Geen opmerkingen: de schade is zeer beperkt door het geringe gebruik.
↑4 (archetype: titelvel 1588 f 2v voetstuk) (176,5 mm)
1)Linkerhoek van de kroonlijst is niet meer dicht (gallo; enkel intact in de buitenvorm van TKL 48E2).
2)Rechter uiteinde van de onderste architraaflijn verdwijnt (daems).
3)Linker uiteinde van de architraaf verdwijnt (t'shertogen).
4)Linker uiteinde van de top van de kroonlijst buigt door (crabbe).
5)Rechter uiteinde van de kroonlijst is open (b. de smidt).
6)Bovenste lijn van de kroonlijst is gespleten (langhart).
7)Kerf in de linkerhoek van de fries (vveerdt 1593).
↑5 (archetype: gallo $v ) (176,5 mm)
1)Breukjes in kroonlijst, fries en architraaf (daems).
2)Rechterhoek van de kroonlijst is niet meer dicht (carro).
3)Rechter uiteinde van de onderste architraaflijn is verdwenen (sueiro).
4)Rechterhoek van de kroonlijst is gans open (feytens).
5)Breukje in de linkerzijde van de fries (b. de smidt).
6)Breukje in de rechter benedenhoek van de fries (crabbe).
7)Linkerhoek van de kroonlijst is verdwenen (stuytelinck).
8)Rechterhoek van de kroonlijst wordt naar omhoog gestuwd en verdwijnt; de linkerhoek werd verbeterd (titelvel 1593-1594).
9)Gerestaureerde linkerhoek verdwijnt weer (etten).
10)Linkerhoek verdwijnt (georges).
-Voetstukken (↓)
Deze bestaan achtereenvolgens uit een dekstuk, een onderbouw en een sokkel, waarin de sprekende regel gezet is.


illustratie

↓1 (archetype: AUB 976A2 f 5-9 $v en titelvel 1588 f 1v ) (175 mm)
1)Spits van de onderbouw rechts is reeds verdwenen (amodeo).
2)Spits van de onderbouw en sokkel links verzwakt (perrenot).
3)Kerf in de onderste sokkellijn (vrouwen).
4)Breuk in de onderste lijn van de onderbouw; deze vergroot naderhand (catanio).
5)Linkerhoek van de deklijst en de onderliggende onderbouw worden ingedrukt; de staafjes aan weerszijden van de sokkel komen nog enkel sporadisch voor (tassis).
6)Grens tussen onderbouw en sokkel links is uitgewist (balbi).
↓2 (archetype: titelvel 1588 f 2r) = ↑ 4
Geen opmerkingen.
↓3 (archetype: titelvel 1588 f 2v ) (174,5 mm)
1)Breukje in de linkerrand.
↓4 (archetype: roy f 1v) (175,5 mm met uitstulping in de middelste lijn op 28 mm van de linker hoek)
1)Linker baard van de onderbouw is afgebroken vóór perrenot.
2)Rechter spits van de onderbouw is open (perrenot).
3)Linkerhoek van de deklijst is versplinterd; rechts ontstaat op 30 mm van de hoek een nieuwe uitstulping, die ook de onderbouw treft (helmans).
[pagina 70]
[p. 70]
4)Deze nieuwe uitstulping is gerepareerd, maar de deklijst is in het midden zeer dun geworden (halmale).
↓5 (archetype: gallo f 1r) (175,5 mm)
1)Basislijn van de onderbouw vertoont gleuf in de rechterhoek en kerf op 10,5 mm van de linkerhoek (gallo).
2)In de linkerhoek van de deklijst wordt de bovenste lijn samengeperst met de onderste (feytens).
3)Basis van de onderbouw splijt op 21,5 mm van de rechterhoek (b. de smidt).
4)Rechterhoek van de deklijst wordt extra naar beneden gedrukt, evenals de onderliggende partij (titelvel 1593-1594).
↓6 (archetype: gallo f 1v) (178 mm)
1)Linker curve van de onderbouw verdwijnt; in de overeenkomstige rechter welving ontstaat een gleuf (carro).
2)Rechterhoek van de onderbouw wordt uitgestulpt (feytens).
3)Deze uitstulping wordt een breuk (farneze).
4)Linker hoek van de onderbouw wordt naar beneden gedrukt (etten).
-Zijstijlen
↔1 (archetype: titelvel 1588 f 1v←) (224 mm)
1)Top wordt naar buiten geplooid (roy).
2)Binnenkant van de voet wordt beschadigd (amodeo).
3)Groefje op 40 mm van de top is meer open (grammey).
↔2 (archetype: titelvel 1588 f 1v→) (225 mm)
1)Top naar buiten geplooid (vveerdt 1588).
2)Kerf in binnenste lijn op 10 mm van de voet (roy).
3)Deze kerf wordt een breuk (grammey).
↔3 (archetype: titelvel 1588 f 2r←) (223,5 mm)
Geen opmerkingen.
↔4 (archetype: titelvel 1588 f 2r←) (225 mm)
1)Opening in de binnenste lijn op 20 mm van de top (amodeo).
2)Breuk in binnenste en middelste lijn op 34 mm van de voet (grammey).
↔5 (archetype: gallo f 1r←) (250 mm)
1)In buitenste lijn: scherf op 113 mm en breuk op 60 mm van de voet (carro).
2)Breuk in de middelste lijn op 11 mm van de top (pardo).
3)De voet van de binnenste twee lijnen wordt wazig (b. de smidt).
4)Breuken in de binnenste lijn op 57,5 mm van de top en 43 mm van de voet (mechelman).
5)Kerf in de binnenste lijn op 22,5 mm van de voet (vveerdt 1593).
↔6 (archetype: gallo f 1r→) (250 mm)
1)Middelste lijn verzwakt op 87 mm van de voet (gallo).
2)Hiaat in de buitenste lijn op 11,5 mm van de top over een afstand van 22 mm (daems).
3)Hiaat wordt 27 mm lang (carro).
4)Kerf in binnenste lijn op 82 mm van de voet (langhart).
↔7 (archetype: gallo f 1v←) (250 mm)
1)Lichte uitstulping in de middelste lijn op 42 mm van de voet (leiua).
2)De middelste lijn is over een afstand van 20 mm in de top verwrongen; er ontstaat een breukje doorheen de twee binnenste lijnen op 33 mm van de voet (carro).
3)Binnenwaartse kerf in de buitenste lijn op 107 mm van de voet (b. de smidt).
4)Voet van de buitenste lijn is beschadigd (vveerdt 1593).
↔8 (archetype: gallof 1v→) (250 mm)
1)Loszittend lijnstuk op 110 mm van de top (leiua).
2)Spleet in de voet van de binnenste lijn (daems).
3)Deze voet verdwijnt praktisch (carro).
[pagina 71]
[p. 71]
4)Bovenste stuk van de buitenlijn is niet zichtbaar over een afstand van 10,5 mm (deybarra).
↔9 (archetype: perrenot f 1r←) (249,5 mm)
1)Breuk op 19 mm van de voet in de buitenste lijn (perrenot).
2)Breuk in de binnenste lijn op 7 mm van de voet (vrouwen).
3)Voet van de buitenste lijn totaal verdwenen (weerdt 1590).
4)De binnenste en gedeeltelijk de middelste lijn is verdwenen over een afstand van 132-136 en 154-180 mm van de top (vergano).
↔10 (archetype: perrenot f 1r→) (250 mm)
1)Breuk in de binnenste lijn op 82 mm van de top (chefs [1]).
↔11 (archetype: perrenot f 1v←) (250 mm)
1)Breuk op 63 mm en uitstulping op 98,5 mm van de top in de buitenste lijn; loskomende splinter op 36 mm van de voet in zelfde lijn (perrenot).
2)Breuk op 64 mm van de voet in de middelste lijn (balbi).
↔12 (archetype: perrenot f 1v→) (248,5 mm)
1)Fijne kerf op 82 mm van de top en loskomende splinter op 46 mm van de voet in middelste lijn (perrenot).
2)Kerf op 66,5 mm van de top in de middelste lijn (weerdt 1590).
-Sokkelbasissen
=1 (archetype: titelvel 1588 f 1r) (153 mm)
Geen opmerkingen.
=2 (archetype: titelvel 1588 f 1v) (173 mm)
Geen opmerkingen.
=3 (archetype: gallo f 1r) (171 mm)
Geen opmerkingen.
=4 (archetype: gallo f 1v ) (171 mm)
Geen opmerkingen.
=5 (archetype: titelvel 1589-1590 f 1v) (174,5 mm)
1)Rechterhoek van de bovenste lijn wordt naar omhoog geduwd (j. de smidt).
2)Rechterhoek van de middelste lijn wordt iets naar onder geduwd (titelvel 1593-1594).
=6 (archetype: leiua f 1r) (174 mm)
1)Rechter uiteinde is beschadigd (carro).
2)Rechter uiteinde van de onderste lijn wordt naar boven geduwd (pardo).
3)Rechterhoek is gespleten (fuentes).
4)Linkerhoek van de onderste lijn wordt naar boven geduwd (titelvel 1593-1594).
=7 (archetype: perrenot f 1r) (174,5 mm)
1)Rechteruiteinde van de middelste lijn is versplinterd; hetzelfde uiteinde van de onderste lijn wordt omhoog geduwd en verzwakt (helmans).
=8 (archetype: perrenot f 1v) (173 mm)
1)Breuk op 30 mm van de linkerhoek in de middelste lijn (inkoomste).

Onafhankelijk van deze ontleding der omlijstingen zijn de sprekende regels onderzocht. Zoals reeds gezegd, komt op elke bladzijde onderaan zulke regel voor, d.w.z. vier per vel. De vellen die dezelfde combinatie bezitten, dit betekent: die het overeenkomstige type sprekende regel op de respectieve bladzijde bezitten, zijn wel tegelijk gedrukt. Deze regels maken immers geen deel uit van hetzelfde zetsel als de eigenlijke paginatekst, maar zij zijn in de sokkels van de omlijstingen ingesloten. Worden nu een paar vellen in reeks getrokken, dan moet de drukker telkens enkel het zetsel binnen de normale bladspiegel veranderen; de omlijsting en dus ook de sprekende regel blijft staanGa naar voetnoot20. Laat de dichter na verloop van tijd weer een paar vel drukken, dan moeten de kaders met sprekende regels eveneens opnieuw gezet worden, waardoor variatie in de plaatsing der kaderelementen en varianten in de sprekende

[pagina 72]
[p. 72]

regels onvermijdelijk zijn. De groepvorming die hieruit resulteert voor bepaalde vellen PW, die tegelijk gedrukt zijn en dan ook dezelfde sprekende regels telkens in binnen- en buitenvorm bezitten, valt samen met de evidentie van de lijstwerkenGa naar voetnoot21: vellen die in reeks gedrukt zijn, bezitten niet enkel dezelfde sprekende regels in binnen- en buitenvorm, maar ook dezelfde elementen van de omgevende kaders, gebruikt in dezelfde combinatie, of ten minste in combinaties die gemakkelijk kunnen afgeleid worden van het eerste gebruikte model voor deze reeksGa naar voetnoot22.

De aldus achterhaalde samenhang laat zich chronologisch ordenen dank zij het reeds vermelde slijtageproces van de omlijstingen en dank zij de verbetering van foutieve spellingen in de sprekende regels.

De bewijskracht van deze twee apart uitgewerkte argumentaties is heel wat overtuigender, want materieel onweerlegbaar, dan de gegevens, ons verstrekt door de watermerken. Nochtans biedt het onderzoek van de filigrammen aanvullende gegevens ter versterking van de reeds verkregen resultatenGa naar voetnoot23, mede omdat zij op hun beurt opgespoord zijn, los van de voorgaande onderzoekingen. Deze afzonderlijke behandeling wordt hier stelselmatig beklemtoond, omdat ‘the whole is greater than the sum of its parts in the evaluation of bibliographical evidence’Ga naar voetnoot24.

Belangrijker blijft, zoals voor de reeks, gedrukt bij Van den Rade, het eerste opduiken van een reeks vellen in een bundel PW. Sprekende regels en omlijstingen ontsluieren ons wel het bestaan van bepaalde groepen binnen de produktie van Vervliet en s'Conincx, ja laten zelfs toe deze vellen in een bepaald jaar te situeren dank zij het voorkomen van gedateerde titelvellen in zulke samenhangende reeksen, maar deze bewijsmiddelen houden halt voor een laatste hinderpaal. In de periode 1589-1595 hebben zowel s'Conincx als Vervliet PW gedrukt. Wie van beiden mag de prioriteit voor elk jaar afzonderlijk opeisen? Het nagaan van de slijtage der omlijstingen brengt ons geen stap dichter bij de oplossing, want vanaf een bepaald ogenblik beschikt elk van beide drukkers over het nodige lijstwerkGa naar voetnoot25, zodat enkel de slijting binnen elke officina achterhaald worden kan. Voor dit laatste probleem bieden de aparte bundels de gevraagde oplossing: in enkele gevallen is de produktie van de drukker die eerst klaar kwam, wel opgenomen, die van zijn collega echter niet meer.

Zoals voor de eerste reeks wordt de volledige uiteenzetting van deze eigenaardige toedracht verwezen naar het hoofdstuk Bundeling.

1588

Vervliet

Titelvel 1588

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-10 f 1v: r. 11-71
  f 2r: r. 72-120 f 2v: r. 121-144

Inhoud

[binnen titelhoutsnede; zie Aantekeningen] DE ❘ POETICSCHE VVER- ❘ KEN VAN MYN HEE- ❘ RE VANDER NOOT. ❘ LES OEVVRES POE- ❘ TIQVES DV Sr. IAN ❘ VANDER NOOT. ❘ T'ANTVVERPEN, ❘ By Daniel Vervliet. ❘ 1588. (1-10). [onder titelhoutsnede, binnen lijnen,

[pagina 73]
[p. 73]
dubbele aan de boven- en onderkant, enkele aan de zijkanten] MAGNANIMOS FORTESQVE BEAT SINE CRIMINE VIRTVS. ❘ Είς σχήματα ποίητιϰα συλλέϰθεντα ἅπο Ιωανν. τοῦ φανδερ Νῶτ έξαστιχον,. ❘ Ουίνανδου Καθαρίνου του Παλαιοπολιτου. (E2 ϒγενιϰόν δέδοται τοδἓ illustratieοὶ Νωθαῖε τροπαῖομ) (11-24). IACOBVS ROLANDIVS F. Do. Do. I. VANDER NOOT. (Q2Vod celebre exstruitur tibi iam NOTAEE tropaeum,) (25-37). PAX PIA PROBIS. (37). E. DE VVACLOVRT. A Mr. Mr. VANDERNOOT. (P2Indare est seul l'honneur des Poëtes liriques) (38-50). SOLA SPES DEVS. (50). Zu den Gottlychen/ claer Erluchten/vnd hoogh gheleerten Poëten: ❘ den Edlen Heere/J. Johan Von der Noot. (Gleich wie Homerus wiet bekant/) (51-70). Godfrid Wyherten. Von Spyer dem 8. Septembr̂is Anno 1571. (71). DOCTOR AELBRECHT VAN DEN VELDE. ❘ op het teghenwoordigh Boeck. (Het beste datmen vindt in Olympo daer bouen,) (72-89). Onghesien mach gheschien. (89). Al muy Magnifico. Generoso y Doctissimo Varron, el Señor, Don Iuan. ❘ Vander Noot. Principe de los Poëtas Brabançones. (V2Os soys dichoso en gracias sobre humanas,) (90-105). SER. DE. V.S.L. FRANCO. (105). Al Virtuos. et Generos. Sr. Sr. Donno Giouan Vander Noot Poëta Laureato. (Q2Velle rare virtu, quel Sacro Ingegno) (106-120). SERVITOR DI V.S.N. ARTVS. (120). [onder vignet, binnen kader met arabesken, binnen architectonische omlijsting; zie Aantekeningen] MVSARVM DIALOGISMVS SVPER DIVINO VATE ❘ D.I. VANDER NOOT. ❘ CLIO. (Dulce Dei cantat laudes, & numina Regis,) (121-132). T'samen spr̂ake der Pieriden/op het beeldt van ❘ Mijn Heere Vander Noot. (Dit is d'beeldt van den Vor̂st der Belgicscher Poeten/) (133-144).

Stent/Proprium

Bu Stent: 5 i An
Bi Stent: 38 VVACLOVRT 53 wiet 62 fer 64 wiet 67 Daun 80 verheuhdt

Raamwerk

f 1r: MAGNANIMOS FORTESQVE BEAT SINE CRIMINE VIRTVS.
f 1v: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. Sr. I. VANDER NOOT. [+ paginatuur]
  in ↑ 1 ↓ 1 ← 1 → 2 =2
f 2r: DE POETISCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT. [+ paginatuur]
  in ↑ 2 ↓ 2 ← 3 → 4 =1
f 2v: [in fries] TEMPERA TE TEMPORI. POST TENEBRAS SPERANS LVCEM, POST NEBVLA PHOEBVS.
  [in onderbouw] TEMPERA TE TEMPORI, LABORE ET INDVSTRIA, AMORE ET PRVDENTIA.
  [in sokkel] DEFICIET NVNQVAM GENEROSO IN PECTORE VIRTVS. [+ paginatuur]
  in ↑ 3 ↓ 3 =2

Paginering

f 1v 1
f 2r 2
f 2v 3

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 80 Tavernier (VPT,T 29); 62 Parijs (VPT,T 43)
Ex.: Grieks 85 Schöffer jr. (?)

Watermerken

Briquet 1282 in ASB C91677 f 1 en 2 (contresigne)

[pagina 74]
[p. 74]

Exemplaren

ASB C91677 f 1 en 2

Aantekeningen

De titelhoutsnede werd reeds gebruikt door Gillis van den Rade voor het titelvel der PW 1584-1585; voor de algemene beschrijving zie men dan ook de Aantekeningen aldaar.

De heraldische opsmuk van deze plaat onderging belangrijke correcties tegenover dit vorig gebruik. In 1584 liet Van der Noot het wapenschild der familie Van Borselen op de uiterste rechterhoek van de kroonlijst in alle bekende exemplaren enkel met de pen corrigeren, d.i. zwart kleuren; thans is deze fout verholpen door correctie in de houtsnede zelf. Nog ingrijpender zijn de wijzigingen i.v.m. keuze en ordening van de wapenschilden op het linker voetstuk: van de vier blazoenen, geschikt in de twee ruitschilden, blijft er slechts één bewaard, en zelfs dit niet meer op zijn oorspronkelijke - zij het ook foutieve - plaats. Op het rechter voetstuk wordt slechts het wapen der Van Ettens vervangen door het blazoen van de familie Van Balen (?).

Als uiteindelijk resultaat van al deze aanpassingen komt dan toch de correcte opstelling van Jan van der Noots kwartierstaat te voorschijn. De schikking van de zestien kwartieren is als volgt:

1 3 5 7 9 11 13 15
2 4 6 8 10 12 14 16

1:in goud vijf kruislings geplaatste zwarte sint-jakobsschelpen (Van der Noot).
2:in goud drie rode burchten en een vrijkwartier in blauw, beladen met drie zilveren lelies met afgesneden voet, twee en een (Eggloy, De Hertoghe).
3:in zilver (goud?) een gaande zwarte kat (Kets).
4:in goud (zilver) een doorsneden rode keper, vergezeld van drie zwarte adelaars, gebekt en gepoot van goud (Van Wingene).
5:gevierendeeld: I en IV in blauw een gevleugelde en geschubde gouden draak; II en III in zilver drie rode kepers (Draeck).
6:in rood (?) een zilveren (?) dwarsbalk, in het schildhoofd vergezeld van een vijfpuntige gouden (?) ster (Van Wesele, gezegd Sompeke).
7:gevierendeeld: I en IV in goud een zwart wild zwijn; II en III in zwart drie zilveren kepers (Van de Werve). De foutieve afbeelding, waarop reeds gewezen is bij titelvel 1584-1585, is niet gecorrigeerd. Anderzijds zij gezegd dat dit schild in de zestiende eeuw ook voorkomt met in zilver drie zwarte kepers; zie François de Cacamp, Frédéric Collon en Julienne Martens-Malengreau, ‘Armorial des vassaux du comte Henri de Nassau...’, in Brabantica VIII (1966), I, 124.
8:in zilver (?) een rode (?) dwarsbalk, vergezeld van drie sterren van hetzelfde, geknopt van zilver (?) (Malaert(s)).
9:in blauw een zilveren dubbele adelaar, gebekt en gepoot van goud (Daens).
10:in rood een zilveren leeuw; genageld getongd en gekroond van goud, beladen met het wapenschild van Bijgaarden: in goud een schildhoofd, geschaakt van zilver en zwart (t'Serclaes). Zoals in 1584 staat de leeuw omgewend.
11:in zilver drie zwarte lelies, twee en een (Van Liere van Immerseel).
12:in rood, bezaaid met zilveren vijfblaren, een leeuw van hetzelfde, genageld getongd en gekroond van goud, over alles heen (t'Seraerts).
13:in...een zwijn, doorboord met een zwaard (Godevaerts).
14:in blauw (?) twee gekruiste zilveren (?) zwaarden (Van Balen?).
15:in zwart een zilveren dwarsbalk (Van Borselen).
16:in zilver drie rode palen (Van Berchem).

De personages die deze schilden voerden, evenals verdere bibliografische verwijzingen vindt men in de Inleiding bij de Tekstuitgave.

[pagina 75]
[p. 75]

De omlijsting op f 2v is uit disparate elementen samengesteld: het kader, dat de tekst onmiddellijk omsluit, dateert in hoofdzaak uit 1572, wanneer het voorkomt in Stammbuch en TheatrumGa naar voetnoot1. De noodzakelijke aanpassing aan het folioformaat der PW (beide eerstgenoemde werken zijn kwarto's) is geschied door het inlassen van twee latjes in de zijstijlen, waarin het originele patroon nagesneden is. Dit aldus verlengde kader meet thans 203 bij 115 mm. Het medaillon in het voetstuk van dit kader, voorstellende de muze Thalia, maakt geen inherent deel uit van de omgevende houtsnede in het Stammbuch, maar is een omwisselbaar decoratief element, dat pas in het Theatrum opduiktGa naar voetnoot2. De buitenste omlijsting is nieuw in 1588. De twee zijlijsten, bestaande uit composiete zuilen, 205 mm hoog, blijven in de toekomst voorbehouden voor de titelvellen, wat niet het geval is met de dek- en voetstukken (zie halmale).

Zie voor het vignet op f 2v voorwerk 1589-1590.

Naast r. 17, 30, 43, 78, 96 en 111 staan fleurons. De figuren naast r. 17, 43 en 96, en eveneens die naast r. 30 en 78 zijn onderling identiek geschikt. Daardoor worden al deze fleurons herleid tot drie types, die elk uit vier blokjes opgebouwd zijn. Deze drie soorten bloemen zijn het werk van Granjon; zie Type specimen facsimiles II. With annotations by Hendrik D.L. Vervliet and Harry Carter, London, 1972, ‘Plantin's Index characterum 1567’, nr. 46. Zij blijken ook in het bezit te zijn van de Haarlemse drukker Gillis Rooman, werkzaam tussen 1584 en 1610; zie H.J. Laceulle-Van de Kerk, De Haarlemse drukkers en boekverkopers van 1540 tot 1600, 's-Gravenhage, 1951, 399, nrs. 76-84. Type 2 (naast r. 30) en type 3 (naast r. 111) komen ook voor in Type specimen facsimiles I..., London, 1963, pl. 2 ‘Konrad Berner, Frankfurt 1592’; type 1 (naast r. 17) in Id., pl. 11 ‘One of two sheets issued by the widow of J. Adamsz. and Abraham Ente, Amsterdam c. 1700’. Deze drie types heeft Vervliet nog elders gebruikt, zo in Edict oft placaet vanden coninck van Vranckrijck..., 1585 (BT, nr. 1408), Biblia sacra..., 1599 (BT, nr. 473), Franciscus Haraeus, Gheestelijck medecijn boeck..., 1599 (BT, nr. 1380) en Theophilus Taxandrinus, Van de huys-discipline..., 1600 (BT, nr. 4467).

Het lettertype Grieks 85 is mogelijk toe te schrijven aan Peter Schöffer jr.; zie Carter, 112-114 en Fig. 74.

Vveerdt 1588

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-45 f 1v: r. 46-90
  f 2r: r. 91-125 f 2v: houtsnede

Inhoud

Mr. A. DE VVEERDT TOT DE GHENE DAER MIIN H. VANDER NOOT AEN SCHRIIFT. (D2Je weten en verstaen/hoe schoon' dat is te wesen) (1-9). lavra. (Che dicono quei versi Sr. Dottore Agricola? dot. Mo. Adriano De VVeerdt, huomo) (10-19). Marfira. (Que dizen essos versos Señor Agricola? dot. Maestro Adriano De VVeerdt,) (20-30). Cassandre. (Que disent ces vers Monsieur Agricola? doc. Mr. Adrien de VVeerdt, ieusne) (31-41). (O2M t'gheldt dat hier aen pr̂acht/ wellustighe besteden) (42-45). M. HVGVE CABISSET. AV Sr. VANDER NOOT. ❘ SONNET. (L2As helas! la Vertu n'a plus credit au monde) (46-61). RESPONCE DV POETE, AV PRECEDENT. ❘ SONNET. (D2Es fins ambitieux, & du mocqueur vulgaire) (62-77). REPLICQVE DV MESME, AV MESME SEIGr. ❘ EPIGRAMME. (V2Iuent l'esprit de Dieu, & les Diuins Poëtes,) (78-89). Vt sors

[pagina 76]
[p. 76]

volet, tamen stabo. 1584. (90). CORINNA. (Q2Vomodo leguntur literae Hierogliphicae positae in vltima Pyramida? Reuen. Domine. Doctor.) (91-95). OLYMPIA. (H2Oe leestmē de Hierogliphicksche letterē? (Eerweerdighe Heere) die op de leste Py) (96-102). LAVRA. (C2Ome si leggeno le lettere Hierogliphice poste nella vltima Pyramida? Reuerendis. Sr. Dottor.) (103-108). Marfira. (E2N qual manera se leen las letras Hierogliphicas? (Sr. Dotor!) puestas sobre la postrera Pyra-) (109-114). CASSANDRE. (C2Omment lit on Monsr. Docteur: les lettres Hierogliphiques mises dessus la derniere Pyramide? doc.) (115-119). rosinA. (W2Ie leestman (Herr Doctor) de Hierogliphique buchstaben stehend auff der Pyramiden? doc.) (120-125). [drie medaillons; zie Aantekeningen] [houtsnede, voorstellend een obelisk; zie Aantekeningen]

Stent/Proprium

Bu Stent: 37 monstres
Bi Stent: 102 eewgh 120 rosinA

Raamwerk

$r: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT.
  in ↑ 2 ↓ 2 ← 3 → 4 =1
f 1v: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. Sr. I. VANDER NOOT.
f 2v: FIN DES OEVVRES POETIQVES DV Sr. Sr. I. VANDER NOOT.
$v in ↑ 1 ↓ 1 ← 2 → 1 =2

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 80 Tavernier (VPT,T 29)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)
Fleurons: zie Aantekeningen

Watermerken

Briquet 1282 in ASB C91677 f 6 en 5 (contresigne)

Exemplaren

ASB C91677 f 5 en 6

Aantekeningen

Naast r. 54, 69, 84 staan telkens dezelfde fleurons, samengesteld uit vier aparte blokjes. Deze drie sierstukken zijn hier overgenomen uit de binnenvorm van titelvel 1588, r. 17, 43, 96; voor de identificatie zie men dan ook aldaar.

De drie medaillons in houtsnede op f 2r (diameter 20 mm) stammen uit. Van der Noots Rijnlandse periode. Het middelste medaillon, voorstellende 's dichters familiewapen met het randschrift ‘van der noot een devcht’ prijkt in 1572 reeds op de titelpagina van het Stammbuch; zie SB, 63. De overige twee vignetten, waarvan het eerste een bijenkorf, omgeven met heesters voorstelt, met als randschrift ‘labore et indvstria’, en het tweede een afbeelding brengt van duif en slang aan weerszijden van een boom met spreuk ‘amore et prvdencia’, komen pas voor in het Theatrum. Duif en slang staan er gevat in de omlijsting van f A1v en de bijenkorf daartegenover op f A2r.

Na 1572 en vóór 1588 is een dezer vignetten gebezigd voor een efemeer drukwerkje, en wel het medaillon met duif en slang voor het Epitalameon van 1583. Men zie de afbeelding dan ook in Smit-Hellinga, 1 en de uitleg aldaar op X.

[pagina 77]
[p. 77]

De plaatsing van de drie medaillons naast elkaar in vveerdt 1588 is niet louter decoratief. Uitgaande van een zin in de Apodixe, § 61 (OE, [25]) kan men dit geheel als volgt lezen: Van der Noot heeft tijdens zijn zwerftocht doorheen Europa ‘labore et indvstria’, ‘amore et prvdencia’ ‘van der noot een devcht’ gemaakt.

De houtsnede op f 2v is dezelfde als in slotvel [1].

De samenhang titelvel. 1588 en vveerdt 1588 blijkt wel uit dezelfde combinatie binnen het raamwerk en uit de manipulering van het zetsel der sprekende regels. De buitenvorm van het titelvel is eerst gedrukt, en pas nadien de binnenvorm. Het raamwerk van deze laatste is praktisch ongewijzigd overgenomen voor de binnenvorm van vveerdt: enkel de spelfout POETISCHE in de sprekende regel van titelvel 1588 f 2r is gecorrigeerd tot POETICSCHE in vveerdt 1588 f 2r. Daarop is bij het afdrukken van de buitenvorm van dit vel het begin van de sprekende regel van f 1v aangepast aan zijn nieuwe functie van slotpagina: vooraan wordt het woordje FIN ingelast, en in LES wordt L vervangen door D, zodat men uiteindelijk als slotregel op f 2v leest ‘FIN DES...’. De rest van het zetsel der sprekende regels blijft behouden.

Roy

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-49 f 1v: r. 50-95
  f 2r: r. 96-143 f 2v: r. 144-190

Inhoud

AEN DEN En VVn ENDE Vn HEER Sr BALTAZAR DE ROY. (D3E Roy/een beleefdt mensch/ verstandigh/wys/vol deughden/) (1-9). AEN DEN En VVn ENDE Vn HEER Sr MERTYN BARON. (O3M onsen Godt te bat/te dinen en te louen/) (10-18). AEN DEN En VVn ENDE Vn He. Sr. IERONYMVS CASSYN. (G3Rooste onweetendheydt/ is t'quaedt hier aentecleuen/) (19-27). AEN DEN En VVn ENDE Vn HEER, Sr PEETER ARNOVTS. (A3Rnouts/ick/die den Dagh die v de Heer der Heeren) (28-35). AEN DEN En VVn ENDE Vn HEER, COENRAEDT VANDER APT. (S3Oo de bloemkens op t'veldt/deur des reghens bespr̂oyen/) (36-49). AEN DEN En VVn ENDE Vn HEER, ROBRECHT VAN HAFTEN. (H3Aften/deur ghirigheyt/loopt men int t'svyandts net) (50-56). AEN DEN En VVn ENDE Vn HEER, IAQVES LE ROY. (L3E Roy/sy bloyen schoon/maer br̂enghen voor̂dts quaey vruchten) (57-63). AEN DEN En VVn ENDE Vn HEER, MARCVS CORNELIS. (A3Y!ay!den ooghen wee die sochten quade dinghen/) (64-71). AEN DEN En VVn ENDE Vn He. ANTONIVS VAN HOVE. (V3An al' t'gheen dat wy hier oyt bedreuen oft seyden) (72-78). AEN DEN En VVn ENDE Vn He. I. IACOB VANDER MAST. (D3At moors-hoofdt datmen siet bouen die bor̂cht verheuen/) (79-83). AEN DEN En VVn ENDE Vn HEER, Me AERDT LINDEMANS. (L3Jndemans! een wys man en sal zijnen spot maken) (84-90). AEN DEN En VVn ENDE Vn He SIMON BERRI. (M3En kan de vrome hier/gheen schoonder saken gheuen) (91-95). AEN DEN En VVn ENDE Vn He IAN COMPERIS, RENTMEESTER VAN ANT. (C3Omperis/achterclap/en nydt volghen den vr̂omen/) (96-104). AEN DEN En VVn ENDE Vn He AMBROSIVS VAN MARIENBERGH. (D3E deughdt (die moeder is der kunsten/en der Deughden) (105-113). AEN DEN En VVn ENDE Vn HEER, Mr IAN VAN BOECKEL. (B3Oeckel! soo ghy v ghinghdt/van ionghs/ter deughdt begheuen) (114-120). AEN DEN En VVn ENDE Vn Hr IAN VANDER EYCKEN. (E3Lck cloec mensch sie wel toe/ als hem wat goedts gheschiedt/) (121-127). AEN DEN En VVn ENDE SEER Vn HEER, NICOLAES SABOT. (R3Echt van der verken aerdt is menigh ghirigh gheck/) (128-136). AEN DEN En VVn ENDE Vn HEER, THOMAS ANRAET. (O3M v deughden Anraet! moet ick v eer' bewijsen/) (137-143). AEN DEN En VVn ENDE Vn HEER, ELIAS

[pagina 78]
[p. 78]

DE BIE. SVPERINTENDENT. (R3Ycdom die moeder syt van de pluymstrijckers quaet/) (144-150). AEN DEN En VVn ENDE Vn HEER, Mr VVILLEM MENNENS ONTVANGHER. (V3Eel beter ist benydt te wesen dan beclaeghdt/) (151-161). AEN DEN En VVn ENDE SEER Vn HEER, HANS GYSBRECHTS ONTVANGHER. (G3Hysbr̂echts/de misdaedt heeft de felle doodt ontbonden/) (162-168). AEN DEN En VVn ENDE Vn He Mr CORNELIS HOVCK ONTVANGHER. (O3Otmoedigh/Eerbaer/Wys/suet/zedigh van maniren) (169-175). VANDE VVERELT, AEN DEN En VVn ENDE Vn He LIVEN MEYERAERT. (H3Ooueerdigh/quaedt/straf/sot/ en onkuysch van maniren) (176-182). A.V.VELDE, AEN DEN En VVn ENDE Vn He LOVIS VANDERAST ONT. (V3Erast de wercken schoon soo kunstighlijck beschreuen) (183-189). D. Michael Hetsroy Breugelius, Canonicus Antuerpiensis vidit & admisit. (190).

Stent/Proprium

Bu Stent: 16 quadet cleuen. 20 GRooste 22 eerlytk 32 Weensch' 49 bloende 150 leuen. 153 gheplaghdt 161 bloemen. 168 doot. 182 vrow' 189 ghy.
Bi Stent: 63 duchten. 71 verpachten. 78 bescheyden. 134 eerljken

Raamwerk

$r : DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT. [+ paginatuur]
  in ↑1 ↓1 ←2 →4 =1
$v : LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. Sr. I. VANDER NOOT. [+ paginatuur]
  in ↑2 ↓4 ←1 →3 =2

Signaturen en paginering

f 1r Hh2 260
f 1v   261.
f 2r   262.
f 2v   263

Lettertype

Rom.: 80 Tavernier (VPT,R 26); 52 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 80 Tavernier (VPT,T 29)

Watermerken

Briquet 1282 in ASB C91677 f 4 en 3 (contresigne)

Exemplaren

ASB C91677 f 4 en 3

Aantekeningen

roy neemt een aparte plaats in onder de PW 1588, want de combinatie van de elementen binnen het raamwerk stemt niet overeen met die der twee voorgaande vellen, noch met de opstelling in de drie navolgende items uit hetzelfde jaar. De afzonderlijke kerkelijke goedkeuring (r. 190) wijst in dezelfde richting: apart verschijnende vliegende bladen bezitten deze doorgaans. Men zie slechts Guilliam van Nieuwelandt, Elegia Op de Doodt des Alderdoorluchtichsten ende Hooghgheboren Vorst Alberti..., Antwerpen, 1621 en de Nieuwe Tijdinghen van Abraham Verhoeven, beschreven in Bibliotheca belgica. Bibliographie générale des Pays-Bas. Fondée par Ferdinand van der Haeghen. Rééditée sous la direction de Marie-Thérèse Lenger, Bruxelles, 1964-1970, V, 472.

[pagina 79]
[p. 79]

Amodeo

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-37 f 1v: r. 38-81
  f 2r: r. 82-126 f 2v: r. 127-196

Inhoud

Au tres-Illustre & tres-Excellent Prince Don Amodeo ❘ de Sauoie, Marquis de S. Rambert, Cheualier ❘ de l'ordre de l'Annunciation. &c. ❘ ODE: (G2Rand Prince, s'il te plaist me prester ton oreille) (1-36). NEC ME QVIESCERE SINIT. DEVISE DE SON EXCELLENCE. (37). Aen den Deurluchtighen ende Hooghghebor̂en Vor̂st/Don ❘ Amodeo Van Sauoyen. Marquis van S. Rembert/ ❘ Ridder der Or̂dene van d'Annunciatie. ❘ ODE. (G3Helijck Apollo claer/in t'hemels rijck gheseten/) (38-69). M.LAvrA. (Dite mi di gratia, Sr. Dottor!à chi adrizza il Sr. Vander Noot questa Oda Brabanti) (70-98). IOAN. GIGAS SECVNDVS P.L. DE D. I VANDER NOOT BELGARVM POETARVM PRINCIPI. ❘ EPIGRAMMA. (P2Raesentis quae sint in carmine dona Poëtae) (99-108). G. DE QVARE A Mr Mr VANDER NOOT, SON BON AMI ET COVSIN. ❘ SONNET. (Q2Velle si enuieuse ou arrogante veine) (109-124). Anno. 1588. ❘ GRATIOR EST PVLCHRO VENIENS EX CORPORE VIRTVS. (125-126). In opera Diuini Vatis D.Ioannis Vander Noot, Heroici ❘ generis nobilitate, auratorúmque Equitum ordinis Stem- ❘ mate decoro, ac Vrbis Antuerpianae Patritio, ❘ Henricus Agricola Brechtanus. ❘ ODE. (H2Oratiano spiritu) (127-187). AEN DEN EDELEN Hr. Hr. I. VANDER NOOT. I.I. VANDER MAST. (A2L had' ick dr̂ymaels meer tonghen/dan op t'hoofdt haren/) (188-196)

Stent/Proprium

Bu Stent: 4 ODE: 14 inffuence 18 chosie 33 Acceptz 37 EXCELLENCE 187 in imitabile
Bi Stent: 64 deugdht 86-87 Gene- ❘ cale 70 LAvrA

Raamwerk

$r : DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT. [+paginatuur]
  in ↑1 ↓4 ←1 →4 =1
$ : LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. Sr. I. VANDER NOOT. [+paginatuur]
  in ↑2 ↓1 ←2 →3 =2

Signaturen en paginering

f 1r N2 109 [.]
f 1v   110.
f 2r   111.
f 2v   112.

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 140 Guyot (VPT,R 17); 120 Garamond; 96 Tavernier (VPT,R 22); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 80 Tavernier (VPT,T 29)

Watermerken

Briquet 1282 in ASB C31382 f 19 en 18 (contresigne), BKB II618387 f 6 en 1 (contresigne)

[pagina 80]
[p. 80]

Exemplaren

ASB C31382 f 18 en 19, BKB II618387 f 1 en 6

Aantekeningen

r. 127-187 is nazetsel ten opzichte van titelvel 1584-1585 en bepaaldelijk tegenover het exemplaar in AKAW G322.

Varianten:

titelvel amodeo AKAW G322
r. 19 AGRICOLA r. 130 Agricola Brechtanus AGRICOLA Brecht.
22 Notior, 134 notior  
  - 135 Noteus omni tempore. Nothaeús, imo Nóotheús,
23 est,   136 est.  
  - 137 Versus (Olympias docet) Versús vt Olympiados docet
24 faciat? 138 facit?  
25 aspirans lege 139 spirans lege.  
26 Tardo otiose tempore   -  
29 est 142 est,  
31 vin   144 vin'  
  Lucretium?   Lucretium,  
32 pauculos 145 pauculos?  
33 Buchanium, Prudentium.   -  
  - 146-151 nieuw  
34 ergò, Notior 152 ergo Noteus  
35 confidens, 153 confidens  
36 Constans 154 Constans,  
  iuuans   iuuans,  
37 eleuatior, 155 eleuatior.  
38 (Relegendus etenim saepiùs, 156 Legendus ergo saepius,  
39 Atque vacuo 157 Vacuo atque  
40 Nunquàm 158 Nunquam  
  otio   otio,  
41 penitùs 159 penitus,  
42 Censeq́ʒ 160 Sensimq́ʒ  
  pondere)   pondere  
43 Acriùs Hic 161 Acrius hic  
  est,   est.  
44 scatensque Gratia, 162 scatensq́ʒ gratia,  
45 Heroidum: 163 Heroidum,  
46 Deas   164 deas  
47 Vatum 165 vatum  
48 Nobilis 166 nobilis  
49 (Horatio, Notaeio) 167 Horatio Noteio  
51 omnia, 169 omnia.  
53 Canticorum 171 canticorum  
54 Dia sensibus 172 dia sensibus.  
55 (Cosmicaq́ʒ Mundus & Vxor est 173 Est mundus, Vxor Kosmica.  
56 Sacra, Florida, 174 sacra, florida,  
57 Prophanaq́ʒ (at honeste) simul:   -  

[pagina 81]
[p. 81]

58 Deo: 175 Deo.  
59 Primo locem soláue loco.   -
60 affectus 176 affectus,
63 benè 179 bene  
65 magè 181 mage  
66 intricatior, 182 intricatior.
68 est 184 est  

Afgezien van de auteurscorrecties is de reeds bestaande gedrukte kopij zeer getrouw gevolgd. Het gebruik der zintekens werd herzien en het getal der kapitalen ingeperkt. Aksanten komen in 1588 niet meer voor, behalve in -q́ʒ Slechts eenmaal komt in 1588 een afkorting voor, waar in 1584 dit woord voluit gezet is: scatensque (titelvel 1584-1585 r. 44) wordt scatensillustratieʒ (amodeo 162). Alle resterende orthografische bijzonderheden zijn overgenomen.

Aelmoesseniers

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-50 f 1v: r. 51-103
  f 2r: r. 104-154 f 2v: r. 155-195

Inhoud

Aen De Ee. VVyse ende Veursinighe Heeren ❘ Mijn Heeren de Aelmoesseniers van ❘ Antwerpen. ❘ Herman Bal. ❘ Iaspar Chaerles. ❘ Melchior vanden Cruyce. ❘ Ian vander Goes. (S3Oo ick onlanghs aensagh den grooten hoop der ermen/) (1-153). D. Michael Hetsroy Breugel, Canonicus Antuerpiensis vidit & admisit. (154). Aen Den E. VVysen ende seer Veursinighen Dauid Scho= ❘ liers/ oudt Aelmoessenier van Antwerpen. ❘ SONET. (S3Choliers die recht de Deughdt aenhanghen/ en heur leuen) (155-172). Aen Den E. VVysen ende seer Veursinighen Jan Scholiers ❘ medt sijn Br̂oeders. ❘ SONET. (G3Heluckigh moetmen v achten/vr̂oome Scholiren/) (173-189). EPIGRAMMA. (Die Phebums Pristers goedt/deught en vrindtschap bewijsen) (190-194). GRATIOR EST PVLCHRO VENIENS EX CORPORE VIRTVS. (195).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 14 (11) Onnaxaemheydt 28 (25) stoudt 29 (26) verghinh 180 (177) Sholiers 182 (179) alleynsknes
  Proprium: 2-7 Mijn Heeren de Aelmoesseniers van ❘ Antwerpen. ❘ Herman Bal. ❘ Iaspar Chaerles. ❘ Melchior vanden Cruyce. ❘ Ian vander Goes.
Bu(b) Stent: als in Bu(a)
  Proprium: 2-7 vervalt; in de plaats daarvan komt: Mijn Heeren de Aelmoesseniers Vertr̂oo ❘ sters/ende Bystaenders der ermen. ❘ SATYRA.
Hierdoor ontstaat een nieuwe Verdeling, waarvan men de cijfers binnen deze rubriek tussen ( ) leest:
2o, f 1r: 1-47 f 1v: r. 48-100
  f 2r: 101-151 f 2v: r. 152-192
Bi Stent: 68 (65) chryghdt 103 (100) Gotds 133 (130) vourseydt

[pagina 82]
[p. 82]

Raamwerk

$r: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT. [+paginatuur]
  in ↑ 1 ↓ 4 ← 1 → 4 =1
$v: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. Sr. I. VANDER NOOT. [+paginatuur]
  in ↑ 2 ↓ 1 ← 2 → 3 =2

Signaturen en paginering

f 1r Kk2 176.
f 1v   177.
f 2r   178.
f 2v   179.

Lettertype

Rom.: 80 Tavernier (VPT,R 26)
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 80 Tavernier (VPT,T 29)

Watermerken

Briquet 1282 in ASB C31382 f 94 en 95 (contresigne), BKB II618387 f 4 en 3 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 94 en 95 met Bu(a), BKB II618387 f 3 en 4 met Bu(b)

Aantekeningen

Staat Bu(a) is als zodanig onderkend dank zij het zetsel van de titel op f 1r. Deze regels zijn in Bu(a) keurig gecentreerd, maar niet meer in Bu(b); daarbij wekt de ongelukkige splitsing in Bu(b), r. 2-3 Vertroo ❘ sters de indruk een lapmiddel te zijn. Na het uitbreken van de namen (Bu(a), r. 4-7) is het teveel aan wit in Bu(b) onvoldoende gemaskeerd door het inlassen van SATYRA.

In beide staten merkt men een gerezen spatie in r. 25 (22).

Grammey

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-49 f 1v: r. 50-101
  f 2r: r. 102-152 f 2v: r. 153-239

Inhoud

Aen den E. VVysen ende seer Veursinighen Heere ❘ Mijn Heere Cor̂nelis Grammey. ❘ OLYMPIA. (Seght my toch Eerweerdigh Heer Leeraer/van wat saken spr̂eeckt mijn Heer vander Noot hier?) (1-8). ELEGIE. (G3Rammey! na dat my dunckt/soo moecht men in dees tyden) (9-101). Aen de E. VVyse ende Veursinighe Heeren. ❘ Ioncker Philips Van Lire. Pauvvels Vermeulen. Christiaen Claessens. ❘ ELEGIE. (N3A dat ick nv den lof van Grammey heb ghesonghen/) (102-152). Aen den Gheleerden VVysen ende veursinighen H. Mr. Jan ❘ Geuaerdts beschr̂yuer der Brabantscher Histor̂ien. ❘ SONET. (V3Erdinen sy te syn/gheloondt/gheeerdt/ghepr̂esen/) (153-169). [in margine] (Dees gheleerdt

[pagina 83]
[p. 83]

en deughde) (170-186). Aen de E. VVyse ende Veursinighe Heeren Jan de Poor̂ter. ❘ en sijn medt Br̂oeders. (N3A/dat ghy syt begaefdt/myn Vr̂inden/vanden Heere/) (187-216). [in margine] OLYMPIA. (En aen) (217-238). D. Michael Hetsroy, Breugel S. Theologie Licentiatus, Canonicus Antverpiensis vidit & admisit. (239).

Stent/Proprium

Bu Stent: 6 Eerweerdgihste 168 ghelycx 185 scrijft 185-186 Eerweerdi ❘ heydt 223a/Iderwyste 225 LEE
Bi Stent: 60 min( 73 denr 95 pleghe 112 Classen 144 eeen

Raamwerk

$r : DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT. [+paginatuur]
  f 1r in ↑ 1 ↓ 4 ← 1 → 4 =1
  f 2r in ↑ 2 ↓ 4 ← 2 → 3 =1
$v : LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. Sr. I. VANDER NOOT. [+paginatuur]
  f 1v in ↑ 1 ↓ 1 ← 1 → 4 =2
  f 2v in ↑ 2 ↓ 1 ← 2 → 3 =2

Signaturen en paginering

f 1r Kk1 274.
f 1v   275.
f 2r   276.
f 2v   281.

Lettertype

Rom.: 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon
It.: 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 80 Tavernier (VPT,T 29); 62 Parijs (VPT,T 43)

Watermerken

Briquet 1282 in ASB C31382 f 93 en 96 (contresigne), BKB II618387 f 2 en 5 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 93 en 96, BKB II618387 f 2 en 5

Aantekeningen

Wanneer grammey als laatste vel van de reeks PW 1588 gerangschikt wordt, dan gebeurt zulks op basis van een verstoring binnen de regelmaat van het raamwerk: doorheen amodeo en aelmoesseniers heerst een zelfde combinatie van deze elementen, die nog voorkomt in de buitenvorm van grammey, maar niet meer in de binnenvorm, waar de dekstukken en zijstijlen van plaats verwisseld zijn. Deze ordening wordt bevestigd door een correctie in de paginering: in aelmoesseniers, dat toch tot dezelfde katern behoort, is het honderdtal foutief; in grammey niet meer.

In een exemplaar van Alonso de Ulloa, Die Historie ende het leuen vanden Aldermachtichsten...Keyser Kaerle de vijfde van dien name, Thantwerpen, 1570 (GUB Hi3498) is de ontbrekende titelbladzijde vervangen door f 1 en 2 van Die Nieuwe Chronijcke van Brabandt, Thantwerpen, 1565, een werk dat pas na Die Historie in dit convoluut ingebonden is. Op f +3v van Die Historie, onder een lofdicht van Cornelis van Ghistele, is een fragment van grammey geplakt, (87,5 (89) bij 157 (159) mm),

[pagina 84]
[p. 84]

en wel het lofdicht voor Gevaerdts. Zou deze laatste het in zijn exemplaar van Die Historie ingeplakt hebben? Het convoluut is blijkens een achteraan toegevoegd vliegend blad pas samengesteld na 1588.

Samenhang PW 1588

Behalve in vveerdt 1588 komen in elk van deze vellen paginatuur en/of signatuur voor, die dan ook opvallende kenmerken zijn van deze groep PW als geheel. Nochtans is het fragmentarisch karakter van deze elementen niet het resultaat van een gebrekkige bundeling der bestaande vellen, maar wel een getuigenis van de oorspronkelijke conceptie van de auteur bij het begin van deze nieuwe reeks. Sommige paginanummers vergen verbetering; de juiste optelling is dan ook als volgt:

titelvel 1588 grammey correctie
f 1r titelpagina   f 1r Kk1 p. 274  
f 1v p. 1   f 1v p. 275  
f 2r p. 2   f 2r p. 276 280
f 2v p. 3   f 2v p. 281  

amodeo aelmoesseniers
f 1r N2 p. 109   f 1r Kk2 p. 176 276
f 1v p. 110   f 1v p. 177 277
f 2r p. 111   f 2r p. 178 278
f 2v p. 112   f 2v p. 179 279

roy slotvel
f 1r Hh2 p. 260   Geen signaturen noch paginering
f 1v p. 261  
f 2r p. 262  
f 2v   p. 263  

Vóór alles blijkt hieruit dat het Van der Noots bedoeling geweest is, per signatuur een groep van twee folio's in vieren te reserveren, getuige Kk1 en Kk2. Hiermee is de paginering in overeenstemming: N2r is p. 109, zodat [N1r] p. 107 worden zou. Telt men op deze manier verder terug, dan bereikt men [A1r] op p. 11. Het titelvel eindigt evenwel op p. 3. Dit betekent dat er tussen het titelvel en [A1r] nog plaats zou moeten zijn voor een katern, bestaande uit twee, nu ongesigneerde vellen, die als voorwerk zouden dienst doen. Toch ontbreekt daarvoor één eenheid bij de paginering, zodat wij [A1r] dan zouden moeten gelijkstellen met p. 12. Hiertegen kan weinig bezwaar zijn, want uit de bewaarde bladen merkt men dat de paginering vrij slordig is. Voeg daarbij dat de persoon, die de paginatuur aangebracht heeft, net dezelfde theoretische optelling als wijzelf heeft moeten maken.

Voor de tweede reeks met dubbel alfabet moet men een parallelle constructie opbouwen. Hh2, ingevouwen in [Hh1], begint op p. 260. Dus zou [Hh1r] p. 258 en [Gg1r] p. 250 zijn. Zo terugtellend bereikt men [Aa1r] op p. 202. De voorgaande reeks signaturen telt drieëntwintig enkelvoudige letters. Deze reeks omvat dan 23 x 8 = 184 pagina's, waarbij nog acht blz. voorwerk en drie blz. van het titelvel moeten geteld worden, wat in totaal 195 pagina's uitmaakt. Dus eindigt [Z4v] op p. 195. Hoe nu de kloof tussen [Z4v ] (p. 195) en [Aa1r] (p. 202) te overbruggen? Deze zeven pagina's komen overeen met één titelvel (niet-gepagineerde titelpagina + drie blz.) en een vel als voorwerk; evenwel moet men dezelfde rectificatie als in de eerste groep aanbrengen, te weten één eenheid bijtellen. Geen moeilijkheden zijn er bij de verbinding tussen Hh2 en Kk1. [Hh4v] zou het nummer p. 265 dragen, [Ii4v] het nummer p. 273, waarop Kk1r met p. 274 mooi aansluit.

Het slotvel voert signatuur noch paginatuur omdat het steeds bedoeld was als sluitstuk van een bundel PW, ongeacht het aantal vellen.

De voorafgaande cijfering blijft in feite een louter theoretische uiteenzetting om het correct samengaan van signaturen en paginering te verduidelijken. Heel wat moeilijker blijkt het, deze gegevens te

[pagina 85]
[p. 85]

integreren in de gedrukte realiteit. VermeylenGa naar voetnoot1 meende nog dat deze vellen de schaarse restanten waren van een ooit volledig gedrukte, imposante verzameling met collatieformule ten minste A-2K4. Dit is ten enenmale onmogelijk: in dit geval zouden de achtentwintig vellen, die binnen een periode van vijf jaar bij Van den Rade gedrukt werden, plots uitgebreid worden tot een geheel van ten minste zesenzestig vellen, dat voor het overgrote deel spoorloos verzwonden is - en dit in tegenstelling tot de oudere en kleinere verzameling uit 1580-1585. Voorts zou Vermeylens argwaan toch moeten gewekt zijn door het feit dat hij in het Brusselse exemplaar (BKB II618387) geen andere vellen aantrof dan in de Leuvense bundel.

WillemsGa naar voetnoot2 daarentegen noteert deze verdachte eentonigheid: ‘Il est curieux que ce soient toujours ces mêmes pages que l'on retrouve partout, et nous sommes en droit de nous demander si Vervliet a jamais achevé son impression’. Hij vermoedt dat de resterende plaatsruimte kon voorbehouden blijven voor reeds bestaande edities van CB/Abr en LvB ‘[...] tous ouvrages du même format et qui ont ensemble environ 250 pages [...] Ces oeuvres ne sont point paginées, de sorte qu'on pouvait y ajouter une pagination à la main’. Deze constructie is een totale miskenning van de werkelijkheid, want CB/Abr en LvB hebben niet hetzelfde formaat als de PW 1588 en zijn overigens wèl gepagineerd! Ik meen dat Van der Noot door het inlassen van deze signaturen de volgende twee doelstellingen nagestreefd heeft:

1)het karakter van de PW als een volwaardige verzameling poëzie in boekvorm te handhaven, en dit in tegenstelling tot andere verspreidingsmogelijkheden van soortgelijk werkGa naar voetnoot3.
2)een zekere ordening in te voeren door het gebruik van enkele (b.v. N2) of dubbele signaturen (b.v. Hh2). De eerste groep kon voorbehouden blijven voor hoogadellijke heren en/of voor een meer internationaal publiek: inderdaad vinden wij alleen in amodeo (N2) Franse poëzie van Van der Noot, Franse en Latijnse lofdichten te zijner ere, evenals een Italiaanse commentaar bij zijn verzen. De drie vellen met dubbele signatuur zijn daarentegen uitsluitend gevuld met Nederlandse teksten, en richten zich even exclusief tot Antwerpse particulieren. Kon dan deze tweede reeks niet voor zijn onmiddellijke omgeving, in casu voor het stedelijk patriciaat bestemd zijn?

Zeker is alleszins, dat de signaturen geen aansluitende volgorde van het drukken der aparte vellen waarborgen: roy (Hh2) is niet nà amodeo (N2) en vóór aelmoesseniers (Kk2) gedrukt, maar wel nà vveerdt 1588 en vóór amodeo! Ook het toekennen van de kerkelijke goedkeuring aan roy, aelmoesseniers en grammey afzonderlijk wijst er op dat elk van deze vellen als een aparte eenheid aan de censor librorum werd voorgelegd.

Onopgelost blijft waarom nu juist deze letters als signaturen uitgekozen werden. Dit zelfde probleem is reeds ter sprake gekomen bij de laatste vellen in 1584 (goossenius, poetov), waar de signaturen H en I even onverwacht opduiken. De samenhang in deze groepen folio's in vieren uit Van den Rades produktie is toch hechter dan in Kk4: in poetov loopt de tekst gewoon door binnen dezelfde opening, van f H1v op f H2r, en dit in tegenstelling tot aelmoesseniers (Kk1) en grammey (Kk2). Wel wijst het voorkomen van dit zelfde procédé, zowel bij Vervliet als bij Van den Rade op één initiatiefnemer, Van der Noot zelf. Bij eventuele aangroei der PW liet dergelijk soepel systeem natuurlijk steeds toe, de nieuwe vellen hetzij voor, hetzij na de reeds bestaande bladen in te lassen.

[pagina 86]
[p. 86]

1589

s'Conincx

Gallo

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-56, 170-185, 297-312
  f 1v: r. 57-116, 186-244, 313-372
  f 2r: r. 117-169, 245-296, 373-432
  f 2v: r. 433-528

Inhoud

Houwelijck-Sangh/op het Hoogh-tijdt van den En. Vvijsen ❘ ende veursichtighen He. Sr. Antonio Gallo Salamanca. Ende ❘ Jouffrou' Johanna Coucke. ❘ EPITHALAMEON. ❘ (V3Erde zeer wijdt van hier/na Plutons dr̂oeue rijken/) (1-40). Marfira? (Sr. Que versos) (41-169). Lavra. (Che verse sono quelle?) (170-296). Cassandre. (Quelz vers) (297-425). (A3Pollo was by na wt dees Landen veriaeght/) (426-431). Q.G.H. TOT DEN EDELEN HEERE, MYN HEER IAN VANDER NOOT. ANAGRAMMA. (432). Aenden En. Vvijsen ende veursinigen Jr. Gregor̂io del Plano/ ❘ Superintendent ende Dijc-graue generael voor̂ zijne Mat. ouer de ❘ gheinundeerde Landen in Br̂abant ende Vlaenderen / langhs ❘ de Riuiere vander Schelde. ❘ SONET. (D3E beleeftheydt/de Deughdt/en de ghunste vol trouwen/) (433-451). Marfira. (Diga lo en Espai-) (452-473). Lav. (Dite me questo in Italia-) (474-495). Cas. (dicte nous cela en Fran-) (496-517). Ionc. Iacob vander Mast, den gunstighen Heeren ende Iongh-vrouwen. ❘ Epigramme. (A2L had' Hor̂atius/oft Pindarus verheuen/) (518-527). Aper aspera querit. Tempera te tempori. Amore & Prudentia. 1589. (528).

Stent/Proprium

Bu Stent: 45 del- 47-48 se- ❘ posa 56-57 conse- ❘ mente 475 Il 528 Aper
Bi(a) Stent: 287 virtussissimo 295-296 ho- ❘ re 376-377 touterel- ❘ les
  Proprium: 431 haer fray na-Vader
Bi(b) Stent: als in Bi(a)
  Proprium: 431 haer na-Vader

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  f 1r in ↑4 ↓5 ←5 →6 =3
  f 2r in ↑4 ↓5 ←6 →5 =3
$v: DE POETICSCHE WERKEN VAN MIIN HEER Hr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓6 ←7 →8 =4

Lettertype

Rom.: 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Garamond; 52 Granjon; : 1,3 Haultin
It.: 80 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 72 Van den Keere (VPT,T 40)

Watermerken

Variant van Briquet 10566-10569 in ASB C31382 f 43, MPM R44.4 f 22, BKB VH 23887 f 24,

[pagina 87]
[p. 87]

BKB VH23889 f 45, GUB R570(1) f 24 en 23 (contresigne), GKB 1703A9 f 13, TKL 48E2 f 18 en 19 (contresigne)

Exemplaren

MPM R44.4 f 21 en 22 met Bi(b), ASB C31382 f 42 en 43 met Bi(b), BKB VH23887 f 24 en 25 met Bi(b), BKB VH23889 f 45 en 46 met Bi(b), GUB R570(1) f 23 en 24 met Bi(b), GKB 1703A9 f 12 en 13 met Bi(a), TKL 48E2 f 18 en 19 met Bi(b), WHAB Lp4o f 27 en 28 met Bi(b)

Aantekeningen

De cijfers van de verdeling kunnen niet doorlopend zijn per blz., omdat de lengte van de teksten de plaatsruimte, geboden door de beginpagina, te buiten gaat. De parallel geplaatste parafrasen zijn achtereenvolgens apart genummerd. Bij eventuele telling per blz. is een dwarsdoorsnede dan ook onvermijdelijk. Dit zelfde systeem wordt, indien nodig, in de volgende vellen stilzwijgend toegepast.

De wijziging in de binnenvorm bij de overgang van (a) naar (b) wordt vereist door het metrum, en is dus typische auteurscorrectie.

De buitenvorm is eerst gezet. Pas wanneer men aanvaardt dat de binnenvorm als laatste ontstaan is, wordt de zetfout in r. 56-57 begrijpelijk; in r. 185-186 en 312-313 worden de woorden conseque- ❘ mente en conseque- ❘ ment zo gesplitst, dat het eerste stuk op f 1r staat en de rest in de binnenvorm. In de Spaanse tekst staat op f 1r enkel in r. 56 ‘conse-’, en op f 1v in r. 57 de uitgang ‘mente’, zoals in het Italiaans. Het ontbreken van een lettergreep in het Spaanse woord is vermoedelijk te wijten aan de plaatsing van de formaatsignatuur enkel in de laatste kolom, d.i. in de Franse tekst. Een verder bewijs van de prioriteit van de buitenvorm vinden wij in de toestand van het raamwerk in TKL: de linkerhoek van het dekstuk is daar op f 1r (=Bu), hoewel flauw geïnkt, toch nog volledig aanwezig, wat in alle controleerbare exemplaren van de binnenvorm niet meer het geval is.

Bij de overgang van de buiten- naar de binnenvorm zijn de twee zijstijlen op f 2r onderling van plaats verwisseld.

In alle exemplaren begrenzen staafjes de zijkanten van de sokkels.

gallo neemt een aparte plaats in onder de PW, gedrukt door s'Conincx in 1589, juist door het gebruik van deze welbepaalde omlijstingen: zij bestaan stuk voor stuk uit nieuwe elementen, die in de toekomst enkel door Vervliet gebruikt worden; zie blz. 68.

In de italiek 80 Granjon komen letters in romein voor aan het hoofd van de italiek, d.i. in exponentstelling.

MPM, ASB, BKB VH23887, BKB VH23889 en GKB hebben dezelfde variant van Briquet 10566-10569: een onduidelijk getekende leeuw in een cirkel. GUB en TKL bezitten daarentegen een leeuw van hetzelfde formaat, doch zonder cirkel errond, en met een contresigne, niet opgenomen in Briquet: een zon met twaalfpuntige stralenkrans, (24 mm diameter).

1589-1590

Vervliet

Titelvel 1589-1590

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-10 f 1v: r. 11-132
  f 2r: r. 399-435 f 2v: r. 436-445

[pagina 88]
[p. 88]

Inhoud

[binnen titelhoutsnede; zie Aantekeningen] DE ❘ POETICSCHE VVER- ❘ KEN VAN MYN HEE= ❘ RE VANDER NOOT. ❘ LES OEVRES POE- ❘ TIQVES DV Sr. IAN ❘ VANDER NOOT. ❘ T'antvverpen, ❘ By Daniel Vervliet. ❘ 1589. (1-10). [onder aanvullende houtsnede; zie Aantekeningen] DEFICIET NVNQVAM GENEROSO IN PECTORE VIRTVS. ❘ [vignet] ROSINA.(Wilt vns doch nuhn) (11-73). [vignet] cassan. (declaires nous Sr.) (74-132). [binnen kader met arabesken, binnen architectonische omlijsting; zie Aantekeningen] D. Gherardus Goossenius/Philosophus/en ❘ Medicus/van myn Heer Vander Noot/tot den Leser. ❘ ODE. (C2Ompt liefhebbers der Deughdt die in goy konstē groydt) (399-425). Mr. Jan de Maes op d'Beeldt van den Poet. ❘ ODE. (D'ooghen/d'oor̂en/den mondt/t'haer/ wanghen en den baerdt/) (426-435). [onder houtsnede, binnen kader met arabesken, binnen architectonische omlijsting; zie Aantekeningen] CLIO. (Dulce Dei cantat laudes, & numina Regis,) (436-445).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: [in sprekende regel voor 436] TEMPERI [in sprekende regel na 445] TMEPERA
  Proprium: 10 1589.
Bu(b) Stent: als in Bu(a)
  Proprium: 10 1590.
Bi Stent: 23 Latieniern 28 begrieffent 33 am 45 werdem 49 spachen 50-51 zeu= ❘ nus 82 q'uil 87 seulemnet 89 DOC 93 Contemplation: [in sprekende regel voor 399] TEMPERI 404 schon 422 smaddighh [in sprekende regel na 435] TMEPERA

Raamwerk

f 1r-v: DEFICIET NVNQVAM GENEROSO IN PECTORE VIRTVS.
  f 1v in ↑5 ↓1 ←7 →5 =5
f 2r-v: [in fries] TEMPERA TE TEMPERI.POST TENEBRAS SPERANS LVCEM. POST NEBVLA PHOEBVS.
  [in onderbouw] TMEPERA TE TEMPORI. LABORE ET INDVSTRIA, AMORE ET PRVDENTIA.
  [in sokkel] MAGNANIMOS FORTESQVE BEAT SINE CRIMINE VIRTVS.
  in ↑3 ↓3 =6

Lettertype

Rom.: 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 65 Granjon
Text.: 115 Frans (VPT,T 12); 80 Tavernier (VPT,T 29); 62 Parijs (VPT,T 43)

Watermerken

Variant van Briquet 10566-10569 in BKB VH23887 f 4 en 1 (contresigne), GKB 1703A9 f 1 en 4 (contresigne), LUB 1500A48 f 1 en 4 (contresigne), TKL 48E2 f 4 en 1 (contresigne)

Exemplaren

BKB VH23887 f 1 en 4 met Bu(b), GKB 1703A9 f 1 en 4 met Bu(a), LUB 1500A48 f 1 en 4 met Bu(b), TKL 48E2 f 1 en 4 met Bu(b), WHAB Lp4o f 1 en 4 met Bu(a)

Aantekeningen

De titelhoutsnede vertoont geen wijzigingen meer tegenover de toestand in 1588. De aanvullende houtsnede (33,5 bij 176 mm) stelt een plaveisel in perspectief voor, dat dienst doet als voorplein

[pagina 89]
[p. 89]

bij de triomfboog. Deze inlassing is vereist door de grotere zetspiegel sinds 1589. Wij weten reeds dat de zijstijlen in dit jaar vervangen worden door langere items (zie blz. 68). De omlijstingen op f 2r-v volgen getrouw het patroon van titelvel 1588. Het kader met arabesken stamt weer uit het illustratiemateriaal van de Keulse edities, Stammbuch en Theatrum. Het lijstwerk op f 2r (206,5 (205) bij 117 mm) verschilt zowel van zijn soortgenoot op f 2v (205 bij 116 mm) als van de lijst in titelvel 1588Ga naar voetnoot1. Wel is in deze drie gevallen de noodzakelijke aanpassing aan het folioformaat op dezelfde manier uitgevoerd, als reeds vermeld in titelvel 1588. De enige verdere aanwinst op f 2 tegenover 1588 bestaat uit de twee blokjes (18 bij 19,5 mm), die als rustiek fundament onder de composiete zuilen geschoven zijn (totale hoogte: 223 mm), dit om het omsluitende architecturale kader eveneens aan de grotere afmetingen der PW aan te passen.

De twee kleine vignetten in houtsnede, voorstellende Rosina (31 bij 28 mm) en Cassandre (33 bij 27 mm) in profiel afgebeeld, zijn nieuw.

Het portret op f 2v is identiek met de houtsnede in het Epitalameon; zie Smit-Hellinga, 4.

In de sprekende regel op f 2r is in VIRTVS de VS gezakt, wat niet het geval is op f 2v.

In r. 132 staat het punt na ‘personages’ in GKB en LUB nog op de hoogte van de staart van de g in dit laatste woord; overal elders is dit zinteken naar het voetstuk gezakt.

In r. 122 ‘quilz’ blijft van de 1 enkel in TKL nog een stipje bovenaan.

In r. 417 is het punt na verryken nog zichtbaar in LUB, TKL, WHAB.

Na LVCEM in de sprekende regel in de fries op f 2r is gerezen wit zichtbaar in BKB, TKL, WHAB.

Het niet verbeteren van de drukfouten in de sprekende regels op f 2r-v in fries en sokkel kan er op wijzen dat dit zetsel niet losgekooid is.

Het watermerk is hetzelfde als de variant in gallo, exemplaar GUB R570(1); voor de beschrijving zie men dan ook aldaar.

Leiua

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-51, 80-102, 132-154
  f 1v: r. 52-79, 103-131, 155-261
  f 2r: r. 262-312, 370-378, 436-444
  f 2v: r. 313-369, 379-435, 445-502

Inhoud

Aen den Deurluchtighen ende Hoogh-ghebor̂en Vor̂st/ ❘ Don Anthonio de Leiua/Pr̂ince van Asculi/ Hertogh ❘ van Terra-Noua.&c. ❘ ODE. (M3Erkende (machtigh Vor̂st) in Vor̂sten oft in Heeren) (1-28). Cassandre. (Le Prince) (29-79). LAVRA. (Il Principe d'Ascu) (80-131). Marfira. (El Principe Da) (132-182). (Quelques Princes puissans pour sacrer leur memoire,) (183-198). doc. (Muy biẽ dize, pues el se) (199-219). (Et poi il Sr. vander noot, repe) (220-240). doC. (Tresbien dict puis le) (241-261). Aen den Deurluchtighen ende wel-ghebor̂en Vor̂st/ ❘ Don Rodrigo Silua. Hertoch van Pastrana. ❘ ODE. ❘ STROPHE. (N3Jet teghenstaende (Vor̂st) dat deurgaens alle menschen) (262-303). marfira: (A quien escriue el) (304-369). LAVRA. (A chi schriue il) (370-435). cass. (A qui adresse le Poete) (436-501). Mieux font les Vers les grands Seigneurs reniure, Que leurs Pallais, ou medailles de quiure. (502).

[pagina 90]
[p. 90]

Stent/Proprium

Bu Stent: 24 bestrydeu 40 Espaigne: 51 subijt [sprekende regel f 1r] EVVRES MONSIVR 151 (o 384 Aauaritia 450-451 A- ❘ uaricc 455 d'ux 485 qne 502 reniure
Bi Stent: 116 (i 131 II: 156 lor 157 tee 159 flueue 167 de 172 personnages) 176 etertelle 185 merbre 188 Quelques 196 quil 241 doC 287 beradeu 375-376 illussi ❘ mo 377 generalmente) 440 dict)

Raamwerk

f 1r: LES EVVRES POETIQVES DE MONSIVR VANDER NOOT.
f 2r: LES OEVVRES POETIQVES DE MONSIEVR VANDER NOOT.
$r in ↑ 4 ↓ 5 ← 7 → 6 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT.
  in ↑ 5 ↓ 6 ← 5 → 8 =5

Lettertype

Rom.: 96 Tavernier (VPT,R 22); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 80 Tavernier (VPT,T 29)

Watermerken

Variant van Briquet 10566-10569 in BKB VH23889 f 20 en 19 (contresigne), GKB 1703A9 f 6 en 7 (contresigne), TKL 48E2 f 15 en 14 (contresigne). Andere variant van dezelfde groep in ASB C31382 f 20

Exemplaren

BKB VH23889 f 19 en 20, ASB C31382 f 20 en 17, GKB 1703A9 f 7 en 6, TKL 48E2 f 15 en 14

Aantekeningen

De buitenvorm is als eerste gedrukt, want in de sprekende regel zijn de zetfouten van f 1r verbeterd op f 2r. De oudste exemplaren van deze buitenvorm zijn GKB en TKL, en wel om de volgende redenen: in r. 31 ‘appellé’ is de eerste 1 nog best zichtbaar in GKB en TKL. In r. 337 ‘fornicacion,’ is de komma nog zichtbaar in GKB, TKL en ASB. In r. 416 accōpaignan = is de i nog zichtbaar in GKB en TKL. In r. 420 Sr bevindt de r zich nog in exponent-stelling in GKB, en staat op dezelfde hoogte als de S in TKL; elders is zij meer gezakt. In 470 ‘semblables’ ziet men de s nog gedeeltelijk in GKB en TKL. In r. 478 ‘modeste’ ten slotte merkt men de st nog het best in TKL; in GKB rest nog een flauwe afdruk van s, niet meer van t.

In de romein 80 Tavernier wordt wel eens gebruik gemaakt van P in klein kapitaal: 210, 255, 256, 350. Onderkastletters in romein komen voor in exponent-stelling bij kapitalen van de italiek 80 Tavernier: 122, 223, 420.

Het watermerk in BKB, TKL en GKB stemt overeen met gallo in GUB R570(1); voor de beschrijving zie men dan ook aldaar. De variant van dezelfde groep in ASB bestaat uit de leeuw in een cirkel zoals in de resterende exemplaren van gallo.

Slechts in BKB is het vel zó gevouwen, dat het gedicht voor Antonio de Leiva op f 1r staat. In alle andere exemplaren komt dit op p. 3 terecht. Nochtans is de schikking van BKB als definitief aanvaard, omdat r. 25 als aankondiging van de ode aan Silva kan beschouwd worden.

[pagina 91]
[p. 91]

Daems

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-86, 137-148, 199-210
  f 1v: r. 87-136, 149-198, 211-275
  f 2r: r. 276-365, 398-409, 442-453
  f 2v: r. 366-397, 410-441, 454-535

Inhoud

Aen den E. VVijsen/ende Veursinighen Peeter Daems ❘ en Joncvrou Jsabella de Witte. ❘ ODE. (D2Aems om t'gheldt dat de mēschē hāghē) (1-19). marf. (Declara nos esta Oda) (20-32). LAVRA. (Dechiarate noi) (33-45). cassan. (Declare nous ceste) (46-58). Aen den E. wijsen ende Veursinighen Sr. Cor̂nelio de VVitte. ❘ SONET. (D3E Witte, soo/onder dornen en bloemen) (59-74). marf. (A quien escriue el Poeta) (75-136). LAVRA. (A chi schriue il) (137-198). Cas. (a qui ecrit le Poēte, ce Sō) (199-260). (Me blame qui voudra pour estre trop honneste,) (261-274). GRATIOR EST PVLCHRO VENIENS EX CORPORE VIRTVS. (275). Aen den E. VVijsen ende Veursinighen Antonio Van Sor̂ck ❘ ende Jonghvrou Isabelle Becanns. ❘ ODE. (O3 Wat deughdt en wat eere) (276-298). marfi. (Que trata el Poēta?) (299-311). LAVRA. (Che cossa tra-) (312-324). cass. (Quelle chose traicte) (325-337). Aen dē E. VVijsen en̅ Veursinighē Sr. Fernādo Hellemans. ❘ SONET. (T3Jen-duysent/ Liefden reyn/en niet min Deughden schoone) (338-353). Mar. (Haga me por merced, vn) (354-397). LAVR. (Fa me, de gracia!) (398-441). Cass (Fay moy aussi vn peu la) (442-485). (Contemplant ta vertu, & ta vie modeste) (486-513). (O amor lleno de loor honesto,) (514-520). (O Amore lodeuole! honnosto) (521-527). (O Amour laudable! Honneste) (528-534). D. Michael Hetsroy, Breugel S. Theologiae Licentiatus, Canonicus Antverpiensis, vidit & admisit. (535).

Stent/Proprium

Bu Stent: 8 Mar 83 cass. 145-146 al ❘ tre 206 Mufique [sprekende regel f 1r] NOoT 414 ornameuto 438 Vauder 455 yeu 460 troue 474 Far 492 aultre, 499 maii 507 suiuat 509 acquel 510 dagereux 513 euiton, 521 honnosto
Bi(a) Stent: 101 propias 175 Sr. 175-176 Pe= ❘ prarcha 220-221 sesle ❘ nātz 255 Petarque 277 Becanns 309 embie 352 hext 403-404 Enomora ❘ ta 442 Cass 446 Anuers)
Bi(b) Stent: als in Bi(a), behalve 277
  Proprium: 277 Becanus

Raamwerk

f 1r: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOoT.
f 2r: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
$r in ↑ 5 ↓ 5 ← 6 → 8 =5
$v: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑ 4 ↓ 6 ← 5 → 7 =6

Lettertype

Rom.: 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
lt.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 80 Tavernier (VPT,T 29); 72 Tavernier (VPT,T 39); 62 Parijs (VPT,T 43)

[pagina 92]
[p. 92]

Watermerken

Variant van Briquet 10566-10569 in BKB VH23887 f 30, BKB VH23889 f 33 en 34 (contresigne?), GUB R570(1) f 26, GKB 1703A9 f 15, AMVC N431 f 1, TKL 48E2 f 21

Briquet 8082 in ASB C31382 f 29

Exemplaren

ASB C31382 f 32 en 29 met Bi(b), BKB VH23887 f 27 en 30 met Bi(a), BKB VH23889 f 33 en 34 met Bi(a), GUB R570(1) f 26 en 29 met Bi(a), GKB 1703A9 f 15 en 14 met Bi(b), TKL 48E2 f 21 en 22 met Bi(a), WHAB Lp4o f 26 en 29 met Bi(a), AMVC N431 (1574) f 2 en 1 met Bi(a)

Aantekeningen

De buitenvorm is voor de binnenvorm gedrukt, want de drukfout ‘NOoT’ in de sprekende regel op f 1r is verbeterd op f 2r. BKB VH23889 behoort tot de oudste exemplaren van deze buitenvorm: in r. 49 ‘vers,’ is de komma verdwenen in ASB, AMVC en GKB, terwijl enkel een flauwe afdruk rest in de overige exemplaren; in r. 201 Sr is de r in alle andere exemplaren gezakt; hetzelfde is gebeurd met de laatste letter in r. 422 bellesse.

De oudste exemplaren van Bi(a) zijn GUB en TKL: in r. 185 Sr staat de r nog op exponent-hoogte; in r. 277 Becanns is de B nog onbeschadigd.

In de romein 80 Tavernier komt een niet aangepaste x voor in r. 330, 333. In de textura 62 Parijs staat in r. 422 een J van 72 Tavernier.

De variant van Briquet 10566-10569 is deze met de cirkel rond de leeuw; zie gallo. Het mogelijk contresigne in BKB VH23889 f 34 is een M.

De kerkelijke goedkeuring in r. 535 slaat niet enkel op dit vel, maar kan eveneens bedoeld zijn voor de reeds gedrukte produktie van 1589.

Titelvel 1589-1590; Leiua; Daems

Deze drie vellen vormen geen coherente groep, want het raamwerk is telkens opnieuw geconstrueerd, zodat uiteraard ook spelling en zetsel van de twee sprekende regels telkens verschillen. Enkel het gemeenschappelijk watermerk wijst op een zekere gelijktijdigheid. De plaatsing van daems als laatst gedrukte vel wordt hierdoor ook bevestigd: alleen hier duikt een elders niet voorkomend filigram op.

1589-1590

s'Conincx

Perrenot

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-86 f 1v: r. 87-155
  f 2r: r. 156-250 f 2v: r. 251-335

Inhoud

A MONSIEVR, MONSS. FREDERICQ ❘ DE GRANVELLE PERRENOT. CHEVALIER, ❘ baron de renaix, seignevr de champagney, &c. ❘ Chef des Finances de sa Mate. & pour icelle Gouuerneur des Cité, ❘ Ville, Marquesat, & Territoire, d'Anuers, & c. ❘ ODE. (V2Ous ayant veu, pour vostre noble

[pagina 93]
[p. 93]

coeur,) (1-142). E. DE VVALCOVRT A MON S Sr. ❘ VANDER NOOT. (L2Ors que ton oeil voit quelque vertu rare) (143-154). DEFICIET NVNQVAM GENEROSO IN PECTORE VIRTVS. (155). A MONSr. Mr. PIERRE D'OVDEGHERSTE. ❘ ODE. (T2Out ce, Mōsieur! que l'hōme faict au mōde) (156-205). Mar. (Que dize la Sa. Cassan-) (206-217). Lav. (Che dice Ma. Cassandra?) (218-228). Cas. (O que le Poëte dict biē?) (229-240). (Sus, non ingrats successeurs,) (241-249). (Dont meritez de n'auoir moindre gloire, Que ceux qui ont par les armes victoire.) (250). A MESSIEVRS IEAN MOERENTORF, ❘ FRANCOIS GRAVELINGH, GILLIS BEYS, PIERRE ❘ MOERENTORF, ET IEAN SPIRINC, BEAVX FILZ DE FEV ❘ Mr. Christophre Plantin, Imprimeur premier du Roy. ❘ COMPLEINTE DE CALLIOPE. (M2es chieres Seurs tresbelles!) (251-335).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 33 froutz 75 eu 259 Matriste 281 domiable 320 millieure
Bu(b) Stent: als in Bu(a) behalve 75
  Proprium: 75 en
Bi Stent: 142 Dont

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑1 ↓1 ←9 →10 =7
$v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑2 ↓4 ←11 →12 =8

Lettertype

Rom.: : 9,5; : 6,8 Granjon; 130 Garamond; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Garamond; 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 95 Granjon; 80 Granjon

Watermerken

Variant van Briquet 10566-10569 in ASB C31382 f 51 en 46 (contresigne), BKB VH23887 f 17 en 20 (contresigne), GUB R570(1) f 19 en 18 (contresigne), GKB 1703A9 f 9 (contresigne), TKL 48E2 f 9 en 12 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 46 en 51 met Bu(a), BKB VH23887 f 17 en 20 met Bu(a), GUB R570(1) f 18 en 19 met Bu(a), GKB 1703A9 f 9 met Bu(a), TKL 48E2 f 9 en 12 met Bu(b)

Aantekeningen

De opeenvolging van Bu(a) en (b) wordt bevestigd door de u in r. 270 Connus: in GKB is deze nog heel, in TKL en ASB is de linker schacht afgebroken.

In alle onafgesneden exemplaren zijn de twee staafjes aan weerszijden van de sokkels nog aanwezig.

In r. 218 is bij de italiek 80 Granjon gebruik gemaakt van romein als exponent; zie eveneens gallo.

Het watermerk is nog steeds de klimmende leeuw met geknoopte staart en een zon als contresigne; zie gallo in GUB R570(1).

[pagina 94]
[p. 94]

Catanio

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-38 f 1v: r. 39-79
  f 2r: r. 80-162 f 2v: r. 163-208

Inhoud

SVR LES MAGNIFIQVES NOPCES DV ❘ Sr. AVRELIO CATANIO GENTIL-HOMME GE- ❘ NEVOIS. ET M11e. AVRELIA SPINOLA, FILLE illustratieV Sr. ❘ IEHAN BAPTISTA SPINOLA. CONSVL DE LA NOBLE NATION ❘ Geneuoise, en Anuers. ❘ EPITHALAME. (A3 Ce matin, ce pendant que l'Aurore) (1-69). Dottor. (veramente, Erato a ragione de dire che oigni speze, di banquetti & alre prodigalità) (70-73). (Credete voi, che Cesare, ò Marcello,) (74-79). A MON Sr. Mr. MICHIEL DE CASTRO ❘ CAPITAINE D'VNE COMPAIGNIE D'ALLEMANS, ❘ sovbs le regiment de Ferdinando gonzaga. &c. (A2V son de la trompette) (80-178). Jonker Jacob vander Mast Aen den Poet. (E2Del Heer' vander Noot/vercierdt medt Deught en Eer) (179-187). Sonnetto a Dante. (S2Pirto diuin, di cui la bella Flora) (188-202). D2Oc (Mr. Iacob vander Mast dice al' Poëta: Generoso Sr. vander) (203-208).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 182(183) spr̂ekeu
  Proprium: 180(181) Eer
Bu(b) Stent: nihil
  Proprium: 180(181) Eere 182(183) spr̂eken
Bi(a) Stent: 47 Spinala 70(71) alre 76(77) incunde 85(86) voir 116(117) ponr 132(133) fut 140(141) factz 146(147) comfort loethes. 162(163) chaut
  Proprium: 67(68) souhaitent 87(88) Tes
Bi(b) Stent: als in Bi(a), behalve 146(147), maar na r. 49 schuiven alle nummers één eenheid op. Dit tweede cijfer staat in het voorgaande deel van deze rubriek tussen () naast het oorspronkelijk.
  Proprium: na r. 49 is een ten onrechte vergeten vers ingelast 68 souhaiter 88 Les 147 confort. Door de inlassing van deze nieuwe regel ontstaat een nieuwe Verdeling:

2o, f 1r: r. 1-38 f 1v: r. 39-80
  f 2r: r. 81-163 f 2v: r. 164-209

Raamwerk

f 1r-v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑2 ↓1 ←11 →10 =8
f 2r-v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑1 ↓4 ←9 →12 =7

Lettertype

Rom.: : 4 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Garamond; 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 95 Granjon
Text.: 115 Frans (VPT,T 12); 72 Van den Keere (VPT,T 40)

Bloemletter: A16,5 mm

[pagina 95]
[p. 95]

Watermerken

Tweekoppige adelaar, verwant met Briquet 1430, in BKB VH23887 f 23, GUB R570(1) f22, GKB 1703A9 f 10, TKL 48E2 f 20

Exemplaren

BKB VH23887 f 23 en 26 met Bu(b) en Bi(b), GUB R570(1) f 22 en 25 met Bu(b) en Bi(b), GKB 1703A9 f 10 en 11 met Bu(a) en Bi(a), TKL 48E2 f 17 en 20 met Bu(b) en Bi(b), WHAB Lp4o f 31 en 32 met Bu(a) en Bi(b)

Aantekeningen

Bij de overgang van Bi(a) naar (b) om de abusievelijk overgeslagen r. 50 in te lassen, wordt r. 51-70 en bloc opgeschoven, zodat er minder wit rest tussen de huidige r. 70-71 dan in Bi(a). Bij dezelfde gelegenheid is het gerezen wit in r. 40 weggewerkt.

De binnenvorm is eerst ontstaan; de bewijsvoering hiervan volgt onder de samenhang catanio-vrouwen. Bij de overgang van binnen- naar buitenvorm zijn de twee kaders in hun geheel van plaats verwisseld.

In alle niet afgesneden exemplaren zijn de twee staafjes aan weerszijden van de sokkels nog aanwezig, behalve in TKL f 1v links.

In r. 2 Sr staat de r nog als exponent enkel in GKB; in TKL is deze letter reeds iets gezakt, in BKB en WHAB staat de r reeds onder de zetlijn, en in GUB is ze het diepst gezakt.

Het watermerk heeft dezelfde factuur en breedte der bruglijnen als Briquet 1430, maar de huidige figuur is groter: 104 mm; ook ontbreekt hier de kroon.

Vrouwen

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-113 f 1v: r. 114-234
  f 2r: r. 235-359 f 2v: r. 360-434

Inhoud

Aen de Eerlijke/Deughdelijke wyse ende Schoone Vrouwen ❘ Weduwen ende Jonghe-dochteren van Br̂abant/en oock aen ❘ Olympia. ❘ ODE. ❘ De eerste Strophe. (O3 Alder schoonste schoone) (1-411). VEHEMENS POETAE AMOR ERGA SVAM ❘ Olimpiam. ❘ Per Nicolaum de Meyere, carmine Phaleucio expressus. (G2Avdete ô Veneres Cupidinesque,) (412-434).

Stent/Proprium

Bu Stent: 37 wije
Bi(a) Stent: 118 eu 122 Venns 169 dat 178 verrnren 191 quel' 197 kunstighlhc 203 schonder 206 midelt 208 henueltkes 214 rhke 231 aerdighlhc 242 personne 255 Venns bor̂stens 278 Vor̂ 280 ut 300 deurschoteu 311 beschamdt 312 Antistrope 316 stelle 319 scijoonste 332 eu
Bi(b) Stent: als in Bi(b), behalve 118, 191, 206, 208, 242, 280
  Proprium: 118 en 191 queel' 206 middelt 208 heuueltkens 242 persoone 280 nut

[pagina 96]
[p. 96]

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑2 ↓1 ←11 →10 =8
$v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑1 ↓4 ←9 →12 =7

Lettertype

Rom.: 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Garamond; 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 95 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 72 Van den Keere (VPT,T 40)

Watermerken

Variant van Briquet 10566-10569 in ASB C31382 f 13 en 14 (contresigne), BKB VH23887 f 18 en 19 (contresigne), GUB R570(1) f 17 en 16 (contresigne), LUB 1500A48 f 7 en 6 (contresigne), TKL 48E2 f 11 en 10 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 13 en 14 met Bi(a), BKB VH23887 f 18 en 19 met Bi(a), GUB R570(1) f 16 en 17 met Bi(b), LUB 1500A48 f 6 en 7 met Bi(b), TKL 48E2 f 10 en 11 met Bi(b), WHAB Lp4o f 14 en 15 met Bi(a)

Aantekeningen

Enkele regelmatig voorkomende zetfouten vallen op, zo de zeer frequente verwisseling van n voor u, een vb. van ‘vuile’ letter; zie Hellinga, Kopij, nr. 129.

Meer dan eens wordt ij door h weergegeven, zo in r. 197, 231; daarentegen ij voor h in r. 319.

De staafjes aan weerszijden van de sokkels ontbreken niet in de niet afgesneden exemplaren.

Voor het watermerk, zie gallo, exemplaar in GUB R570(1).

Samenhang catanio-vrouwen

Deze twee vellen zijn in de aangeduide volgorde gedrukt: het raamwerk en het zetsel der sprekende regels stemmen overeen. Het feit dat vrouwen pas als tweede vel gedrukt wordt is de enige oplossing voor de ogenschijnlijke anomalie, dat een in hoofdzaak Nederlandstalig vel een uitsluitend Franstalig stel sprekende regels krijgt.

De schikking van de elementen binnen het raamwerk in vrouwen is dezelfde als in de buitenvorm van catanio, waaruit wij mogen afleiden dat de binnenvorm van dit vel, die een andere plaatsing van deze elementen bezit, als eerste vorm afgedrukt werd.

Tassis

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-72 f 1v: r. 73-128
  f 2r: r. 129-219 f 2v: r. 220-306

Inhoud

A MON SEIGNEVR MONSEIGr. IEHAN ❘ BABTISTA TASSIS VEEDOR GENERAEL ❘ DE

[pagina 97]
[p. 97]

LARMEE DE SA MAIESTE. (T6Assis: i' auois des-ia, bien mise apoint ma lire) (1-15). ODE SVR LA PRINSE DE L'ESCLVSE. (Q4Ve diront l'Angleterre!) (16-88). A MONSEIGNEVR MON SEIGNEVR ❘COSME MASI, DV CONSEIL ET SECRETAIRE ❘ de son Alteze. ❘ ODE. (C3Osme de tes vertus l'abondante etincelle) (89-128). A MON SEIGNEVR MONSEIGNEVR FLORENT COM- ❘ te de Barlaymont, Prince d'Espinoy, Baron de Hierges, Lens Beau raing, & Haultepenne, &c. ❘ Sr. de Floyon, Peruwes, Haulteroche Vireulx le Walrand &c. Cheualier de la Thoison d'or, ❘ Gouuerneur Souuerain, Bailly & grand Veneur du Pays & Comté de Namur, Chief ❘ d'vne Compaignie d'hommes d'armes, & Coronnel de douze enseignes de haults ❘ Allemans, pour sa Maiesté. ❘ ODE. (S3Y oncques je chantay) (129-183). Francois d'herp av mesme Seignevr et Conte. ❘ DE L'HONESTE LIBERTE D'VN POETE, EN FAVEVR ❘ de monsievr Vander Noot. ❘ ODE. (V3Oyant Monsieur! l'heur & la grace) (184-299). Winandus Catharinus Paleopolitanus, van mijn Heer' Vander Noot, (ὁυς ὁ θεὸς ϰαὶ ἂναξ Ποιητων θεὶος Ομηρος) (300-306).

Stent/Proprium

Bu Stent: 1 SEIGNEVR MONSEIGr.S 2 GENERAEL 5 rebruiere 15 voctre [sprekende regel f 1r] POVETIQVES 243D'
Bi(a) Stent: 73 Eyedhouen 94 Qne nouuuelle 114 Rhetoirque 130 Beau raing 197 fouorit 216 courps 217 corrmpre
  Proprium: 184 Francois d'herp av mesme Seignevr et Conte.
Bi(b) Stent: als in Bi(a)
  Proprium: 184 Francois d'herp A monsievr Mr. Gillis Cattanio.

Raamwerk

f 1r: LES OEVVRES POVETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
f 2r: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
$r in ↑2 ↓4 ←9 →11 =7
$v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑1 ↓1 ←10 →12 =8

Lettertype

Rom.: : 11 Van den Keere (VPT,R 5); 130 Garamond; 80 Garamond; 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 95 Granjon
Ex.: Grieks 80
Bloemletter: T25,5 gearceerd

Watermerken

Variant van Briquet 10566-10569 in ASB C31382 f 36 en 39 (contresigne), BKB VH23887 f 15 en 14 (contresigne), BKB VH23889 f 40, GUB R570(1) f 14 (contresigne), GUB R1209 f 8, GKB 1703A9 f 8 en 5 (contresigne), TKL 48E2 f 6 en 7 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 36 en 39 met Bi(a), BKB VH23887 f 14 en 15 met Bi(b), BKB VH23889 f 39 en 40 met Bi(b), GUB R570(1) f 14 met Bi(b), GUB R1209 f 8 met Bi(a), GKB 1703A9 f 8 en 5 met Bi(a), PBM 324 f 10 met Bi(a), TKL 48E2 f 6 en 7 met Bi(a)

Aantekeningen

Blijkens de drukfout in de sprekende regel op f 1r, die verbeterd is op f 2r, is de buitenvorm voor de binnenvorm ontstaan. Het teveel aan wit in de verbeterde versie wordt onvoldoende weggewerkt.

[pagina 98]
[p. 98]

De overgang van Bi(a) naar (b) wordt vereist door een wijziging, uitdrukkelijk gewild door de auteur. Op f 2r (=laatst gedrukte vorm) is in BKB VH23889 het staafje rechts naast de sokkel verdwenen, wat nog niet het geval is in de overige exemplaren.

In de sprekende regel op f 1v is de S van SEIGNEVR losgekomen in BKB VH23889 en BKB VH23887. In r. 129 A staat deze letter tegen de rand van het dekstuk gedrongen in GKB, TKL en GUB R570(1); nadien is dit verbeterd. In r. 133 ‘haults’ is de s nog het duidelijkst in de exemplaren van Bi(a). In r. 303 merkt men overal het gerezen wit.

Voor het watermerk, zie de verwijzing bij vrouwen.

De gearceerde kapitaal in r. 4 wordt door s'Conincx reeds gebruikt in 1586, getuige Jean Bodin, De la demonomanie...(BT, nr. 348).

Voorwerk 1589-1590

Verdeling

2o, f 1r: r. 133-240 f 1v: r. 241-322
  f 2r: r. 323-360 f 2v: r. 361-398

Inhoud

[vignet; zie Aantekeningen] Lavra. (Dechiarate noy an-) (133-183). [vignet; zie Aantekeningen] Marfira. (Diga nos) (184-240). [vignet; zie Aantekeningen] ΠΗΝΕΑΟΠΗ. (Καὶ ἡμεῖς) (241-267). [vignet; zie Aantekeningen] Corinna. (Et nos quoqʒ ad te) (268-293). ADVERTISSEMENT AVX LECTEVRS. (D2Octor. Le non moins docte & vertueux, que noble & genereux Sr. Vander Noot, aduertit) (294-314). (N2Adat de Poet dees Boeken medt verscheyden Poeticsche bloemen ende cruyden) (315-322). [twee confronterende vignetten; zie Aantekeningen] DE POET TOT SIINE ❘ OLYMPIA ENDE OOCK TOT ❘ ALLE GOEDE LESERS. ❘ ODE. (O2M Schande/Schade groot/en Dr̂oefheyt te verdr̂ijuen) (323-398).

Stent/Proprium

Bu Stent: 157 essellentemante 159-160 vti- ❘ llssimi 175 (in 182 distinctinctamente 195 vero 366denr 381 zijneu 386 laes! 396 tredt
Bi Stent: 247 μωτ 253 ποίτῃς 255 ἥλλεσι 257 ϰαίρω 259 ἀναγινωϰϰεὶν 299 sembleroient 304 espoits 343 verscheydeu 344 Phoebunes

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑2 ↓4 ←9 →11 =7
$v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑1 ↓1 ←10 →12 =8

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 120 Garamond; 80 Garamond; 52 Granjon
It.: 80 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12)
Civ.: 96 pre-Van Wolsschaten
Ex.: Grieks 80

[pagina 99]
[p. 99]

Watermerken

Variant van Briquet 10566-10569 in ASB C21338 f 3, ASB C91676 f 3, BKB VH23887 f 3, BKB II46446 f 2 en 3 (contresigne), GUB R570(1) f 2, LUB 1500A48 f 3, TKL 48E2 f 2

Een andere variant van dezelfde groep in MPM R7.2 f 3

Briquet 8082 in GUB R570(2) f 3

Exemplaren

MPM R7.2 f 2 en 3, ASB C21338 f 2 en 3, ASB C91676 f 2 en 3, BKM f 2 en 3, BKB VH23887 f 2 en 3, BKB II46446 f 2 en 3, GUB R570(1) f 2 en 3, GUB R570(2) f 2 en 3, GKB 1703A9 f 2 en 3, LUB 1500A48 f 2 en 3, TKL 48E2 f 2 en 3, WHAB Lp4o f 2 en 3

Aantekeningen

De zes vignetten, die respectievelijk voorstellen Laura, Marfira, Penelope, Corinna, Van der Noot en Olympia, meten alle 30-33 bij 26-27 mm. Deze illustraties zijn niet lukraak gekozen, maar gaan hoogstwaarschijnlijk op bestaande voorbeelden terug. Zekerheid dienaangaande bezitten wij voor de beeltenis van Laura; zie Catharina Ypes, Petrarca in de Nederlandse letterkunde, Amsterdam, 1934, 67: ‘[...] ook Laura's portret is hier voor het eerst te vinden in het werk van een Nederlands auteur. Het vignet gaat terug op de bekende afbeelding van Laura met neergeslagen ogen, een dubbel collier om de hals en een fijn bewerkt kapje op het hoofd, - het portret, dat in zijn oorspronkelijke gedaante wel toegeschreven wordt aan Simone Memmi’; zie ook etten.

In r. 240 ‘consideracion.’ is in BKB VH23887, GUB R570(2), LUB, TKL en WHAB het punt ietwat hoger geduwd; in de laatste vier exemplaren is daarbij het rechterbeen van de laatste n verwrongen.

De civilité 96 bestaat uit de kapitalen van 96 Soolsman (VPT,C 4) en de onderkastletters van 130 Tavernier (VPT,C 1). Deze combinatie is in Harry Carter en H.D.L. Vervliet, Civilité types, Oxford, 1966, 73-74 gecatalogiseerd als ‘E2. Van Wolsschaten's Augustyn’, zo genoemd naar de Antwerpse zeventiende-eeuwse lettergieterij, waar dit type voorhanden was. Uit de PW blijkt nu dat de combinatie reeds in het laatste decennium der zestiende eeuw bestond. s'Conincx gebruikt deze letter nog in Jacques Thuys, Ars notariatus..., 1590 (BT, nr. 4529), Peter van Opmeer, Dat schip van patientie..., 1593 (BT, nr. 2255) en Gerard en Cornelis de Jode, Speculum orbis terrarum, 1593 (BT, nr. 847). s'Conincx is niet de enige bezitter van dit type, want ook Vervliet gebruikt het in Theophilus Taxandrinus, Van de huys-discipline..., 1600 (BT, nr. 4467). Hierbij zij gezegd dat enkel de produktie van deze twee drukkers uit de periode 1586-1600 aan de hand van BT onder de loep genomen is; het blijft dus een open vraag in hoever andere Antwerpse drukkers deze combinatie eveneens bezaten. De meest voorkomende variant van Briquet 10566-10569 is de leeuw met geknoopte staart en een zon als contresigne; de andere groep, die voorkomt in MPM, bezit dezelfde figuur in een cirkel; zie voor beide mogelijkheden gallo.

Samenhang Tassis-Voorwerk 1589-1590

De combinatie van de elementen binnen het raamwerk blijft dezelfde. Het teveel aan wit in de sprekende regel op $r sinds de overgang van buiten- naar binnenvorm in tassis, blijft bestaan in voorwerk, zowel in binnen- als buitenvorm, wat wel bewijst dat het zetsel van de sprekende regels niet losgekooid is; de gemakkelijk herkenbare individuele letters behouden trouwens hun plaats. Het voorkomen van eenzelfde watermerk bevestigt deze samenhang.

[pagina 100]
[p. 100]

Balbi

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-86 f 1v: r. 87-170
  f 2r: r. 171-222 f 2v: r. 223-226

Inhoud

A MES SEIGNEVRS MES Srs. BERTOLO- ❘ MEO ET HIERONIMO BALBI CONSVLS DE LA NO- ❘ ble nation Geneuoise en Anuers. ❘ SONNET. (B2Albis sans la vertu, la Noblesse n'est rien,) (1-18). AEN DE EDELE HEEREN, MYN HEEREN ❘ BERTOLOMEO ENDE HIERONIMO BALBI CONSVLS ❘ der edeler Geneuoisischer natie. ❘ ODE. (H2Ad'ick by my/om v wel te beschinken) (19-86). Lavra. (chi sonno questi Signori Dot. son doi) (87-120). Marfira. (que son estos Signores? Dot.) (121-155). SONNET. (A3Llons nous en Thiard, fuions ceste contrée) (156-170). AEN DEN En. VVYSEN ENDE VEVRSINI- ❘ NIGHEN I.ADRIAEN DE VOOCHT, CAPITEIN ❘ van een Compaignie Soldaten. ❘ SONNET. (N3Acht ende dagh/deur cracht der schoonster Vr̂ouwen) (171-188). L2Avra. (Che dice il Poëta qui? Dot. Da in questo Sonetto (drissato al Capitan) (189-197). Marfira. (que dize el poëta Dot. da en esto Soneto(hecho al Capitaneo Adriano de Voocht,) (198-206). SONNET AEN OLYMPIA (V3 Nymphael wesen reyn/en v sute claer' ooghen) (207-221). GRATIOR EST PVLCHRO VENIENS EX CORPORE VIRTVS. (222) [binnen een omlijsting een houtsnede: de dichter wordt gewekt door de muze; zie Aantekeningen] (Hîc Nympha in thalamo recubantem Mnemia Virgo) (223-226).

Stent/Proprium

Bu Stent: [voor 223] TEMPORA TEMPORI·
Bi(a) Stent: 88 Sr· 90 Gentilhoumini 96 saptete 105 presetaua 107-108 tro- ❘ nando 111 spritu 120 Madona· 129 quael 137 gana 140 Peniche 149 cazones 150-151 Ha- ❘ lando 154 prefectos 155 siegniente 164 eneor' 170 Por 171-172 VEVRSINI- ❘ NIGHEN 188 Vooht 189 Dot 190 bellissma 191 d'iDido 192 Madono 193 sempre sempre 195 loguiu 203 vecemos 203-204 sing- ❘ niete 207 OLYMPIA· 209 hebbeu 210 Hilicon
  Proprium: 130 vedendo mys 149-150 ver- ❘ daderamente
Bi(b) Stent: als in Bi(a), behalve 137, 150-151, 195 en 203
  Proprium: 130 vedendo,mys, 137 gaña 149-150 ver- ❘ daderamēte 150-151 hal- ❘ lando 195 logui 203 verremos

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑ 2 ↓ 1 ← 9 → 11 =8
f 1v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
f 2v: DE POETICSCHE WERKEN VAN HEER IAN VANDER NOOT.
$v in ↑ 1 ↓ 4 ← 10 → 12 =7

Lettertype

Rom.: : 11 Van den Keere (VPT,R 5); : 6,8 Granjon; 160 Tavernier (VPT,R 16); 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Garamond; 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 95 Granjon; 80 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 78 Lettersnijder (VPT,T 30); 72 Van den Keere (VPT,T 40)

[pagina 101]
[p. 101]

Watermerken

Variant van Briquet 10566-10570 in ASB C31382 f 49, BKB VH23887 f 21 en 22 (contresigne), BKB VH23888 f 35 en 38 (contresigne), BKB VH23889 f 52, GUB R570(1) f 20, TKL 48E2 f 13 en 16 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 48 en 49 met Bi(a), BKB VH23887 f 21 en 22 met Bi(b), BKB VH23888 f 35 en 38 met Bi(b), BKB VH23889 f 51 en 52 met Bi(b), GUB R570(1) f 20 en 21 met Bi(b), TKL 48E2 f 13 en 16 met Bi(b), WHAB Lp4o f 33 en 30 met Bi(a)

Aantekeningen

De houtsnede (163 bij 135 mm, gemeten rond de buitenste van de omgevende dubbele lijn) stelt het ontwaken van de dichter voor. Hij rust op een imposant bed, voorzien van een troonhemel, waarvan de gordijnen teruggeslagen zijn. De muze heeft plaatsgenomen op de rand van het bed en wijst haar adept door het open raam een schitterende zevenpuntige ster aan. Deze laatste kan het symbool zijn van de goddelijke voorzienigheid (Tervarent, 161). Op een tafel naast het bed staan een vaas en een uurwerk, beide attributen der Temperantia (Tervarent, 394, 220). Op het wandtapijt naast het raam onderscheidt men een krijgsman die een kromzwaard boven het hoofd zwaait. De plaat is gesigneerd OTTO.V.G. (voor Otto Venius g...?). Rond de houtsnede loopt een kader (215 bij 147 mm), bestaande uit dubbele lijnen, omgeven door een enkele brede lijn, eveneens in hout gesneden. Dit kader omsluit onder de houtsnede tevens een paneel, begrensd door dubbele lijnen (32 bij 135 mm), waarin ‘TEMPORA TE TEMPORI.’ gezet is.

In r. 1 Srs. staat in ASB, BKB VH23887, GUB, TKL, WHAB de r hoger dan de s.

In r. 149-150 is ‘verdaderamente’ verkort tot ‘verdaderamēte’ bij de overgang van Bi(a) naar (b) om in dezelfde regel ‘ha’ te kunnen corrigeren tot ‘hal’ zonder verder verloop. In Bi(a) is in r. 107 presente en in r. 116 grande telkens te veel spatie tussen de laatste twee letters van deze woorden; in Bi(b) is dit gecorrigeerd. Eveneens in Bi(a) zijn in r. 205 ‘Doña’ de laatste twee letters naar omhoog geduwd, wat in Bi(b) verbeterd wordt. In r. 171 VVYSEN staat in Bi(a) de S dichter bij Y dan bij E, welke gaping verbeterd wordt in Bi(b).

De buitenvorm is eerst afgedrukt, waarna de Nederlandse sprekende regel op f 2v bij het zetten van de binnenvorm vervangen werd door een Franse dito.

In de italiek 80 Granjon komt wel eens een P in romein voor: r. 94, 112.

Het watermerk is steeds dezelfde variant van Briquet 10566-10570, met een zon als contresigne; zie gallo, exemplaar in GUB R570(1).

Weerdt 1590

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-52 f 1v: r. 53-96
  f 2r: r. 97-146 f 2v: r. 147-151

Inhoud

Mr. ADRI. DE WEERDT TOT DE GHENE DAER MIIN ❘ Heer vander Noot aen schrijft. (D3Je weten en verstaen/hoe schoon' dat is te wesen) (1-10). Lavra. (Che dicono quei versi Sr. Dottor Agricola? Dot. Mo. Adriano De vveerdt, hu-) (11-21). Marfira. (Que dizen essos versos? Señor Agricola? Dot. Maestro Adriano De Weerdt,) (22-32). Cassandre. (Que disent ces vers Monsieur

[pagina 102]
[p. 102]

Agricola? Dot. Mr. Adrien de VVeerdt,) (33-44). (B3Oghen/Oblisken groots/en Piramiden hooghe/) (45-52). M. HVGVE CABISSET. AV Sr. VANDER NOOT. ❘ Sonnet. (L2As helas! la vertu n'a plus credit au monde) (53-68). RESPONCE DV POETE, AV PRECEDENT. ❘ SONNET. (D2Es fins ambitieux, & du mocqueur vulgaire) (69-84). REPLICQVE DV MESME, AV MESME SEIGr. ❘ EPIGRAMME. (V2Ivent l'esprit de Dieu, & les Diuins Poëtes,) (85-96). CORINNA. (Q2Vomodo leguntur literae Hierogliphicae positae in vltima Pyramida? Reuen. Dūe. Doctor·) (97-104). OLYMPIA. (H3Oe leestmen de Hieroglicksche letteren? (Eerweerdigh Heere) die op de le=) (105-115). LAVRA. (C2Omme si leggeno le lettere Hierogliphice poste nella vltima Pyramida? Reuerendis. Sr.) (116-124). Marfira. (E2N qual manera se leen las letras Hierogliphicas? (Sr. Dotor?) puestas sobre la postrera Pyrami-) (125-132). Cassandre. (C2Omment liton Monsr. Docteur? les lettres Hierogliphiques mises dessus la derniere Pyra-) (133-140). Rosina. (V2Vie leestman (Herr Doctor) de Hierogliphique buchstaben stehend auff der Pyr̂a=) (141-146). [houtsnede: op de voorgrond de vier zijaanzichten van de obelisk, daartussen de vier kardinale deugden, en op het achterplan Apollo met de muzen; zie Aantekeningen] Olimpia. (wat sien ick in dit beeldt? le. de 4. aensichten der veurschr̂euen Piramiden/ in welker pede=) (147-151).

Stent/Proprium

Bu Stent: 24 dize:
Bi Stent: 81 én 89 droictt 98 Dūe Doctor· 106 Hieroglicksche 114 beschermighe 118 fachia 129 tercio 3. Despachados 136 tempez

Raamwerk

$r : LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑2 ↓1 ←9 →11 =8
f 1v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
f 2v: Phoenici similis vivit post fvnera virtvs. Non moriar sed viuam.Psal.117.
$v in ↑1 ↓4 ←10 →12 =7

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 80 Garamond; 52 Granjon
It.: 95 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 95 Frans (VPT,T 25); 78 Lettersnijder (VPT,T 30); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Fract: 80

Watermerken

Geen watermerk waargenomen; afstand tussen de bruglijnen: ± 20 mm

Exemplaren

MPM R7.2 f 38 en 41, ASB C21338 f 35 en 38, BKB VH23887 f 31 en 32, BKB II46446 f 43 en 46, GUB R570(1) f 36 en 39, GUB R570(2) f 9 en 10, WHAB Lp4o f 36 en 37

Aantekeningen

In getrouwe nabootsing van de lay-out in vveerdt 1588 staan er op f 1v naast r. 61, 76 en 91 drie identieke fleurons, samengesteld uit vier blokjes. Zij zijn niet opgenomen in Type specimen facsimiles, London, 1963-1972 en komen evenmin bij Vervliet voor. Wel worden zij nog elders door s'Conincx gebruikt, zo in Jean Bodin, De la demonomanie..., 1586 (BT, nr. 348), Philippes Des Portes, Les oeuvres..., 1591 (BT, nr. 875), Jean Bodin, De la demonomanie..., 1593 (BT, nr. 349), Philippes

[pagina 103]
[p. 103]

Des Portes, Les oeuvres..., 1596 (BT, nr. 876), Discours au particulier...de Hulst..., 1596 (BT, nr. 923).

De houtsnede (226 (224) bij 152 mm) op f 2v vergenoegt zich thans niet meer met een blik op de raadselobelisk, maar geeft de vier zijaanzichten ervan weer. De betekenis is als volgt, te beginnen links:

Zijde I: sustine et abstine (een lastdrager die een samengesnoerd pak torst, terwijl een dergelijke lading aan zijn voeten ligt); medium tenuere beati (twee engeltjes die een tondo vasthouden; zie Hypnerotomachie, 46r). Op het voetstuk prijkt het wapen van de dichter, als op de basis van de obelisk in 1579, echter zonder lauwerkrans.

Zijde II: videndo (arend, zie Tervarent, 6), audiendo (hert, zie Tervarent, 67), et tacendo (uil, zie Tervarent, 96), velocitatem sedendo et tardivitatem surgendo tempera (zittende vrouw met een vleugelpaar in de linkerhand en een schildpad op de rechter handpalm. Het linkerbeen houdt zij in rust, maar het rechterbeen steekt zij vooruit om op te staan; zie Hypnerotomachie, 46r). Op het voetstuk staan de initiaal I (Jan) en het monogram OA (Olympia), verbonden door een liefdestrik.

Zijde III is de getrouwe overneming van de voorzijde der obelisk, in gebruik sinds CB/Abr, op één afwijking na: de dolfijn slingert zich rond het anker in een richting, tegengesteld aan het model. Voor de uitleg zie men de verwijzing in slotvel [1]. De sokkel draagt weer een blazoen, gevat in een cartouche met rolwerk. De heraldische rechterhelft van het schild wordt ingenomen door het wapen van de dichter. De linkerhelft, voorbehouden voor Olympia, blijft blanco.

Zijde IV: semper (cirkel) festinans tarde (krab met libel) temperans te tempori (huisjesslak), labore et industria (bijenkorf), amore et prudentia (koppel duifjes en slang), aequalitate (zwaluw), videndo (arend), audiendo (hert) et tacendo (uil) [pervenis ad] virtutem (twee gekruiste palmtakken in lauwerkrans).

Deze rebus is grotendeels samengesteld aan de hand van hiërogliefen, die eveneens voorkomen op het medaillon dat de dichter rond de hals draagt op het portret in titelvel 1580-1581 (voor verdere details, zie aldaar). De middelmoot van de voorstelling is daarnaast ontleend aan Zijde III. Op de basis staan, onder het jaartal 1590, tal van allegorische symbolen die stuk voor stuk de trouwe liefde voorstellen: twee ineengesloten handen, in een cirkel gevormd door twee in elkaar gestrengelde slangen, waaronder een koppel duifjes, ons reeds bekend uit Zijde III en IV; zie ook Tervarent, 259, 350 en fig. 63.

Tussen deze vier zijaanzichten staan de kardinale deugden met hun attributen, en wel. achtereenvolgens: Prudentia met spiegel (Tervarent, 271), Iustitia met zwaard en weegschaal (Tervarent, 36, 156), Temperantia met schaal en lampetkan (Tervarent, 8) en Fortitudo met kolom (Tervarent, 106). Op de achtergrond troont Apollo op de Helicon, omgeven door de musicerende negen muzen. Boven zijn hoofd reikt de mandorla van de hoogste godheid. De aanduiding ‘GODT’ evenals de drie adjectieven ‘Heyligh.’, ‘Sterck.’ en ‘Eeuwigh’, halfcirkelvormig rond dit substantief geschikt, zijn in het hout zelf gesneden. Daarentegen zijn de twee versjes daaronder ‘In eeuwigheyt met sangh bequaem’ ‘Sy ghelooft uwen grooten naem.’ met behulp van bestaand lettertype ingelast. De zijwanden van de tekening worden begrensd door twee bomen, links een laurier en rechts een palmboom, beide symbool van literaire roem en ook van de deugd (Tervarent, 232, 296). Op een estrade voor de vier sokkels zit Arete, de deugd, met cornucopia en boeken, attributen die doorgaans aan specifieke deugden worden toegekend (Tervarent, 116 e.v., 251). Links naast Arete stapt de feniks, symbool van de deugd (Tervarent, 305) en van rechts komt een jongetje naar haar toe. Voor haar verlaat het kind de ijdelheid van de wereld (wereldbol met kruis, Tervarent, 362) en de dood (doodshoofd, Tervarent, 374).

De prent is ongesigneerd, maar volgens A.J.J. Delen, Histoire de la gravure dans les anciens Pays-Bas & dans les provinces belges...II Le XVIe siècle. Les graveurs-illustrateurs, Paris, 1934, 139 zou deze houtsnede het werk zijn van Antoon van Leest.

De binnenvorm is eerst gedrukt, waarna de Franse sprekende regel op f 1r bij het zetten van de buitenvorm vervangen werd door de Latijnse slotzin.

[pagina 104]
[p. 104]

Samenhang Balbi-Weerdt 1590

Dezelfde combinatie binnen het raamwerk komt in beide vellen voor. De wijzigingen in het zetsel der sprekende regels verduidelijken de opeenvolging, niet enkel van balbi en weerdt 1590, maar ook van de binnen- en buitenvorm dezer twee eenheden afzonderlijk. De buitenvorm van balbi is eerst afgedrukt, waarna de Nederlandse sprekende regel op f 2v vervangen wordt door de Franse tekst op f 1v. Deze combinatie komt niet enkel voor in de binnenvorm van balbi, maar ook, en als identiek zetsel, in de binnenvorm van weerdt 1590, die onmiddellijk daarna gedrukt is. Bij het zetten van de buitenvorm van weerdt 1590 wordt de sprekende regel van het oorspronkelijk f 1v vervangen door de Latijnse regel, die past bij de functie van f 2v als slotpagina. De samenhang van deze twee vellen wordt eveneens bevestigd door een lettertype: alleen hier maakt s'Conincx nog (?) gebruik van de textura 78 Lettersnijder.

In balbi komen nog staafjes voor aan weerszijden van de sokkels, en dit zowel in binnen- als in buitenvorm; in weerdt 1590 zijn deze fragiele elementen niet meer aanwezig.

Ook de watermerken bevestigen de voorgestelde opeenvolging: balbi heeft nog hetzelfde filigram als de voorgaande produktie van s'Conincx sinds gallo; weerdt 1590 is op een andere papiersoort afgedrukt.

Samenhang PW, gedrukt door s'Conincx in 1589-1590

gallo staat totaal los van de volgende reeks.

De resterende produktie van s'Conincx valt in feite uiteen in groepjes van telkens twee vellen, maar toch mogen we hier van één grote reeks gewagen, en wel om de volgende redenen:

1)De elementen van het raamwerk zijn telkens dezelfde, hoewel de combinatie ervan verschilt tussen de kleinere tweeledige groepjes onderling.
2)Het watermerk Briquet 10566-10569 overlapt deze splitsing in kleinere eenheden: enkel in catanio en weerdt 1590 wordt het niet meer aangetroffen.

[1590-1591]

Vervliet

Carro

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-90 f 1v: r. 91-196
  f 2r: r. 197-283 f 2v: r. 284-417

Inhoud

Aen den Eersamen ende Vr̂omen Andr̂eo Carro/Capiteyn ❘ der Geneuoyscher scheplieden/veur der Coninghlijcker ❘ Maiesteyt in Br̂abant. Ende aen zijn wettighe ❘ Ghesellinne Margarite Nuys. ❘ EPIGRAMMA. (V3 Siende merckelijck /Carro/recht vr̂indt te wesen) (1-13). Marfira. (A quien escriue el) (14-30). LAVRA. (A chi schriue il) (31-47). Cassan. (A qui escrit le Poete) (48-64). De Poet aen Olympia. ❘ SONET. (O2 Manna! Hemels-br̂oodt/o myn sute Succade.) (65-80). EPIGRAMMA. (Een kusken soet! aen v mondeken reyne) (81-85). EPIGRAMMA. (O kusken soet soo onuerhuts ghestolen/) (86-90). Aen den Eersamen VVysen/ende Voor̂sinighen Heere Sor. ❘ Gaspar Vergano Consul der edeler Lombarden ende Milanoysen/ ❘ binnen Antwerpen. ❘ ODE. (K3En sou (veur-waer/dunckt my) niet weerdigh wesen) (91-118). MAR. (A quien escriue el Poë-) (119-144). LAVRA. (A chi scriue il Poe-) (145-170). CASSAN. (A qui adresse le Poë) (171-196). Aen den

[pagina 105]
[p. 105]

Eersamen/wysen/ende seer Voor̂sinighen Heere ❘ Sr. Jan Zanoli. ❘ ELEGIE. (D3Ry-voudigh is de Beleeftheydt/mijn Heere/) (197-225). MArf. (Que dize el Poëta?) (226-243). LAV. (Che dice il Poeta qui?) (244-261). CAs. (Que dict le Poëte icy?) (262-279). (Schoonder en vindtmen niet dan wel en recht te leuen) (280-283). Aen den Eersamen ende seer Voor̂sinighen Sr. Antonio Gar = ❘ dino/ Consul der Lombaerden ende Milanoysen/binnen Antwerpen. ❘ SONET. (O3Ft nv Heracletes leefde/diemen veurtyden/) (284-300). Marfira. (Que dize el Poë-) (301-338). LAVRA. (Che dice il Poëta?) (339-375). CAS. (Que dict le Poëte icy?) (376-413). (Les vers sont immortels, mais la richesse humaine) (414-417).

Stent/Proprium

Bu Stent: 16 Andrea 19 Magarita 54 dediat les 73 G Limoen-water 84 alderscoonste 389 aurot 416 sejour 417 jour
Bi Stent: 100 VWen 113 uiet 120 estta 152 uoue 209 gheuouden 226 MArf. 262 CAs.

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DE MONSIEVR VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓6 ←6 →8 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓5 ←5 →7 =5

Lettertype

Rom.: : 8,2 Schöffer jr.; 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 80 Tavernier (VPT,T 29)

Watermerken

Geen watermerk aangetroffen; de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 22 mm

Exemplaren

MPM R44.4 f 23 en 24, ASB C21338 f 27 en 30, ASB C31382 f 47 en 50, BKB VH23887 f 13 en 16, BKB II46446 f 35 en 38, BKB VH23888 f 36 en 37, BKB VH23889 f 49 en 50, GUB R570(1) f 13 en 15, GUB R570(2) f 32 en 33, WHAB Lp4o f 22 en 25

Aantekeningen

In r. 92 is er na Milanoysen/ een gerezen spatie zichtbaar in MPM, ASB C31382, BKB VH23888 en BKB VH23889. In r. 147 Gasparo staat in BKB II46446 op de plaats van de s een zwarte vlek, vermoedelijk teweeggebracht door het indringen van een vreemd voorwerp; in GUB R570(1) en MPM R44.4 is de s dan ook gespleten. In alle andere exemplaren is deze letter nog heel.

In r. 364 Sr is de r gezakt in BKB VH23888 en BKB VH23889.

In ASB C21338 en WHAB treedt afbijtsel op in de rechter benedenhoek van het raamwerk door het indringen van een vreemd element (spaander?) tussen zetsel en papier.

In r. 54 ‘les’ is de s, en in r. 332 ‘versos’ is de o uit een kleiner korps hierheen verzeild geraakt.

[pagina 106]
[p. 106]

Noot

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-123 f 1v: r. 124-250
  f 2r: r. 251-328, 357-371, 400-414  
  f 2v: r. 329-356, 372-399, 415-472  

Inhoud

Aen den Eerweerdighen/Edelen/ende VVysen Heere/Heer ❘ Jan Vander Noot/Abt van S. Bernaerts. ❘ ODE. (P2Relaet! te wyl my Godt in d'eertsche dal) (1-75). Marfira. (Que dize el Poë-) (76-91). LAVRA. (Che dice il Poë) (92-107). Cassan. (Que dict le Poëte?) (108-123). Aenden Eerweerdighen Heere/Heer' Emmeric Andr̂iessen/ ❘ Abt van Sinte Michiels T'antwerpen. &c. ❘ ODE. (V2Rania/ Godts dochter schoone!) (124-190). Marfira. (Que dize el Señor) (191-210). LAVRA. (Che dice il Sr.) (211-230). Cassan. (Que dict le Sr. Van) (231-250). Aen de Eersame ende Voor̂sienighe Adr̂iaen ende Balthasar ❘ Van Nispen. (O3Mdat ghy zijt begaefdt/Van Nispen/medt veel deughden) (251-262). ODE AEN OLYMPIA. (J3C wil nv singhen een nieu Liedt/) (263-313). Marf. (Aquien escriue el Poe) (314-356). LAVRA. (A chi scriue il) (357-399). Cass. (A qui adresse le Poete) (400-442). M. GVILHELMVS GHEVARDVS AD POETAM ET AMICAM EIVS. (O2Ptimi Pueri Puella pulchra,) (443-457). Jonker Jacob Vander Mast/aen mijn Heer Vander Noot. (De Deughden schoon/veel vr̂ome toe gheschr̂euen) (458-463). M. ADRIAEN DAMAN AEN MIIN HEERE VANDER NOOT. (A2L had' ick dr̂ymaels meer tonghen/dan op t'hooft haren/) (464-472).

Stent/Proprium

Bu Stent: 5 al. 22 suel
Bi Stent: 154 Wr̂aeghirigh quadet 190 VWen 234 Rreuerēd 275 Oootmoedigh 367 dicharanda

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DE MONSIEVR VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓6 ←6 →8 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓5 ←5 →7 =5

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 80 Tavernier (VPT,T 29)

Unciaal: : 4

Watermerken

Geen watermerk waargenomen; de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 21 mm

Exemplaren

MPM R7.2 f 11 en 14, MPM R44.4 f 5 en 6, ASB C21338 f 13 en 16, ASB C31382 f 61 en 68, BKB VH23887 f 7 en 6, BKB II46446 f 11 en 14, BKB VH23888 f 9 en 12, BKB VH23889 f 61 en 62, GUB R570(1) f 7 en 6, GUB R570(2) f 26 en 27, TKL 48E2 f 8 en 5, WHAB Lp4o f 8 en 9

[pagina 107]
[p. 107]

Aantekeningen

De toestand van het raamwerk bewijst dat de binnenvorm eerst afgedrukt is: de rechterhoek van het dekstuk is op f 1v (=Bi) nog dicht, maar dezelfde hoek is reeds afgescheurd op f 2v (=Bu) in ASB C31382, TKL en WHAB.

In r. 32 merkt men de omhooggekomen spatie zeer duidelijk in BKB VH23888, BKB VH23889, GUB R570(1) en TKL. Dit spoor wordt tot een stipje herleid in MPM R44.4, ASB C31382, BKB VH23887, BKB II46446, WHAB, en is totaal verdwenen in GUB R570(2).

In r. 125 antwerpen is de laatste n enkel zeer licht beschadigd in ASB C31382 en WHAB. Dit verergert in TKL, maar er is nog geen breuk. In MPM R44.4, BKB VH23887, BKB VH23889 en GUB R570(1) is de breuk over de hele breedte van de rechter schacht een feit. Dit vergroot nog in ASB C21338, BKB II46446, BKB VH23888 en GUB R570(2).

In r. 211 Sr is de r reeds onder de zetlijn gezakt in MPM R7.2, MPM R44.4, ASB C21338 en BKB VH23887.

Exemplaren zoals ASB C21338, die de laatste staat van deze wijzigingen in r. 125 en 211 samen bezitten, zijn wel het laatst afgedrukt.

Sueiro

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-101
  f 1v: r. 102-209
  f 2r: r. 210-281, 299-310, 328-339
  f 2v: r. 282-298, 311-327, 340-429

Inhoud

Aen den En. ende Veursinighen Seigñor̂ Luys Sueiro. (S3Veiro! soo ic v vr̂oom en goedt weet te wesen/) (1-5). Ode aen Olympia, nopende heur deughden, ende sijn trouvve. (N3A dat ghy syt/o schoone!) (6-72). MARFI. (Que dize el Poëta?) (73-80). LAVRA. (Che dice il Poeta?) (81-88). Cas. (Que dict le Poëte? Do.) (89-96). (Cum tu candida sis magis ligustro) (97-98). (Veu que tu es plus blanche que les liz,) (99-100). (Olympien/ghenaemt na Olympia des Poeten Lief/syn de bloemen diemen Lelien plaech te noemen.) (101). Aen de Eersame ende Vrome Godefroy Vander Eyken/ ❘ Doctoor in der Medecynen/ende Margarita Van Somerghem/ ❘ nopende heur houwelyck. (D3E Vader Jupiter/groot in Deughdt en in Machte/) (102-120). Marfi. (Que dize el Señor) (121-144). LAV. (Che dice il Sr. Vander) (145-168). Gas. (Que dict le Sr. Vander) (169-192). In Poemata, Odas, Elegias, & Epigrammata, Diuini Vatis D.I. Vander Noot. ❘ M. Henricus Agricola Brechtanus. (N2Otaeus, o Lector vide,) (193-208). DEFICIET NUNQVAM GENEROSO IN PECTORE VIRTVS. (209). Aen den En. VVysen ende Veursinighen H. Pauwels Van ❘ Veldtwyck/Ridder van Jerusalem. (G3Helijc wy onlanghs noch/Van Veldtwyck/ t'samen spr̂aken) (210-223). Aende Ee. VVyse ende Veursinighe J. Jaques Breyel/ende ❘ J. Catharina van Veldtwyck. (V3 Beyde wetende opr̂echt vr̂inden te wesen) (224-229). Apodixen, oft clare bevvysinghen, ende heylsame Satyren Sermoonen ende vvaerschouvvingen. (S3Choone Jonghvr̂ouwen,, wilt onthouwen,, myn ontvouwen,,) (230-269). Mar. (Que dize el Sr. Vander) (270-298). LAVRA. (Che dice il Sr. Van) (299-327). Cas. (Que dict le Sr. Vander) (328-356). (Ainsi ie dis,, par mes escrits,, a mes amis,,) (357-359). Aen den Eersamen ende Veursinighen Jan de Br̂uyne/ende ❘ Jonghvrouwe Digna de Riddere syn Huysvr̂ouwe wylen. (D3E Br̂uyne! deur v vr̂oom en v opr̂echt leuen) (360-371). Mar. (A quien escriue el Poë) (372-387). LAV. (A chi scriue il Poëta) (388-403). Cas. (A qui adresse le Poëte) (404-419). Aen de Eersaeme ende

[pagina 108]
[p. 108]

Veursinighe Jan/ende Jouffrou ❘ Marie de Br̂uyne/sone ende dochtere der veurschr̂euen. (Jsocrates heeft ons veel goetds geschr̂euē) (420-429).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 18 Ju 20 Ju 82 artificilalmente 290-291 horri- ❘ rible 342 vettus 359 glorie 381 Isocrito 391 Gioaunne 394 Gioaunne 422 goetds
Bu(b) Stent: als in Bu(a), behalve 394
  Proprium: 394 Gioanne
Bi Stent: 125 nomtes 169 Gas. 186-187 Or- ❘ meu 198 Figuerae 219 Judmeaensche 305 dinanei

Raamwerk

$r : LES OEVVRES POETIQVES DE MONSIEVR VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓6 ←6 →8 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓5 ←5 →7 =5

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 96 Tavernier (VPT,R 22); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 80 Tavernier (VPT,T 29)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)

Watermerken

Niet in Briquet; MPM R7.2 f 21, ASB C21338 f 23, ASB C31382 f 22, BKB VH23888 f 29, BKB VH23889 f 27, GUB R570(2) f 38

Exemplaren

MPM R7.2 f 16 en 21 met Bu(b), ASB C21338 f 23 en 26 met Bu(a), ASB C31382 f 22 en 23 met Bu(a), BKB II46446 f 18 en 15 met Bu(a), BKB VH23888 f 29 en 34 met Bu(a), BKB VH23889 f 27 en 28 met Bu(a), GUB R570(1) f 31 en 30 met Bu(b), GUB R570(2) f 39 en 38 met Bu(a); WHAB Lp4o f 16 en 19 met Bu(b)

Aantekeningen

De binnenvorm is wel eerst gezet: de tekst in de drie kolommen op f 2r eindigt telkens op een ander woord; nochtans wordt op deze verschillende splitsing foutloos ingehaakt op f 2v, wat erop wijst dat f 2r reeds vooraf gezet was.

Het watermerk bestaat uit een vijftandige kam, waarvan de basis in het midden verbonden is met een trifolium; totale hoogte van de figuur: 31 mm.

In GUB R570(1) komt geen watermerk voor, maar de bruglijnen liggen op dezelfde afstand van elkaar als in de overige exemplaren (25 mm).

[pagina 109]
[p. 109]

Pardo

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-51 f 1v: r. 52-212
  f 2r: r. 213-260 f 2v: r. 261-389

Inhoud

Aen den En. VVysen ende Veursinighen Heere ❘ Seignor̂ Diego Pardo/ &c. ❘ ELEGIE. (P3ARDO! v goedt verstandt/v wysheydt/en v deughdē) (1-55). Marfi. (Que dize el Poeta en) (56-106). LAVRA. (Che dice il Poëta in) (107-157). Cas. (Que dict le Poëte en ce-) (158-208). (Maxima quae vt nunc sint, olim sunt parua futura,) (209-212). Aen den En . VVysen ende Veursinighen Heere Michiel ❘ Verlous. Tenidor̂ van zijn Maiesteyt. ❘ ODE. (A3L en heeft my den Tydt noch noyt willen ghehenghen/) (213-259). Thantwerpen desen 19. der maendt van Philippus. 1590. (260). Mar. (Que dize el Poëta aqui?) (261-297). LAVRA. (Che dice il Poëta) (298-334). Cas. (Que chose dict le Poë-) (335-371). (Si pulchra mea sunt carmina, vel illa sola) (372-373). (Εῖ μοι ϰαλὰ πέγει τὰ μελύδρία, ϰαί ταδε μοῦνα) (374-375). IOAN. GIGAS SECVNDVS P.L. DE DIVINO VATE Do. IOANNE VANDER NOOT. ❘ EPIGRAMMA. (P2Resentis quae sint in carmine dona Poëtae) (376-385). Olympia (Wat syn die maenden Carolus/en̅ Philippus? leer. Diemen September en October) (386-389).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 25 leuwen 49 gheueu 322 Smirano 350 vcies 365 augmeute 374 πέγει 375 τήσοντι μοῆρα
  Proprium: 41 Pardo!vr̂oom!
Bu(b) Stent: als in Bu(a)
  Proprium: 41 Pardo vr̂oom!
Bi(a) Stent: 73-74 mo ❘ do 162 Marie 164 chanteros 204 sçauroiont 209 vt 219 ghemackt
Bi(b) Stent: als in Bi(a), behalve 209
  Proprium: 209 vi

Raamwerk

$r : LES OEVVRES POETIQVES DE MONSIEVR VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓6 ←6 →8 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓5 ←5 →7 =5

Lettertype

Rom.: : 8,2 Schöffer jr.; 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)
Ex.: Grieks 66 Granjon

Watermerken

Variant van Briquet 7004 in MPM R7.2 f 28, GUB R570(1) f 35

Exemplaren

MPM R7.2 f 28 en 33 met Bu(b) en Bi(b), ASB C21338 f 31 en 34 met Bu(b) en Bi(b), ASB

[pagina 110]
[p. 110]

C31382 f 53 en 60 met Bu(b) en Bi(b), BKB II46446 f 28 en 29 met Bu(a) en Bi(b), BKB VH23889 f 53 en 54 met Bu(b) en Bi(a), GUB R570(1) f 34 en 35 met Bu(b) en Bi(b), GUB R570(2) f 34 en 35 met Bu(a) en Bi(b), WHAB Lp4o f 23 en 24 met Bu(b) en Bi(b)

Aantekeningen

De verbetering in Bu(b) is een typische auteurscorrectie.

De buitenvorm is voor de binnenvorm afgedrukt: in de sprekende regel op f 1r staat het punt nog op zijn plaats; op f 2r drijft dit zinteken reeds af naar de rand van het zetsel. Deze volgorde van binnen- na buitenvorm verklaart ook de tegenstrijdigheid tussen r. 214 en r. 264: de elegie op f 2r was oorspronkelijk bestemd voor Michiel Boot, maar op het laatste nippertje, d.i. nadat de buitenvorm met de commentaar bij dit gedicht reeds in zijn geheel afgetrokken was, is de elegie zelf aan een andere mecenas, Michiel Verlous, opgedragen.

In de italiek 80 Tavernier + 77 Guyot komt wel eens een D in romein voor: r. 108, 109. In hetzelfde lettertype komen eveneens onderkastletters in romein voor in exponent-stelling: r. 137, 138.

Het watermerk (hoogte: 25 mm) komt het meest overeen met Briquet 7004, maar mist het tweede blokje onder de lelie. De afstand tussen de bruglijnen (26 mm) is als in Briquet 7003. De exemplaren, waarin geen filigram opgemerkt is, hebben dezelfde afstand tussen de bruglijnen.

Scholier

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-52 f 1v: r. 53-174
  f 2r: r. 175-237 f 2v: r. 238-346

Inhoud

Aen den Eersamen VVysen ende Veursinighen Chrisosto= ❘ mus Scholier Aelmoesenier van Antwerpen. En aen de Eersame Juffrou ❘ Anna Smidts/sijn wettighe Ghesellinne. Acrosticon, oft Veurletternaem. ❘ Dat syn veerschen Waer af de veurste letteren verclaren de namen ❘ der gheender daer sy af spreken. (C3Loec sijn in wederspoetdt/als For̂tune wilt dr̂aeyen/) (1-37). Aen de Deughdelijcke Eerlijcke ende Verstandighe Dochte= ❘ ren va de veurschr̂euene Chrisostomus Scholiers ende Juffrou Anna Smidts/ ❘ te weten Juffrou Caterina Scholiers/wettighe Ghesellinne van Jan Vander Goes ❘ Aelmoesenier van Antwerpen. J. Sara Scholiers/huysvr̂ouwe van Jan van ❘ Lemens: ende J. Susanna Scholiers Jonghe Dochtere. ❘ ACROSTICON. (D'exempel van Sinte) (38-72). Mar. (Que dize el Poëta en) (73-106). LAVRA. (Che dice il Poeta) (107-140). CAS. (Que dict le Poëte en) (141-174). EPIGRAMMA MICHAE. VAN- ❘ DER-AGI Antverpii Ad dm. ❘ Vander Noot Poëtam Gallico vernaculum. (N2On mutat Fortuna genus, cui iniuria caedit) (175-185). PRAECLARO ET NOBILI ❘ VIRO. D. IOANNI VANDER ❘ Noot, Poëtae Laureato. (N2Othaee idcirco es Fama super aethera notus,) (186-194). Vale Musarum delitiae Raptim. 15. Februarij. 1581. ❘ Tuus Casp. Barlaeus non Poeta sed Poetarum amator. (195-196). Aen myn Heer Vander Noot de Nederlandtsche Poete. ❘ SO-NET. (F3Or̂tune en verkeert het eel gheslachte niet/) (197-212). Des Poeten Antwoor̂de aen den Edelen Joncker Michiel ❘ Vander Haghen. ❘ SO-NET. (F3Or̂tune/stor̂m/noch haet/ die dic de beste plaghen/) (213-229). Aenden E. ende Venrsichtighen Heyndric Vander Bor̂cht. ❘ ende Petronella Van Achterhout: syn wettighe Ghesellinne. ❘ EPIGRAMMA. (T3Js wel hoogh tydt/dunckt my/ Vander Bor̂cht! mijn goedt Heere/) (230-244). Mar. (Que dize el Poëta en) (245-261). LAV. (Che dice il Poëta in) (262-277). Cas. (Que dict le Poëte en ce) (278-294). Aen de Eersame ende Veursichtighe VVillem van VVamel/ ❘ ende Jacomyne Gr̂ammeyen sijn wettighe Ghesellinne. ❘ ODE. (D3Eerlijke

[pagina 111]
[p. 111]

Liefde goedt/d'Eendr̂acht/en vaste trouwe) (295-313). MARFI. (Que dize el Señor) (314-324). LAVR. (Che dice il Sr. Vander) (325-335). Cas. (Que dict le Sr. Vander) (336-346).

Stent/Proprium

Bu Stent: 6 wederspoetdt 37 Syneu Vadeerlijck 240 henr 243 deughen tronwe 286 Cōcorde. 303 Vau 338-339 ver- ❘ tuenx
Bi Stent: 62 Nar 94 patte 113 pui 142-143 don= ❘ de 144 Aumonir 159 profpere 206 onghelnc 217 my( 230 Venrsichtighen 234 tuwadrt

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DE MONSIEVR VANDER NOOT
  in ↑5 ↓6 ←6 →8 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓5 ←5 →7 =5

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 52 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 80 Tavernier (VPT,T 29)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)

Watermerken

Variant van Briquet 7004 in BKB VH23888 f 28, GUB R570(2) f 30

Exemplaren

MPM R7.2 f 29 en 32, MPM R44.4 f 17 en 18, ASB C21338 f 21 en 22, ASB C31382 f 41 en 44, BKB VH23887 f 10 en 11, BKB II46446 f 36 en 37, BKB VH23888 f 25 en 28, BKB VH23889 f 43 en 44, GUB R570(1) f 10 en 11, GUB R570(2) f 29 en 30, WHAB Lp4o f 10 en 11

Aantekeningen

In r. 111 Signora is dit woord in WHAB mogelijk met de pen gecorrigeerd tot Sigñora.

Opvallend veel drukfouten zijn te wijten aan ‘vuil’ zetsel. In r. 31 Alsulken is er een overbodige spatie tussen u en 1 in BKB VH 23889; in ASB C21338 is de 1 juist in het midden van de gaping geplaatst, zodat aan weerszijden te veel wit resulteert; in MPM R44.4, ASB C31382, BKB VH23887, BKB II46446, BKB VH23888, GUB R570(1), GUB R570(2), WHAB staat de spatie tussen l en k.

In r. 173 ‘constant’ is de laatste t nog heel in BKB VH23889; in GUB R570(1) is de schacht boven de vlag verdwenen; dit laatste onderdeel is niet meer zichtbaar in ASB C31382; in de resterende exemplaren is de letter praktisch geheel verdwenen.

In de sprekende regel van $r ontbreekt het punt op het einde van de regel; dit betekent een verdere regressie t.o.v. pardo.

Het watermerk heeft de factuur van Briquet 7004 (hoogte: 32,5 mm) en de afstand tussen de bruglijnen van Briquet 7006 (26 mm). In de bladen zonder watermerk liggen de bruglijnen op 22 mm van elkaar.

Samenhang Carro-Noot-Sueiro-Pardo-Scholier

De combinatie van de elementen binnen het raamwerk ondergaat niet de minste wijziging. De evolutie van het zetsel der sprekende regels in $r laat een ordening toe: in sueiro staat nog steeds een punt op het einde van de regel. In pardo is dit ook nog het geval, maar in de binnenvorm van dit vel is

[pagina 112]
[p. 112]

dit zinteken naar de rand van het zetsel verschoven; in scholier $r ontbreekt het punt totaal. Afgaande op de enig mogelijke evidentie, met name de afstand tussen de bruglijnen, kunnen carro en noot op een zelfde papiersoort afgetrokken zijn. Het watermerk van sueiro komt exclusief daar voor. pardo en scholier bezitten filigrammen van dezelfde groep.

1591

S'Conincx

Titelvel 1591

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-10 f 1v: blanco
  f 2r: blanco f 2v: r. 11-16

Inhoud

[binnen titelhoutsnede; zie Aantekeningen] DE ❘ POETICSCHE WER ❘ KEN VAN MYN HEER ❘ VANDER NOOT. ❘ LES OEVVRES POE- ❘ tiqves dv Sr. Ian ❘ VANDER NOOT. ❘ T'hantvverpen, ❘ By Arnoud s'Conincx. ❘ Anno, 1591. (1-10). [aanvullende houtsnede; zie Aantekeningen] [onder houtsnede binnen kader met arabesken, binnen architectonische omlijsting; zie Aantekeningen] In effigiem Diuini Poëtae Vander Noot ❘ Guilielmus Svveertius. (Nobilis & doctus vir, quàm sit clare Poëta) (11-16).

Stent/Proprium

Nihil

Raamwerk

f 1r: ?
f 2v: [in fries] TEMPERA TE TEMPORI. POST TENEBRAS SPERANS LVCEM. POST NEBVLA PHOEBVS.
  [in onderbouw] TEMPERA TE TEMPORI. LABORE ET INDVSTRIA. AMORE ET PRVDENTIA.
  [in sokkel] MAGNANIMOS FORTESQVE BEAT SINE CRIMINE VIRTVS.
  in ↑3 ↓3 =8

Lettertype

Rom.: 96 Garamond; 80 Garamond; 52 Granjon; 40 Haultin
It.: 95 Granjon

Watermerken

Geen filigram waargenomen; de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 26 mm

Exemplaren

GUB R570(1) f 1 en 4

[pagina 113]
[p. 113]

Aantekeningen

De opmaak van dit titelvel is getrouw gekopieerd naar de buitenvorm van titelvel 1589-1590. Op f 1r is niet enkel de titelhoutsnede sinds 1584 aangewend, maar de verdeling der lettergrepen in de titel is identiek met Vervliets schikking in 1589-1590. Op f 2v wordt eveneens gebruik gemaakt van hetzelfde portret, van dezelfde tekst in de drie sprekende regels en van dezelfde kaderelementen als op f 2v van titelvel 1589-1590.

Bij al deze overnemingen is slechts één afwijking genoteerd: de architraaf boven de composiete zuilen ligt in 1591 omgekeerd t.o.v. het voorbeeld, dus met de smalle richel naar boven. Het kader met arabesken heeft sinds 1589-1590 geleden onder de druk van de pers: de bovenste dwarsbalk is in het midden geheel gespleten, en de linker zijstijl is op 42 mm van de voet naar buiten gedeukt.

Het enig bewaarde exemplaar is zo kort afgesneden, dat niet meer kan vastgesteld worden of er op f 1r een sprekende regel voorkwam. Wel is de aanwezigheid van dergelijke regel onwaarschijnlijk omdat de zetspiegel van beide pagina's van de buitenvorm in dat geval te zeer zou verschillen (huidige hoogte van het volledig kader op f 1r: 278 mm; op f 2v: 275).

Wonsel

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-47, 176-200
  f 1v: r. 48-95, 201-248
  f 2r: r. 96-143, 249-296
  f 2v: r. 144-175, 297-353

Inhoud

AEN DEN EERSAMEN, VVYSEN ENDE ❘ VEVRSINIGHEN HEERE MARCVS VAN WONSEL ❘ Schepen van Antvverpen. ❘ Teghen d'onvvetende vyanden der Poëteryen. (V3An Wonsel! soo ick v/een recht vr̂indt ken te wesen) (1-11). A MON Sr. Mr. ANCELME DE DAVID, CAPITAINE D VNE ❘ Compaignie de soldatz Walons sovbz le regiment ❘ de l'Excellence de Monsir. le Marquis de Rentj. ❘ CONTRE LES IGNORANTS, ENNEMIS DE LA POESIE. (D3E David! vous voyant amateur fauorable) (12-22). ODE. (C2Alliope/Goddinne schoone!) (23-175). ODE. (C2Aliope! pucelle,) (176-328). Lav. (Che dicano quelli versi? Dot. Conci-) (329-339). Marfira. (Que dize el Poëta aqui? Dot.) (340-349). (Non vsitata, nec tenui ferar) (350-353).

Stent/Proprium

Bu Stent: 18 ensigne 339 soui 351 liquidmm
Bi Stent: 233 faictt 286 gaine

Raamwerk

f 1r-v: DE POETICSCHE WERKEN VAN MIIN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑2 ↓1 ←9 →11 =8
f 2r-v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑1 ↓4 ←12 →10 =7

Lettertype

Rom.: : 11 Van den Keere (VPT,R 5); : 6,8 Granjon; 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Garamond; 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 95 Granjon; 80 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 95 Frans (VPT,T 25)

[pagina 114]
[p. 114]

Watermerken

Geen watermerk waargenomen; de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 22 mm

Exemplaren

MPM R7.2 f 30 en 31, MPM R44.4 f 27 en 28, ASB C21338 f 32 en 33, ASB C31382 f 37 en 38, BKB VH23887 f 28 en 29, BKB II46446 f 40 en 41, BKB VH23888 f 40 en 41, BKB VH23889 f 41 en 42, GUB R570(1) f 27 en 28, GUB R570(2) f 40 en 41, GUB R1209 f 23 en 30, PBM 324 f 29 en 30, WHAB Lp4o f 34 en 35

Aantekeningen

Bij de overgang van binnen- naar buitenvorm zijn de twee kaders in hun geheel van plaats verwisseld. In WHAB is het punt op het einde van de sprekende regel op f 1r niet meer zichtbaar, maar op f 1v (Bi) nog wel, wat de volgorde van het drukken van binnen- en buitenvorm bevestigt.

In r. 182 Le is de L dezelfde kapotte letter als hierna in re 108.

Re

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-50 f 1v: r. 51-95
  f 2r: r. 96-140 f 2v: r. 141-213

Inhoud

A MONSIEVR IACOMO RE GENTIL- ❘ HOMME GENEVOIS. ❘ Elegie. (S6Ignor Re! voz vertus & voz belles louanges) (1-61). A MON Sr. SIMON CARRO CAPITAINE GENEVOIS. ❘ SONNET. (C2Arro ie vis sans quelque petulance) (62-77). A MAISTRE IEAN TIRAS. LICENTIE ES DROICTZ. ❘ SONNET. (T2Iras! voyant la face de ma belle,) (78-95). AV Sr. IACOMO DOREA GENTIL-HOMME GENEVOIS. (P2Vis que ton noble coeur sus la Vertu se fonde) (96-100). Ode a sa Dame Olimpia. (O2 Belle Olimpia! (Nymphe tres-honorée!) (101-140). A LA HAVTE ET PVISSANTE DAME, MADAME IANNE ❘ de Robles legittime Compaigne de Don Alonso Deidiaqvez. (M2Adame! en vous voyant tant sage & tant honneste) (141-146). A MADAME, MADAME OLYMPIA. ❘ Non moins belle & gracieuse, ❘ Que douce, sage & vertueuse. ❘ ODE. (D2Ame d'honneur! tant gracieuse & belle) (147-198). Sonnet A sa Dame Olympia. (E2N admirant vostre saincte beauté) (199-213).

Stent/Proprium

Bu Stent: 10 dout 29 attraire 37 uy [sprekende regel f 1r] POETISCHE WERCKEN
Bi Stent: nihil

Raamwerk

f 1r: DE POETISCHE WERCKEN VAN MIIN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑2 ↓1 ←9 →11 =8
f 2r: DE POETICSCHE WERKEN VAN MIIN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑1 ↓1 ←12 →10 =8
$v : LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
f 1v in ↑2 ↓4 ←9 →11 =7
f 2v in ↑1 ↓4 ←12 →10 =7

[pagina 115]
[p. 115]

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 130 Garamond; 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Garamond; 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 95 Granjon

Bloemletter: S 25,5 mm

Watermerken

Geen watermerken waargenomen; de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 22 mm

Exemplaren

MPM R7.2 f 17 en 20, ASB C21338 f 18 en 19, ASB C31382 f 45 en 52, BKB VH23887 f 5 en 8, BKB II46446 f 19 en 22, BKB VH23888 f 17 en 20, BKB VH23889 f 47 en 48, GUB R570(1) f 5 en 8, GUB R1209 f 20 en 23, PBM 324 f 20 en 23, WHAB Lp4o f 17 en 18

Aantekeningen

De buitenvorm is eerst gedrukt. Bij het zetten van de binnenvorm zijn de twee kaders van het raamwerk van plaats verwisseld, met uitzondering van de voetstukken met sprekende regels en van de sokkelbases. Tevens zijn de drukfouten in de sprekende regel van f 1r verbeterd.

In r. 108 Lequel is de kapotte L dezelfde als in wonsel 182.

Claerhout

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-54 f 1v: r. 55-157
  f 2r: r. 158-253 f 2v: r. 254-268

Inhoud

Aen den welghebor̂en Edelen Heere/mijn Heer' Lamor̂al van ❘ Claerhout/Baenderheere van Maldeghem/ Guyse/Couchy/&c. ❘ Heere van Pitthem/Coolschap/Wt-kercke/Assebr̂oeck/etc. ❘ Ende aen mijn Ghenadighe Vrouvve, mijn Vrouyve Franchoise d'Oignies, ❘ Sijn Wettighe Ghesellinne. ❘ ODE. (M3Jjn Heer! waer plagh te zijn dat spr̂eec-woor̂dt (in veurtijden)) (1-62). Cassandre. (Que dict le) (63-69). Lavra. (che dice il Poëta in) (70-76). Marfira. (Que dize el) (77-83). Le Seigneur l'Amoral de Claerhout, Baron de Maldeghem, Guyse, ❘ Couchy, &c. Seigneur de Pitthem, Coolschamp, Vut-kercke, Assebroeck, &c. (84-85). (louant, & souhaitant le temps) (86-103). (laudando & deziderando il tempo) (104-121). (loando y desiderando el tiem-) (122-139). A Madame, Madame Franchoise d'Oignies, Femme du dict Seigneur ❘ & Baron de Maldeghem, &c. (M2Adame? son pouuoit de vostre bon lignage) (140-149). HENRICVS AGRICOLA BRECHTIVS, DE ❘ operibus. D. Vander Noot. (Dimidio meditans attentus cuncta diëi) (150-157). A MONSIEVR Mr. DENIS DE VILLERS CHANOINE DE ❘ l'Eglise Cathedrale de nostre Dame, ❘ A TOVRNAY. ❘ Discours Poêtique. (S2I vous voulez, Villers, prester l'oreille) (158-253). [houtsnede: op het voorplan de muze Melpomene, op de achtergrond vier dichterparen in een bucolisch landschap; zie Aantekeningen] (M2Elpomene (Cor̂rinnam/Augustiums dochtere/en) (254-260). (M2Elpomene (representant la belle) (261-268).

[pagina 116]
[p. 116]

Stent/Proprium

Bu Stent: 3 Coolschap 36 hemeslijcx 50 onderhondt
Bi Stent: 78 Odo 84 l'Amoral 117 bouna 129 necessiarios 197 è 204 sout 205 Chrarité 239 Paton 244 radeur

Raamwerk

$r: DE POETICSCHE WERKEN VAN MIIN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑1 ↓1 ←12 →10 =8
$v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑2 ↓4 ←9 →11 =7

Lettertype

Rom.: : 11 Tavernier (VPT,R 4); : 6,8 Granjon; 160 Tavernier (VPT,R 16); 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Garamond; 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 95 Granjon; 80 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 72 Van den Keere (VPT,T 40); 62 Van den Keere (VPT,T 44)

Watermerken

Verwante vorm van Briquet 8076 in MPM R7.2 f 15, MPM R44.4 f 19, ASB C21338 f 14, ASB C31382 f 64, BKB VH23887 f 12, BKB II46446 f 17, BKB VH23888 f 16, BKB VH23889 f 67, GUB R570(1) f 12, GUB R570(2) f 28, GUB R1209 f 27

Exemplaren

MPM R7.2 f 10 en 15, MPM R44.4 f 20 en 19, ASB C21338 f 14 en 15, ASB C31382 f 64 en 65, BKB VH23887 f 9 en 12, BKB II46446 f 16 en 17, BKB VH23888 f 16 en 13, BKB VH23889 f 67 en 68, GUB R570(1) f 9 en 12, GUB R570(2) f 31 en 28, GUB R1209 f 24 en 27, PBM 324 f 24 en 27, WHAB Lp4o f 12 en 13

Aantekeningen

De houtsnede op f 2v (214,5 bij 143,5 (145) mm, gemeten aan de buitenste kaderrand) stelt Melpomene voor, met als attribuut een gambe met zes snaren; zie hiervoor Valentin Denis, De muziekinstrumenten in de Nederlanden en in Italië naar hun afbeelding in de 15e-eeuwsche kunst. I Hun vorm en ontwikkeling, Leuven, 1944, 39-40. De musicerende of rondkuierende dichters in het bos op de achtergrond zijn genummerd van rechts naar links (nr. 3-8). De ontbrekende nummers 1 en 2 zijn waarschijnlijk bedoeld voor de twee dichters links op de voorgrond, die op de oever van een vijver musiceren in het gezelschap van een zwaan. De plaat is vermoedelijk gesneden voor de aanvulling van de Olympias, waar de genummerde personages zouden geïdentificeerd worden; de tekst onder de houtsnede verwijst trouwens naar het vierde boek van dit nooit voltooid werk. De verklarende namen bovenaan, ‘Melpomene.’ en ‘Corrinna.’, respectievelijk links en rechts naast het gelauwerde hoofd van de muze, zijn met bestaand lettertype gezet in uitgespaarde vakjes van de plaat. In de rechter benedenhoek is de houtsnede gesigneerd M. MERTEN DE. VOS FEC[it], gevolgd door A. VL., het monogram van Antoon van Leest.

De buitenvorm is voor de binnenvorm gedrukt; in het dekstuk op f 1r (Bu) is de linkerhoek nog heel, zij het wazig, in alle controleerbare exemplaren; op f 2r (Bi) is de breuk in deze hoek een voldongen feit.

In r. 38 reynen is er teveel wit tussen n en e in ASB C21338, MPM R44.4, GUB R570(2), GUB R1209.

[pagina 117]
[p. 117]

Het watermerk heeft dezelfde factuur als Briquet 8076, maar de figuur is groter (89 mm), en voorzien van een banderol met tekst als Briquet 8077-8081. De vorm van de kroon en de afmetingen van kroon en schild stemmen overeen met Briquet 8071.

Helmans

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-100 f 1v: r. 101-113
  f 2r: r. 114-214 f 2v: r. 215-294

Inhoud

Aen den E. VVijsen ende Veursinighen Sr. Carle Helmans. (Helmans! ghy die hier kendt der Liefden groote crachten) (1-5). SONNET. (A2Ppollo claer! soo ghy op de reuire) (6-20). Mar. (que cosa dize el Poëta) (21-42). Lavra. (che cossa dice il Poëta?) (43-64). Cassandre. (o que) (65-76). (O! eerlijcke en̅ lofweer=) (77-86). (T2E tibi subripuit doctum, tam docta Pucella,) (87-96). (D. Ioannis vander Noot Poëma Brabanto-Gallicū, vtilissimū fore iudico, ijs qui diuiniorem Phi-) (97-100). [houtsnede: Apollo met attributen in dichterlijke omgeving; zie Aantekeningen] (Phoebus Apollo (hem in de middeldt der ne=) (101-107). (Phoebus (Apollo, se tenant au milieu des neuf) (108-113). Aen den Gheleerden Wijsen ende seer Veursinighen Sr. Aluaro Nuñes ❘ Doctoor̂ in der Medecijnen. (N4A dat my t'smor̂ghens vr̂oegh/de blosende Auror̂a/) (114-143). Marfira, (Que dize el) (144-164). Lavra. (che cossa dice el Poëta) (165-184). Cas. (Que dict le Poëte, en) (185-205). Insigni doctoq́ʒ viro D. Ioanni Vander Noot. Franciscus Svveertius, Antuerpiensis. (Mantua Virgilio, Nothaeo Antuerpia gaudet:) (206-213). Tuus per saxa per ignes. Franciseus Svveerts. (214). Aen den E. wijsen ende seer Veursinighen Sr. Peeter Helmans. (Helmans! siet! Cupido/en Venus doen my singhen) (215-221). SONET. (A4Lme Phoebus! Apollo goedertiren!) (222-236). Dottor. (Promete al sa-) (237-247). Dottor. (Promette al ac-) (248-257). Doc. (il promet au Sr. Pie-) (258-268). NICOLAVS DE MEYERE ANTVERPIENSIS IN CORONAM ❘ MirteAm. D.I. Vander Noot. (A2Lma Venus rursus cingebat tempora Myrto,) (269-294).

Stent/Proprium

Bu Stent: 9 deurvondt 49 suanemente 90 Masae 91 amanten 99 eam 233 Vant 270 MirteAm 275 pole 277 nomian 286 babere 294 Vates
Bi Stent: 110 onr 111-112 harmo- ❘ nieusensement 160 Iusculpir 174 propora 208 Latiam 214 Franciseus

Raamwerk

$r: DE POETICSCHE WERKEN VAN MIIN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑2 ↓1 ←12 →11 =8
$v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
  in ↑1 ↓4 ←9 →10 =7

Lettertype

Rom.: : 7,5; : 6,8 Granjon; : 5,5; 80 Garamond; 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 95 Granjon; 80 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 72 Van den Keere (VPT,T 40)

[pagina 118]
[p. 118]

Watermerken

Variant van Briquet 7004 in MPM R7.2 f 24, MPM R44.4 f 26, ASB C21338 f 24, ASB C31382 f 66, BKB II46446 f 32, BKB VH23888 f 23, GUB R570(1) f 33

Briquet 10555 in BKB VH23889 f 66

Exemplaren

MPM R7.2 f. 24 en 25, MPM R44.4 f 25 en 26, ASB C21338 f 24 en 25, ASB C31382 f 63 en 66, BKB II46446 f 32 en 33, BKB VH23888 f 22 en 23, BKB VH23889 f 65 en 66, GUB R570(1) f 32 en 33, GUB R570(2) f 5 en 6, WHAB Lp4o f 20 en 21

Aantekeningen

De houtsnede op f 1v (211 bij 144,5 mm, gemeten aan de buitenste kaderrand) stelt Apollo voor met de lier in zijn rechterarm, terwijl boog en gevulde pijlkoker aan zijn voeten liggen. Op de achtergrond links bespeelt Orpheus de lier in een bos ten aanhore van dromedaris, struisvogel, leeuw en pauw. Rechts komt een zeegod (Triton?) aangevaren, geleund tegen de rug van een monsterachtige vis. De tekening is omlijst door een kader, ingelegd met een ornament van parelsnoer. De houtsnede is gesigneerd in de linker benedenhoek A.VL.S. voor ‘Antonius van Leest sculpsit’ en in de rechter benedenhoek M. DE VOS: F. voor ‘Merten de Vos fecit.’ De factuur van Apollo is nauw verwant met dezelfde figuur op een schilderij van De Vos, thans bewaard in het Museum voor Schone Kunsten te Brussel. Vooral het hoofd met lauwerkrans en zonne-embleem, de vorm van de lier en de drapering van de mantel vertonen treffende gelijkenissen. De enige verschilpunten vormen het aantal snaren van de lier evenals het feit dat de zonnegod op het Brusselse paneel ongeschoeid neerzit; zie Robert Wangermée, La musique flamande dans la société des XVe et XVIe siècles, Bruxelles, 19662, pl. 76, 317, waar verdere literatuur. Zoals de voorgaande plaat met de voorstelling van Melpomene zal ook deze illustratie oorspronkelijk voor de Olympias bedoeld zijn.

De binnenvorm is voor de buitenvorm gedrukt: in het voetstuk op $r is de linkerhoek meer beschadigd op f 1r (Bu) dan op f 2r (Bi); en in het voetstuk op $v is de dubbele binnenlijn op 34 mm van de rechterhoek minder gehavend op f 1v (Bi) dan op f 2v (Bu).

GUB R570(2) en WHAB behoren tot de oudste exemplaren van de binnenvorm: in r. 114 is er nog geen gerezen spatie, maar wel in r. 210; de eerstgenoemde spatie is overal elders zichtbaar, terwijl de tweede nadien weggewerkt is. Daarentegen bezit BKB VH23889 een der jongste exemplaren van de binnenvorm: in r. 116 Aurora is de u, en in r. 133 gheleerdt is de t enkel in dit exemplaar verwrongen. In r. 100 ‘perficit’ komt in ASB C21338 een overbodige spatie voor tussen i en c.

In de italiek 80 Granjon komt een P in romein voor: 250 e.v., 278 e.v.; D in romein in hetzelfde italieke korps: 189.

De variant van Briquet 7004 mist het tweede blokje, en heeft de afstand tussen de bruglijnen als in Briquet 7003.

In GUB R570(2) is geen watermerk waargenomen, maar de afstand tussen de bruglijnen is dezelfde als in Briquet 7003.

Samenhang PW, gedrukt door s'Conincx in 1591

Het achtereenvolgende drukproces wordt ons voldoende gereveleerd door de lotgevallen van de raamelementen. Eerst is de binnenvorm van wonsel gedrukt; de slijtage van de kaders is in dit stadium dezelfde als in de onmiddellijk voorafgaande groep balbi-weerdt 1590. Na deze binnenvorm is de buitenvorm gezet, waarbij de twee kaders onderling van plaats verwisseld zijn. Daarop is de buitenvorm van re gedrukt, met dezelfde combinatie der raamelementen als in de buitenvorm van wonsel. Bij het zetten van de binnenvorm van re zijn de twee kaders weer van plaats verwisseld, met uitzondering van de voetstukken met sprekende regels en van de sokkelbases. De aldus resulterende combinatie

[pagina 119]
[p. 119]

komt onveranderd voor in claerhout. Bij het zetten van de binnenvorm van helmans is dezelfde techniek gevolgd als bij het ontstaan van de binnenvorm van re: de kaders zijn verwisseld met uitzondering van voetstukken met sprekende regels, van een zijstijl en van de sokkelbases. Het zetsel van de sprekende regels ondergaat geen verandering.

Slechts wonsel en re kunnen op dezelfde papiersoort gedrukt zijn.

[1592]

Vervliet

Feytens

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-49 f 1v: r. 50-91
  f 2r: r. 92-138 f 2v: r. 139-180

Inhoud

Aen den Eerweerdigen Vader in Godt. Heer Dionys Feytens ❘ Abt van S. Michiels tot Antwerpen: gheintronizeert. ❘ Den 19. dagh van Meerte. Ao. ❘ INCARNATIE. (O3M dat ghy Godt Meer aCht dan alle eerdtsche Saken/) (1-10). SONET. MORGHEN GHEBEDT. (O3 Godt/die deur v macht/ wijsheyt/deughdt en ghenade/) (11-25). SONET. AVONT GHEBEDT. (L3Of/eere/pr̂ijs en danck/sy v (Godt) t'allen tyden) (26-40). SCHOVVT QVADE FEYTEN. Reuerendiss. Simbolum. (41). Marfira. (A quien escriue el Poëta estos Versos? Doc.) (42-48). TEMPERA TE TEMPORI. POST TENEBRAS SPERANS LVCEM. POST NEBVLA PHEBVS. (49). A Monsieur Louys Clarisse. ❘ EPIGRAMMA. (C2Laris'! en vous voiant en chasque temps & lieu) (50-57). SONNET. PRIERE POVR DIRE AV MATIN. (D2Ieu, qui par ton pouuoir, sapience, & bonté,) (58-72). SONNET. PRIERE POVR DIRE AV SOIR. (G2Loire, los, & honneur te soit, Dieu mon Seigneur:) (73-87). LAVRA. (Che dice il Poëta qui? DOT. Dedica con questi versi, al virtuoso Sr. Luduico Clarisse que-) (88-91). Aen den En. VVysen ende Veursienighen Heere/Jan ❘ te Westen/ Oosterlingh. (T3E Westen/deur de Konst/die Godt my heeft ghegheuen/) (92-99). SONNET AEN GODT. (O3P v betrou' ick Godt/ghy zijt mijn toeuerlaet/) (100-114). SONET. AEN DE MVSEN. (V3Eel herder dan in stael/in koper oft pourphier/) (115-129). Marfira. (Que dize aqui el Señor Vander Noot? Dot. Nuestro virtuosiso, y Christia-) (130-137). DILIGE VIRTVTEM REMANET POST FVNERA VIRTVS. (138). A Mon Seignieur, Mon Sr l'Alfero Ioseppo Nicito ❘ CAVALLIERO NEAPOLITANO. (V2Ous voyant Vertueux, Genereux, & Sçauant) (139-146). SONNET. A DIEV. (S2Eigneur, puis qu'en toy git toute mon esperance,) (147-161). SONNET. AVX MVSES. (A2Ssez plus dur qu'en fer, qu'en bronze, ou qu'en pourfire) (162-176). DOT. (Il nostro Virtuosissimo & Christianissimo, Poëta dedicādo questi Versi & Sonnetti, Al Sr. l'Alfero Io) (177-180).

Stent/Proprium

Bu Stent: 175 maugé [sprekende regel f 2v] OVVRES
Bi Stent: [sprekende regel f 1v] OVVRES 119 nimmeer 126 genueughdt

Raamwerk

$r: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MYN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←5 →8 =6
$v: LES OVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←7 →6 =5

[pagina 120]
[p. 120]

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 140 Guyot (VPT,R 17); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 52 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 80 Tavernier (VPT,T 29); 62 Van den Keere (VPT,T 44)

Watermerken

Geen watermerk waargenomen; de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 26,5 mm

Exemplaren

MPM R7.2 f 39 en 40, MPM R44.4 f 29 en 30, ASB C21338 f 36 en 37, ASB C31382 f 56 en 57, BKB II46446 f 44 en 45, BKB VH23888 f 39 en 42, BKB VH23889 f 59 en 60, GUB R570(1) f 37 en 38, GUB R1209 f 28 en 31, LUB 1500A48 f 13 en 14, PBM 324 f 28 en 31, WHAB Lp4o f 5

Aantekeningen

In r. 49 TEMPERA is enkel in BKB VH23889 een gerezen spatie zichtbaar. In r. 137 ‘Fama.’ staat het punt te hoog in GUB R570(1), LUB en PBM.

In WHAB is dit vel gereduceerd tot een diploma dat op de rectozijde de tekst van het oorspronkelijk f 2r bevat, en op de versozijde die van f 1r behoudt. Dit blad kan dan ook enkel ontstaan zijn als stadium tussen het afdrukken van binnen- en buitenvorm. Wanneer wij als normaal aannemen dat de binnenvorm eerst gedrukt is, dan heeft men voor het exemplaar van WHAB de helft van de vorm, in casu f 1v, afgedekt, zodat enkel f 2r gedrukt is. Nadat de buitenvorm gezet was, heeft men door toepassing van hetzelfde procédé op de versozijde van het hierboven vermelde blad de tekst van het oorspronkelijke f 1r afgedrukt. Als resultaat is een diploma van de pers gekomen met uitsluitend Nederlandse verzen en Spaanse commentaar. De reden voor deze speciale behandeling moeten wij in verband brengen met de bestemmeling van het oorspronkelijk f 2r, hier van de rectozijde van het diploma, Jan te Westen. Deze unieke herleiding is immers enkel opgenomen vooraan in een bundel PW, die voor deze mecenas bestemd was; zie verder blz. 178 en 195.

De inhoud van dit vel heeft elders tot andere doelbewuste aanpassingen geleid: het bevat gedichten die in de vellen, gedrukt door Van den Rade, enkel in het slotvel voorkwamen. Bij gebrek aan een voorhanden slotvel, d.i. bij eventuele uitputting van weerdt 1590 heeft feytens dan ook ter wille van zijn voorbeschikte inhoud dienst gedaan als afsluiting van een bundel PW. Hiervoor is in GUB R1209 en PBM 324 de sprekende regel op f 2v gewijzigd met de pen van LES tot FIN DES. Deze correctie is telkens op dezelfde manier uitgevoerd: FIN is voor het oorspronkelijk lidwoord toegevoegd, en de L van LES is gecorrigeerd tot D.

In het dekstuk van f 2r komt een zwarte veeg voor op de plaats van de verdwenen binnenste lijn in BKB VH23889, PBM, WHAB.

Farneze

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-51 f 1v: r. 52-101
  f 2r: r. 102-136, 181-199, 244-262  
  f 2v: r. 137-180, 200-243, 263-321  

[pagina 121]
[p. 121]

Inhoud

Aen den Hooghghebor̂en Vor̂st Alexander Farneze/deur ❘ Godts ghenade/Hertogh van Parma en Plaisancen/&c. Riddere vanden ❘ Gulden Vlize./Lieutenant/Gouuerneur ende Capiteyn Generael/ ❘ voor de Conincklijcke Maiesteyt in sijne ❘ Nederlanden. ❘ SON-ET. (O3M dat ghy hebt (groot Vor̂st) van seer zwaren ghewichte) (1-20). A L'illustrisse. Alexandre Farneze, Ducq de Parme & de ❘ Plaisance, Cheualier de l'Ordre de la Toyson d'Or, Lieu ❘ tenant, Gouuerneur & Capitaine General pour sa Maiesté en ses ❘ Pays Bas, &c. ❘ SON-NET. (D2'Auguste les vertus, ni de Mecoene encore) (21-39). (Heureux (puis que le seul loz) (40-50). Pontus de Tiard. (51). A son Alteze, en faueur du Poete. Per I. Vander Mast. ❘ SON-NET (L2E Macedonien, qui conquestoit le monde,) (52-67). Hugo Cabicet, au Poete. ❘ SON-NET. (O2 Diuin vander Noot, à qui les cieux tant d'heur) (68-83). ODE, chantée deuant Son Alteze, à Beures, auant son entrée en Anuers, en l'An. 1585. (P2Rince de Parme, grand Seigneur!) (84-100). Hos ego versiculos feci, tulit alter honores: Sic vos non vobis, Sic vos non vobis.&c. (101). A son Alteze en sa Magnifique entrée d'Anuers. Ao. 1585, ❘ SON-NET. (A2Tant es tu venu, ô Prince magnanime,) (102-117). [houtsnede, verdeeld in twee tonelen, telkens voorstellend een trofee op de voorgrond, met op het achterplan het terrein der krijgsgebeurtenissen; zie Aantekeningen] Marfira, (O que lindos) (118-180). LAVRA, (O che bei versi,) (181-243). Cassandre, (O quelz be) (244-306). (Tenendi sunt in ciuitate Poëtae, & honore ac laude decorandi: qui quidem commandatissimi omnibus esse) (307-313). (Celuy qui n'a la cognoissance,) (314-321).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 50 Reuiuiure 217 pui 227 qnali scruitij 288 CAs 307 commandatissimi 312 sentatiarumque
  Proprium: 6 SON-ET.
Bu(b) Stent: als in Bi(a)
  Proprium: 6 SO-NET.
Bi Stent: 67 etrnelle 113 Meudre 190 piaec

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓6 ←5 →8 =5
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MYN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓5 ←6 →7 =6

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 140 Guyot (VPT,R 17); 96 Tavernier (VPT,R 22); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 80 Tavernier (VPT,T 29)

Watermerken

Verwante vorm van Briquet 7004 in ASB C21338 f 6, ASB C31382 f 12, BKB VH23889 f 11, GUB R570(2) f 22

Exemplaren

ASB C21338 f 6 en 7 met Bu(b), ASB C31382 f 5 en 12 met Bu(a), BKB VH23889 f 11 en 12 met Bu(a), GUB R570(2) f 22 en 25 met Bu(b), WHAB Lp4o f 6 en 7 met Bu(a)

[pagina 122]
[p. 122]

Aantekeningen

De twee houtsneden (telkens 53 bij 70 mm) op f 2r, zijwaarts door Toscaanse halfzuilen omraamd en boven en onder door een dubbele lijn afgegrensd, beelden twee trofeeën af, telkens in een aangepast decor. Het linkse zegeteken is niet zozeer opgebouwd uit buit, als wel uit de wapenrusting der overwinnaars. Als achtergrond fungeren dan ook zeer toepasselijk het tentenkamp der Spaanse belegeraars, hun troepen in slagorde en het ommuurde Antwerpen. Doorgestoken dijken begrenzen de horizont. Daarentegen is de trofee op het rechtse tafereel duidelijk behangen met de spolia van de Scheldestad. Als centrale stut dient een mast, voorzien van kraaienest, met· ra en loshangend zeil, waaraan enkele schilden, tuba's en een musket bevestigd zijn. Op een der tuba-vaantjes is het St-Andrieskruis duidelijk zichtbaar. Tegen het zeil leunen een paar ankers, en zijwaarts, evenals boven het zeil priemen roeispanen, enterhaken, een lans en een keizerlijke adelaar. De achtergrond wordt door de Schelde ingenomen, bevaren door schepen en tritons; in de linkerhoek wordt de beveiliging van Farneses brug over de stroom afgebeeld.

De houtsneden zijn niet gesigneerd.

De wijziging in r. 6 is een auteurscorrectie.

De binnenvorm is eerst afgedrukt: de sprekende regel op f 1v (Bi) bezit nog een punt na NOOT, de sprekende regel op f 2v (Bu) reeds niet meer.

In r. 1 komt enkel in BKB VH23889 een gerezen spatie voor. Ook in r. 14 my gunstigh is er in BKB VH23889 een gerezen spatie zichtbaar. Dit mankement wordt verholpen in de volgende exemplaren, maar daardoor ontstaat er een teveel aan wit in het midden van gunstigh in ASB C31382 en ASB C21338.

In r. 73 ‘par’ is de r nog het minst beschadigd in BKB VH23889, waar de schacht toch niet meer heel is.

Het watermerk mist het tweede blokje van Briquet 7004.

Samenhang Feytens-Farneze

Bij de overgang van de weerdruk van feytens naar de binnenvorm van farneze heeft men enkel de dekstukken en zijstijlen op hun oorspronkelijke plaats behouden, dit impliceert: voetstukken met sprekende regels en sokkelbases zijn van plaats verwisseld. Tevens is de drukfout in de Franse sprekende regel in feytens $v verbeterd. De rest van het zetsel blijft onaangeroerd.

In feytens komt geen watermerk voor, maar de bruglijnen liggen er even ver van elkaar als in farneze.

J. de Smidt

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-115 f 1v: r. 116-195
  f 2r: r. 196-326 f 2v: r. 327-398

Inhoud

Aen den En. VVysen ende Veursienighen Jan de Smidt/ ❘ ende Jonghvr̂ouwe Magdalena le Poiure/sijn wettige Ghesellinne. (A3Ensiende claer v deughdt//De Smidt/goedt vr̂indt en Heere/) (1-6). ODE. (G3Odt (synde t'hooghste goedt)) (7-79). marfi. (Que dize el Poêta?) (80-91). LAVRA. (Che dice il Poëta?) (92-103). cassan. (Que dict le Poëte?) (104-115). Aen den En. VVysen/ende Veursinighen Heere/Heer ❘ Jaspar vanden Cruyce/Docteur in beyde de Rechten/en Canoninc van ❘ Onser Liuer Vr̂ouwen t'Antwerpen. (V3Siende Deughdelijc/deuot/vr̂eesen den Heere/) (116-124). ODE. ❧. (D3J de Deughdt/groot van weerden/) (125-153). Dottor. (El Poëta, con-) (154-160). DOTTOR.

[pagina 123]
[p. 123]

(Il Poëta, conti-) (161-167). Doct. (Le Poëte, continuant) (168-174). (At nos virtutes ipsas inuertimus atque) (175-182). Y en la Oda 3. libro 3. Et in l'Oda 3.libro 3. Et en l'Ode 3. liure.3. (Iustum & tenacem propositi virum) (183-193). (Ergo: Laetamini in Domino, & exultate iusti, & gloriamini omnes recti corde. Nam:) (194-195). Aen den En. VVysen ende Veursienighen Meester Rombout ❘ Verdonck/ ende Jonghvr̂ouwe Maria Blyhooft/sijn wettige Ghesellinne. (S3Jend' v Meester Rombout/soo wel gheleerdt te wesen) (196-203). ODE.*. (S3Oo d'Olympia schoone) (204-224). Die Satans Ryck/suckt te verminderen,, Wor̂dt hier veracht/van sijn quaey kinderen.) (225). doc. (El Poëta haze vna An=) (226-241). DOT. (Il Poëta fa vna antete-) (242-257). dot. (Le Poëte, faict vne an-) (258-273). Qui veut diminuer le Regne Sathanique,, Est detracté des siens, per heyne trop inique. (274). marfir. (Bien poco se le da) (275-287). LAVRA. (Ben poca si cura) (288-300). cassan. (Il se soucie bien peu,) (301-313). Boëtius de consolatione Philosophiae libro primo. (Tu quoque si vis) (314-326). A Mon Seigneur Louis Balbani, Gentilhome Luquez. (I2' Ay reduit maintes fois, Balbani! en momoire) (327-333). Ode. Aen den Edelen Wysen/ende seer Veursinighen/Heere Louys Balbani. ❘ STROPHE. (M3En vyndt (Balbani) nv veel volx diet al verachten) (334-351). mar. (Que dize el Poëta aqui?) (352-363). lav. (Che dice il Poëta qui?) (364-375). Cas. (Que dict le Poëte icy?) (376-387). (Maer al dat deuchdelijck is/en weert ghepr̂esen) (388-397). Cornelis van Ghistel/in d'ouersettinghe der Satyren Horatij. dienende tot desen proposte. (398)

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 53 stlle 78 souder 102 voloutà [sprekende regel f 1r] OEVVREs MONSIVR 328 momoire 358 Viriuosos 366 Balboni 371 mumero 391 eerljck[sprekende regel f 2v] VVERCKEN
Bu(b) Stent: als in Bu(a), behalve [sprekende regel f 2v]
  Proprium: [sprekende regel f 2v] VVERKEN
Bi(a) Stent: 131 een 140 uature 151 volgheu 174 lib.3. 182 volamus 232-233 ffo ❘ res 251 dieti 304 ans [sprekende regel f 2r] OEVVREs MONSIVR
Bi(b) Stent: als in Bi(a), behalve 251
  Proprium: 251 dieci

Raamwerk

$r: LES OEVVREs POETIQVES DE MONSIVR VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←7 →6 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←8 →5 =5

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 140 Guyot (VPT,R 17); 96 Tavernier (VPT,R 22); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 80 Tavernier (VPT,T 29); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)
Unc.: : 4,5

Watermerken

Variant van Briquet 7006 in MPM R7.2 f 13, MPM R44.4 f 16, ASB C21338 f 17, ASB C31382 f 67, BKB II46446 f 13, BKB VH23888 f 19, BKB VH23889 f 64, GUB R570(2) f 15, LUB 1500A48 f 10

[pagina 124]
[p. 124]

Exemplaren

MPM R7.2 f 12 en 13 met Bu(b) en Bi(b), MPM R44.4 f 15 en 16 met Bu(b) en Bi(b), ASB C21338 f 17 en 20 met Bu(b) en Bi(b), ASB C31382 f 62 en 67 met Bu(b) en Bi(b), BKB II46446 f 12 en 13 met Bu(b) en Bi(a), BKB VH23888 f 18 en 19 met Bu(b) en Bi(b), BKB VH23889 f 63 en 64 met Bu(b) en Bi(b), GUB R570(2) f 15 en 16 met Bu(b) en Bi(a), GUB R1209 f 21 en 22 met Bu(b) en Bi(b), LUB 1500A48 f 10 en 11 met Bu(b) en Bi(b), PBM 324 f 21 en 22 met Bu(a) en Bi(a)

Aantekeningen

Bij de overgang van Bu(a) naar (b) zijn wij getuige van een zeer zeldzame correctie: hier wordt nl. een drukfout in de sprekende regel nog tijdens het afdrukken van dezelfde vorm verbeterd. In de binnenvorm komt slechts deze verbeterde versie voor, wat bewijst dat de binnenvorm als laatste gedrukt is.

Bij de verbetering in r. 251 van dieti tot dieci is de c ietwat te hoog geplaatst.

In de romein 80 Tavernier komt een O in klein kapitaal voor: r. 232, 259.

De variant van Briquet 7006 heeft de afstand tussen de bruglijnen als in Briquet 7003. Voor GUB R1209 is gebruik gemaakt van een andere papiersoort, want de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 29 mm, wat niet overeenstemt met Briquet 7006 en 7003.

B. de Smidt

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-80 f 1v: r. 81-158
  f 2r: r. 159-237 f 2v: r. 238-364

Inhoud

Aen den En. VVysen/ende Veursinigen Balthasar de Smidt/ ❘ Ende Jufu. Lucretia Tacquet/sijn wettighe Ghesellinne. ❘ ELEGIE. (D3J houlijken (de Smidt) achtmen opr̂echt te wesen) (1-17). Cassandre. (Que dict le) (18-32). LAVRA. (Che dice qui il) (33-47). marfi. (Que dize el Señor) (48-62). Aen den seluighen Balthasar de Smidt/t'samen aen sijn br̂oe= ❘ ders veurschr̂euen/Namelijck Vincent/Joost/Jaspar/ende ❘ Melchior̂ de Smidt. ❘ SONET. (D3E Smidt/die medt den naem/maer niet in d'werc/sijt Smeden/) (63-80). Aen den En. VVysen/ende Veursinigen Francoys de Meyere. ❘ SONET. (D3'Oor̂deelen Godts siju recht/opr̂echt sijn al sijn werken:) (81-98). Marfira. (Que dize el Sr.) (99-112). LAVRA. (Che dice il Sor.) (113-126). Cassan. (Que dict Mr. Van-) (127-140). Aen den Eersamen Meester Melchior̂ VVissels/en Anneken ❘ Clasens/sijn wettighe ghesellinne. (M3Eester Melcen! de Mensch kan wel veel dinghen micken) (141-152). De selue ten seluen proposte. (V3Vat men ter weereldt doedt t'wor̂dt deur den Tijdt vergeten/) (153-158). Aen de Ee. VVyse ende Veursienighe Jufu. Catharina Tiel- ❘ mans/Robr̂echt/Francoys/Heyndr̂ic ende Jufu. Besseltken Pelgherom. ❘ Weduwe/Sonen/ende Dochtere van wylen Francoys Pelgherom. ❘ EPITAPHIVM. (H3Jer dlichaem rust van Pelgherom/die toonen) (159-178). De selue aen de seluighe Jonghe Mannen. (S4Oo ick v Pelgherims/in deughden op sie groyen) (179-188). Cas. (Que dict il? dot. II) (189-199). LAVRA. (Che dice il Poëta?) (200-210). marfir. (Que dize el Poëta?) (211-221). VAN OLYMPIA, SONET. (J4Ch sagh mijn Nymphe goedt/onder duysent Jongh-vr̂ouwen/) (222-236). Gratior est pulchro veniens ex corpore Virtus. (237). Aen den En. VVysen ende gheleerden Mr. Adr̂ian Verdonck/ ❘ Ende Jufu. Maria Bouwelers/sijn wettighe Ghesellinne. ❘ SONET. (M3Yn Veerschen sijn onnut veur te ghirighe menschen/) (238-256). Marfira. (Que dize el) (257-292). LAVRA. (Che dice il Seig-) (293-328). Cassandre· (Que dict le) (329-364).

[pagina 125]
[p. 125]

Stent/Proprium

Bu Stent: 13 radt 22-23 Ln= ❘ crece 32 Freres· [sprekende regel f 1r] MONSIVR 243 belefdt 275 ruia 295 he 329 Cassandre· 354 ehacun deux 362-363 con- ❘ trare
Bi (a) Stent: 83 siju 167 knnnen 171 eeuwihlijck 178 verdr̂ietds 186 gnnen 198 Damosselle 223 J4Ch [sprekende regel f 2r] MONSIVR
Bi (b) Stent: als in Bi(a), behalve 223
  Proprium: 223 J4Ck

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DE MONSIVR VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←7 →6 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←8 →5 =5

Lettertype

Rom.: 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)

Watermerken

Geen watermerk waargenomen; de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 26 mm

Exemplaren

MPM R7.2 f 23 en 26 met Bi(b), ASB C21338 f 28 en 29 met Bi(b), ASB C31382 f 78 en 83 met Bi(b), BKB II46446 f 31 en 34 met Bi(b), BKB VH23889 f 81 en 82 met Bi(b), GUB R570(2) f 7 en 8 met Bi(b), LUB 1500A48 f 9 en 12 met Bi(a)

Aantekeningen

Naast r. 183 en r. 226 staan fleurons; de eerste figuur is opgebouwd uit vier zelfde blokjes; de tweede daarentegen bestaat uit acht blokjes, die tot twee verschillende types behoren. De drie onderscheiden elementen zijn reeds aangewend in titelvel 1588; voor de beschrijving zie men dan ook aldaar.

In r. 161 Pelgherom. is erom. in BKB VH23889 afgedekt.

In r. 212 staan A en P in klein kapitaal te midden van de romein 80 Tavernier.

Samenhang J. de Smidt-B. de Smidt

De combinatie van de elementen binnen het raamwerk ondergaat geen wijziging. In het zetsel der sprekende regels op $r is de foutieve onderkastletter s, die nog in alle exemplaren van binnen- en buitenvorm van j. de smidt voorkwam, vervangen door de overeenkomstige kapitaal in b. de smidt.

In b. de smidt is geen watermerk aangetroffen, maar de afstand tussen de bruglijnen stemt overeen met die in j. de smidt.

[pagina 126]
[p. 126]

t'sHertogen

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-109 f 1v: r. 110-220
  f 2r: r. 221-236 f 2v: r. 237-324

Inhoud

Aen den En. VVysen en̅ Geleerden He. Mr. Jan t'Shertogen ❘ der Rechten Licentiaet/ende Aduocaet postulerende voor̂ mijn ❘ Heeren de VVethoùderen van Anwerpen. ❘ ELEGIE. (E4Ens op een ander tijdt sullen wy soo beschr̂ijuen) (1-26). Bor̂germeesteren. (Ir. Blasius de Bejar. buyten.) (27-70). Dot. (Mientras que impri-) (71-83). DOT. (Dice che stampādo in) (84-96). Doc. (Il dit que, ce pendant) (97-109). Aen de Edele Gheleerde/VVyse ende Veursinighe Heeren/ ❘ mijn Heeren de Dekens/oude Schepenen/Weerdeyns/Oudermans/ende ❘ Greffier van de Laken Ghulde der loffelijker Stadt van Antwerpen. Te weten mijn Heeren. ❘ De Dekens. (Hr. Dierick vande VVerue. Riddere.) (110-130). ODE. (N4A dat wy (Clio goedt/o Musa hoogh van Moede/)) (131-159). Marfira. (Que tracta el) (160-178). LAVRA. (Che chose tracta) (179-197). Cassandre. (Quelle cho=) (198-216). (Vixere fortes ante Agamemnona) (217-220). [houtsnede, voorstellende de muze Clio; zie Aantekeningen] CLIO ((Penelopem Homerus Vr̂ouwe repr̂esenterēde)) (221-228). CLIO ((Representant Penelope, la Dame d'Homere)) (229-236). Aen den Edelen VVysen ende Gheleerden Heere/ mijn Heer' ❘ Jan Damant/ Riddere/Amptman der loffelijcker Stadt van Antwerpen. ❘ ELEGIE. (D3'Amant! die om v deughdt ghewor̂den syt Amptmandt) (237-273). Marfira. (Que dize el Poë) (274-290). LAVRA. (Che dice il Poëta?) (291-307). Cassan. (Que dit le Poëte?) (308-324).

Stent/Proprium

Bu Stent: 3 Anwerpen 35 illustratie. 86 limmor 264 sinde 304-305 ca ❘ tantāti
Bi(a) Stent: 119 Weerdyens 123 Schuyt 135 ous 195 ensa 206 sublaterne 227 hurr-werck 231 done
Bi(b) Stent: als in Bi(a), behalve 195
  Proprium: 195 censa

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←8 →7 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←6 →5 =5

Lettertype

Rom.: 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 80 Tavernier (VPT,T 29); 62 Van den Keere (VPT,T 44)

Watermerken

Verwante vorm van Briquet 867 in MPM R7.2 f 7, ASB C21338 f 10, ASB C31382 f 70, BKB II46446 f 9, BKB VH23889 f 71, GUB R570(2) f 13, GUB R1209 f 14

[pagina 127]
[p. 127]

Exemplaren

MPM R7.2 f 7 en 8 met Bi(a), ASB C21338 f 10 en 11 met Bi(a), ASB C31382 f 70 en 75 met Bi(b), BKB II46446 f 8 en 9 met Bi(a), BKB VH23888 f 6 en 7 met Bi(b), BKB VH23889 f 71 en 72 met Bi(a), GUB R570(2) f 13 en 14 met Bi(a), GUB R1209 f 13 en 14 met Bi(b), LUB 1500A48 f 5 en 8 met Bi(b), PBM 324 f 13 en 14 met Bi(b)

Aantekeningen

De houtsnede op f 2r (210 bij 144,5 mm, gemeten aan de buitenste kaderrand) stelt Clio voor. In de rechterhand houdt zij een trompet en in de linker een uurwerk. De trompet als attribuut van Clio komt voor bij Lucas d'Heere, Den hof en boomgaerd der poësien. Met inleiding en aantekeningen door W. Waterschoot, Zwolle, 1969, 26. Het uurwerk is enkel bekend als symbool van Temperantia (Tervarent, 220). De achtergrond wordt op dezelfde manier bevolkt als in de plaat, voorstellende Melpomene (claerhout f 2v): de met laurier bekranste dichters keuvelen in een park of musiceren aan de rand van een slotvijver, beluisterd door een koppel zwanen. De muze wordt geïdentificeerd door de woorden ‘CLIO’ en ‘MVSA.’, respectievelijk links en rechts naast haar hoofd in het paneel gesneden. De houtsnede is gesigneerd in de rechter benedenhoek: M. DE VOS FE[cit], met daaronder A.VL., het monogram van Antoon van Leest.

Enkele punten staan te hoog, zo in de buitenvorm: r. 54, 59, 60, 69; in de binnenvorm: r. 114, 115, 166, 198. Na r. 31 en 44 ontbreekt het punt. Na de overgang van Bi(a) naar Bi(b) staan in r. 251 door het inlassen van de ontbrekende letter de woorden te dicht bij elkaar.

In r. 27 Borgermeesteren is de eerste schacht van de m onduidelijk afgedrukt in LUB.

In r. 172 ‘Los’ rest van de s in ASB C31382, BKB VH23889 en LUB nog enkel een onduidelijke afdruk.

De figuur van het watermerk is verwant met Briquet 867, maar draagt een ander wapenschild op de borst. Dit blazoen komt misschien overeen met Briquet 9623.

Crabbe

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-108 f 1v: r. 109-194
  f 2r: r. 195-279 f 2v: r. 280-403

Inhoud

Op de Houwelijcke Feeste van Sr. Aerdt Crabbe/ende Jufe. ❘ Catharina Aernoudts/van Antwerpen. ❘ EPITHALAMEON. (E4Rato/Musa wys/die onder ander dinghen) (1-27). Marfira. (Que canto es) (28-51). LAVRA. (Che canta qui il) (52-75). cassandre. (Quel chant) (76-99). Mr. Jan vanden Perre aen de Heeren ende Vrouwen. Jn dit boeck vermeldt. (A4L had Hor̂atius/oft Pindarus daer neuen/) (100-108). Aen den En. VVysen ende Veursienighen He. Jan Maniart. ❘ Deken van den ouden Voetboghe/tot Antwerpen. ❘ ODE. (A4Lle vr̂indtschap en deughdt diemen doedt ander menschen) (109-119). Cassandre. (Que dict le) (120-129). Olymp. (Wat segt mijn Lief?) (130-139). Lavra. (Che dice il Poë-) (140-149). Jan de Maes/aen Br̂abandt. ❘ SONET. (H4Oe Gheluckigh sijt ghy/o Br̂abant/in dees tyden/) (150-165). Jr. VValrauen van Schoenueldt/aen mijn Heere Vander ❘ Noot. ❘ SONET. (S4Y schr̂yuen te vergheefs (Vander Noot) medt besuren/) (166-182). E. Graeco D. VVinandi Catharini Paleopolitani, linguae Graece Professori, versum à Mo. Iacobo Rolandio Filio. (V2T Deus, & Princeps vatum diuinus Homerus,) (183-189). (D2Rymaels vyf iaren oudt was des Raedts-Heeren

[pagina 128]
[p. 128]

sone/) (190-193). Schoone Schatten der Deughden, maken herten vol vreughden. (194). Aen den En. VVysen ende Veursinighen He. mijn Heere Jan ❘ van Asseliers eerste Secretaris ende Audiencir van zijn Maiesteyt. ❘ SONET. (D4'Out spr̂eeck'woor̂dt/Asseliers/dat ouer soo veel 'Jaren) (195-211). Aen de Pierides/ter eeren van Jr. Lansloot Boot. Rentmeestr̂. ❘ van Br̂abant int'quartier van Antwerpen. ❘ SONET. (P4Jerides/die Deughdt medt Vr̂eughdt kunt mingen/) (212-228). Aen den seluen Heere Jr. Lansloot Boot/nopende zijn Huys = ❘ vr̂ouwe/Joufvr̂ou' Marie van Bourgondien. Weduwe van wylen ❘ Hr. ende Mr. Jan van Asseliers. ❘ SONET. (M4Jjn herdt wor̂dt my vervuldt medt Nepenthe/en medt vr̂eughden/) (229-246). Marfir. (Que tracta el Poë=) (247-257). LAVRA. (Che tratta il Poë) (258-268). Cassandre. (Que traicte) (269-279). Aen den Edelen VVysen ende Veursinighen Heere/Fran= ❘ coys Sweerdts. ❘ ODE. (D4Je niet en weet wat vr̂eughdt) (280-344). Aen de Ee. VVyse ende Veursinighe Jonghmannen Fran= ❘ coys/Diderick/Robr̂echt/ende Willem Sweerdts. ❘ EPIGRAMME. (G3Hy vr̂oome Sweerdts die hier/vergadert hebt te samen) (345-355). Marfira. (A quien dirige el) (356-371). LAVRA. (A chi dirige il Sr.) (372-387). Cassandre. (A qui adres-) (388-403).

Stent/Proprium

Bu Stent: 11 Liefdeu 54 nnptiale 72 assicenza 96-97 a- ❘ mouteux 316 Ouder uvolck 323 oognen 332 Fraucoys 333 begaedft 338 iu 357 Sr.
Bi(a) Stent: 113 verslenchen 122-123 remune- ❘ res 133 den 154 eeneu 162 iude 175 heeur 176 'talder 179 Flaccum [1 omgekeerd] 236 vr̂eughden 252-253 As- ❘ sseliers 275 Mati 278 orez
Bi(b) Stent: als in Bi(a), behalve 154
  Proprium: 154 eenen

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←8 →7 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←6 →5 =5

Lettertype

Rom.: 160 Tavernier (VPT,R 16); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)

Watermerken

Geen watermerk waargenomen; de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 26 mm

Exemplaren

MPM R7.2 f 18 en 19 met Bi(b), MPM R44.4 f 11 en 12 met Bi(a), ASB C31382 f 30 en 31 met Bi(a), BKB II46446 f 20 en 21 met Bi(a), BKB VH23888 f 26 en 27 met Bi(a), BKB VH23889 f 35 en 36 met Bi(a)

Aantekeningen

Ter hoogte van r. 5, 12, 22, 104, 112, 155, 172, 201, 218 en 236 staan telkens fleurons aan weerszijden van de tekst. In al deze gevallen is telkens gebruik gemaakt van de twee elementen, die reeds sinds titelvel 1588 gesignaleerd zijn.

[pagina 129]
[p. 129]

In r. 252 ‘Iuan’ is de I nog heel in ASB C31382, BKB II46446; de kapitaal wordt onduidelijk in BKB VH23888, brokkelt bovenaan af in MPM R44.4, en verdwijnt in de resterende exemplaren.

Samenhang t'sHertogen-Crabbe

De combinatie van de elementen binnen het raamwerk en het zetsel der sprekende regels blijven identiek.

1592-1593

s'Conincx

Titelvel 1592-1593

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-11 f 1v: blanco
  f 2r: blanco f 2v: r. 12-17

Inhoud

[binnen titelhoutsnede; zie Aantekeningen] DE ❘ POETICSCHE ❘ WERKEN VAN ❘ MIIN HEER VAN- ❘ der Noot. ❘ LES OEVVRES POE- ❘ tiqves dv Sr. Ian ❘ Vander Noot. ❘ T'hantvverpen, ❘ By Arnoud s'Conincx. ❘ Anno, 1592. (1-11). [onder aanvullende houtsnede; zie Aantekeningen] D. Michael Hetsroy Breugel S. Theologie Licenciatus, Canonicus Antvverpiensis, vidit & approbauit. [onder houtsnede binnen kader met arabesken, binnen architectonische omlijsting; zie Aantekeningen] In effigiem Diuini Poëtae Vander Noot ❘ Guilielmus Svveertius. (Nobilis & doctus vir, quàm sit clare Poëta) (12-17).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 17 Moras
  Proprium: 11 1592
Bu(b) Stent: als in Bu(a)
  Proprium: 11 1593

Raamwerk

f 1r: D. Michael Hetsroy Breugel S. Theologie Licenciatus, Canonicus Antvverpiensis, vidit & approbauit.
  in =8
f 2v: [in fries] TEMPERA TE TEMPORI. POST TENEBRAS SPERANS LVCEM. POST NEBVLA PHOEBVS.
  [in onderbouw] TEMPERA TE TEMPORI. LABORE ET INDVSTRIA. AMORE ET PRVDENTIA.
  [in sokkel] DEFICIET NVNQVAM GENEROSO IN PECTORE VIRTVS.
  in ↑3 ↓3 =7

Lettertype

Rom.: 120 Garamond; 96 Garamond; 80 Garamond; 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 95 Granjon

[pagina 130]
[p. 130]

Watermerken

Verwante vorm van Briquet 188 in ASB C21338 f 1 en 4 (contresigne), MPM R7.2 f 4 en 1 (contresigne), GUB R570(2) f 1, BKB II 46446 f 1 en 4 (contresigne)

Exemplaren

MPM R7.2 f 1 en 4 met Bu(a), ASB C21338 f 1 en 4 met Bu(a), BKB II46446 f 1 en 4 met Bu(b), GUB R570(2) f 1 en 4 met Bu(b)

Aantekeningen

De lay-out van dit titelvel is een getrouwe navolging van die in s'Conincx' titelvel 1591. Zowel de houtsneden op f 1r als de illustratieve toevoegingen op f 2v zijn in dezelfde orde overgenomen. Al deze elementen vertonen geen nieuwe sporen van slijtage. De teksten van de sprekende regels luiden als in 1591, met uitzondering van de sprekende regel in de sokkel van f 2v. Ook de kerkelijke goedkeuring staat hier voor het eerst onder de aanvullende houtsnede op f 1r.

Het watermerk is verwant met Briquet 188, maar de factuur van de adelaar is hier groter (± 100 mm). Het monogram op zijn borst in Briquet fungeert hier als contresigne. Ook de afstand tussen de bruglijnen verschilt (hier: 25 mm).

Halmale

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-53, 95-124, 166-195
  f 1v: r. 54-94, 125-165, 196-249
  f 2r: r. 250-300
  f 2v: r. 301-331

Inhoud

Aen de Edele / Gheleerde / Vvijse ende seer Veursinighe Hee= ❘ ren / mijn Heeren de Bor̂ghemeesters. ❘ Ionc-heer Hendrick van Halmale. Buyten. ❘ Ionc-heer Adriaen van Heylvveghen. Binnen. ❘ Medt mijn Heeren de Schepenen / ende Raedt der Lof weerdigher ❘ Stadt van Antwerpen. ❘ SONET. (A2Ls Godt ons gheeft de Deughdt Veursichticheydt verheuen) (1-23). Cassandre. (A qui adres-) (24-94). Lavra. (A chi consacra) (95-165). Marfira. (A quien ende-) (166-236). Joncheer Jacob Vander Mast / Aen Antwerpen. ❘ EPIGRAMME. (V3Vilt v / Antwerpen / nu / (Schoonste Nymphe) verblijden) (237-248). de deughdt vervvindt,, d'Afghunst verblindt. (249). Είς σϰἠματα ποίητιϰα συλλέϰθεντα ἅπο Ιωανν. τοῦ φανδερ Νῶτ εξαστιχον. ❘ Ουίνανδου Καθαρίνου του Παλαιοπολιτου. ❘ ΕΠΙΓΡΑΜΜΑ. (Ε2 ϒγενιϰὀν δέδοται τοδὲ ςοι Νωθαῖε τροπαιον)(250-264). Μἀνθανε πὸλλα ϰαὶ μαϰαριὸς ἔση.(265). A MONSEIGNEVR MON Sr. IEAN VANDER NOOT, ❘ Prince des Poëtes Belgiens. ❘ SONNET. (R2 Onsard jadis huchà la famille sacrée) (266-282). Nil virtute prius, Ian de Maes, Flamen. (283). Al molto Virtuoso & Generoso Sr. Donno Giouanni ❘ Vander Noot, Poëta Laureato. Nicolo Artusino. ❘ SONETTO. (Q2 Velle rare virtu, quel Sacro Ingegno) (284-300). A l'honneur de la belle & bonne Ville d'Anuers: Du Prudent & ❘ Graue Senat: du leal & diligent Peuple: aussi des Ver- ❘ tueuses & honnestes Dames de la mesme. ❘ ODE. (D2 Es Muses Seurs, la bien disante troupe) (301-328). Cassan. (ô que c'est chose rare & excellente qu'vn vray Poëte en chasque nation & siecle? Doc.) (329-330). VRBS ANTVEPIAE EVROPAE DECVS. (331).

[pagina 131]
[p. 131]

Stent / Proprium

Bu Stent: 14 sonde 46 Pruēdce 98 bellisa 177 lo 307 honnenr 331 ANTVEPIAE
Bi Stent: 134 qnesto 144-145 nu- ❘ ue 234 attestaiones 260 πράρέργα 261 νέϰτας

Raamwerk

$r: DE POETICSCHE WERKEN VAN MIIN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑3 ↓3 ←11 →12 =7
f 1v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEHAN VAN DER NOOT.
f 2v: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEAN VANDER NOOT.
$v in ↑2 ↓4 ←9 →10 =8

Lettertype

Rom.: : 11 Van den Keere (VPT,R 5); : 6,8 Granjon; 120 Garamond; 80 Garamond; : 2,1; 52 Granjon
It.: 140 Granjon; 95 Granjon; 80 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25)
Civ.: 96 pre-Van Wolsschaten
Ex.: Grieks 80; Grieks 66 Granjon

Watermerken

Geen watermerk waargenomen; de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 26 mm

Exemplaren

MPM R7.2 f 6 en 9, ASB C21338 f 9 en 12, ASB C31382 f 7 en 10, BKB II46446 f 7 en 10, BKB VH23888 f 5 en 8, BKB VH23889 f 15 en 16, GUB R570(2) f 23 en 24, GUB R1209 f 12 en 15, PBM 324 f 12 en 15

Aantekeningen

Naast r. 258, 273 en 293 staan fleurons. Telkens is dezelfde figuur, opgebouwd uit vier blokjes, samengesteld. Dezelfde fleurons zijn door s'Conincx nog elders gebruikt, zo in Jean Bodin, De la demonomanie..., 1586 (BT, nr. 348), Philippes Des Portes, Les oeuvres..., 1591 (BT, nr. 875), Jean Bodin, De la demonomanie..., 1593 (BT, nr. 349), Jean de Sponde, Declaration..., 1595 (BT, nr. 4403), Philippes Des Portes, Les oeuvres..., 1596, (BT, nr. 876), Discours au particulier...de Hulst..., 1596 (BT, nr. 923).

De binnenvorm is voor de buitenvorm gedrukt: in de sprekende regel op f 2v staat de spelling IEAN, die op f 1v (Bi) gewijzigd is in IEHAN. Deze archaïserende spelling schijnt het tegendeel van een verbetering, maar toch is deze correctie bedoeld, want zij komt eveneens voor in het hierna gedrukte vel.

Dekstuk ↑1 en voetstuk ↓1 zijn verdwenen, omdat zij al te zeer geleden hebben onder de druk van de pers. In hun plaats worden thans ↑3 en ↓3 gebruikt, die tot nu toe voorbehouden bleven voor de titelpagina's.

Vergano

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-86 f 1v: r. 87-214
  f 2r: r. 215-313 f 2v: r. 314-330

[pagina 132]
[p. 132]

Inhoud

A mon Sr. Iean Angelo Vergano, Consul des magnifiques na- ❘ tions Milanoise & Lombarde en Anuers. ❘ ELEGIE. (C2Omme ie preparois en ce beau mois de May,) (1-15). Aen den En. wijsen ende veursinighen Heere Sor̂. Jan Angelo ❘ Vergano/Consul der heerlijcker Lombaerden ende Milanoisen binnen Antwerpen. ❘ SONET. (V3Ergano/t'alder tijdt/t'sy oft ick hier sal leuen) (16-32). Cassan. (Que dict le Poëte?) (33-50). Lavra. (Che dice il Poeta?) (51-68). Marfi. (Que dize el Poëta?) (69-86). A Monseigneur Baptiste Siuori, Gentilhomme Geneuois. (I2' Ay maintefois tasché (Siuori, en vertus riche)) (87-93). Ode aen Olympia. ❧ (D2En langhen tijt/noch· tsnel verloop der iarē/) (94-154). Doctoor. (Il asseure sa Da-) (155-174). Lavra. (Che dice il Sr. vāder) (175-194). Marfi. (que dize? Dot. Af-) (195-214). A MON Sr. IEAN VINCENTI FOSSA ❘ CREMONEZ. (V2Ous vovant, (mon Fossà! orné de Vertus belles)) (215-220). ODE ☙(Y2O mijn hert is my vol vr̂eughden) (221-271). Cassan. (Declaire nous ceste Ode, Mr.) (272-288). Lavra. (Dechiarate ci questa Oda, Sr. Agricola.) (289-313). [houtsnede: Thalia; zie Aantekeningen] (Thalia (representant Lalage, la Maistresse d'Horace)) (314-321). (Thalia (Lalagen Hor̂atiums lief ver=) (322-330).

Stent/Proprium

Bu Stent: 9 faue ur 32 my
Bi Stent: 155 Doctoor 178 amaer 194 houesti 196 niiguna 299 mome 306 ὁύτω ἐρονωμὲνους φλόυς 307 ὂνομοθα 310 μιστύομεν

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV SEIGNEVR IEHAN VANDER NOOT.
  in ↑3 ↓3 ←9 →11 =8
$v: DE POETICSCHE WERKEN VAN MIIN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑2 ↓4 ←10 →12 =7

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 130 Garamond; 80 Garamond; 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 95 Granjon; 80 Granjon; 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 72 Van den Keere (VPT,T 40)
Ex.: Grieks 66 Granjon

Watermerken

Geen watermerk waargenomen; de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 26 mm

Exemplaren

ASB C31382 f 27 en 34, BKB VH23888 f 31 en 32, BKB VH23889 f 29 en 30, GUB R1209 f 17 en 18, PBM 324 f 17 en 18

Aantekeningen

De houtsnede op f 2v (212 bij 145 mm, gemeten aan de buitenste kaderrand) stelt Thalia voor, met een roos in de linker- en een luit in de rechterhand. Op de achtergrond musiceren twee dichters met hun geliefden in een bebost gebied aan de oever van een rivier, terwijl een ander gezelschap de voorkeur heeft gegeven aan een boottochtje. De muze is geïdentificeerd aan de hand van de twee woorden, die links en rechts naast haar hoord gesneden staan: ‘THALIA’ en ‘MVSA’. De houtsnede is gesigneerd in de linker benedenhoek ‘M. DVOS’ voor ‘Merten de Vos’; daaronder staat het

[pagina 133]
[p. 133]

monogram van de xylograaf, dat echter verschilt van het voorheen gebruikte merkteken, want het moet thans gelezen worden als ‘Antonius van der Leest’.

In r. 311-313 worden kapitalen in romein gebruikt in de italiek 65 Granjon.

Samenhang Halmale-Vergano

De plaats van het merendeel der elementen binnen het raamwerk is op eigenaardige manier gewijzigd in vergano tegenover halmale: enkel dek- en voetstukken blijven op hun originele plaats; de sprekende regels met onderstaande sokkelbases verhuizen binnen dezelfde vorm van de verso- naar de naastliggende rectozijde en vice versa. Ook de zijstijlen zijn anders geplaatst. Toch wordt de continuïteit van deze twee vellen gegarandeerd door de sprekende regels: de versie van vergano komt overeen met de binnenvorm van halmale, en het zetsel heeft evenmin wijzigingen ondergaan. Ook de afstand tussen de bruglijnen stemt overeen in exemplaren van beide vellen.

1592-1593

Vervliet

Angoni

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-136 f 1v: r. 137-266
  f 2r: r. 267-387 f 2v: r. 388-426

Inhoud

Aen den En. VVysen ende Veursinighen Heere ❘ Sr. Fr̂ancisco Angoni: Luquez. ❘ ODE. (P4Jeredes/ Goddinnen schoon/) (1-66). Cassan. (Declaire nous ce-) (67-88). LAVRA. (Schiarate ci questa) (89-110). Marfira. (Declarad nos esta) (111-132). (Fuit moris antiqui, eos qui vel singulorum laudes vel vrbium scripse-) (133-136). Aen den En. VVysen ende Veursinighen He. Hans Ghoeserie. ❘ ODE AEN OLYMPIA. (V3 Siende Vr̂oom en Wys/Hoogh achtē deughdt en trouwe/) (137-142). 1 (S4Choon Jonghvr̂ou/teerder vele) (143-250). LEERAER. (Wel alderschoonste ende beste Olympia/wat) (251-257). CASSAN. (Que dit le Poëte? DOC. Il persuade sa Dame,) (258-264). (In campis Eliseijs (hoc est in Paradiso: quod vocabulū hortos delitiarum significat) Hic manus ad Patriā) (265-266). Aen Thalia/nopende den Hof van den En. VVysen ende ❘ Veursinighen Michiel Eems/ende Juffr̂ou' Joanna zijn ❘ wettighe Ghesellinne/tot Antwerpen. ❘ ODE. ❘ 1 (T4Halia soet/Pr̂incesse schoone/) (267-342). Marfira. (Que dize el Sr.) (343-350). LAVRA. (Che dice il Sr. Van-) (351-358). Cassandre. (Que dict) (359-368). (Combien prisez doiuent bien estre) (369-380). NOTA. Van eenighe fauten. (Olympia. (My dunckt Heer Leeraer/dat daer ghemist is in den Naem op het Grafschrift van) (381-387). A Mon Seigneur Nicolai Siuori, Consul de la magnifique Nation Ge- ❘ nuoise en Anuers. Sus le trespas de Damoiselle Clara Spinnola, ❘ sa legittime Compaigne. (S2Iuori s'on pouuoit & par pleurs, & par plainctes) (388-426).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 130 Anconi 135 desiuuimus 388 Nicolai 419 s' l
Bu(b) Stent: als in Bu(a), behalve 388
  Proprium: 388 Nicolas
Bi(a) 180 sterueu 190 shoonste 348 ciuidad 365 quare 367 strate. 384 is [omgekeerd]
Bi(b) Stent: als in Bi(a), behalve 348
  Proprium: 348 ciudad

[pagina 134]
[p. 134]

Raamwerk

$r : LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←8 →7 =6
$v : DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←6 →5 =5

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)

Watermerken

Briquet 8583 in MPM R7.2 f 27, MPM R44.4 f 9, ASB C21338 f 5, ASB C31382 f 40, BKB II46446 f 30, BKB VH23888 f 33, BKB VH23889 f 38, GUB R570(2) f 37, GUB R1209 f 19

Exemplaren

MPM R7.2 f 27 en 22 met Bu(b) en Bi(b), MPM R44.4 f 9 en 10 met Bu(b) en Bi(b), ASB C21338 f 8 en 5 met Bu(a) en Bi(b), ASB C31382 f 35 en 40 met Bu(a) en Bi(a), BKB II46446 f 30 en 27 met Bu(b) en Bi(b), BKB VH23888 f 30 en 33 met Bu(b) en Bi(b), BKB VH23889 f 37 en 38 met Bu(a) en Bi(b), GUB R570(2) f 37 en 36 met Bu(b) en Bi(b), GUB R1209 f 16 en 19 met Bu(a) en Bi(b), PBM 324 f 16 en 19 met Bu(a) en Bi(b)

Aantekeningen

Naast r. 395, 406 en 419 staan fleurons. De bovenste en onderste figuur bestaat telkens uit dezelfde vier blokjes, terwijl de middelste uit acht blokjes, behorend tot twee types, samengesteld is. Beide elementen komen reeds voor in titelvel 1588.

De overgang van Bu(a) naar (b) is typische auteurscorrectie.

In ASB C21338 is op f 1v in de sprekende regel de druk geveegd.

De zetfout in r. 384 kan veroorzaakt zijn doordat dit randzetsel in pastei gevallen is.

In r. 385-387 worden exponenten in romein aangewend in de civilité 80 Van den Keere.

Samenhang

angoni vormt de verbindingsschakel tussen t'shertogen-crabbe enerzijds, stuytelinck en de resterende produktie van Vervliet in 1592-1593 anderzijds, en wel om de volgende redenen:

1)De combinatie van de elementen binnen het raamwerk is als in t'shertogen-crabbe.
2)De spelling en het zetsel van de sprekende regels komt overeen met stuytelinck e.v.; nochtans blijkt hier duidelijk dat er geen volledige scheiding met de voorgaande groep t'shertogen-crabbe mogelijk is: het zetsel van de Franse sprekende regel op $r bleef onaangeroerd, wat eveneens het geval was met de eerste helft van de Nederlandse versie op $v : ‘DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN’.
3)De eigenheid van angoni ten opzichte van de voorgaande en volgende vellen PW wordt gerugsteund door een watermerk, dat uitsluitend hier voorkomt.
[pagina 135]
[p. 135]

Stuytelinck

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-95 f 1v: r. 96-166
  f 2r: r. 167-291 f 2v: r. 292-370

Inhoud

Aen den Edelen/VVysen ende Veursinighen Joncheer ❘ Gabr̂iel Stuytelinck. ❘ SONET. (J3St dat men om van ionghs/hem ter Deughdt te begheuē/) (1-17). Aen de Ee. VVyse ende Veursinighe Juffrou' Maria van ❘ Boshuysen/wettighe ghesellinne des veurschreuen Jr. Stuytelinck/ ❘ medt heur dochters Ju. Maria/Regina/ende Helena Stuytelinck. ❘ ODE. ❘ 1(V4Siende/schoon Jonghvr̂ouwe/) (18-51). Cassan. (Que dict le Sr. Vander Noot? Doc.) (52-73). Marfi. (Que dize el Sr. Vander Noot? Dot.) (74-95). Aen den En. VVysen en̅ Veursinigen M. VVillem Mennens ❘ der Rechten en der vr̂ye Kunsten Licentiaet. ❘ SONET. (D3E sotten heeten sot/die/die heur sotternyen) (96-112). Aen den Er. VVysen/ ende seer Voor̂sienighen. Elias de Bie. ❘ SONET: (G3Helijck de honden sot/die sonder reden leuen/) (113-128). Cassandre. (Tant plus que les peruers) (129-144). Marfira. (Tanto mas que los peruersos) (145-160). (Les plus gentilz espritz, les plus doctes Poëtes,) (161-166). Doctor̂ Gerardus Goossenius/ Phisicus en̅ Medicus/aen den ❘ E. Wysen ende Veursinighen Simon de Br̂uyne. (V3Vetende/De Br̂uyn/ vr̂oom en ghetrou vol deughden/) (167-172). De selue/aen den Edelen Heere/Heer' Jan vander Noot/ ❘ Vor̂st der Br̂abantscher ende Nederlandtscher Poeten. ❘ ODE. ❘ 1(O4Nlancx na dat ick was/) (173-247). Antwoor̂de des Poeten op de veur-gaende. ❘ ODE. ❘ 1(K4'EN was noyt meer verheughdt/) (248-340). Diuino Poëtae Ioanni Vander Noodt, Patritio Antuerpiensi, Franciscus ❘ Svveertius Iunior. P. (Q2Vis te mirandum ignorat Nothaee Poëtam,) (341-358). Mr. Pauwels Verbr̂aken tot de Zoyelisten/ende oock tot de ❘ Liefhebbers der Deughdt. (V4Vyckt Zoijelisten/wyckt/ghy verdwyndt deur d'benyden/) (359-368). (Di onrecht/schamp/en spyt/verduldigh kan verdr̂aghen) (369-370).

Stent/Proprium

Bu Stent: 309 verblydeu 367 alleu
Bi Stent: 113 Er 138 E 169 V2Vetende 199 gheeldt 216 sveuen 279 Waert

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←6 →7 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←5 →8 =5

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 96 Tavernier (VPT,R 22); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 72 Tavernier (VPT,T 39); 62 Van den Keere (VPT,T 44)

Watermerken

Geen watermerk aangetroffen; de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 26 mm

[pagina 136]
[p. 136]

Exemplaren

ASB C31382 f 77 en 84, BKB II46446 f 39 en 42, BKB VH23889 f 79 en 80, GUB R570(2) f 11 en 12

Aantekeningen

In r. 169 VVetende is dit woord in zoverre zetfout, dat het voornaamwoord V voor de VV ten onrechte weggelaten is.

In ASB C31382 staat in r. 359 nog Mr; in BKB II46446 en BKB VH23889 is deze r reeds onder de zetlijn gezakt.

Euterpe

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-48 f 1v: r. 49-177
  f 2r: r. 178-229 f 2v: r. 230-310

Inhoud

Aen Euterpe/ter onsteruelijker eeren van den Eerweerdigē/ ❘ Edelen ende gheleerden Heere/mijn heere Don Gior̂gio d'Austria/Pr̂ouost vā ❘ Harlebeke/Camerlinc van den Vor̂stelijcken Cardinael van Oostenrijc. etc. ❘ ODE. (E3Vterpe! Musa wys/di de vr̂ome medt vr̂eughden) (1-60). Marfira. (Que contiene esta) (61-91). LAVRA. (Qual è il contenu-) (92-122). Cassan. (Que contient ceste) (123-153). (Heureux celluy ie nomme) (154-177). Dialogismus/en̅ bedidinghe van seker voghels die mijn Heer ❘ Peeter Arnouts heeft doen stellen in den hof sijns huys/staende op den ❘ Wapper/in de Meere/tot Antwerpen. Personagien sijn ❘ HOuenier ende BEeldtsnyder. (HO. V3Vel aen/Beeldtsnyder! vr̂iendt! wilt my hier nv vertellen) (178-225). Doctevr. (Ces vers disent, que l'homme doibt tenir bonne garde sus son menage cōme la Grue,) (226-229). Aen den En. VVysen ende venrsinighen/Thomas Anraet. ❘ SONET. (M3Jjn Heer Anraedt/de deughdt der Beleefdtheydt/so schoone) (230-245). Cassandre. (Que dict le) (246-262). LAVRA. (Che dice il Se-) (263-279). marfira. (Que dize el Sr.) (280-296). Mr. Philippe de Rinsard Licentié es Droicts. A Mr. Vander Noot. ❘ ODE. (S2'Alcide pour auoir dextrement abatu) (297-310).

Stent/Proprium

Bu Stent: 14 veulps 230 venrsinighen 258 e
Bi Stent: 98 accumilar 217 heun

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←6 →7 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←5 →8 =5

Lettertype

Rom.: : 8,2 Schöffer jr.; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 96 Tavernier (VPT,R 22); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25)

[pagina 137]
[p. 137]

Watermerken

Variant van Briquet 7004 in ASB C31382 f 69, BKB II46446 f 23, GUB R570(2) f 21

Exemplaren

MPM R44.4 f 7 en 8, ASB C31382 f 69 en 76, BKB II46446 f 23 en 26, BKB VH23888 f 14 en 15, BKB VH23889 f 69 en 70, GUB R570(2) f 20 en 21, GUB R1209 f 9 en 10, PBM 324 f 8 en 9

Aantekeningen

In r. 28 ontvanghen is de e nog heel in ASB, BKB II46446 en GUB R570(2); in BKB VH23888 en GUB R1209 is deze letter lichter geïnkt, en in BKB VH23889 is zij het minst duidelijk.

In r. 251 ‘trouué’ is de afdruk van é het duidelijkst in BKB VH23888.

In de binnenvorm van ASB C31382, BKB VH23889 en PBM merkt men in → 8 een binnenwaartse uitstulping op 38 mm van de voet.

Er komen romeinse onderkastletters in exponent-stelling voor bij de italiek 80 Tavernier + 77 Guyot.

Het watermerk mist het tweede blokje onder de lelie; de afstand tussen de bruglijnen is als in Briquet 7003. Ook in de exemplaren waar geen filigram is aangetroffen, liggen de bruglijnen op dezelfde afstand van elkaar als in Briquet 7003.

Langhart

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-76 f 1v: r. 77-88
  f 2r: r. 89-166 f 2v: r. 167-258

Inhoud

Aen den En. VVysen ende Veursinighen Gabr̂iel Langhart/ ❘ en sijn wettighe gesellinne Juffrou Joanna van Santvoor̂t. ❘ ODE. (J3S der Deught rechten loon/lof en ontsterflijck eere/) (1-27). Marfira. (Que dize el Poë) (28-40). LAVRA. (Che dice il Poëta?) (41-53). Cassandre. (Que dit le) (54-66). (O2 Decus eximium Phoebi, Notaee celebris,) (67-74). I. VValrans. ❘ Licent. Iuris. (75-76). [houtsnede, voorstellende Apollo; zie Aantekeningen] (Euterpe (vertoonende Sappho/Alceums Vr̂ydstere) na) (77-82). (Euterpe (representant Sappho la Maistresse d'Alcée) ac-) (83-88). Aen den En. VVysen en̅ Veursinighē Heere/Louis Perez. ❘ ODE. (E3Vterpe/helpt my toch/ o Musa goedertiren/) (89-110). Marfira. (Que dize el Sr.) (111-124). LAVRA. (Che dice il Señor) (125-138). Cassandre. (Que dict) (139-152). Le mesme, au mesme Seigneur Louis Perez. ❘ ODE. (P2Erez! des meillieurs biens que Dieu à, dās ce monde) (153-166). Aen den En. VVysen en̅ Veur̂sinigen Pauwels Van Mullem. ❘ ODE. (J2C merck aen v/o Mullem! en aen v kinders mede/) (167-180). marfira. (Que dize el Poë) (181-200). LAVRA. (Che dice il Poë-) (201-220). Cassandre. (Que dict) (221-240). In opera D. Vatis Domini Ioannis Vander Noot. M. Adrianus Iac. F. Damman. (V2T mihi sint linguae totidem quot vertice crines) (241-249). Mr. Jan Putmans. Aen de ghene daer de Poet aen schr̂ijft. (A4L wat deur Pindarum/ en Homerum verheuen/) (250-258).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 37 oluidabos 197 buedas 219 desectare 219-220 iu ❘ conda 237-238 [et] 250 schr̂ijft. [j omgekeerd]

[pagina 138]
[p. 138]

Bu(b) Stent: als in Bu(a), behalve 37
  Proprium: 37 oluidados
Bi Stent: 93 Peris 144 moustré

Raamwerk

$r : LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑ 5 ↓ 5 ← 6 →7 =6
$v : DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑ 4 ↓6 ← 5 → 8 =5

Lettertype

Rom.: : 8,2 Schöffer jr.; : 6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)

Watermerken

Briquet 9821 in ASB C31382 f 87, BKB II46446 f 24, BKB VH23889 f 88, GUB R570 (2) f 19

Exemplaren

ASB C31382 f 87 en 88 met Bu(b), BKB II46446 f 24 en 25 met Bu(b), BKB VH23889 f 87 en 88 met Bu(a), GUB R570(2) f 18 en 19 met Bu(b)

Aantekeningen

De houtsnede op f 1v (209,5 bij 143 mm, gemeten aan de buitenste kaderrand) stelt Euterpe voor met een mandora als attribuut; zie Valentin Denis, De muziekinstrumenten in de Nederlanden en in Italië naar hun afbeelding in de 15e-eeuwsche kunst. I Hun vorm en ontwikkeling, Leuven, 1944, 112. Het onderschrift bij deze plaat, volgens hetwelk hier Euterpe ‘medt een citere (oft bat een schalmeye) in de hand’ (78-79) afgebeeld staat, is dan ook als correctie bedoeld; zie verder de Verklarende Aantekeningen bij de tekstuitgave. De muze stapt voor de ons reeds vertrouwde beboste achtergrond, waarin wij links en rechts van de godin telkens een gelauwerd dichterpaar aantreffen. In de buurt van het linker groepje ontbreekt de vertrouwde zwaan evenmin. De houtsnede is gesigneerd in de rechterhoek ‘M. DE VOS.’ en links ‘PT’ vermoedelijk voor P. Thys, die ook een plaat gesneden heeft voor LvB; zie LvB, XXIX, 9 en Smit-Hellinga, 60-61 noot 1.

In ASB, BKB II46446 en BKB VH23889 staat geen punt na NOOT in de sprekende regel op f 2r.

De afstand tussen de bruglijnen (hier: 26 mm) is groter dan in Briquet 9821.

Peeters

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-71 f 1v: r. 72-146
  f 2r: r. 147-224 f 2v: r. 225-384

[pagina 139]
[p. 139]

Inhoud

Aen den En. VVysen ende veursinighen Aernout Peeters. ❘ ODE. (J3N den Apr̂il als Flor̂a heur gaet spoyen) (1-38). marfira. (Que contiene esta) (39-49). LAVRA. (Che contiene questa) (50-60). Cassan. (Que contient ceste) (61-71). [twee houtsneden naast elkaar, respectievelijk voorstellende Pallas Athene met geknechte koningen en een tot ondergang gedoemde obelisk; zie Aantekeningen] Aen den En. VVysen ende Veursinighen Aernout Byltkens. ❘ ODE. (D4E veerschen di ic nv/deur Liefde heb gheschr̂euen/) (72-84). Marfira. (Que dize el Poë) (85-96). LAVRA. (Che dice il Poëta?) (97-108). Cassan. (Que dit le Poëte?) (109-120). (C'est peu de cas aussi de bastir iusque aux cieux,) (121-144). D.F. Petrarcha. (Fluxa est hominum memoria, picturae labiles, caducae statuae, interq́ue mor-) (145-146). [twee houtsneden naast elkaar, respectievelijk voorstellende een bedreigde triomfboog en een instortende tempel; zie Aantekeningen] Aen den En. VVysen en̅ Veursinighē Eymbr̂echt Tholinckx. ❘ ODE. (N4A dat niet beters hier (Tholinckx) en wor̂dt beuonden) (147-160). Propertius. (Nam neque Pyramidum sumptus ad sydera Dusti,) (161-169). Petrarcha. (Credete voi, che Cesare, o Marcello,) (170-176). Du Bellay. (Ipse quidem possis Pario de marmore tecta) (177-197). En ons Poet in sijn Ode aen H. ❘ Jasper Vander Noot Heer ❘ van Carloo. (V2Vat de menschen bedr̂yuen) (198-224). Aen den En. VVysen en̅ veursinighen Peeter vandē Berghe. ❘ EPIGRAMME. (C3Lio/wy sullen eens den lof soo wel beschr̂yuen) (225-234). ODE AEN OLYMPIA. (G4Oddinne schoone/) (235-379). Olympia. (Hoe vvel weetent de Poeten te segghen? als oft syt meynden. (Liefde moet medt liefde) (380-384).

Stent/Proprium

Bu Stent: 31 Dies-mem 266 Vt 374 wynen 381 Martialus
Bi Stent: 162 Dusti 166 sonores 223 bequaen 224 ect

Raamwerk

$r : LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑ 5 ↓ 5 ← 6 → 7 =6
$v : DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑ 4 ↓ 6 ← 5 → 8 =5

Lettertype

Rom.: 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)
Ex.: Grieks 66 Granjon

Watermerken

Briquet 9821 in MPM R7.2 f 36, ASB C31382 f 97, BKB II46446 f 5, BKB VH23889 f 90

Exemplaren

MPM R7.2 f 35 en 36, ASB C31382 f 92 en 97, BKB II46446 f 6 en 5, BKB VH23889 f 89 en 90

Aantekeningen

De vier houtsneden in de binnenvorm (respectievelijk 91 bij 74, 94 bij 74, 92 bij 72,5, 93 bij 73 mm) zijn dezelfde als in de Engelse uitgave van Het Theatre, A Theatre wherein be represented as wel

[pagina 140]
[p. 140]

the miseries & calamities that follow the voluptuous Worldlings..., London, 1569, resp. D2r, C2r, C3r, C1r; zie ook Edward Hodnett, Marcus Gheeraerts the elder of Bruges, London, and Antwerp, Utrecht, (1971), 45-46.

Aan weerszijden van r. 75 en 150 staan fleurons. Deze vier identieke figuren bestaan uit acht blokjes, waarin twee fleuron-types voorkomen, ons reeds bekend sinds titelvel 1588.

Sweerdts

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-101 f 1v: r. 102-189
  f 2r: r. 190-274 f 2v: r. 275-350

Inhoud

Op het Houwelijck vanden En. Dideric Sweerdts/ende Juf. ❘ Elisabet vander Piedt. ❘ EPITHALAMEON. (J3Ck moet v pr̂ijsen Sweerdts! in dees' benaude tyden/) (1-23). Marfira. (Esto es vn Epi) (24-41). LAVRA. (Questo è vn Can) (42-59). Cassandre. (Voicy vn) (60-77). (Celuy qui d'acquerir pourchasse) (78-101). Aen den En. VVysen ende Veursinighen Arnout Coesart. ❘ ODE. (D3J recht Poēten sijn/ vyndt men/Coesart/seer selden.) (102-112). Marfira. (Que dize el) (113-126). LAVRA. (Che dice il Poëta?) (127-140). Cassandre. (Que dict) (141-154). A Mon Sr. Iehan Vauder Noot, Prince des Poëtes Belgiens. ❘ SONNET. (C3Est chose fort à plaindre en cestuy nostre eage) (155-170). Par Thomas Anraet, en Anuers ❘ le 8. d'Octobre. 1592. (171-172). De Selue Thomas Anraet/Aen dē seluē He. Vander Noot. ❘ SONET. (H4Et is een dr̂oeue saeck/dat in des' onse Jaren) (173-188). Seulle Vertu vraye Noblesse. (189). Aen dē En. VVysen en̅ veursinighē Hans de Hoppenbr̂ouwer. ❘ ODE. (G3Hedenkende uws naems/en uws vr̂oom leuens mede) (190-205). Dottor. (En estos ver-) (206-222). DOTTOR. (In questi versi) (223-239). DoCtevr (En ces vers,) (240-256). Meester Clement Vidtsendonck. Tot den Poet. ❘ SONET. (G2Heluckigh sijn sy vr̂y/en saligh daer beneuen/) (257-274). Aen den En. VVysen en̅ Veursinighen Francoys Pelgrom. ❘ ODE. (P3Elgrom! seer groot bedr̂ogh sonder ghetal oft somme/) (275-297). Marfira. (Declarad nos) (298-309). LAVRA. (Dechiarate ci que-) (310-321). Cassandre. (Declarez) (322-333). Au Vertueux Docte & Genereux Sr. Monsieur Vander Noot. ❘ SONNET. (D2E ton Chant la doulceur, de tes vers l' excellence) (334-349). Nihil virtute prius · Iean de Maes. (350).

Stent/Proprium

Bu Stent: 17 iar 70 S' 350 prius·
Bi(a) Stent: 109 wolghdt 110 Ootmodigheydt 117 1a 155 Vauder 158 Seigncur 159 beaucop 185 midt 207 de 240 DoCtevr 247 brasseur
Bi(b) Stent: als in Bi(a), behalve 117
  Proprium: 117 al

Raamwerk

$r : LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑ 5 ↓ 5 ← 6 → 7 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑ 4 ↓ 6 ← 5 → 8 =5

[pagina 141]
[p. 141]

Lettertype

Rom.: : 8,2 Schöffer jr.; : 6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)

Watermerk

Verwante vorm van Briquet 867 in ASB C31382 f 90, BKB VH23888 f 21

Exemplaren

MPM R7.2 f 5 met Bi(a), ASB C31382 f 85 en 90 met Bi(b), BKB VH23888 f 21 en 24 met Bi(a)

Aantekeningen

De factuur van de gekroonde adelaar in het watermerk vertoont overeenkomst met Briquet 867. De figuur is hier 97 mm hoog; de adelaar bezit zeven vlerken, en op de borst draagt hij een monogram met W als basis, waaruit een stang rijst, die zich onmiddellijk boven de letter splitst in een lus en bekroond wordt met een ster.

In MPM R7.2, waar geen watermerk waargenomen is, liggen de bruglijnen 26,5 mm van elkaar verwijderd.

Opmeer

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-49, 103-112, 166-175
  f 1v: r. 50-102, 113-165, 176-234
  f 2r: r. 235-302
  f 2v: r. 303-410

Inhoud

Aen den En. VVysen en̅ veursinighē He. Sr. Peeter Opmeer/ ❘ fiscal van d'Admiraliteit/veur den Coningh/tAntwerpen. ❘ ODE. (N3V te hants/als wy sien/Martem/fier van ghemoede/) (1-39). Marfira. (Que dize aqui) (40-102). LAVRA. (Che dice qui il) (103-165). Cassand. (Que dict il?) (166-228). (V2N Roy, tant soit il grand en terre, & en prouesse,) (229-234). Aen den En. VVysen en̅ Gheleerden He. mijn Heere Joachim ❘ Axonius/ Auditeur van de Admiraliteydt der C.Mt. in Antwerpen. ❘ ODE. (A3Ls ic/ Axonio! op v leuen neem achte) (235-261). Marfira. (Que dize el Poē) (262-271). LAVRA. (Che dice il Poë-) (272-281). Cassandre. (Que dict) (282-291). Ad D. Vander Noot. I.F.R.è Graeco. (S2Eu dicas duri Ianus molimina Martis) (292-302). Aen den En. VVysen ende veursinighen He. Jan van Houe/ ❘ Aelmossenier van Antwerpen. En Juff. Maria van Santfoort/sijn Huysvr̂ouwe. ❘ ODE. (V3Eel menschen achtent al veur quaedt/oft dweperye/) (303-329). Marfira. (Declarad nos) (330-356). LAVRA. (Dechiarate ci que-) (357-383). Cassandre. (Declaré nous) (384-410).

[pagina 142]
[p. 142]

Stent/Proprium

Bu Stent: 36 Eridamus 106 presetante 322 gh ydi 362 Anuersso 364 ne 389 persones 391 n'e 396 Diu 409 eternell
Bi(a) Stent: 68 aynda 74-75 Ad- ❘ mil 153 vetdutto 219-220 Cassan. 250 my 257 verghenen 264 Dr: 295 tortius
  Proprium: 280-281 Valerio. 292 Ad D. Vander Noot.I.F.R. è Graeco.
Bi(b) Stent: als in Bi(a)
  Proprium: 280-281 Valerio May. 292 M.Iacobus Roelandus F. ad D. Vander Noot.

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←6 →7 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←5 →8 =5

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)

Watermerken

Verwante vorm van Briquet 867 in MPM R7.2 f 34, MPM R44.4 f 13, ASB C31382 f 86, BKB VH23888 f 11, BKB VH23889 f 86, GUB R570(2) f 17, GUB R1209 f 25

Exemplaren

MPM R7.2 f 34 en 37 met Bi(a), MPM R44.4 f 14 en 13 met Bi(b), ASB C31382 f 89 en 86 met Bi(b), BKB VH23888 f 10 en 11 met Bi(a), BKB VH23889 f 85 en 86 met Bi(a), GUB R570(2) f 17 met Bi(b), GUB R1209 f 25 en 26 met Bi(a), PBM 324 f 25 en 26 met Bi(a)

Aantekeningen

Het exemplaar van de buitenvorm in BKB VH23889 is een der jongst gedrukte: in r. 108 Ma is de a enkel hier onder de zetlijn gezakt; in r. 303 VVysen is de s eveneens enkel in dit exemplaar beschadigd.

De wijzigingen in Bi(b) tegenover (a) zijn auteurscorrecties: in r. 281 wordt de Latijnse auteur nader gespecifieerd (dit echter foutief); in r. 292 staat oorspronkelijk in Bi(a) een verkeerde titel, die in feite hoort bij een ander lofdicht van dezelfde auteur (goossenius 67).

In PBM is in r. 292 ‘Ad’ afgedekt.

In BKB VH23889 merkt men afbijtsel in de linkerhoek van het voetstuk op f 2r, teweeggebracht door het indringen van een vreemd element tussen zetsel en papier.

In de romein 80 Tavernier komt klein kapitaal voor, waar dit niet thuis hoort: r. 67, 199, 406. In de italiek 80 Tavernier + 77 Guyot komt romein voor in exponent-stelling: r. 108, 274.

In r. 36 Eridamus staan ri te hoog in BKB VH23888.

Het watermerk is verwant met Briquet 867, doch het wapenschild op de borst van de adelaar verschilt. De huidige combinatie is identiek met het filigram in t'shertogen.

[pagina 143]
[p. 143]

Samenhang PW, gedrukt door Vervliet

De combinatie van de elementen binnen het raamwerk evenals het zetsel der sprekende regels blijft onveranderlijk hetzelfde sinds stuytelinck.

De opeenvolging der watermerken kan men moeiteloos integreren in de voorgestelde volgorde der vellen, gerangschikt volgens hun ontstaan. stuytelinck en euterpe kunnen tot een zelfde papiersoort behoren (variant van Briquet 7004), langhart en peeters bezitten beide enkel Briquet 9821, sweerdts en opmeer dragen een verwante vorm van Briquet 867.

Mechelman

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-47 f 1v: r. 48-97
  f 2r: r. 98-123 f 2v: r. 124-164

Inhoud

Aen den En. VVysen ende Veursinghen Heere myn Heere ❘ Pauwels Mechelman/Auditeur van Br̂abant. (M2Jjn heer' soo wor̂dt mijn Deughdt/ / verweckt deur v schoon deughden/) (1-16). ODE. (G3Helijck/soo haest de Nacht zijnen mantel komt spr̂eyden) (17-47). [twee houtsneden naast elkaar, respectievelijk voorstellende Faunen die een groep nimfen verjagen, en vier nimfen, verpozend bij een bron; zie Aantekeningen] (Moeten wyken/van ons na de koten der Hellen/) (48-61). Marfira. (Que dize el Poëta? Dot. Mue) (62-78). LAVRA. (Che dice il Poëta? DOT. Mostra) (79-95) (Grand Eternel! donné nous, à ta gloire,) (96-97). [twee houtsneden naast elkaar, respectievelijk voorstellende een snelzeilend schip en de stroomgod Tiber; zie Aantekeningen] Aen den Edelen Heere/Hr. Anthonis van Bourgongien Rid= ❘ dere/Heere van Wacken/Cattem/Cappelle/&c. Vice Admirael generael van ❘ der Zee veur syn Mt. in syne erfnederlanden. ❘ ODE. (D3E suet-vloedende Noot/en d'Olympia reyne/) (98-113). Le mesme au mesme Sr. l'Admiral, &c. ❘ ODE. (C2Ombien que ta vertu soit par mer & par terre) (114-139). A Madame Me. Anne de Bonieres Compaigne du dict Sr. l'Admiral. ❘ SONNET. (I2'Estime mille fois bien-heureus le Seigneur) (140-155). Olympia. (Wat sijn den Noot/en d'Olympia? Leeraer. Het sijn twee beken loo=) (156-159). DOT. (Dize que le Noot, y l'Olympia, dos torrentes assi ellamados segun el Poëta y su Senora Olympia, con todos los) (160-162). LAVRA. (Que revirette sono quelle? DOT. Il Noot, & l'Olympia, cossi chiamati apresso il Poëta & sua amata Seignora Olym-) (163-164).

Stent/Proprium

Bu Stent: 1 Veursinghen 21 See=kalmen 29 Hoflijchedyt 149 hon-heur 160 ellamados
Bi Stent: 91 conchuise

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓5 ←8 →7 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓6 ←6 →5 =5

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Tavernier (VPT,R 26);

[pagina 144]
[p. 144]

  62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)

Watermerken

Filigram, niet in Briquet, in ASB C31382 f 81, BKB VH23889 f 77

Exemplaren

ASB C31382 f 80 en 81, BKB VH23889 f 77 en 78

Aantekeningen

De vier houtsneden in de binnenvorm zijn ontleend aan het illustratiemateriaal van A Theatre wherein be represented as wel the miseries & calamities that follow the voluptuous Worldlings..., London, 1569, resp. D1r, B5r, B3r, C6r. De platen meten respectievelijk 92,5 bij 75, 93 bij 73, 92,5 bij 73 en 92 bij 72 mm.

In de textura 62 Van den Keere staat in r. 100 mogelijk de kapitaal Z uit de 62 Parijs (VPT,T 43).

Het watermerk komt niet voor in Briquet. Het bestaat uit een cartouche met zeszijdig middenvlak, waarin een onduidelijk monogram staat. De figuur is 46 mm hoog en de afstand tussen de bruglijnen bedraagt 24 mm.

Fuentes

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-51 f 1v: r. 52-121
  f 2r: r. 122-184 f 2v: r. 185-231

Inhoud

Au tres-Illre. & tres-Exnt. Seigneur, Don Pedro Enriquez, ❘ Conde de Fuentes. &c. du Conseil d'Estad de sa Mate. ❘ Sur son entrée en Anuers. Ao. 1593. ❘ SONNET. (T2Rois-fois le bien venu soit la vostre Excellence) (1-18). Marfira. (Que versos son aquellos? dot. Son hechos sobre la felice entrada de la Excella. d'el) (19-41). (Non incisa notis marmora publicis,) (42-51). (En vain certes en vain les Princes se trauaillent) (52-89). LOVYS FRANCO LVSITANO AL MVY MAGNIFI- ❘ CO, GENEROSO Y DOCTISSIMO VARRON, EL SEIGNOR, ❘ DON IVAN VANDER NOOT. PRINCIPE DE LOS POETAS ❘ BRABANCONES. ❘ SONETO. (V2Os soys dichoso en gracias sobre humanas,) (90-108). (Heureux (puis que le seul loz) (109-119). Pontus de Tiard, Macconnois. (120). DILIGE VIRTVTEM, REMANET POST FVNERA VIRRTVS. (121). A mon Seigneur, mon Sr. Christophre de Mont-Dragon ❘ Cheuallier, Collonel, Conseillier & Chasteleyn du Chasteau ❘ d'Anuers pour Sa Mte. ❘ SONNET. (D2Ragon, bien que le temps aille tout de trauers) (122-139). Marfira. (A quien dirige el Poëta esto Soneto? dottor. Al muy Virtuoso y Valeroso) (140-156). (Peu de temps la beauté dure,) (157-171). (Heureux doncques ceux la lesquelz sont curieux,) (172-179). Olympia. (Wat wordt met dees veerschen van Ronsardt en van Magni betoondt? doc. Dat den) (180-181). LAVRA. (Che cose mostrano quelli versetti d'il Ronsardo & d'il de Magni? DOT. Che il seruitio) (182-183). VIGILATE VIRTVTE. DE MONTDRAGON. (184). A Mon Seigneur, Mon Sr. Alfonce

[pagina 145]
[p. 145]

de Mont-Dragon ❘ Capitaine de la Cheuallerie de sa Me. en ces pais bas. ❘ DISCOVRS POETIQVE. (A2 Ce matin, Clion, la belle & gratieuse,) (185-209). Marfira. (Que dize el Señor Vāder Noot en esto Discurso Poëtico? Dot. Que Clio la Mu) (210-222). (Si qua tamen donant, dant schurris, dantillustratieue cynedis,) (223-225). (Detractez sont les meilleurs par enuie,) (226-231).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 17 Faisaut 25 instiucto 29 veinda 35 vniversso 36-37 banqut- ❘ tes 38 Seignora
Bu(b) Stent: als in Bu(a), behalve 38
  Proprium: 38 Señora
Bi(a) Stent: 54 fraudrez 56 nom 121 VIRRTVS 122 Sr. 142 Mao 152 peublo 155 eterniza 177 persounnes
  Proprium: 180 Ronsardt 184 VIRTVTE
Bi(b) Stent: als in Bi(a)
  Proprium: 180 Ronsard 184 VIRTVTI

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓5 ←8 →7 =6
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEER IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓6 ←6 →5 =5

Lettertype

Rom.: : 8,2 Schöffer jr.; : 6,8 Granjon; 140 Guyot (VPT,R 17); 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)

Watermerken

Briquet 9850 in MPM R44.4 f 4, ASB C31382 f 16, BKB VH23889 f 24, GUB R1209 f 11

Exemplaren

MPM R44.4 f 3 en 4 met Bu(b) en Bi(b), ASB C31382 f 16 en 25 met Bu(b) en Bi(b), BKB VH23889 f 23 en 24 met Bu(a) en Bi(a), GUB R1209 f 7 en 11 met Bu(b) en Bi(b), PBM 324 f 7 en 11 met Bu(b) en Bi(b)

Aantekeningen

De wijzigingen, zowel in Bi(b) tegenover (a), als in Bu(b) tegenover (a), zijn typische auteurscorrecties. Het voorkomen van BKB VH23889 als Bu(a) wordt bevestigd in r. 17 vertueus: in dit exemplaar is de t nog het minst onduidelijk.

In r. 43 spiritus is de eerste i nog het duidelijkst in ASB en GUB.

In r. 206 prins is de schacht van de p totaal verdwenen in PBM.

In r. 207 humain is de i nog heel in ASB, GUB en PBM; in BKB verflauwt de afdruk, en in MPM is deze letter verdwenen.

In r. 152 ‘peublo.’ is het punt in PBM mogelijk met de pen gecorrigeerd tot een komma.

Samenhang Mechelman-Fuentes

De combinatie van de elementen binnen het raamwerk en het zetsel der sprekende regels blijven identiek.

[pagina 146]
[p. 146]

Daarentegen ontbreekt tot nu toe het bewijs van enig samengaan der twee watermerken - misschien wel te wijten aan het gering aantal bewaarde exemplaren van mechelman. De volgorde waarin de twee vellen gedrukt zijn wordt bevestigd door slijtage in gemeenschappelijk zetsel van de sprekende regels: in $v IAN bezit de N in mechelman nog de schreef aan de rechterschacht; in fuentes is die reeds afgebroken.

[1593]

s'Conincx

Chefs [1]

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-37 f 1v: r. 38-71
  f 2r: r. 208-241 f 2v: r. 242-274

Inhoud

A MESSEIGNEVRS ❘ MESSEIGNEVRS LES CHEFS; LE TRE- ❘ SORIER: LES CONSEILLIERS ET COMMIS: ENSAMBLE ❘ LES GREFFIERS, DES FINANCES DV ROY. (Monseigneur le Prince Conte d'Arenberge, Baron de Seuenberge, &c.) (1-22). DISCOVRS POETIQVE. (I2E dirois Messeigneurs, d'vne belle faconde) (23-37). (De leurs diuins labeurs, & tresdoctes escrits,) (38-71). (Je vei venir vers moy, ses neuf doctes Pucelles) (208-241). (Mais ceux qui vont serrant leur dextre dans leur sein) (242-273). Ian Vander Noot. (274).

Stent/Proprium

Bu (a) Stent: 16 Tresoriet [sprekende regel f 2v ] S.
  Proprium: 14-15 Messire Benoit Charreten, Baron de Chassey, Cheualier. Grand Bailly des ❘ ville & terroire d'Allost, Conseillier & Commis des Finances du Roy, 22 Philippe Sterck
Bu(b) Stent: als in Bu(a), behalve [sprekende regel f 2v ]
  Proprium: 14-15 en 22 als in Bu(a) [sprekende regel f 2v ] Sr.
Bu(c) Stent: als in Bu(b)
  Proprium: 14-15 Monsieur Philippe Sterck, Conseillier & Commis de la Maiesté du ❘ Roy tres-Catholique, nostre Duc de Brabant, 22 Michiel Wouters [sprekende regel f 2v ] als in Bu(b)
Bi Stent: 60 honeur 237 eseritz

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IEAN VANDER NOOT.
  in ↑3 ↓3 ←11 →12 =7
$v: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IEAN VANDER NOOT.
  in ↑2 ↓4 ←9 →10 =8

Lettertype

Rom.: : 11 Van den Keere (VPT,R 5); 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Garamond; 62 Granjon
It.: 140 Granjon

[pagina 147]
[p. 147]

Watermerken

Briquet 9812 in ASB C91676 f 8, BKM f 5, BKB VH23889 f 4, GUB R1209 f 6

Exemplaren

ASB C91676 f 5 en 8 met Bu(a), BKM f 5 en 8 met Bu(b), BKB VH23889 f 3 en 4 met Bu(b), GUB R1209 f 3 en 6 met Bu(c), PBM 324 f 3 en 6 met Bu(b)

Aantekeningen

Bij de overgang van Bu(b) naar (c) zijn de wijzigingen aangebracht door overplakken van de betreffende passages, een werkwijze die elders in de PW niet voorkomt. Tot nu toe is slechts één exemplaar van Bu(c) bekend, zodat het een open vraag blijft of deze staat een unieke aanpassing is met het oog op een bepaalde bestemmeling, Philippe Sterck, dan wel of deze wijzigingen in alle latere exemplaren zouden moeten voorkomen.

Voor zulk overplakken als correctie-middel, zie Bowers, Principles, 80 en Philip Gaskell, A New Introduction to Bibliography, Oxford, 1972, 135.

Het ontbreken in Bu(a) van de r in exponent-stelling in de sprekende regel op f 2v wordt verklaard in de samenhang chefs [1] en chefs [2].

Chefs [2]

Verdeling

2o, f 1r: r. 72-105 f 1v: r. 106-139
  f 2r: r. 140-173 f 2v: r. 174-207

Inhoud

(La nape: & Phoebus du milieu de la table,) (72-105). (Leur disoit requirez pour le iuste guerdon) (106-139). (Ainsi ie rauiray le noble esprit a moy) (140-173). (Allez donc maintenant, mes Filles, il est temps) (174-207).

Stent/Proprium

Bu Stent: 88 çauterelle 105 Laqnelle
Bi Stent: nihil

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IEAN VANDER NOOT.
  in ↑ 3 ↓ 3 ← 11 → 12 =7
$v: LES OEVVRES POETIQVES DV S. IEAN VANDER NOOT.
  in ↑ 2 ↓ 4 ← 9 → 10 =8

Lettertype

Rom.: 80 Garamond
It.: 140 Granjon

[pagina 148]
[p. 148]

Watermerken

Variant van Briquet 189 in ASB C91676 f 7, BKM f 7, BKB VH23889 f 6, GUB R1209 f 4

Exemplaren

ASB C91676 f 6 en 7, BKM f 6 en 7, BKB VH23889 f 5 en 6, GUB R1209 f 4 en 5, PBM 324 f 4 en 5

Aantekeningen

De tweede helft van de sprekende regel op f 2r staat in alle exemplaren lager dan het eerste stuk.

De adelaar van het watermerk draagt hetzelfde monogram op de borst als zijn soortgenoot in Briquet 189. Als verschilpunten vallen echter te noteren: de hoogte van de figuur (96 mm), de factuur van de romp en staart, en de afstand tussen de bruglijnen (24 mm).

Samenhang Chefs [1]-Chefs [2]

De binnenvorm van chefs [2] is eerst gezet, wat de normale werkwijze is bij het drukken van een groep folio's in vieren; zie voor een parallel geval Hinman, I, 70-71. Bij het zetten van de buitenvorm is het gezakte gedeelte van de sprekende regel op f 2r gelijk geduwd met de beginwoorden. Daarna is de buitenvorm van chefs [1] afgetrokken, en pas in dit stadium heeft men opgemerkt dat in de sprekende regel op f 2v een minder correcte vorm overgenomen is uit chefs [2] $v: het gebruik van S. voor de afkorting Sr. Nog tijdens het drukken van de buitenvorm is deze fout verholpen, zodat het merendeel van de exemplaren hiervan, en natuurlijk alle exemplaren van de binnenvorm de verbeterde versie vertonen.

Bij de vergelijking van de watermerken in chefs[1] en chefs [2] worden wij geconfronteerd met een eigenaardigheid, die eveneens opgedoken is in de PW, gedrukt door Van den Rade, en wel in slotvel [1] en [2], goossenius [1] en [12] en poetov [H] en [H2]. In deze vier gevallen doet zich steeds de volgende discrepantie voor: de twee vellen van een groep folio's in vieren, die blijkens de doorlopende inhoud reeksgewijze gedrukt zijn, bezitten niet hetzelfde watermerk. Is dit symptomatisch voor een grote oplage, waarvan ons dan enkel de watermerken uit het begin- en eindpunt van deze reeks apart bewaard zijn, zonder het tussenliggende stadium, vermeld op blz. 22?

1593-1594

Vervliet

Titelvel 1593-1594

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-10 f 1v: r. 11-99
  f 2r: r. 100-216 f 2v: r. 217-253

Inhoud

[binnen titelhoutsnede; zie Aantekeningen] DE ❘ POETICSCHE VVER- ❘ KEN VAN MIIN HEER ❘ VANDER NOOT. ❘ LES OEVVRES POE- ❘ TIQVES DV Sr. IAN ❘ VANDER NOOT. ❘ T'antvverpen, ❘ By Daniel Vervliet. ❘ 1593. (1-10). [onder aanvullende houtsnede; zie Aantekeningen] D. Michael Hetsroy. Breugel. S. Theologiae Licentiatus, Canonicus Antwerpiensis vidit & admisit.

[pagina 149]
[p. 149]

[dubbele lijn]. MVSARVM SYMBOLVM, DE Do. VANDER NOOT. ❘ clio mvsa. (Dulce Dei cantat laudes, & numina Regis,) (11-21). Tot de ghunstighe en de afghunstige Lesers. ❘ ODE. (Al wat Pindarus fijn) (22-45). [vignet: profiel van de gelauwerde auteur; zie Aantekeningen] ODE. ❘Temperans Te Tempori. (Acht v toch cleene/) (46-67). Aux benings Lecteurs, & aux enuieus. ❘ ODE. (Pindare est la doulceur,) (68-90). IN OPERA D. VATIS D. IOANNIS VANDER NOOT. (Domini Ioannis Vander Noot, Poëma Brabanto Gallicum, vtilissi-) (91-97). VValtherus vander Steegen S.T. Licen- ❘ tiatus: Ecclesiae Antvverp. Canonicus. (98-99). Apodixe/om de Veerschen deser Boeken/medt de Com= ❘ mentarien/ in verscheyden spr̂aken/ Commedies ghewyse/te lesen/te singhen oft te spelen. (Olympia op d'Brabandts: Penelope ende Corinna op d'Antycx: Laura op d'Jtaliaens: Marfira op t'Spaens:) (100-104). Baptista de Rotonde/ aen den En. VVysen ende Veursini= ❘ ghen Jan van Jmmerseel. (Om dat ghy volghdt de Deughdt/als lief-hebber der Deughden/) (105-108). Pr̂ologhe oft Veurredene deser Comedien/waer af de Personagien sijn. ❘ Oytmoedighe Sile. (Wi ionstighlijc liefde draeghdt (als de vrye) ) (109-142). Baptista de Rotonde/ Aen den En. VVysen ende Veursi= ❘ nighen Balthasar Frythof. (Om dat ghy deughdelijc/alle boosheydt gaet schouwen/) (143-146). Onuerdraghelijke Hoouerdye. (Ay wat vreemder gheluydt slaeght my daer in mijn oorē) (147-215). EYNDE. (216). (Na d' leuen siet ghy hier (Leser) d' aensight en d' vvesen,) (217-220). [houtsnede: portret van de dichter; zie Aantekeningen] (Icy vois tu Lecteur, peindt au vif l'effigie,) (221-224). Aen den En. VVysen ende Veursinigen Jacob Valkenbor̂ch. (Neemt aen in danck/t'uwer eer'/mijn goedt Heere/) (225-227). Eeerste vvtkomen na de Prologhe, en de Pause, ❘ OLYMPIA. (Ay! wat suter tydt! en wat claerder weder! mijn sile wordt verheughdt in desen schoo=) (228-253).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 222 lu'niuers 228 Eeerste 250 ghemackt
  Proprium: 10 1593. 225 Aen den En. VVysen ende Veursinigen Jacob Valkenbor̂ch.
Bu(b) Stent: als in Bu(a)
  Proprium: 10 als in Bu(a) 225 Baptista de Rotonde/ Aen den En. Jacob Valkenbor̂ch.
Bu(c) Stent: als in Bu(a)
  Proprium: 10 1594. 225 als in Bu(b)
Bi Stent: nihil

Raamwerk

f 1r: D. Michael Hetsroy. Breugel. S. Theologiae Licentiatus, Canonicus Antwerpiensis vidit & admisit.
f 2r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑ 4 ↓ 5 ← 7 → 5 =5
f 1v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
f 2v: DEFICIET NVNQVAM GENEROSO IN PECTORE VIRTVS.
$v in ↑ 5 ↓ 6 ← 8 → 6 =6

Lettertype

Rom.: 120 Garamond; 96 Tavernier (VPT,R 22); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT, C 8)

Watermerken

Verwante vorm van Briquet 197-198 in BKB VH23888 f 2 en 1 (contresigne), GUB R1209 f 2 en 1 (contresigne)

Briquet 9812 in MPM R44.4 f 1, ASB C91676 f 4, BKB VH23889 f 2

[pagina 150]
[p. 150]

Exemplaren

MPM R44.4 f 1 en 2 met Bu(c), ASB C91676 f 1 en 4 met Bu(c), BKM f 1 en 4 met Bu(c), BKB VH23888 f 1 en 2 met Bu(b), BKB VH23889 f 1 en 2 met Bu(c), GUB R1209 f 1 en 2 met Bu(a), PBM 324 f 1 en 2 met Bu(b)

Aantekeningen

De wijziging in Bu(b) tegenover (a) is een auteurscorrectie.

De top van de titelhoutsnede is enigszins afgeplat; voor de rest blijkt enkel dat zij met opvallende zorg behandeld is gedurende de periode 1584-1594.

De aanvullende houtsnede vertoont een eerste breuk: in de onderste lijn, op 19 mm van de rechterhoek, ontstaat een kerf.

De buitenvorm is eerst gezet: het zetsel van de sprekende regels in de binnenvorm blijkt integraal overgenomen te zijn in het onmiddellijk hierna gedrukte vel bejar.

In r. 12-21 staat de tekst in klein kapitaal en bloc te hoog tegenover de aansluitende italieke tekst.

Na r. 235 ‘vren’ is er een gerezen spatie zichtbaar in BKM, nauwelijks meer in BKB VH23888, GUB, PBM, en in het geheel niet in ASB.

Enkel in BKB VH23888 komt in de aanvullende houtsnede een splinter los op 12 mm van de linkerhoek in de lijn boven de basis.

Het portret op f 2v is hetzelfde als in titelvel 1591 f 2v. Het vignet met profiel van de dichter op f 1v is overgenomen uit voorwerk 1589-1590 f 2r.

De oudste exemplaren (GUB en BKB VH23888) hebben als watermerk een verwante vorm van Briquet 197-198: de tekening bezit hetzelfde formaat, maar de adelaar draagt hier een nimbus in plaats van de kroon in Briquet. De vorm van de vlerken is als in 198, terwijl de afstand tussen de bruglijnen overeenstemt met 197. In tegenstelling tot deze beide nummers treffen wij hier ook een contresigne aan: een posthoorn, bekroond met een kruis (hoogte van de tekening: 23 mm). Dit laatste element kan verwant zijn met het contresigne in Briquet 8074.

De latere exemplaren stemmen overeen met het archetype van Briquet 9812.

Bejar

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-64 f 1v: r. 65-117
  f 2r: r. 118-170 f 2v: r. 171-228

Inhoud

Aen de Edele/Gheleerde/VVyse ende Veursinighe Heeren/ ❘ mijn Heeren de Bor̂ghemeesters Schepenen en̅ Raedt der lof-weerdigher ❘ Stede van Antwerpen/te weten: ❘ Borghemeesteren. (Ionckr. Blasius de Bejar, buyten.) (1-28). ELEGIE. (H3Eeren! di/deur goedt Recht/als Heeren goedertiren/) (29-205). OLYMPIA. (Als d'ouders een ghesicht hadden ghesien. LEERAER. Dan plegen sy heur in de Zee oft in) (206-215). OLYMPIA. (Ay! Wat heeft mijn Heer vander Noot sijn landts Heeren/sijn Vaderlanden/ medgaders der) (216-228).

Stent/Proprium

Bu Stent: 8 Mr. 23 Mr. 40 werhael 191 blynen
Bi Stent: 70 )wel 72 asuririgh 89 deuhgdē 107 deghdt 135 Eeen 139 VWen 157 schon 161 Sede 164 weynicgh

[pagina 151]
[p. 151]

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓5 ←7 →5 =5
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓6 ←8 →6 =6

Lettertype

Rom.: 80 Tavernier (VPT,R 26); : 2,1; 52 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Ex.: Grieks 66 Granjon

Watermerken

Briquet 9812 in ASB C31382 f 9, BKB VH23889 f 17

Exemplaren

ASB C31382 f 8 en 9, BKB VH23889 f 17 en 18

Aantekeningen

De combinatie van de elementen binnen het raamwerk en het zetsel der sprekende regels stemmen volledig overeen met de overeenkomstige elementen in de binnenvorm van titelvel 1593-1594.

Vveerdt 1593

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-51 f 1v: r. 52-100
  f 2r: r. 101-157 f 2v: r. 158-162

Inhoud

Mr. Adri.de VVeerdt/aen den En. Huybrecht vā Messtratē. ❘ En aen de ghene daer mijn Heer Vander Noot aen schrijft. (D3J weten en verstaen/ hoe schoon' dat is te wesen) (1-10). Lavra. (Che dicono quei versi Sr. Agricola? Dot. Mo. Adriano De VVeerdt, huomo molto honesto, sauio) (11-20). Marfira. (Que dizen essos versos Señor Agricola? Dot. Maestro Adriano De) (21-32). Gassandre. (Que disent ces vers, Monsieur Agricola? Dot. Mr. Adrien de VVeerdt, ieusne homme) (33-43). (B3Oghen/ Oblisken groots/en Piramiden hooghe/) (44-51). Baptista de Rotondo, A mon Sr. Gilles de Mont, de Brialmont. (Comme les vitieus,, hayent les vertueus,) (52-56). M. HVGVE CABISSET PROVENSAL AV Sr. VANDER NOOT. ❘ SONNET. (L2As helas! la vertu n'a plus credit au monde) (57-72). RESPONCE DV POETE AV PRECEDENT. ❘ SONNET. (D2Es fins ambitieux, & du mocqueur vulgaire) (73-88). REPLICQVE DV MESME, AV MESME SEIGNEVR. ❘ EPIGRAMME. (V2Ivent l'esprit de Dieu, & les Diuins Poëtes,) (89-100). Aen den En. VVysen ende Veursinighen Adrian Smitsart. (Om de Menschen te bat eerlijck te leeren leuen/) (101-105). Corinna. (Q2Vomodo leguntur literae Hierogliphicae positae in vltima Pyramida? Reuen. Dñe. Doctor.) (106-113). Olympia. (H3Oe leestmen de Hieroglificksche letteren? (Eerweerdigh Heere)di op de) (114-124). Lavra. (C2Omme

[pagina 152]
[p. 152]

si leggeno le lettere Hierogliphice poste nella vltima Pyramida? Reuerendis. Sr. Dottor.) (125-132). Marfira. (E2N qual manera se leen las letras Hierogliphicas? (Sr. Dotor?) puestas sobre la postre) (133-141). Cassandre. (C2Omment liton (Monsr. Docteur) les lettres Hierogliphiques mises dessus la derniere Pyramide?) (142-149). Rosina. (V2Vie leestman (Herr Doctor) de Hierogliphique buchstaben stehend auff) (150-156). D Michael Hetsroy Breugel. S. Theologiae Licentiatus, Canonicus Antuerpiensis approbauit. (157). [houtsnede: op de voorgrond de vier zijaanzichten van de obelisk, daartussen de vier kardinale deugden, en op het achterplan Apollo met de muzen; zie Aantekeningen] OLYMPIA. (Wat sien ick in dit beeldt? LE. de 4. aensichten der veurschr̂euen Piramiden/ in welker pede=) (158-162).

Stent/Proprium

Bu Stent: 7 berblyden 20 parte: 33 Gassandre
Bi Stent: 54 bienheurus 81 Eescripuant 108 Medium 111 Iudustria 132 Molto 134-135 postre ❘ ra 140 pour 144 DoC 149 instrustion

Raamwerk

f 1r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
f 2r: FIN DES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
$r in ↑4 ↓5 ←6 →5 =5
f 1v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
f 2v: Phoenici similis vivit post fvnera virtvs. Non moriar sed viuam. Psal. 117.
$v in ↑5 ↓6 ←8 →7 =6

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 96 Tavernier (VPT,R 22); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 72 Tavernier (VPT,T 39); 62 Van den Keere (VPT,T 44)

Watermerken

Verwante vorm van Briquet 197-198 in BKB VH23889 f 92 en 91 (contresigne)

Briquet 9812 in MPM R44.4 f 32, ASB C31382 f 98, BKB VH23888 f 44

Exemplaren

MPM R44.4 f 31 en 32, ASB C31382 f 91 en 98, BKB VH23888 f 43 en 44, BKB VH23889 f 91 en 92

Aantekeningen

De mise en page van dit vel is een getrouwe navolging van de schikking in weerdt 1590. Dit geldt zowel voor de volgorde van de opgenomen teksten als voor de plaatsing van fleurons en houtsnede, respectievelijk op f 1v en 2v. De fleurons staan aan weerszijden van de tekst naast r. 62, 78 en 92. De beide bovenste versieringen bestaan uit zestien blokjes, de rest uit twaalf, maar steeds zijn deze figuren opgebouwd uit twee types, reeds in gebruik sinds titelvel 1588. De houtsnede is dezelfde als in weerdt 1590, op een detail na: zoals reeds gezegd in de Aantekeningen bij weerdt 1590 is de tekst binnen de plaat bovenaan gezet in los lettertype. In de drukkerij van Vervliet is deze tekst in ander lettertype gezet (textura 72 Tavernier) dan bij s'Conincx in 1590 (textura 78 Lettersnijder). Daarbij ontstaan enkele spellingvarianten. De twee verzen luiden thans als volgt: ‘Jn eeuwigheydt medt sangh bequaem’ ‘Sy gheloofdt uwen grooten Naem.’.

[pagina 153]
[p. 153]

De drukfout in r. 149 is identiek met die in peeters r. 162, met name het gebruik van dezelfde verkeerde ligatuur.

In r. 35 Vertueux is de linker schacht van de eerste u nog heel in ASB C31382.

In r. 103 gheschreuen is de r verwrongen in BKB VH23889 tegenover ASB.

Bij de overgang van de weerdruk van bejar naar de schoondruk van vveerdt 1593 zijn twee zijstijlen van plaats verwisseld.

In de romein 96 Tavernier komen enkele onderkastletters uit een groter, niet aangepast korps voor: a in r. 30 ‘honrada’, z in r. 32 ‘dize’, r in r. 134 ‘manera’.

De verwante vorm van Briquet 197-198 is dezelfde als in titelvel 1593-1594, exemplaren GUB R1209 en BKB VH23888.

Etten

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-137 f 1v: r. 138-153
  f 2r: r. 154-284 f 2v: r. 285-375

Inhoud

A mon Seigneur, mon Sr. Henry van Etten, Conseillier & Maistre ❘ Ordinaire de la Chambre des comptes en Brabant, & Commissaire general des viures ❘ du Camp de sa Mae. En ces pais bas, & en France, &c. (V2An Etten! vous trouuant non moins que genereus) (1-7). De selue/aen den seluen Edelen Heere/mijn Heer' van Etten. ❘ ODE. ❘ 1 (D4Ochters van onsen Godt/) (8-93). MARFI. (Que dize el Poeta? DOT.) (94-107). LAVRA. (Che dice il Poeta? DOT.) (108-121). CASSAN. (Que dict le Poëte? DOC.) (122-135). (Den Lief-hebbers de Deughdt-Der Poeten goy vrinden-Koomt tot eeuwighen lof:) (136-137). [houtsnede: Polymnia; zie Aantekeningen] (Polymnia (Madonam Lauram/ Petrarchums Meestersse) (138-145). (Polymnia (representāt Madame Laura, Maistresse de) (146-153). A Polymnia, en faueur du Sr. Iean Cesare Cenni, Patrice de Siena. ❘ ODE. (P2Olymnia venez, & resonons la gloire) (154-161). Aen den seluen Sr. Cesare Cenni verhaeldt mijn Heer' Vander Noot (soo hy in den 5. Boeck ❘ sijnder Olympiados breeder beschrijft) van d'Jtaliaensche ende Prouensaelsche Poeten. ❘ SONET. (J4N Heliseus dal/daer de goede Poeten) (162-180). MARFIRA. (De que habla el Poëta) (181-214). LAVRA. (Di che parla il Poeta, in) (215-248). CASSANDRE. (De quoy parle le) (249-282). (Natura impellimur vt prodesse & delectare velimus) (283-284). A Mon Seigneur Mattheo Fernandes Portugues, demourant en Anuers. (F2Ernandes! l' on ne peut mieux toute fascherie) (285-292). De selue/aen den seluen Mattheus Fernande Portugues. (N4Ature/siende claer/dat de mensch op der eerden) (293-317). MARFIRA. (Que canta a qui el Sr. Vander Noot? DOT.) (318-333). LAVRA. (Che canta qui il Seignor Vander Noot? DOT.) (334-349). (Siluestres homines sacer interpresillustratieʒ deorum) (350-366). (Le medecin de la peine,) (367-375).

Stent/Proprium

Bu Stent: 106 pour 127 ternelle 136 de 325 cosequamēte 358 Opida 362 exacuit:
Bi Stent: 157 Seinois 167 gheschreueu 195 Pronença 222 Creci 228 Calipuli 232 Comtesss. 265 Adhermar 280 vojre

Raamwerk

$r : LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑ 4 ↓ 5 ← 6 → 5 =5

[pagina 154]
[p. 154]

$v : DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑ 5 ↓ 6 ← 8 → 7 =6

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,T 20); 80 Tavernier (VPT,T 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Civ.: 80 Van den Keere (VPT,C 8)

Watermerken

Briquet 9812 in ASB C31382 f 82, BKB VH23889 f 84

Exemplaren

ASB C31382 f 79 en 82, BKB VH23889 f 83 en 84

Aantekeningen

De houtsnede op f 1v (211,5 bij 144,5 mm, gemeten langs de buitenste kaderlijn) stelt Polymnia voor in een kledij die volgens Van der Noot past bij Petrarca's geliefde, Laura. De voorstelling van deze figuur zelf gaat terug op dezelfde bron als het vignet met Laura's profiel in voorwerk 1589-1590; het aldaar aangehaalde citaat uit Ypes, a.w., geldt dan ook tevens voor deze afbeelding. In de linkerhand houdt de muze een vedel; zie Valentin Denis, De muziekinstrumenten in de Nederlanden en in Italië naar hun afbeelding in de 15e-eeuwsche kunst. I Hun vorm en ontwikkeling, Leuven, 1944, 21. In het arcadische landschap op de achtergrond wandelen drie dichters, van wie één in antieke en de twee anderen in zestiende-eeuwse klederdracht, en allen vergezeld van hun geliefde. Een van deze laatsten wordt begeleid door een gezelschapsjuffrouw. In de gelauwerde figuur met een boek in de rechterhand, die rechts achter Laura staat, mag men wel Petrarca zelf herkennen. Bovenaan is de naamgeving uitgesneden, respectievelijk links en rechts naast het hoofd der muze ‘POLYMNIA’ en ‘LAVRA. 1327’. De houtsnede is niet gesigneerd.

In italiek 65 Granjon staat in r. 115 Sr een r in romein.

Zoals reeds gesignaleerd in angoni, komen ook hier exponenten in romein voor in de civilité 80 Van den Keere.

Moneglia

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-82 f 1v: r. 83-232
  f 2r: r. 233-302 f 2v: r. 303-435

Inhoud

A Mon Seigneur, Sor. Benedetto Moneglia, Consul de la Magnifique ❘ Nation Genuuoise, en Anuers. ❘ ODE. (R2Ichesse sans Vertu (Moneglia) n'est rien,) (1-15). Aen den seluen Sr. Benedetto Moneglia/ Consul der Ge= ❘ neuoyscher Natie. ❘ ODE. (K4Ost men deur staedt oft schat/sonder d'werck der Poēten) (16-38). MARFIRA. (Oue dize el Poeta en esta Oda? DOT. En la) (39-60). LAVRA. (Che dice il Poeta in questa' Oda? DOT. N' ella) (61-82). A Mon Seigneur Benedetto Moneglia, Gentilhomme

[pagina 155]
[p. 155]

Genuuois. ❘ ODE. (M2Oneglia! sçauant, liberal, sage & bon,) (83-96). MARFIRA. (Son estos versos al mesmo) (97-136). OLYMPIA. (Wat seght) (137-176). LAVRA. (Sō questi versi al medesimo) (177-216). (Quelques Princes puissans pour sacrer leur memoire) (217-232). [houtsnede: triomfzuil ter ere van Alexander Farnese; zie Aantekeningen] Sur ceste Colomne. ❘ ODE. (Alors que le bon Roy) (233-246). Le Consul des Genuuois. (Sr. Nicolao Siuori.) (247-261). CASSANDRE. (Ou firent les) (262-295). AN-NO. ❘ 1585. (296-297). [dubbele lijn]. (Tout honneur & faueur merite vn bon Poëte,) (298-302). A Mon Seigneur Sr. Giouan Baptista Grillo, Gentilhomme Genuues. ❘ STROPHE. (L2'Homme tant seulement s'attire los & gloire) (303-320). MARFIRA. (Que dize el Se-) (321-355). OLYMPIA. (Wat seyt mijn Heer Van) (356-390). LAVRA. (Che dice il Senor Van-) (391-425). (Qu'est ce qui fait les vers, & leurs saints artisans) (426-435).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 35 andre 65-66 accresc ❘ sere 72 prodagilitá 74 immortai 77 Dicena 370 Jau 403 mosta 404-405 Ciouan- ❘ no 407-408 immorta- ❘ tale
Bu(b) Stent: als in Bu(a), behalve 35
  Proprium: 35 ander
Bi Stent: 119 nuesto 120 Cuidad 194 neglialia 196 Qua 216 la 219 esleuuez 244 Dressarent 246 vittoire 250 Bapista

Raamwerk

$r : LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑ 4 ↓ 5 ← 6 → 5 =5
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑ 5 ↓ 6 ← 8 → 7 =6

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT, T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)

Watermerken

Briquet 9812 in ASB C31382 f 24, BKB VH23888 f 4, BKB VH23889 f 26

Exemplaren

ASB C31382 f 24 en 21 met Bu(b), BKB VH23888 f 3 en 4 met Bu(b), BKB VH23889 f 26 en 25 met Bu(a)

Aantekeningen

De houtsnede op f 2r (209 bij 68 mm) beeldt een der monumenten af, opgericht ter gelegenheid van Alexander Farneses intocht te Antwerpen op 27 augustus 1585. Het betreft hier een columna rostrata, een Toscaanse zuil, getooid met snebben en geplaatst op een monumentale sokkel, waarin de leuze ‘NEC SPE. NEC METV.’ gezet is. Als bekroning draagt deze kolom het beeld van Alexander Farnese, gekleed als antiek triomfator. De houtsnede is niet gesigneerd.

In de italiek 65 Granjon komt een kapitaal Q in romein voor: r. 196; zie ook reeds leiua 188.

[pagina 156]
[p. 156]

Samenhang Titelvel 1593-1594-Bejar-Vveerdt 1593-Etten-Moneglia

Eerst is de buitenvorm van het titelvel gezet (met enkel daar op beide pagina's Latijnse sprekende regels), daarna de binnenvorm. De combinatie van het raamwerk die hiervoor gebruikt is, evenals het zetsel van de sprekende regels blijven behouden in bejar. Bij het zetten van de daaropvolgende buitenvorm van vveerdt 1593 is het zetsel van de Franse sprekende regel op f 1r behouden, terwijl de oorspronkelijke Nederlandse tekst de plaats moet ruimen voor de Latijnse slotzin in de sprekende regel op f 2v. Wanneer nadien de binnenvorm van vveerdt 1593 aan de beurt komt, ondergaat nu ook de Franse sprekende regel een lichte wijziging: op f 2r wordt het eerste woord LES vervangen door FIN DES (de laatste twee letters van het lidwoord blijven echter behouden; zie voor dit procédé Hinman, I, 173 en Johnson, 16). Op f 1v wordt een nieuwe Nederlandse sprekende regel gezet. In de volgende vellen wordt deze laatste Nederlandse versie bewaard, terwijl in de Franse dito de wijziging, die noodzakelijk was voor vveerdt 1593, weer ongedaan gemaakt wordt: FIN DES wordt weer herleid tot LES, met behoud van de rest van het zetsel. De aldus aangepaste sprekende regels vinden wij in alle volgende PW van deze groep.

Door het manipuleren met deze raamelementen is het ook niet verwonderlijk dat in vveerdt 1593 tegenover bejar twee zijstijlen van plaats verwisseld zijn. Na vveerdt 1593 blijven ook deze onderdelen hun plaats behouden.

Het voorkomen der watermerken strookt met de voorgestelde opeenvolging: in titelvel 1593-1594 en vveerdt 1593, twee der vroegste vellen, komt nog Briquet 197-198 voor; overal elders enkel Briquet 9812.

Deybarra

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-43 f 1v: r. 44-92
  f 2r: r. 93-133 f 2v: r. 134-189

Inhoud

A mon Seigneur, mon Seigneur Esteuan Deybarra, Secretaire de sa Mt. ❘ Et de son Conseil de Guerre, &c. ❘ ODE. (M2A Muse (mon Seigneur) est tousiours fauorable) (1-43). A mon Seigneur le Capitain Leonardo Rotulo Carillo, Seigneur des ❘ Villes des Fines, de Somontin, &c. Superintendent des affaires de sa Mie. en France, &c. ❘ SONNET. (V2Ertu, Honneur, Amour, Leauté & Constance) (44-60). Aen den seluen Heere en̅ Capiteyn Leonardo Rotulo Carillo. ❘ ODE. (V3 Beleeftheydt/v deughdt/Carillo goedt Heere/) (61-76). Dotor. (El nuestro Virtuosissimo Poëta boscando y estimando sobre todo, los hombres vir-) (77-86). (Vrays Cygnes sont les bons Poëtes) (87-92). A mon Seigneur, mon Sr. Sebastien VVesternacher Sr. de Grosser, &c. ❘ Du Conseil de la Maieste Imperiale, & Secretaire de son Alteze. ❘ ODE. (V2Vesternacher de tes vertus vne etincelle) (93-131). (Der vr̂omer helpers vr̂oom/behoor̂t eeuwighen lof/) (132-133). A mon Seigneur, mon Sr. Albert Fucker. Seigneur de Kierchberg, ❘ VVyssenhoren, &c. Premier de la chambre du Serenisse. Erneste l'Archi-Duc d'Austrice. ❘ ODE. (F2Vcker plus tost sera le chariot que guide) (134-152). Rosina. (Sacht mir herr Doctor̂/aen vvem schriebt der Poēt diese Oda? doctor. Aen) (153-155). Lavra. (Et che dice il Poëta al generoso Signor Fucker? dot. che piu tosto si ferāno ogni cose) (156-160). ODE. (M2Aistresse gracieuse) (161-187). (Rien ne pourroit trouuer l'homme meilleur au monde) (188-189).

Stent/Proprium

Bu Stent: 144 wide 155 ect.
Bi Stent: 45 Mie 84 primerro 110 vertuéux 130 mangré

[pagina 157]
[p. 157]

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←6 →8 =5
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←5 →7 =6

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25)
Bast.: 78 De Keyser (VPT,B 4)

Watermerken

Variant Briquet 5331-5335 in ASB C31382 f 26 en 15 (contresigne), BKB VH23889 f 22 en 21 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 15 en 26, BKB VH23889 f 21 en 22

Aantekeningen

In de romein 80 Tavernier wordt eens ten onrechte gebruik gemaakt van C in klein kapitaal: r. 156.

Het watermerk is een variant van Briquet 5331-5335: de sikkel heeft het formaat van 5335, het profiel van 5331 en het contresigne van 5333 in ASB; in BKB is dit laatste merkteken eerder verwant met 5335.

Damant

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-87 f 1v: r. 88-146
  f 2r: r. 147-235 f 2v: r. 236-287

Inhoud

Aen den En. Edelen ende Veursinighen Heere/mijn Heere ❘ Peeter Damant/Bisschop van Ghendt/Heer van S.Baefs/ ❘ Graue van Euerghem/Spr̂endonck/&c. ❘ ODE. (A3Ls ic aensie den quaden tijdt/) (1-72). Marfira. (Que dize el Poëta? Dottor. Tomando en esta Oda (dedicada al Reueren=) (73-77). LAVRA. (Che dice il Poëta? DOTTOR. Amplettando in questa Oda (dedicata al Reuerendissi-) (78-82). Cassandre. (Que dict le Poëte? Doctevr. Comprēnant en ceste Ode (dediée au Reue=) (83-87). Aen den En. VVijsen ende Gheleerden Heere ende Meester ❘ Jacob Bogaert/Pr̂esident van Vlaenderen/ &c. ❘ ODE. (A3Ls my/Apollo claer! en sijn Susters/ghehinghen) (88-129). Cassandre. (Que dict icy le Seigneur Vander Noot? Doctevr. Il decrit d'vne fort bo-) (130-134). (Penses tu, Compain, que les graces,) (135-146). Dem Durchlauchten Hochghebor̂nen Fursten vnd Herrn/ ❘ Herrn Johan Carel/Marggraffen zu Baden vnd Hochberg/Graffe zu Spanheim vnd ❘ Rusy. Herr zu Rodenmachern vnd Oselding/&c. Sant Johans Or̂dens Ridder zu Malta. ❘ ODE. (M3Arquis van Baden edel Heere/)

[pagina 158]
[p. 158]

(147-184). ODE. (L2A beautè de ta face) (185-231). Lavra. (Che dice il Poëta in questa Oda Brabantina? Dot. Depinge alegramente, le virtu &) (232-235). Dem Hoch vnd VVolghebor̂nen Herren/ Herren Carle ❘ Ludvvigen Graue zu Zults Landtgrauen ihm Kleggeuvv/des Heilighen Romischen ❘ Reichs Erbhoffrichter zu Rotvveyl/Herr zu Radutz/Schellenberh / vnnd Bluemeneck & ❘ Romischer Kayserlicher Maiesteyt Rath/Konigelicher vvurden zu Hispannien/ vnd Furst= ❘ licher durch inn Saphoeyen/bestelten Obrister vber em Regiment Hochteutser Kriegs= ❘ volck/auch Chur̂fusterlicher Colnischer gehaymer Rath vnnd Camerherren/&c. ❘ ODE. (F3Aem-gheuende Clio/op t'gheclanc der trompetten) (236-266). Cassandre. (Que dict le Poëte en ceste Ode? Doctevr. Il prie la Muse Clion, qu'elle) (267-275). LAVRA. (Che dice il Poëta in questa Oda? DOTTOR. Prega la Musa Clio de l'aiutar à cantar il) (276-283). passant. (Pourquoy, Erneste Duc, tiens d'Alcide la Masse?) (284-287).

Stent/Proprium

Bu Stent: 1 En. Edelen 6 tweedr̂act 20 copellaers 237 ihm 240 em 241 Churfusterlicher 274 Altez 279 qnesto
Bi Stent: 92 Sulleu 111 beshr̂ijuen 174 verhenē 179 spodē 196 Veullez

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←6 →8 =5
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←5 →7 =6

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Bast.: 78 De Keyser (VPT,B 4)

Watermerken

Variant van Briquet 5331-5335 in ASB C31382 f 73 en 72 (contresigne), BKB VH23889 f 76 en 75 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 72 en 73, BKB VH23889 f 75 en 76

Aantekeningen

In beide exemplaren is een gerezen spatie zichtbaar in r. 88. In romein 80 Tavernier wordt D in klein kapitaal gebruikt in r. 275.

Het watermerk is hetzelfde als in deybarra, met contresigne van Briquet 5333.

[pagina 159]
[p. 159]

Georges

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-131 f 1v: r. 132-308
  f 2r: r. 309-492 f 2v: r. 493-588

Inhoud

Aen den En. VVysen ende Veursinighen Señor̂ Geor̂gio ❘ Rodr̂igo Geor̂ges. (V4 Siende/Geor̂gio/nu/ in uwen Vrueghtydt bloijen) (1-8). De Vrueghtijdt. By de Schoone ende Deughdelijke Olympia gheleken. ❘ ODE. (A4Ls ic aensi den Vrueghtijdt schoone) (9-180). Marfira. (A qui en dirige el Sr.) (181-204). LAVRA. (A chi dedica il Sr. Vā). (205-228). Cassandre. (A qui adresse) (229-252). (Iamas no vi dettas lluuia de noche) (253-271). (Non vidi mai dopò notturna pioggia) (272-290). (Quand ie voy tant de couleurs,) (291-308). Aen den En. VVysen ende Veursinighen Señor̂ Francisco ❘ Duarte/ende Juffrou Blanca Georges/sijn wettighe Ghesellinne. ❘ ODE. (E4Lck eerbaer Man) (309-408). marfira. (Que dize el Poë) (409-436). LAVRA. (Che dice il Poëta?) (437-464). Cassandre. (Que dit le) (465-492). Aen den En. VVysen ende Veursinighen Sr. Francisco de la ❘ Barzena: ende Jonghvrou Magdalena van Assche/zijn wettighe ghesellinne. ❘ SONET. (A4Ls Olympien wit/en Roosen roodt daer neuen) (493-515). Marfira. (Que dize aqui el) (516-533). LAVRA. (Che dice qui il) (534-551). Cassandre. (Que dit icy) (552-569). Al muy Generoso y Doctissimo Varon, el Señor Iuan Vander Noot, ❘ Principe de los Poëtas Brabançones. ❘ SONETO. (L2O que agora às mostrado de reposo) (570-586). De Valencia en el año 1570. Seruidor de V.S. ❘ Luys Franco, Lusitano. (587-588).

Stent/Proprium

Bu Stent: 24 Sephriums 110 hooir 499 wynbrankens 506 Dagherardt
Bi Stent: 179 mot 243 de Pierre 245 se 296 vsage 456 doui 470 mariagé

Raamwerk

$r : LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←6 →8 =5
$v : DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←5 →7 =6

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 96 Tavernier (VPT,R 22); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)

Watermerken

Variant van Briquet 5331-5335 in ASB C31382 f 28 en 33 (contresigne), BKB VH23889 f 32 en 31 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 28 en 33, BKB VH23889 f 31 en 32

[pagina 160]
[p. 160]

Aantekeningen

Voor de eerste en enige keer in de PW 1588-1595 treffen wij hier een geval aan van correctie met de pen in alle bekende exemplaren: in r. 356 is na ‘Venus’ interlineair het lidwoord ‘de’ tussengevoegd.

Het einde van r. 308 is afgedekt in BKB, maar niet in ASB.

Het watermerk blijft hetzelfde als in deybarra, met afstand tussen de bruglijnen en contresigne als in Briquet 5333.

Orco

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-61 f 1v: r. 62-166
  f 2r: r. 167-227 f 2v: r. 228-284

Inhoud

A mon Seignr. Sr. Paolo d'Orco, Conseillier des rices Nations Lombarde, ❘ Milanoise & Senoise, en Anuers. ❘ ODE. (P2Our faire des iniquitez,) (1-19). De Selue/het Selue/aen den Seluen Señor̂ Paulo Dor̂co. ❘ ODE. (O2M te volbr̂enghen saken quaet) (20-37). LAVRA. (Che dice il Signor Vander Noot? DOTTOR. Che si trouano huomini ch'anno danari) (38-46). SONET. (D2Isdegno ardeano le sagaci Muse,) (47-61). Aen den En. VVysen ende seer Veursinighen Heere Señor̂ ❘ Hieronymo Mainardi Raedts-heere der Heerlijker Lombaerdtscher/ ❘ Milanoyscher en Senoyscher Natien t'Autwerpen. ❘ ODE. (S4Oo-men dick meer den Nacht) (62-119). LAVRA. (Che dice il Poëta? DOTTOR. Continuando il precedente proposito, canta in questa Oda,) (120-127). Cassandre. (Que dict le Poëte? doc. Continuant son precedēt propos, il dit, en ceste Ode,) (128-136). (Voiant à mon regret, Vertu & la Science,) (137-158). (Alleen de hoet der neghen Musen schoone) (159-162). (Αθανάτων στέφανος μουσων αμαράνθινος αἰεί.) (163-166). [houtsnede: een paal met piktonnen, vuurpijlen en wapenschilden; zie Aantekeningen] Sur ce riche Trophée. ❘ ODE. (Quand le Duc de Brabant) (167-188). Cassandre. (A qui dedie) (189-192). Le Consul (Sr. Gio. Angelo Vergano) (193-197). cassandre. (Chi eranno) (198-200). LAVRA. (Oue dirizauano) (201-211). Cassandre. (Et ou firent) (212-222). [dubbele lijn]. (Alle wel-daedt/en lof sijn weerdigh de Poëten) (223-227). Aen de Ee. VVyse ende seer Veursinighe Heeren Pauwels ❘ ende Oliuier van Fockenburch/Ghebr̂oeders. ❘ ODE. (S3Y en kunnen den schat der Deughden niet verpachten) (228-240). Cassandre. (Que dit le Poëte? Doctevr. Suiuant le propos precedent, il demonstre) (241-248). Meester Peeter Standart. Aen mijn Heere Vander Noot. ❘ SONET. (G4Hy soudt wel zijn verdooldt/Vander Noot/gheleerdt Heere/) (249-264). Des Poëten antwoor̂dēde SONET. Aen M. Peeter Standart. (S4Ou ick d'een voudigheydt/Godt/en de Deughdt verlaten/) (265-280). (Odimus accipitrem, quia viuit semper in armis:) (281-284).

Stent/Proprium

Bu Stent: 278 een 284 possedebunt
Bi Stent: 64 Autwerpen 129 Maniardi 133 Seigeur

Raamwerk

$r : LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←6 →8 =5
$v : DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←5 →7 =6

[pagina 161]
[p. 161]

Lettertype

Rom.: :6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10); 65 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)
Ex.: Grieks 66 Granjon

Watermerken

Variant van Briquet 5331-5335 in ASB C31382 f 54 en 59 (contresigne), BKB VH23889 f 56 en 55 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 54 en 59, BKB VH23889 f 55 en 56

Aantekeningen

De houtsnede op f 2r (201 bij 48 mm) is evenals de triomfzuil in moneglia f 2r oorspronkelijk bedoeld als illustratie van Farneses intocht in Antwerpen. De plaat, waarvan thans sprake, stelt de versiering op kosten van de Lombarden en Milanezen voor: een paal die vier groepen kransvormig geschikte piktonnen draagt. Boven de hoogste tonnetjes is een horizontaal geplaatst raam genageld, waarop tien vuurpijlen staan. De top van de paal draagt een gevierendeeld schild, gedekt door een markiezenkroon. Blazoenering: gevierendeeld: I en IV in goud een zwarte adelaar; II en III in zilver een groene rechtopstaande kronkelende slang, gekroond van goud, die een vleeskleurig kind inzwelgt (Visconti, hertogen van Milaan). De arend staat abusievelijk omgewend; zie J.B. Rietstap, Armorial général, Gouda, 1884-1887, II, 1012. Daarboven vier banieren, afwisselend als I-IV en II-III.

De houtsnede is niet gesigneerd.

De binnenvorm van BKB is vermoedelijk jonger dan die in ASB: in dit laatste exemplaar is er in r. 107 Mainardi een overbodige spatie Mai nardi, en in r. 119 Onsen is de kapitaal gezakt. In BKB is de spatie in r. 107 verbeterd en de O in r. 119 geheel verdwenen.

Het watermerk is identiek met dat in deybarra, met contresigne en afstand tussen de bruglijnen als in Briquet 5333.

Ghysens

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-49 f 1v: r. 50-106
  f 2r: r. 107-156 f 2v: r. 157-206

Inhoud

Aen den En. VVysen ende seer Veursinighen Heere/Señor̂ ❘ Hans Ghysens. ❘ ODE. (J3N hoe menighe Stadt/tot hoe menigher stonden/’) (1-33). Cassandre. (Que dict le Poëte en ceste Ode? Doct. Il depeind d'vne grace merueilleu=) (34-37). LAVRA. (Che dice il Poëta in questa Oda? DOTTOR. Depinge d'vna gratia admirabile, il) (38-41). Marfira. (Que dize el Poëta en esta Oda? Dott. Depinge, de muy buena gracia, al vir-) (42-45). (Beters noch schoonders toch/en werdt hier oyt gheuonden) (46-49). Aen den En. VVysen ende Veursinighen He. Noe de Bock. ❘ ODE. (J3N

[pagina 162]
[p. 162]

di tijden (de Bock) als men vandt mans en vrouwen) (50-71). Cassandre. (Que dit le Poëte au vertueus Seigneur Noe de Bock? Doctevr. Que ce-) (72-79). LAVRA. (Che dice il Poëta al virtuoso Signor Noe de Bock? DOTTOR. Che era cosa dilet-) (80-87). Marfira. (Que dize el Poëta al virtuoso Señor Noe de Bock? Dottor. Que era cosa iu-) (88-96). (Ten waer niet vremdt al waer ic heel beroydt/) (97-98). (Sur tout, le grand Prince Alexandre,) (99-106). Aen den En. VVysen ende seer Veursinighen Heere J. Jor̂is ❘ Van Schooten. ❘ ODE. (G3Rootste onwetentheydt is t'quaedt hier aen te cleuen/) (107-121). Veldt-sangh oft Herders-liet/den seluen Heere toegeschreuen. (D3E reuck ws asems goedt/ schoonste Olympiette/) (122-152). LAVRA. (Dechiarate ci questi versi. DOTTOR. Apresso hauer dechiarato le virtu d'il vir-) (153-154). Cassandre. (Exposé nous ces vers. Doctevr. Aprez auoir exprime les vertus du ver-) (155-156). Aen den En. VVysen en̅ Veursinighen Melchior̂ Bothemer/ ❘ ende Joncvrou' Margrite Paris/sijn wettighe Ghesellinne. ❘ ODE. (B3Othemer/d'loon der Deughdt/is onsterffelijck' eere/) (157-183). Cassandre. (Que contiennent ces vers? Doctevr. Nostre genereus Poëte ne laissant) (184-189). LOVYS POPPARD, PRIEVR DE SORDE, A MON Sr. ❘ mon Seigneur Vander Noot, Gentil-homme & Patrice d'Anuers. ❘ SONNET. (Q2Vi au Printemps à veu l'industrie & labeur) (190-206).

Stent/Proprium

Bu Stent: nihil
Bi Stent: 77 Is 78 gnetils sunt 151 ous 156 Georgo

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←6 →8 =5
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←5 →7 =6

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25)

Watermerken

Variant van Briquet 5331-5335 in ASB C31382 f 71 en 74 (contresigne), BKB VH23889 f 74 en 73 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 71 en 74, BKB VH23889 f 73 en 74

Aantekeningen

In r. 50 staat in ASB He met e nog in exponent-stelling; in BKB is deze e onder de zetlijn gezakt.

Het watermerk is identiek met dat in deybarra; contresigne en afstand tussen de bruglijnen als in Briquet 5333.

[pagina 163]
[p. 163]

Bentinc

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-67 f 1v: r. 68-114
  f 2r: r. 115-161 f 2v: r. 162-217

Inhoud

Aen den Edelen Heere/mijn Heer Philips van Bentinc/ ❘ vry Heer tot Bicht/tot Gr̂euenbicht/tot Papenhouen/&c. Drossaert des lands ❘ van Monfor̂t. Colonel van een Regiment van twaelef Vaendelen Nederlantsch Crijghsvolck/&c. ❘ ODE. (N3A dat hier niet en wor̂dt iet beters toch beuonden) (1-16). A mon Sr. mon Sr. Philippe van Bentinc, Baron de Bicht, Sr. de Greuen- ❘ bicht, de Papenhouen, &c. Drossart du Territoire de Monfort. Et Colonel ❘ d'vn Regiment de douse Compaignies d'Enfanterie Belgioise. ❘ ODE. (V2An Bentinc, fort, & sage,) (17-60). LAVRA. (Che dice il Poëta al Nobile Barone de Bentinc, &c. Colonnello per su Ma? DOTT. Che) (61-63). Marfira. (Que dize el Poëta al noble Baron de Bentinc, &c. Colnnel por su Md? Dott.) (64-67). A mon Sr. Monsieur Iosepho de Deckere, Capiteine d'vne Compaignie ❘ d'Enfanterie Brabançonne, soubs le Regiment de Mr. le Conte Vanden Berch, &c. ❘ SONNET. (D2V tonant Iupiter l'alme & diuine race) (68-84). Aen den seluen He. mijn He. de Capitein/Josepho de Deckere. ❘ EPIGRAMME. (D3E Deckere/alst past sullen wy soo beschr̂yuen) (85-90). SONET. (G3Hij sijt schoon Lief mijn breughdt/en mijns herten behagen/) (91-105). LAVRA. (Che dice qui il Signor Vander Noot? DOTTOR. Da po d'hauer gratiosamente lodato, per) (106-109). Marfira. (Que dize aqui el Sr. Vander Noot? Dott. Despues de hauer con bueua gracia) (110-114). A mon Sr. Monsieur Mertin de Bentinc, Capiteine d'vne Compaignie ❘ d'Enfanterie Brabançonne, soubs le Regiment de Monsieur ❘ le Colonnel van Bentinc, son Cousin. ❘ EPIGRAMME. (P2Vis que le Temps chenu, fait noier dessoubs l'onde) (115-126). Aen dē seluen He. mijn He. de Capitein Merten van Bentinc. ❘ EPIGRAMME. (A3Ls Cupido vernam dat ick op de Trompetten) (127-134). SONET. (M3Jjn ooghen hebben strijdt//altijdt//Lief goedertiren/) (135-149). LAVRA. (Et che dice qui il Poëta? DOTT. Hauendo lodato il virtuoso, nobile & garbato Capitan) (150-155). Marfira. (Que guerra tienen sus ojos contra sus labios? Dottor. Que quieren) (156-158). (Vertu, Honneur, Plaisir, Amour & Courtoisie) (159-161). Aen de Ee. VVijse ende Gheleerde Heeren Joncker Arnoudt ❘ de Almeyde Stadthoudere/Mr. Matthys Strick/der Rechten Licentiaet/en ❘ Dionisius Vitsius oock der Rechten Licentiaet/beyde Greffiers des Leenhoue van Br̂abant/ &c. ❘ ODE. (J3N dese tyden quaedt/alsmen aen alle syden) (162-209). LAVRA. (Che contengono questi versi? DOTT. Vna buena & Christiana Philosophia, per la qua=) (210-213). Cassandre. (Que contienent ces vers? Doctevr. Vne bonne & Chrestienne Phi-) (214-217).

Stent/Proprium

Bu Stent: 10 vour 31 nouuau 64 Colnnel
Bi Stent: 92 breughdt 110 bueua

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IAN VANDER NOOT.
  in ↑5 ↓5 ←6 →8 =5
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MIIN HEERE VANDER NOOT.
  in ↑4 ↓6 ←5 →7 =6

Lettertype

Rom.: : 6,8 Granjon; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon

[pagina 164]
[p. 164]

It.: 110 Guyot (VPT,IT 3); 80 Tavernier (VPT,IT 8) + 77 Guyot (VPT,IT 10)
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 62 Van den Keere (VPT,T 44)

Watermerken

Variant van Briquet 5331-5335 in ASB C31382 f 58 en 55 (contresigne), BKB VH23889 f 58 en 57 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 55 en 58, BKB VH23889 f 57 en 58

Aantekeningen

Het watermerk is identiek met dat in deybarra; contresigne en afstand tussen de bruglijnen als in Briquet 5333.

Samenhang Deybarra-Damant-Georges-Orco-Ghysens-Bentinc

De combinatie van de elementen binnen het raamwerk evenals het zetsel van de sprekende regels blijven identiek. Ook het watermerk blijft merkwaardig constant.

Deze groep is wel onmiddellijk na de reeks titelvel 1593-1594-moneglia gedrukt, want het zetsel der sprekende regels ondergaat geen wijzigingen in de latere groep tegenover de versie in etten-moneglia.

Ook de sokkels, waarin deze sprekende regels gekooid staan, behouden hun oorspronkelijke plaats, wat niet het geval is met enkele andere elementen van het raamwerk.

1594

s'Conincx

Inkoomste

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-21 f 1v: r. 22-32
  f 2r: r. 33-66 f 2v: r. 67-129

Inhoud

[binnen kader met arabesken, binnen architectonische omlijsting; zie Aantekeningen] OP DE ❘ Gheluckighe ende ❘ heerlijke in-koomste des hoogh= ❘ ghebor̂en Vor̂stes Ernesto/by der gratien ❘ Godts/Eerdts-Hertogh van Oostenrijck/ ❘ Hertogh van Bourgoignen. Graue van ❘ Tyr̂ol/etc. Gouuerneur ende ❘ Capiteyn general der ❘ Neder-landen. ❘ SVR ❘ L'HEVREVSE ❘ ET MAGNIFIQVE ❘ ENTREE DV TRESHAVT ❘ Prinçe Erneste, Archeduc d'Austrice, ❘ Duc de Bourgoigne, Comte de Tyrol, &c. ❘ Gouuerneur & Capitaine general ❘ des Païs-Bas. ❘ T'HANTVVERPEN, ❘ By Arnout s'Coninx/ inde ❘ Camer-strate inden witten Hondt. ❘ [korte lijn] Anno M.D. XCIIII. (1-21). [onder houtsnede, binnen kader met arabesken, binnen architectonische omlijsting; zie Aantekeningen] Musarum Symbolum de Domino Ioanne Vander Noot. ❘ Clio Mvsa. (Dulce Dei cantat laudes, & numina Regis,) (22-32). A SON ALTEZE EN SA ❘ magnifique entree en Anuers. ❘ SONNET. (A2Tant es tu venu, ô Prince magnanime,) (33-49). Aen zijn Hoogheydt/op zijn ❘ Heerlijcke inkoomste tot Antwerpen. ❘

[pagina 165]
[p. 165]

SONET. (O2M dat ghy hebt (groot Vor̂st) van zeer zwaren gewichte) (50-66). EPIGRAMME. (V2Eurdachtigh/Ongheual/noch Nydigh hert verwaten) (67-71). HVGO CABISSET, GENTILHOMME ❘ Prouensal, à Monsieur Vander Noot. ❘ SONNET. (G2Enereus vander Noot, à qui les cieux tant d'heur) (72-88). Godfrid Vvyherten zu den claer Erluchten/vnd hoogh ghe= ❘ leertten Poëten: den Edlen Herre/Johan Vander Noot. ❘ ODE. (G3Leich wie Homerus weit bekant/) (89-109). Mr. PAOLO ALBERTO NELLA SVA HIMNA ❘ d'Anuersa, in fauore d'il Signor Vander Noot, dice (N2On vi diranno i secoli futuri) (110-129).

Stent/Proprium

Bu(a) Stent: 76 faut 109 anff 133 beata [t omgekeerd] 119 tanto [tweede t omgekeerd]
  Proprium: [sprekende regel in f 1r] DEFICIET NVNQVAM GENEROSO IN PECTORE VIRTVS. 85 Signe 87 Sauueurs
Bu(b) Stent: als in Bu(a)
  Proprium: [sprekende regel op f 1r] Dominus Siluester Pardo, sacrae Theologiae Licentiatus, Cathedralis Ecclesiae Antuerp. Can. vidit & approbauit. 85 cigne 87 fauteurs
Bi Stent: 24 Magnanlmosillustratieʒ 28 Quanqnam

Raamwerk

f 1r-v: [in fries] TEMPERA TE TEMPORI. POST TENEBRAS SPERANS LVCEM. POST NEBVLA PHOEBVM.
  [in onderbouw] TEMPERA TE TEMPORI. LABORE ET INDVSTRIA. AMORE ET PRVDENTIA.
f 1r met Bu(a): [in sokkel] DEFICIET NVNQVAM GENEROSO IN PECTORE VIRTVS.
f 1r met Bu(b): [in sokkel]Dominus Siluester Pardo, sacrae Theologiae Licentiatus, Cathedralis Ecclesiae Antuerp. Can. vidit & approbauit.
f 1v: [in sokkel] DEFICIET NVNQVAM GENEROSO IN PECTORE VIRTVS.
  in ↑3 ↓3 =7
f 2r-v: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IEAN VANDER NOOT.
  in ↑2 ↓4 ←11 →10 =8

Lettertype

Rom.: : 11 Van den Keere (VPT,R 5); : 6,8 Granjon; 160 Tavernier (VPT,R 16); 130 Garamond; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 100 Garamond; 80 Garamond; 75 Granjon; 62 Granjon; 52 Granjon; : 1,3 Haultin
It.: 140 Granjon; 95 Granjon; 80 Granjon; 54 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 72 Van den Keere (VPT,T 40)
Fract.: 80

Watermerken

Variant van Briquet 5331-5335 in ASB C31382 f 4 en 1 (contresigne), BKB VH23889 f 7 en 8 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 1 en 4 met Bu(b), BKB VH23889 f 7 en 8 met Bu(a)

Aantekeningen

Bij de overgang van Bu(a) naar (b) levert de wijziging van de sprekende regel in de sokkel van f 1r

[pagina 166]
[p. 166]

een bewijs van de haast waarmee gewerkt is: Van der Noot kon niet wachten tot hij voor deze publikatie het verwachte fiat van de kerkelijke censuur zou bekomen; hij liet dus maar al vast een aantal exemplaren van de buitenvorm aftrekken met dezelfde sprekende regel op f 1r als in de binnenvorm op f 1v. Tijdens het drukken van deze weerdruk is de kerkelijke approbatie dan toch eindelijk toegekomen, zodat men in staat was om, na stilstand van de pers, de voorlopige sprekende regel op f 1r te vervangen door het imprimatur, dat aldus op zijn gewone plaats als in de titelbladen terecht kwam. Voor een gelijkaardige reactie, zie L. Voet, ‘Abraham Verhoeven en de Antwerpse pers’, in De Gulden Passer 31 (1953), 36 noot 6.

Tegelijk met deze wijziging van de sprekende regel zijn enige auteurscorrecties aangebracht.

De binnenvorm is eerst ontstaan: zoals reeds gezegd, is de sprekende regel op f 1v als aanvankelijke noodoplossing overgenomen op f 1r in de buitenvorm. In de sprekende regel in de fries van f 1v is in LVCEM de M minder beschadigd dan op f 1r, waar de rechter schacht meer verwrongen is.

Bij de overgang van binnen- naar buitenvorm zijn de twee kaders onderling van plaats verwisseld. Aan het zetsel der sprekende regels is vooralsnog (d.i. voor de overgang van Bu(a) naar (b) ) niet getornd, en evenmin aan het raamwerk, met uitzondering van het kader met arabesken op f 1v: in navolging van titelvel 1589-1590 is telkens een ander kader met arabesken gebruikt; in de binnenvorm op f 1v staat het raam dat dienst gedaan heeft in titelvel 1589-1590 f 2r, gedrukt door Vervliet. In vergelijking met deze voorgaande toestand is de breuk in de rechterhelft van de bovenbalk sterk verwijd. Op inkoomste f 1r (=Bu) wordt gebruik gemaakt van het kader dat reeds aan s'Conincx toevertrouwd bleek sedert titelvel 1591. In deze omlijsting hebben de dubbele lijnen op 10 mm van de rechterhoek onderaan schade geleden onder de drukking van de pers tegenover het voorgaande gebruik in titelvel 1592-1593. Ook ontstaan nieuwe kerven in de onderste band op 19,5 en 27,5 mm van de linkerhoek. Voor de verdere herkomst van deze beide lijsten, zie men titelvel 1589-1590. Ook het portret op inkoomste f 1v wordt in dit voormelde titelvel behandeld.

In het voetstuk van de rechter kolom der architectonische omlijsting is de linker benedenhoek van het paneel beschadigd tegenover de vorige toestand in titelvel 1592-1593.

De initialen in r. 68 en 92 behoren tot een alfabet, waarvan specimina ook voorkomen bij Gillis Rooman te Haarlem in 1596; zie H.J. Laceulle-Van de Kerk, De Haarlemse drukkers en boekverkopers van 1540 tot 1600, 's-Gravenhage, 1951, 400, nr. 87.

Het watermerk is een variant van Briquet 5331-5335: de sikkel heeft het formaat van 5335, het profiel van 5331 en contresigne evenals afstand tussen de bruglijnen als in 5333.

Arnesto

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-43 f 1v: r. 44-93
  f 2r: r. 94-126 f 2v: r. 127-161

Inhoud

Aen den Deurluchtighen en hoogh ❘ ghebor̂en Vor̂st Arnesto deur Godts ghenade Eerdts-Hertogh ❘ van Oostenrijck/Hertogh van Bourgondien/Graue van Tirol/&c. ❘ Gouuerneur ende Capiteyn general der Neder-landen. (D2E Planeten (groot Vor̂st) komen/soo men kan merken) (1-28). Rosina. (Nach dem ich das Niderlendish nicht gar woll verstehe wollet mir in) (29-50). Lavra. (Io vi supplico. Sr Dottor Agricola, che vostra Sa. resti seruita di dir mi che cose il) (51-68). Marfira. (Supplico a V.M. Dotor Agricola, que V.M. sea seruido de dezir me que cosas) (69-85). (Tenendi sunt in ciuitate Poëtae, & honore ac laude decorandi: qui quidem commandatissimi) (86-93). INSCRIPTIONS ET SEN- ❘

[pagina 167]
[p. 167]

TENCES A L'HONNEVR DV ❘ Roy, & de son Alteze. ❘ Satvrne. (P2Vis qu'ainsi Dieu le veut, refleuriront au monde) (94-161).

Stent/Proprium

Bu Stent: 8 Jouen 9 Maertem 10 sy 18 scherp-sinningh 31 werflushighe 34 Perqnes 38 ansherwellet 40 scheoner anch 43 gebeu 149 debançez 151 fauour 160 Ernrste
Bi(a) Stent: 80 verdaderamenete 86 commandatissimi
  Proprium: 90 Grammaticae
Bi(b) Stent: 80 als in Bi(a)
  Proprium: 86 commendatissimi 90 Grammatici

Raamwerk

$r: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IEAN VANDER NOOT.
  in ↑ 3 ↓ 3 ← 12 → 9 =7
$v: LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IEAN VANDER NOOT.
  in ↑ 2 ↓ 4 ← 11 → 10 =8

Lettertype

Rom.: : 11 Van den Keere (VPT,R 5); 160 Tavernier (VPT,R 16); 130 Garamond; 80 Garamond; 75 Granjon; 62 Granjon; 52 Granjon
It.: 140 Granjon; 95 Granjon
Text.: 220 Vostre (VPT,T 3); 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25)
Fract.: 80

Watermerken

Variant van Briquet 5331-5335 in ASB C31382 f 2 en 3 (contresigne), BKB VH23889 f 9 en 10 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 2 en 3 met Bi(b), BKB VH23889 f 9 en 10 met Bi(a)

Aantekeningen

In de sprekende regel op $r is de r in exponent-stelling in beide exemplaren onder de zetlijn terecht gekomen.

In r. 85 is in BKB(=Bi(a)) een gerezen spatie zichtbaar; in ASB is dit weggewerkt.

In de italiek 95 Granjon komen onderkastletters in romein voor als exponent: r. 51

Voor de initiaal in r. 5 zie men inkoomste r. 68.

Het watermerk is identiek met dat in inkoomste.

Bij de overgang van Bi(a) naar (b) is in r. 90 een typische auteurscorrectie uitgevoerd (vgl. farneze).

Samenhang Inkoomste-Arnesto

Zoals reeds gezegd, is eerst de binnen- en daarna de buitenvorm van inkoomste gedrukt. Bij het zetten van arnesto heeft men het raamwerk van inkoomste f 2v integraal overgenomen op de corresponderende versozijden. Dek- en voetstuk, evenals sokkelbasis van inkoomste f 1r behouden in arnesto eveneens hun vorige plaats op de rectozijden. Aldus hoefde men hier slechts de twee resterende zijstijlen en een nieuwe sprekende regel te zetten om het klassiek kader rond een gewone tekstpagina te verkrijgen. In beide vellen is een identieke papiersoort gebruikt.

[pagina 168]
[p. 168]

1595

s'Conincx

Sterckheyt

Verdeling

2o, f 1r: r. 1-88 f 1v: r. 89-156
  f 2r: r. 157-201 f 2v: r. 202-253

Inhoud

DE STERCKHEYT. ❘ Toe gheschr̂euen der Loffelijker Magistraet en den gantschen ❘ Raedt der Heerlijcker Stede van Antwerpen. ❘ Anno M.D. XCV. ❘ Mijn Heeren/De Marcgraue. (Ioncker Henrick t'Serraerts.) (1-54). (J3Ck/di hier veurmaels v/Heeren/heb toe gheschr̂euen) (55-86). Cassandre. (A qui consacre le S. Vander Noot ces vers? Doctevr. Au magnifique, graue,) (87-114). Lavra. (A chi consacra il Signor Vander Noot questi versi? Dot. Al molto magnifico, graue & venera-) (115-125). Marfira. (A qui en consagra el Señor Vander Noot estos versos? Dottor. Al muy) (126-139). illustratie Eiusdem Michaëlis Vander Agi Antuerpij. ❘ Ad D.I. Vander Noot. (N2On mutat fortuna genus, cui iniuria cedit) (140-155). Deficiet nunquam Generoso in pectore Virtus. (156). Au tres Illustre & tresexcellent Seigneur mon Seigneur ❘ Herman Comte Vanden Bergh, Baron de Boxmeer, Bylant, &c. Seigneur de Hedel, Homoet, ❘ Haeps, VVischih, Spalbek, Steffensvvel, &c. Baron, Gouuerneur & Capitaine ❘ general de la Duché de Gueldres, & Comté de Zutphen, & Colonnel ❘ pour sa Majesté Catholique, &c. ❘ SONNET. (I2E suis tout resioüy plus que ne sçaüroys dire) (157-176). Aen den seluighen hoogh ende welghebor̂en Heere/Heer ❘ Herman/Graue vanden Bergh/&c. ❘ SONET. (G3Raef vanden Bergh/als v/de Hemelen hier d'leuen) (177-193). Marfira. (Que dize el Poëta en aquellos dos Sonetos? Dot. Se huelga, veyendo acres-) (194-197). Lavra. (Che dice il Poëta in questi duoi Sonetti? Dottor. Si ralegra, vedendo accrescere il ex-) (198-200). GRATIOR EST PVLCHRO VENIENS EX CORPORE VIRTVS. (201). Au tres Illustre & tres Excellent Seigneur Don Diego Dejbarra. ❘ Véedor General de l'armée pour sa Majesté en ses Pays-Bas, &c. ❘ ODE. (S3Eigneur, pour les presents, dons, deniers, & largesses,) (202-228). Olympia. (Wat schr̂ijft mijn Heer Vander Noot hier/aen Don Diego Dejbarra? Leeraer.) (229-235). Lavra. (Che dice qui il Poëta, à Don Diego Dejbarra? Dottor. Che tutti gli fatti d'huomini si) (236-240). Marfira. (Que dize aqui el Poëta a Don Diego Dejbarra? Dottor. Que todos los hechos de) (241-247). (La vertu, la faueur, & la Muse & les vers) (248-253).

Stent/Proprium

Bu Stent: 9 Der 27 Breusegheem 52 Bockel 80 hertten 213 flenue 227 Veador 241 Dejbarra 245 esspriritos
Bi(a) Stent: 94 religenses 99 34 113 snnt conciderant 114 suiuas 116 Fotteza 118 houmo 122 perseuerautia ostonte 131 pescados 143 dire 144 pondere 159 VVischih 199 cogonsciuto
  Proprium: 143 malae 145 opprimitur 146 mala 147 manens 151 Perpetuo 153 arguiturque 154 Noythaee
Bi(b) Stent: 99, 114, 116, 118, 122, 199 als in Bi(a)
Bi(b) Proprium: 94 religeuses 113 sunt considerant 131 peccados 143 dira malae. 144 pondera 145 opprimitur: 146 mala, 147 manens. 151 Perpetuò 153 arguitúrque 154 Nothaee 159 VVisch

[pagina 169]
[p. 169]

Raamwerk

$r : LES OEVVRES POETIQVES DV Sr. IEAN VANDER NOOT.
  in ↑ 3 ↓ 3 ← 12 → 11 =7
$v: DE POETICSCHE VVERKEN VAN MYN HEER VANDER NOOT.
  in ↑ 2 ↓ 4 ← 10 → 9 =8

Lettertype

Rom.: : 11 Van den Keere (VPT,R 5); 130 Garamond; 120 Garamond + 116 Tavernier (VPT,R 20); 80 Garamond; 80 Tavernier (VPT,R 26); 62 Granjon; 52 Granjon; : 1,3 Haultin
It.: : 4,8; 140 Granjon; 95 Granjon; 80 Granjon; 80 Tavernier (VPT,IT 8)
Text.: 115 Frans (VPT,T 12); 95 Frans (VPT,T 25); 72 Van den Keere (VPT,T 40); 52 Van den Keere (VPT,T 49)

Watermerken

Variant van Briquet 5331-5335 in ASB C31382 f 11 en 6 (contresigne), BKB VH23889 f 13 en 14 (contresigne), LUB 1500A48 f 15 (contresigne)

Exemplaren

ASB C31382 f 6 en 11 met Bi(b), BKB VH23889 f 13 en 14 met Bi(a), LUB 1500A48 f 15 met Bi(b)

Aantekeningen

In de Bi(a) komen opvallend veel zetfouten voor; deze worden ten dele verbeterd in (b), waar ook talrijke auteurscorrecties voorkomen, vooral bestaande in het aanbrengen van zintekens in één Latijns lofdicht.

In r. 52 is Bockel een zetfout in vergelijking met t'shertogen 68, waar Boekel staat.

In r. 139 staat in Bi(a) ‘Leé dlos’; in (b) is de verdeling van het wit gecorrigeerd tot ‘Leéd los’.

In r. 229 is het woord leeraer in klein kapitaal samengesteld uit twee verschillende lettertypes: Lee bestaat uit 62 Granjon + 52 Granjon, raer uit : 1,2.

Voor de initialen in r. 55 en 180 zie men de desbetreffende noot bij inkoomste r. 68 en 92.

Concluderende opmerkingen

1)Het illustratiemateriaal is zorgvuldig bewaard door Van der Noot: de titelhoutsnede in 1593-1594 is nog steeds dezelfde als in 1584-1585, de houtsneden in mechelman en peeters stammen uit A Theatre (1569), de kaders met arabesken in de titelvellen komen voor het eerst voor in Stammbuch en Theatrum (1572), en het portret in de titelvellen op f 2v staat reeds in het Epitalameon (1583). Van der Noot heeft zonder twijfel de nodige zorg aanbevolen ten aanzien van deze illustraties: de titelplaat heeft in 1593-1594 nog praktisch geen slijtage ondergaan tegenover de vroegste aanwending ervan. De slijting van de kaders met arabesken is in de eerste plaats te wijten aan de druk van het Theatrum.
2)Wel is in de drukkerij van s'Conincx achtelozer omgesprongen met het lijstwerk dan bij zijn vakgenoot. Niet enkel blijken een dek- en voetstuk na verloop van tijd onbruikbaar (halmale) en is een zijstijl deerlijk gehavend (vergano), maar ook een der kaders met arabesken lijdt onder te zware drukking van de pers (titelvel 1591 f 2v tegenover titelvel 1589-1590 f 2r).
3)Eigenaardig is in dit verband wel dat Vervliet, die meer vellen PW drukt dan s'Conincx en die daarenboven zorgvuldiger omgaat met Van der Noots illustraties, toch minder illustratief materiaal te zijner beschikking krijgt dan s'Conincx ( ↑ 3 en ↓ 3 enkel bij deze laatste).
4)Naast de kaders zijn ook een reeks illustratieve houtsneden oorspronkelijk voor de aangevulde Olympias bedoeld. De kaders zijn reeds in AUB 976A2 enkel gebruikt ter omlijsting van soortgelijke
[pagina 170]
[p. 170]
platen. De houtsneden waarvan thans sprake, stellen voor: Melpomene (claerhout), Apollo (helmans), Clio (t'shertogen), Thalia (vergano), Euterpe (langhart), Polymnia (etten). De reeksvorming wordt bevestigd door de compositie van de voorstelling: telkens staat de afgebeelde figuur, voorzien van zijn attributen, op het voorplan, terwijl de achtergrond bevolkt wordt door groepjes dichters, die rondkuieren in een Elysische omgeving.
5)Als specifieke illustraties bij de PW zelf kan men wijzen op de slotplaat (weerdt 1590 en vveerdt 1593), de ontwakende dichter (balbi) en de illustraties, gewijd aan Farneses inkomst te Antwerpen (farneze, moneglia, orco). Afgezien van de functionele slotplaat zijn al deze illustraties niet onmiddellijk na het snijden opgenomen in de PW: de plaat Clio, die als inherent bestanddeel van t'shertogen (1592) voorkomt, doet reeds dienst als geïmproviseerde slotplaat in 1590 (TKL 48E2). De illustraties bij Farneses intrede zijn, blijkens de begeleidende commentaar, vervaardigd ter gelegenheid van deze plechtigheid zelf in 1585, maar zij worden pas gepubliceerd in 1592.
6)Heel wat vellen PW zijn, blijkens de combinatie van de elementen binnen het raamwerk en de sprekende regels, in reeksverband gedrukt. Nochtans is binnen deze groepvorming elk vel volledig apart afgedrukt. Het is dus niet zo, dat men eerst alle binnen- en daarna alle buitenvormen afgetrokken heeft.
7)De aanwezigheid van een zelfde stel kaders telkens in binnen- en buitenvorm bewijst wel dat de PW zowel bij Vervliet als bij s'Conincx op één pers gedrukt zijn; zie Hinman, I, 125.
8)Zetfouten in de sprekende regels worden doorgaans verbeterd bij het overgaan van de schoonnaar de weerdruk. Slechts heel uitzonderlijk wordt de pers stilgezet om enkel de noodzakelijke correctie in de sprekende regels aan te brengen (j. de smidt, chefs [1], d.i. zowel bij Vervliet als s'Conincx éénmaal).
9)Slechts éénmaal komt in deze tweede reeks correctie met de pen voor (georges 356), maar dan ook in alle bekende exemplaren.
10)Chronologisch overzicht van de PW, gedrukt door Vervliet en 's Conincx:
1588 (Vervliet) titelvel 1588, vveerdt 1588, roy, amodeo, aelmoesseniers, grammey
1589 (s'Conincx) gallo
1589-1590 (Vervliet) titelvel 1589-1590; leiua; daems
  (s'Conincx) perrenot, catanio, vrouwen, tassis, voorwerk 1589-1590, balbi, weerdt 1590
[1590-1591] (Vervliet) carro, noot, sueiro, pardo, scholier
1591 (s'Conincx) titelvel 1591, wonsel, re, claerhout, helmans
[1592] (Vervliet) feytens, farneze; j. de smidt, b. de smidt; t'shertogen, crabbe
1592-1593 (s'Conincx) titelvel 1592-1593, halmale, vergano
  (Vervliet) angoni, stuytelinck, euterpe, langhart, peeters, sweerdts, opmeer; mechelman, fuentes
[1593] (s'Conincx) chefs [1], chefs [2]
1593-1594 (Vervliet) titelvel 1593-1594, bejar, vveerdt 1593, etten, moneglia; deybarra, damant, georges, orco, ghysens, bentinc
1594 (s'Conincx) inkoomste, arnesto
1595 (s'Conincx) sterckheyt
voetnoot1
Zie VPT, 61-62.
voetnoot2
Zie Carter, 88-89.
voetnoot3
Zie Biographie nationale, Bruxelles, 1905, XVIII, 539-541 (art. Victor vander Haeghen); Nationaal biografisch woordenboek, Brussel, 1972, V, 709-717 (art. A. Schouteet).
voetnoot4
Dek- en voetstuk van de omlijsting in AUB 976A2 f 5-9 $v zijn opnieuw gebruikt voor titelvel 1588 f 1 v
voetnoot5
Van de twee stellen, waarover de auteur op dat ogenblik beschikt, behoudt hij slechts de twee elementen, in noot 4 vermeld. In 1588 is hij dan ook verplicht nog een dek- en voetstuk, twee sokkelbases en vier zijstijlen te bestellen.
voetnoot6
Zie Smit-Hellinga, 60-61 noot 1; Voet, a.w., II, 201.
voetnoot7
Zie Christophe Plantin, Correspondance, publiée par Jan Denucé, Antwerpen-'s Gravenhage, 1914, IV, 95-96; Voet, a.w., II, 225.
voetnoot8
Voor de behandeling van dit interessant, maar niet strikt bibliografisch gegeven, zie II, 38, 47, 55. Dit argument vervalt natuurlijk voor de illustraties, die oorspronkelijk bedoeld waren als toebehoren bij de geplande Olympias, maar kan gelden voor de houtsneden in farneze, moneglia en orco.
voetnoot9
Franse edities in Harry Carter en H.D.L. Vervliet, Civilité types, Oxford, 1966, 15, 16 en noot 1 aldaar, 106 nr. 265. In 1579 wordt in Edmund Spenser, The Shepheardes Calender, gebruik gemaakt van italiek voor de korte inhoud van elke ecloge, van textura voor dit gedicht zelf, en van romein voor de commentaar; zie Johnson, 3.
voetnoot10
Joos Lambrecht pleit voor het gebruik van de romein voor Nederlandse teksten in de voorrede van Refereynen int vroede...Gent, 1539; zie VPT, 61. Maar tegelijkertijd of kort daarop zegt Pieter Coecke in zijn inleiding tot de vertaling van Serlio's architectuurboek (oudst bekende uitgave 1549, editio princeps echter 1539?): ‘Opdat het boeck den ghemeenen man leselijcker sijn soude hebbicken in brabantsche lettere ghedruct’; zie H. de la Fontaine Verwey, ‘Pieter Coecke van Aelst en de uitgaven van Serlio's Architectuurboek’, in Het Boek 31 (1952-1954), 268.
voetnoot11
Voor de noodzakelijke combinatie van lettertypes als identificatie-mogelijkheid van zestiende-eeuwse drukkers, zie VPT,13-14; Carter, 37 e.v.
voetnoot12
Zie VPT,238; Carter, 110-111 en Fig. 73.
voetnoot13
Zie Carter, 112 en Fig. 74; zie ook titelvel 1588, Aantekeningen.
voetnoot14
Zie Type specimen facsimiles. Reproductions of fifteen type specimen sheets issued between the sixteenth and eighteenth centuries...General editor John Dreyfus. With an introductory essay by Stanley Morison, London, 1963, pl. 2 ‘Konrad Berner, Frankfurt 1592’ en pl. 11 ‘One of two sheets issued by the widow of J. Adamsz. and Abraham Ente, Amsterdam c. 1700’; Type specimen facsimiles II. With annotations by Hendrik D.L. Vervliet and Harry Carter, London, 1972, ‘Plantin's Index characterum 1567’, nr. 46.
voetnoot15
Zie Carter en Vervliet, a.w., 73, E2; zie ook voorwerk 1589-1590, Aantekeningen.
voetnoot16
Niet in Type specimen facsimiles.
voetnoot17
Zie Hinman, I, 17.
voetnoot18
Zie Hinman, I, 138, 169.
voetnoot19
Zie blz. 64. noot 4 en 5.
voetnoot20
Zie Johnson, 16 noot 3.
voetnoot21
Zie Hinman, 1, 172, 173.
voetnoot22
Zie Gaskell, a.w., 109.
voetnoot23
Zie Bowers, Bibliography, 82.
voetnoot24
Zie Bowers, Bibliography, 79.
voetnoot25
Zie blz. 67-68.

voetnoot1
SB, 14 type 8.
voetnoot2
SB, 15.

voetnoot1
Vermeylen, 152 (839).
voetnoot2
Biographie nationale, Bruxelles, 1899, XV, 874 (s.v. Jean-Baptiste vander Noot).
voetnoot3
Zie blz. 180.

voetnoot1
titelvel 1589-1590 f 2r is omlijsting nr. 7 in het Stammbuch, en f 2v is nr. 6 aldaar; zie SB, 14.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken