Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De 'Poeticsche werken' (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van De 'Poeticsche werken'
Afbeelding van De 'Poeticsche werken'Toon afbeelding van titelpagina van De 'Poeticsche werken'

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (45.57 MB)

Scans (44.37 MB)

XML (3.65 MB)

tekstbestand






Editeur

W. Waterschoot



Genre

poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De 'Poeticsche werken'

(1975)–Jan van der Noot–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Damant (1593-1594)

Ontstaan

Uitzonderlijk richt Van der Noot zich thans (na 7 juni 1594) tot een niet-Antwerps publiek: na de bisschop van Gent en de hoogste rechterlijke functionaris van het graafschap Vlaanderen huldigt de dichter twee Duitse edellieden, die op dat ogenblik in de Nederlanden verblijven. Elk van deze vier personages krijgt één bladzijde toegewezen.

Inhoud

-Ode aan Peter Damant (5-72)
Als Van der Noot het bedrijf der mensen onder de loep neemt, dan moet hij constateren dat het merendeel zich schuldig maakt aan gulzigheid, gierigheid en hoogmoed. Zulke levenswijze garandeert hun enkel vergetelheid. De deugdzamen daarentegen, onder wie prelaat Damant geteld wordt, zullen om hun kwaliteiten door de dichters geloofd worden, terwijl zijzelf intussen de hemelse zaligheid genieten.
-Ode aan Jacob Bogaert (91-129)
Na een opsomming van Bogaerts deugden, waaraan hij dan ook zijn aanzienlijk ambt te danken heeft, beklemtoont Van der Noot nog maar eens de onmisbaarheid der dichters.
-Ode voor Johann Karl, markgraaf van Baden (151-184)
Lofzang van deze edelman om zijn hoge afkomst en zeldzame hoedanigheden. Ook zijn geliefde blijkt niet minder edel van nature. Hierom wordt hun de volgende ode opgedragen.
[pagina 316]
[p. 316]
-Ode (186-231)
Lofzang van Olympia, die bij haar geboorte door een ganse reeks godheden begiftigd is met talloze kwaliteiten, waardoor zij het hart van menig man sneller doet kloppen.
-Ode aan Karl Ludwig, graaf van Solst (243-266)
Clio wordt als muze der geschiedenis ter hulp geroepen om de lof van deze krijgsman te helpen bezingen. Zijn uitverkiezing steekt schril af tegen het stilzwijgend heengaan der aardsgezinden: Arete zelf heeft de dichter ertoe aangespoord om de lof van haar beschermeling te verkondigen, een functie waartoe Van der Noot immers voorbeschikt is.

Bronnen

135-146 = Magny, A Nicolas Compain, 97-108 (Olivier de Magny, Les odes [ed. Prosper Blanchemain], Lyon, 1876, 119)
227-228 = Ronsard, Les amovrs. Sonnet CLXXI, 10-11 (STFM, IV, 162)

Verklarende aantekeningen

1 En. Edelen: in de overige PW is En de afkorting van het hier volgend woord, zodat men moet besluiten dat een van beide termen overbodig is, tenzij En hier uitzonderlijk staat voor Eerweerdighen
2 Peeter Damant (oMechelen 1530 †Gent 1609)
Zoon van Pieter, thesaurier van Karel V, en van Anne Bave; broer van Jan, amman van Antwerpen (t'shertogen 238). Op 14 juni 1542 wordt hij ingeschreven als student aan de Leuvense universiteit. In 1585 kiest het kapittel van St.-Baafs hem tot deken, en in 1589 wordt hij aangesteld tot derde bisschop van Gent. Hij wijdt al zijn energie aan het ten uitvoer brengen der Contrareformatie. Maximiliaan de Vriendt draagt hem een gedicht op.
Lit.: BN, IV, 649-650 (J.-J. de Smet); Gailliard, I, 227; Ryckman-de Jonghe, I, 125; Schillings, 246; Torrentius, I, 226; III, 483; Maxaemylianus Vrientius, Epigrammatvm libri IX, Brvgis, 1627, 109.
6 tweedract: lees tweedracht
15 som: soms WNT, XIV, 2506 (s.v. Som)
20 copellaers: lees coppelaers: bordeelhouders WNT, VII, 5549 (s.v. Koppelaar)
21 ghilden: doorbrengers, drinkebroers WNT, IV, 2363 (s.v. Gilde)
wilt: bandeloos MNW, IX, 2608 (s.v. Wilt)
22 tuysschers: bedriegers MNW, VIII, 792 (s.v. Tuusscher)
25 som: sommigen WNT, XIV, 2504 (s.v. Som)
28 sin: zetel van aandoeningen en hartstochten; verbonden met herte MNW, VII, 1134 (s.v. Sin)
31 Van den Buyc...: beeld ontleend aan Phil. 3:19
33 prat: trots WNT, XII, 3899 (s.v. Prat)
In 30-33 wordt de bekende trias gegispt; zie reeds roelandts Bronnen
37 swert: ook als kleur van de dood MNW, VII, 2539 (s.v. Swert) en MNW, VII, 499 (s.v. Swart)
40 d'eerdtsche: vanwege de aardsgezinden WNT, I, 568 (s.v. Aardsch)
41 saen: spoedig MNW, VII, 41 (s.v. Saen)
45 goy kunsten: vertaling van bonae artes, kunsten die de vrije mens waardig zijn WNT, V, 318 (s.v. Goede kunsten); voor de verklaring van dit begrip door Patricius, een uitleg die aan Van der Noot zeker bekend geweest is, zie claerhout 16.
47 wis: gewis, onbetwijfelbaar MNW, IX, 2671 (s.v. Wis)
56 Godt: als de uiteindelijke schenker der inspiratie; zie matthias 93 e.v., chefs 140 e.v.
61 hem: slaat op wat (59)
62 Soo: zoals MNW, VII, 1445 (s.v. So)
85 Glorieux: Orgueilleux Huguet, IV, 323 (s.v. Glorieux)
demonstre: montre Huguet, II, 793 (s.v. Demonstrer)

[pagina 317]
[p. 317]

86 Pompes...: de gebreken worden in dezelfde volgorde als hun respectieve eigenaars opgesomd. achatent: achètent; de oude vorm met a komt nog gedurende heel de 16de eeuw voor Huguet, I, 53 (s.v. Achapter)
88 Meester: als vertaling van magister WNT, IX, 422 (s.v. Meester)
Jacob Bogaert (oMechelen 1520 †Gent 13 aug. 1597)
Zoon van Arnold en van Elizabeth Vanderberckt (van Isabelle van Brecht volgens Ryckman-de Jonghe). Na het behalen van de graad van doctor in de rechten is hij werkzaam als advocaat bij de Grote Raad van zijn geboortestad. In 1575 benoemt Filips II hem tot raadsheer in hetzelfde hof. In 1587 wordt hij aangesteld tot president van de Raad van Vlaanderen. Hij overlijdt vooraleer de nog belangrijker functie van voorzitter van de Grote Raad te kunnen waarnemen.
Bogaert is gehuwd niet Brechtlandia de Scherpenzeele.
Lit.: BN, II, 610 (Britz); Ryckman-de Jonghe, III, 679; Vrientius, a.w., 295.
President van Vlaenderen: de Provinciale Raad van Vlaanderen, waarin een president en twaalf raadsheren zetelden, fungeerde als hof van appel voor het graafschap. Na vonnis van deze rechtbank kon men nog appelleren aan de Grote Raad te Mechelen; zie Guicciardini, 291a.
91 ghehinghen: toelaten WNT, IV, 854 (s.v. Gehengen)
92 Sulleu: lees Sullen
den Bogaert: distinctio
; zie titelvel 1593-1594 52
94 sijns aensichts: van zijn voorkomen WNT, I, 506 (s.v. Aanzicht)
medt ghemake: zonder moeite WNT, IV, 1339 (s.v. Met gemak)
97 vroomen: rechtschapen MNW, IX, 1398 (s.v. Vrome)
104 vromeren: zie 97
106 hem...spoien: zich...beijveren, inspannen WNT, XIV, 2901 (s.v. Spoeden)
111 beshrijuen: lees beschrijuen
113 Deur...: sluit aan bij vergaet (112), niet bij bedrijuen
114 De opsomming van deze ongunstige invloeden vindt men reeds in de aanspraak tot zijn boek in Het Bosken (Smit-Vermeer, 122), overgenomen in slotvel 172-173.
116 wonder...: wonderen van dapperheid verrichten kunnen MNW, IX, 2780 (s.v. Wonder doen, wonder maken)
117 Loetes: van de Lethe; zie apologie 138
123 hem...gaet openbaren (124): zich zal uiten, zal tot uiting komen WNT, XI, 561 (s.v. Openbaren)
126 Op dat: het ww. van deze zin is meughen (128)
127 Doende...deughdt: die weldoen aan WNT, III, 2446 (s.v. Deugd doen)
132 demonstre: zie 85
134 Conseiller: deze graad is uiteraard vermeld om de identieke situatie, zowel van de mecenen als van de dichters, te beklemtonen.
135-146: in het citaat zijn slechts enkele varianten in de spelling aangetroffen.
137 ta qualité: ton rang social, ta condition Huguet, VI, 259 (s.v. Qualité)
139 facond: éloquent Huguet, IV, 3 (s.v. Facond)
Iuoire: de luit, die de dichters vanwege Apollo ontvangen, is uit dit kostbaar materiaal vervaardigd; zie poetov 122
141 acquerre: acquérir Huguet, I, 57 (s.v. Acquerir, Acquerre)
146 empanne: munit d'ailes Huguet, III, 356 (s.v. Empaner, Empenner) (dit vb. als citaat)
148 Johan Carel (oZweden 1572 †Nederlanden 1599)
Zesde en jongste zoon van markgraaf Christoph II van Baden in Rodemachern (1537-1575) en van Cecilia (1540-1627), dochter van koning Gustaaf I Wasa van Zweden. Zoals zijn oudste broer Eduard Fortunatus is ook Johann Karl in dienst getreden van de Spaanse landvoogden te Brussel. Hij is dan ook gestorven ‘bello Belgico militans’.

[pagina 318]
[p. 318]

  Lit.: Jo. Daniel Schoepflinus, Historia Zaringo-Badensis, Carolsruhae, 1763-1766, III, 51.
Graffe: ‘die seit dem 15. jh. nachweisbare gemination des inlautenden und auslautenden f ist im 16. jh. sehr häufig’ DW, IV, 1, V, 1699 (s.v. Graf)
154 Coninghlijcken: nl. als kleinzoon van Gustaaf Wasa.
167 ghehoudt: gehuwd WNT, IV, 902 (s.v. Gehuwd, gehouwd)
170 Princesse: titel om de rang van haar toekomstige echtgenoot
173 Sephirus: de westenwind, zoon van Astraeus en Eos. Hij schaakt Chloris (= Flora) en schenkt haar de heerschappij over de bloemen.
174 verhenen: lees verheuen
175 Vrueghtydt: de lente, vertaling van het Fr. printemps; zie georges 3
177 goeden: bezittingen, zowel geestelijke als materiële WNT, V, 330 (s.v. Goed)
179 spoden: lees spoeden
184 onder...: op aarde WNT, XVII, 3239 (s.v. Onder...'s hemels troon)
187 Qui: Que Huguet, VI, 286 (s.v. Qui)
ie vai admirant: j'admire continuellement Huguet, I, 164 (s.v. Aller)
196 Veullez: lees Veuillez
201 dessus: sur Huguet, III, 120 (s.v. Dessus)
202 Coeston: de bestikte gordel van Venus; zie crabbe 21
213 humbles: aimables Huguet, IV, 520 (s.v. Humble)
douceurs: zie voor deze woordkeuze deybarra 173-174
227 oeylladant: voyant Huguet, V, 497 (s.v. OEillader)
l'oeyllade: le coup d'oeil Huguet, V, 497 (s.v. OEillade)
228 courous: affliction Huguet, II, 604 (s.v. Courroux)
229 Succadant: Absorbant Huguet, VII, 106 (s.v. Succant)
Succade: sucrerie Huguet, VII, 105 (s.v. Succade)
230 Marmalade: voor dergelijke terminologie in toepassing op de geliefde, vgl. carro 71
236 Carle Ludvvigen: niet aangetroffen in de geraadpleegde literatuur.
237 Graue: ‘die im mhd. herrschende form grâve begegnet im 16. jh. noch recht häufig’ DW, IV, 1, V, 1699 (s.v. Graf)
ihm: lees im
238 vnnd: geen uitzonderlijke spelling in die tijd DW, XI, 3, 405 (s.v. Und)
239 Konigelicher vvurden: des Königs; ‘königliche würde für den könig selbst in der verantwortlichen ausübung seines amtes’ DW, XIV, 2, 2065 (s.v. Würde); vvurden: in de 16de eeuw komt zwakke verb. van Würde dikwijls voor DW, XIV, 2, 2061 (s.v. Würde)
240 durch: afkorting voor durchlaucht: ‘eine fürstliche person’ DW, II, 1638 (s.v. Durchlaucht); bedoeld is de hertog van Savoye.
bestelten: angestellten DW, I, 1675 (s.v. Bestellen)
em: lees ein
241 Churfusterlicher: lees Churfursterlicher
243 trompetten: het attribuut van Clio in t'shertogen 227
245 vroom: zie 97
wiet...: wie dit ook moge benijden
248 Jn...: sluit rechtstreeks aan bij setten (244)
255 in een graf: zie grammey 137
260 Arete: de deugd zelf wordt slechts zelden als handelende of opdrachtgevende persoon voorgesteld in de PW; zie discovrs 43 en weerdt 1590 150
263 van eer...: overeenkomstig Plato, Io, 534
264 Fatalijc: door het noodlot WNT, III, 4386 (s.v. Fataal)
269 genereux: noble (moralement) Huguet, IV, 292 (s.v. Genereux)
274 Cambi: in 1594 is hij denkelijk consul van de Florentijnen te Antwerpen. Hij wordt door Plantin vermeld i.v.m. een transactie op 20 dec. 1588; zie Plantin, Corr., VIII-IX, 465 noot 2.

[pagina 319]
[p. 319]

  Altez: lees Altez' of Alteze
sur son entrée...:
in deze commentaar en in de hierna volgende Franse verzen verhaalt Van der Noot dus zijn medewerking aan de festiviteiten ter gelegenheid van aartshertog Ernsts Blijde Inkomst. Dank zij Joannes Bochius, Descriptio pvbliae gratvlationis..., Antverpiae, 1595, 99-103 kunnen wij ons een precies beeld vormen van de decoratie die Van der Noot hier vermeldt.
De triomfboog van de Florentijnen stond opgesteld in de Lange Nieuwstraat. De algemene opbouw van dit monument herinnert enigszins aan de titelplaat der PW sinds 1584-1585. In hoeverre Van der Noot zelf verantwoordelijk is voor opbouw en decoratie van dit bouwwerk, kan men natuurlijk niet meer vaststellen. Aan weerszijden van de eigenlijke poort prijkten telkens allegorische voorstellingen, omlijst door twee zuilen. Aan de voorzijde van het monument stonden aldus Minerva en Hercules; op hun voetstukken las men de respectieve disticha: ‘Hic vir, hic artificis restaurat dona Mineruae, ❘ Redde pares eius meritis, Antuerpia, laudes.’ en ‘Viribus Alciden superas, Erneste, potentem, ❘ Funesti qui monstra domas immania belli’. Het poortgebouw was bekroond met een beeld van Virtus - een aan Van der Noot welbekend personage. De eigenlijke doorgang had men versierd met taferelen uit de Florentijnse geschiedenis. Belangrijker voor de huidige tekst is echter de achterzijde van deze triomfboog: tussen de zuilen links naast de poort stond Victoria met palmtak en lauwerkrans; boven haar hoofd was de tempel van Virtus en Honor afgebeeld, en als legende las men: ‘Hac iter est, Erneste, tuis haec laurea factis, ❘ Et meriti virtute tibi debentur honores’. Rechts zag men Religio, beschut door aartshertog Ernst, die zich gewapend had met Hercules' knots en de Aegis van Zeus. Religio maakt hem tevens opmerkzaam op Victoria aan de overzijde. Dit tafereel werd op het voetstuk toegelicht dank zij de volgende verzen: ‘Robore Relligio Belgas defensa tuetur ❘ Austriaco, monstratque Duci sua praemia magno’. Van der Noots tekst sluit zich precies aan bij de laatst vermelde decoratie; hij was dan ook hoogstwaarschijnlijk op het monument zelf aangebracht. Deze verzen zijn niet opgenomen door Bochius, maar dit bewijst nog niet dat zij evenmin voorkwamen op de triomfboog in kwestie: in Bochius' beschrijving zijn enkel Latijnse inscripties geciteerd.
279 qnesto: lees questo
283 4.: wijkt af tegenover 275; drukfout?
284 d'Alcide: van Heracles (= Hercules) als kleinzoon van Alcaeus; Ernst heeft inderdaad de knots ontleend aan Hercules, die op de voorzijde van dezelfde triomfboog afgebeeld staat.
285 demonstre: zie 85
286 le Gorgon: de Aegis, het schild van Zeus en diens dochter Pallas Athena. In het midden ervan was het hoofd van de Gorgo Medusa aangebracht, waarvan de aanblik de toeschouwer deed verstenen.
quitant...: doordat Religio hem verwijst naar Victoria, die hem op haar beurt zal voeren naar de tempel van Virtus en Honor. Eigenlijk vormt dit detail het mogelijk verband met de voorgaande ode: de strijdbare held ontvangt deze apotheose slechts door de afbeeldende en commentariërende kunstenaars.
287 pour Dieu: hij beschut immers Religio


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken