Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Beroyde student en Bedrooge dronkkaart, of Dronkke-mans hel (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Beroyde student en Bedrooge dronkkaart, of Dronkke-mans hel
Afbeelding van Beroyde student en Bedrooge dronkkaart, of Dronkke-mans helToon afbeelding van titelpagina van Beroyde student en Bedrooge dronkkaart, of Dronkke-mans hel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.42 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Editeurs

Ineke Grootegoed

J.A. van Leuvensteijn

Marielle Rebel



Genre

drama

Subgenre

klucht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Beroyde student en Bedrooge dronkkaart, of Dronkke-mans hel

(2004)–Jillis Noozeman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Ga naar margenoot+Beroyde Student.

Nae 't spreeckwoordt:Ga naar voetnoot+

 
Wie argh, en gauw sijn dingen doet,
 
Krijght dat den plompert missen moet.
[pagina 68]
[p. 68]
Elsje. Pleuntje.
Elsje
1[regelnummer]
Wel Pleuntje, was hy blijd toen jy de boodschap bracht?
Pleuntje
 
Dat denck ick wel, men siet hoe 't katje streelt en lachtGa naar voetnoot2
 
Als men heur speck aenbiet, hy kon hem nau bedwingenGa naar voetnoot3
 
Doe 'k sey dat jy te nacht van Aeltjen eens wout singen,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En dat daer niet als sijn bywesen toe ontbrack;Ga naar voetnoot5
 
Och Pleuntje, seyd hy, gaet, ick kom, ick volg u strack:Ga naar voetnoot6
 
Ick sal mijn eerst met wijn, en leck're smullerijen
 
Versien, werrentich vrou die vent die weet van vrijen,Ga naar voetnoot8
 
Hy duwden in mijn vuyst een moye dicke duyt.Ga naar voetnoot9
Elsje
10[regelnummer]
En nam jy 't?Ga naar voetnoot10
Pleuntje.
 
Neen, hoe slecht, ick stack mijn hanght slechts uyt.
 
Sou men van dusken tijng geen dubb'le drinckgelt geven?Ga naar voetnoot11
[pagina 69]
[p. 69]
 
Daer hem somtijds een brief, daer niet is aen bedreven,Ga naar voetnoot12
 
Een schellingh, of twee kost, het gelt verweckt de gunst.Ga naar voetnoot13
 
En vrouw jy zijt wel kints, dat jy dus kunst om kunstGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Gaet speelen, malligheyt, ick sou hem anders loeren.Ga naar voetnoot15
Elsje
 
Nou flaeterbackus, 't past jou so geen kaeckx te voeren,Ga naar voetnoot16
 
Ick doe dat mijn gevalt, en dat gaet jou niet aen,
 
De reyne liefde doet mijn dese list bestaen.Ga naar voetnoot18
Pleuntje
 
Ick sech'er liefde toe; nochtans sijn soete teugenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
En moy bereyde kost, die schijn je wel te meugen.
 
Vrou slacht die nichte niet, diens darm men eerst moet laen,Ga naar voetnoot21
 
En dan noch met een volle vuyst ten buyle gaen.
Elsje
 
't Is wel ghy schen-tong, och! wat zijn wy arme vrouwen,Ga naar voetnoot23
 
Die ons verhoolen werck aen meysjes toevertrouwen:Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Want doet al wat ghy keunt, en maeckt het eens niet welGa naar voetnoot25
 
Met haer, jy word ghedreyght, dat sy u gantsche spelGa naar voetnoot26
[pagina 70]
[p. 70]
 
Verknoejen willen, foey, wat meenje Pleun! jouw schietenGa naar voetnoot27
 
En schempen, dat mijn dat dan nimmer sal verdrieten?
 
Ick heb jou huur verhooght, en maeck dat ghy soo bromt,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Jae datje, trots de beste boere meyt, uyt komt.Ga naar voetnoot30
Pleuntje
 
Heer vrou! hoe averechs duyje nou alle dingen,Ga naar voetnoot31
 
Ghy kunt geen geck verstaen, je sint wel sonderlingen.Ga naar voetnoot32
Elsje
 
Neen Pleun, dat mal moet of, begeckt die 't hooren wil:Ga naar voetnoot33
 
Ick geef jou kost, en loon, dus raed ick je swijgh stil,
35[regelnummer]
Ga naar margenoot+En denckt ick ben je vrou, die jou meer deucht kan leere,Ga naar voetnoot35
 
En goet doen, als jy weet, dus past mijn niet te scheeren.Ga naar voetnoot36
 
Jonge meysjes snaeversnel,Ga naar voetnoot37
 
Sechmen, staet'er selden wel.Ga naar voetnoot38
 
En als mijn Leendert komt, soo wees geschickt, en vroet,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Benierlick, gauw en kloeck, o Pleuntje! kijnt, jy moetGa naar voetnoot40
 
Eens achterdocht, en sorgh bevatten in jou sinnen;Ga naar voetnoot41
 
Wat sulje, lieve schaep, soo ghy eens trout, beginnen?Ga naar voetnoot42
 
Ghy sult soo moris leeren komje tot mijn staet.Ga naar voetnoot43
[pagina 71]
[p. 71]
 
Een kreuckjen in dat bladt, maer meysje 't wort al laet,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
De poortklock hout al op: sou Volckert jevers sitte,Ga naar voetnoot45
 
Gelijck jy seyde, daer sy vrije smeeringh kitten?Ga naar voetnoot46
Pleuntje
 
Ja schat ick, Brangt het hondert gulde uyt eset,Ga naar voetnoot47
 
Op Peet Neel Miesen doodt, en dat 's de ouwe wet,Ga naar voetnoot48
Gregorius, de Student, uyt.
 
Dat boere coomenschip niet veel en kan beschieten,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Als 't selschip, op de koop, geen vat goe bier genieten.Ga naar voetnoot50
 
Zie daer! wat hanneken neemt harrewarts sijn tree?Ga naar voetnoot51
[pagina 72]
[p. 72]
Elsje
 
Heer wat gepluckt'er vinck! 'k loof hy brenght onweer mee.
Pleuntje
 
Huys-moffe knappe, en dat voor de hant is taecken.Ga naar voetnoot53
Elsje
 
Ja wel, hy 's wel gedost, nae 'k sie, met weynich laecken.
Gregorius
55[regelnummer]
Goe naevont vroutjes, sou een afgemat gesel,
 
Die gelt, of niets en heeft by waerden, hier nu wel
 
Vernachten mogen, op de sacken in u moolen?
Elsje
 
Wel neenje, hier 's geen plaets.Ga naar voetnoot58
Gregorius
 
Sal ick noch verder doole?
 
Ick kan nu niet in stadt, 't is laet, de Noorde wind
60[regelnummer]
Snijd door mijn vel en vleys, soo ghy noch mensch gelijck sint,
 
Soo toont doch met een arme voetknecht medelyden.Ga naar voetnoot61
Elsje
 
Wy neme niemant in dus laet, en buyten tyden,Ga naar voetnoot62
 
Wech, met jou pis te bed, man, so verslaetse niet.Ga naar voetnoot63
Gregorius
 
't En kon u doch niet schaen dat ghy mijn binnen liet,
65[regelnummer]
Ey gouwe vrouwtjen, onse lieven heer sal 't loonen.
[pagina 73]
[p. 73]
Pleuntje
 
Gangs lijden, doeje 't vrouw, soo benje in de boone:Ga naar voetnoot66
 
Jy weet dat joncker Leen hier daet'lijck komen sal.
Elsje
 
Heb daer geen sorgh veur, wel Pleuntje sinje mal?
 
Sou 'k hem inlaten? jae, dat ware moye dingen!
Pleuntje
70[regelnummer]
Hoor vaer, weet je wat sangh Kees Baerten pleeght te singen?Ga naar voetnoot70
 
Schoon lief, jy krijght jou voeten hier niet in mijn hof:Ga naar voetnoot71
 
Dus praet'er ons niet van, soo droomj'er geen meer of.Ga naar voetnoot72
Gregorius
 
Ey moolnaerin, wilt toch een kalis nu gerijven.
Elsje
 
Neen, neen, sluyt toe de deur: wil hy, hy mach daer blijven,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Tot dat hy sweet; altoos en raeckt hy hier niet in.Ga naar voetnoot75
Els en Pleuntje binnen.
Gregorius
 
Plancke voor 't hooft? bruy heen, en volgh u dolle sin.Ga naar voetnoot76
 
Hier kijck ick nou als een bedrogen nicht met mijn mondt vol tanden,Ga naar voetnoot77
 
Die soo wel als mijn maegh jeucken. Gansduysent schanden,Ga naar voetnoot78
[pagina 74]
[p. 74]
 
Is dit tespedum Studiosi? is dit gebraedt? is dit de wijn?Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Ga naar margenoot+Is dit Studenten haver? het mach sint felten zijn.Ga naar voetnoot80
 
Wat helpt mijn nu Aristotelem te lesen? wat mach mijn batenGa naar voetnoot81
 
De deftigen Seneca? die ick met mijn wel-sprekende Cicero heb gelaten,Ga naar voetnoot82
 
In armoe gevangen, daer mijn rasende hospes met ongeduldtGa naar voetnoot83
 
Haer sal doen lijden Excutio juris voor mijn ouwe schuldt.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Foey, had ick voor het Studium de reken-konst genomen,Ga naar voetnoot85
 
Het sou dan cum me misero tam misere niet omkomen:Ga naar voetnoot86
 
Want die hem dat verstaet, en in 't sluyten van 't balans bevindtGa naar voetnoot87
 
Te kort te komen, o daer 's raedt toe, lieve kind,Ga naar voetnoot88
[pagina 75]
[p. 75]
 
Sey wijs-hooft: breeck eens op, en neem de ruymte meden,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Jou crediteurs die stelje wel (quia quod volunt non possunt) met een ey of een appel te vreden,Ga naar voetnoot90
 
Dan benje weer een fris man: is die rekeningh dan qualick gemaeckt?Ga naar voetnoot91
 
Ja men siet nauw een gelt-handelaer, die niet heerlick deur de werelt raeckt:Ga naar voetnoot92
 
Als hy noch maer half windt seyle wil, komt hy 's avondts by de gaste,Ga naar voetnoot93
 
Die meest goe bier met de kleyne maet koopen, daer is 't monsr. wy vasteGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Dus nae u komst: Heer waert kom voort, 't verkeer-bort voor denGa naar voetnoot95
 
dagh,
 
Of een gladde kaert, of yets dat monsr. vermaecken mach;Ga naar voetnoot96
 
In somma, den verkeerder weet het so te rekenen, dat hy door fijn verkeeren,Ga naar voetnoot97
 
En ander spel, wel op monsr. beurs mach leegh gaen, en noch louter teeren.Ga naar voetnoot98
[pagina 76]
[p. 76]
 
Et interea speelt den hospes oock niet slim by,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Maer siet wat hem te doen staet, elck past op sijn gety,Ga naar voetnoot100
 
Hy geeft het krijt sijn conscientsy over: o dat zijn de rechte sause,Ga naar voetnoot101
 
Lijck plompe proper seyde, 'k verstae mijn op die lause:Ga naar voetnoot102
 
Dat krijt, dat waerdige krijt hoormen in goudt te beslaen,Ga naar voetnoot103
 
En soo rustigh was hy, dat als yemant met een krijt-ben quam verby sijnent gaen,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
En luyt, en leelick riep, schonck hys' een pintje bier, ja 't beste dat haer monde,Ga naar voetnoot105
 
't Most wesen dat hy hem 'er niet qualick by had bevonden.Ga naar voetnoot106
[pagina 77]
[p. 77]
 
Dan met de half leege kanne nae de kraen, en met een schuympje vol etapt,Ga naar voetnoot107
 
't Is winst voor de hangt sey Fobert: en of onse Prijn wat snapt,Ga naar voetnoot108
 
Ick moet mijn reeck'ningh selver maecken waer 'k het van daen sal halen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Om de Bier-beschoyer, de Toeback-verkooper, en Huys-heer teGa naar voetnoot110
 
betalen.
 
Het overleggen is 't al sey 't wijf toense speck in de boter briet.Ga naar voetnoot111
 
En wat voordeel den Soliciteur, & tota turba, die aen de pleyt-sack vast zijn, door dese const geniet,Ga naar voetnoot112
 
Hoc omnibus Notum, sy weten 't altijd soo te knoejen,Ga naar voetnoot113
 
Dat sy vet worden, en van dat smeer louter groejen.Ga naar voetnoot114
[pagina 78]
[p. 78]
115[regelnummer]
Dat isser de frayicheyt of, maer daer geen verwinnen aen en is,Ga naar voetnoot115
 
En even sober blijft, die segh ick, en 't is wis,Ga naar voetnoot116
 
Is sulcken konst niet waert, de reeckenschap is te noobelGa naar voetnoot117
 
In hoc casu, want anders is het niet een boobel.Ga naar voetnoot118
 
De kleermaeckers zijn in die wetenschap geconfijt, en afgerecht;Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Doch 't ambacht brenght het me, Heer, Krijn, riep onse Brecht,Ga naar voetnoot120
 
Wel dus veel itimme? van swilck, sy, en knoope?Ga naar voetnoot121
 
En and're snorrepypen? reeckent dat voor 't geen ghy door 't oogh van jou schaer liet loope.Ga naar voetnoot122
 
Ga naar margenoot+Neen moer, ick ben de man niet, sey hy, en juyst was sijn duyvels ton 's jaers wel soo veel waert,Ga naar voetnoot123
 
Dat hy 'er vry bier, en vyer, en licht mee heeft bespaert.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
O de reeckening', en de schrift is een mensch soo nut als ete,Ga naar voetnoot125
 
Al was 't met een boere krijtje, als 't de teyckenaer, wat het is, kan weten.Ga naar voetnoot126
[pagina 79]
[p. 79]
 
Maer die haer reeckeningh qualijck maken, als 't somtijds beurt,Ga naar voetnoot127
 
Zijn neskebolle, en waert dat men hun uyt de reeckenaers wet-boeck scheurt:Ga naar voetnoot128
 
Gelijck d'onrustige veugels, die menkaer wijs maecken dat sy gouwe bergen sullen verkrygen,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Dat dickwils boven yser niet en valt, daer sy menkaer mee na 't gatGa naar voetnoot130
 
rygen.
 
Of de coop're gout-maeckers, of die selver vermoenGa naar voetnoot131
 
Dat sy van groot gheslacht zijn, en reeckenen datmense daerom behoort eer aen te doen:Ga naar voetnoot132
 
Of die al haer capitael aen een onseecker risico wagen,
 
Dat sy reeckenen soo rijck te sulle wese, en dat het qualick komt te slagen.Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Maer hoe! mijn tong sou hem, met dus te prate, wel te buyte gaen:Ga naar voetnoot135
[pagina 80]
[p. 80]
 
Doch vriende 't word maer van de slimste soort gheseydt, de vroome treck het sich niet aen:Ga naar voetnoot136
 
Want Studenten van mijn conditsy zijn altoos soo van sinne,Ga naar voetnoot137
 
Dat sy 't liefst houde, met die hun cost ad practicum winnen.Ga naar voetnoot138
 
Hier staen ick vast en klipper-tant, en ducht dat het de heele nachtGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Niet beet'ren sal, wat raet? helaes! wech met die klacht,Ga naar voetnoot140
 
Ick mach in de luwt, onder dese stoep-banck neerleggen een cout lijf, dat niet heeft te eten, of te breecken,Ga naar voetnoot141
 
En laten de aerd mijn beth, het holster mijn hooft-kussen zijn, en dit schabbetjen mijn deecken.Ga naar voetnoot142
 
Daer hoor ick volck, ey sus, mijn backus swijght nou kort,Ga naar voetnoot143
 
Op dat ghy van dees plaets noch niet verjaeght en wort.
De Student gaet onder de banck leggen.
Leendert.
145[regelnummer]
Ick wed ick dese wegh wel blindelingh sou vinden,Ga naar voetnoot145
 
So dickwils kuyer ick by nacht dit paetje, windeGa naar voetnoot146
 
Noch hagel-buy, of kou, en houwe my niet vanGa naar voetnoot147
 
Mijn Els, mijn Moolnaerin, die mijn vermaken kan.
[pagina 81]
[p. 81]
 
Een wack're water-hondt ontsiet geen vuyle slooten;Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Ick schat, al wat ick ly, voor 't geen ick heb genootenGa naar voetnoot150
 
Van haer, van wie ick krijgh al wat ick wenschen mach:
 
Sy maeckt dat ick gevoel, dat niemandt soeter sachGa naar voetnoot152
 
In 't streele, kusse, lacche, minnelijck onthale,
 
Mijn moolnaerin die kan te wonder aerdich malen.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Ick clop. Daer komt haer licht.
Pleuntje. binnen.
 
Wie roert de clopper daer?
Leendert
 
't Is vriendschap Pleuntje kint, ey open veur mijn maer.Ga naar voetnoot156
Ga naar margenoot+Elsje. Pleuntje.
Elsje
 
Goe naevont Leendert lief, ick sat u vast en wachten.Ga naar voetnoot157
Leendert
 
Dat 's goet mijn troost, dat ick noch leef in u gedachten.Ga naar voetnoot158
 
Daer meysje, neem mijn vracht, ey sie wat ick hier brocht.
Elsje
160[regelnummer]
Wel trouwe vaer, jy hebt ons soberheyt bedocht,Ga naar voetnoot160
[pagina 82]
[p. 82]
 
Dusk moy braen vleys; jy weet wel wat op de steenen loopen.Ga naar voetnoot161
Pleuntje
 
Het siet soo excelent met boter overdropen:Ga naar voetnoot162
 
Sie daer vrouw, geef je 't mijn, ick eet'er 't raust wel van,Ga naar voetnoot163
 
Als 'k een dronck wijn daer op kreegh uyt die volle kan.Ga naar voetnoot164
Elsje
165[regelnummer]
Nou hangdeloos hou vast, ick durf 't jou nau betrouwen:Ga naar voetnoot165
 
Was jy soo gauw in 't werck, als snappe, 'k sou 't puyck houwen:Ga naar voetnoot166
 
Is jou mijn les van flus vergeete dan soo heel?Ga naar voetnoot167
 
Jy heb een memori ghelijck als een garneel.Ga naar voetnoot168
 
Benje dan altijt met jou lange tong verleegen?Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Gae set dit binne neer, bewaer het wel te deegen,Ga naar voetnoot170
[pagina 83]
[p. 83]
 
Voor kat, of hont, en voor jou selfs. Lief, wat een vreught!
 
Dat Volckert nu dus uyt-blijft; jae wel het en heughtGa naar voetnoot172
 
Mijn nau, dat ick je soo onbeschroomt omvatte,
 
Mijn man sal hem niet weynigh nou, van binnen natten:Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Terwijlent sal 't hier oock geen vaste wesen, neen:Ga naar voetnoot175
 
't Sal kermis, jae dubbelt kopper zijn, soo ick meen.Ga naar voetnoot176
Leendert
 
Mijn Elsje, al de vreught die yewers is gereesen,Ga naar voetnoot177
 
Geniet ick, als ick maer mach by u vrolick weesen;
 
Mijn suycker-riet, mijn bije-korf, aen u montGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
Vind ick de soetste vocht die 'k oyt mijn dagen vont:Ga naar voetnoot180
 
Ghy doet seer wel wanneer u man u lust doet speene,Ga naar voetnoot181
 
Dat ghy een broot komt van u lieve Leendert leenen.
Pleuntje
 
'k Word wilt van soo veel soens, ey volck jy sout een meytGa naar voetnoot183
[pagina 84]
[p. 84]
 
Wel gaende maecken, wech met deuse malligheyt.
Leendert
185[regelnummer]
Och mocht ick altoos in u lieve armen leggen!Ga naar voetnoot185
Pleuntje
 
De min is blint en doof, heb ick wel hooren seggen:
 
Ick loof, sy hooren noch sy sien mijn langer niet.Ga naar voetnoot187
Elsje
 
Mijn soete vryer, och! al lij ick wat verdriet,Ga naar voetnoot188
 
Als ick jou missen moet, soo haest en kom je niet,Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
(Bysonder als ick maer verlost ben van mijn jorden)Ga naar voetnoot190
 
Of 't is of mijn quelling schoon van 't lijf geveecht worden:
 
Ick word een hiel aer mensch, ick kroch, en steen te veur,Ga naar voetnoot192
 
Soo ras als ick jou sie gaet al mijn sieckte deur.Ga naar voetnoot193
Pleuntje
 
Dat loof ick wel, het scheelt te lacchen, of te grijnen,Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Met scharbier sich te laen, of met goe leck're wijnen:Ga naar voetnoot195
 
Jy past als harme en sijn fluyt dee op menkaer.Ga naar voetnoot196
 
Was miesters naers kout, vrou jy moch wel voor een aerGa naar voetnoot197
[pagina 85]
[p. 85]
 
Een paer worden, Heerschip zijn 't soo vreemde saecke?Ga naar voetnoot198
 
Men kan van een boerin wel haest een stee-wijf maecken:Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Of siet me selden dat het tot een hylick raeckt,Ga naar voetnoot200
 
Wanneer men van te veure sulcken kennis maeckt?Ga naar voetnoot201
Elsje
 
Ga naar margenoot+Pleun moet je over al jou diefse kloet in steecken?Ga naar voetnoot202
 
Sie daer kom je noch eens in onse woorde spreecken,Ga naar voetnoot203
 
Het sal je rouwe, jou verbrangde stucke vleys.Ga naar voetnoot204
Leendert
205[regelnummer]
Ey 't is vry hof mijn hart.Ga naar voetnoot205
Elsje
 
Maer neen, dit 's elcke reys
 
Te doen: was 't eens ick leed't, dit duurt vast alle dagen.Ga naar voetnoot206
Leendert
 
Nou Pleuntje, 't is jou vrou, ghy moet u proper dragen,Ga naar voetnoot207
[pagina 86]
[p. 86]
 
'k Sal u vereeren dat jou huur wel waert sal zijn,Ga naar voetnoot208
 
Wees maer te vreen, en swijgh: vertrou de rest aen mijn.Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
De meysjens vaeren best, daer dochters zijn, of vrouwe,Ga naar voetnoot210
 
Die dus gelijcken list haer als gespeel vertrouwen.Ga naar voetnoot211
De Meulnaer singt van binnen.
Volckert
 
Moy Niesjen, en Rosbaertje die ware vroegh opgestaen, jae staen,Ga naar voetnoot212
 
Hey drie uurtjes voor den dage, soete liefje, uyt snijde soude sy gaen, jae gaen.Ga naar voetnoot213
Elsje
 
Daer hoor ick Volckert: och mijn Leendert, 't is mijn man.
Leendert
215[regelnummer]
Dat is een banckerot, wat drommel gaen wy an?Ga naar voetnoot215
Elsje
 
Daer 's weynigh swaerigheyt, ick sal dat varcken wassen,Ga naar voetnoot216
 
Wy sullen evenwel dit nachje saemen brassen,Ga naar voetnoot217
 
En soetjes stoejen: Pleaum waer is de klare vocht,Ga naar voetnoot218
[pagina 87]
[p. 87]
 
't Gebraet, en wittebroot, dat Leendert daetlijck brocht?Ga naar voetnoot219
Pleuntje
220[regelnummer]
't Staet achter in het troor.Ga naar voetnoot220
Elsje
 
Daer dient het niet te proncken:
 
Want dickwils komt hy thuys, al is hy noch soo droncken:
 
En snijt een wackren hacht: en vont hy dit daer staen,Ga naar voetnoot222
 
Soo was 't gescheeten: o! die kost sou ons verraen.Ga naar voetnoot223
 
Haelt het, en gaet het daer onder die tobbe stellen.Ga naar voetnoot224
Leendert
225[regelnummer]
En waer blijf ick soo langh?Ga naar voetnoot225
Elsje
 
Ey wilt u niet eens quelle.
 
Kom set u op die stoof, dan sal ick deese tonGa naar voetnoot226
 
U stulpen over 't hooft.Ga naar voetnoot227
Leendert
 
Dat 's hups byloo, ha bon.
Elsje
 
Als ick dat droncke kint geleyt heb in sijn luyeren,Ga naar voetnoot228
[pagina 88]
[p. 88]
 
Dan sullen wy 't, gelijck wy pleegen, aerdich muyeren:Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Hy slaept doch als een muur, dus lijdt een beetje pijn,Ga naar voetnoot230
 
De vreught sal flusjes dan noch tienmael grooter zijn.Ga naar voetnoot231
Elsje stulpt Leendert de ton over 't hooft en gaet binnen.
Volckert en Keesje uyt.
Volckert
 
Doensy hadde gesneeden de lieve lange nacht, jae nacht,Ga naar voetnoot232
 
Moy Niesjen sneet in haer vinger soete liefje, dat haer een ader ontsprang.Ga naar voetnoot233
Keesje
 
Helder op mijn hartje, byget Volckert jy singht gelijck een lijster.Ga naar voetnoot234
Volckert
235[regelnummer]
Ho jong-kees-koene, waer nae toe? om een pottje? of nae de vryster?Ga naar voetnoot235
Keesje
 
Nae gien van beyde mijn duytsert; maer 'k heb ginsen op de wacht ghestaen,Ga naar voetnoot236
[pagina 89]
[p. 89]
 
Daer ick Kroontje, als een twiede Malegijs, sach tegen een drommel slaen,Ga naar voetnoot237
 
Ga naar margenoot+Dat sijn wijf was: bloet sy maeckte sulcke havicks-klauwen,Ga naar voetnoot238
 
Daer sy hum dat backisjen mede open kon krauwe,Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Het was een lust om te sien; maer hoe hy was in de ly,Ga naar voetnoot240
 
Soo toonden hy hem noch, als een Monarch, over sijn kleyne burgery:Ga naar voetnoot241
 
Wangt kijnt, of meyt, en knecht en kosten hem niet stille;Ga naar voetnoot242
 
Hy grauwden als een hongt, hy wouse allegaer villen:Ga naar voetnoot243
 
Maer Mary kreegh hem ongder, en smeet him soo blauw, en blont,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Dat bloet, en snot, uyt neus, en naegel-streepen stont.Ga naar voetnoot245
 
Soo 't aensicht overspat, datmen hem niet kost kenne:Ga naar voetnoot246
 
Moye Maretje seyd hy, hoe meugh je mijn dus schennen?Ga naar voetnoot247
[pagina 90]
[p. 90]
 
Hoe meugh je mijn dus havenen? deynckt ick bin een boer van fatsoen:Ga naar voetnoot248
 
Daer, om jou van boosheyt te suyveren seyse, 't is om datje geen meer quaet soud doen:Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
En sy weer van slaen, dat was hem, immers ten lange leste,Ga naar voetnoot250
 
Hy praeten soo moy, en beloofden sulcken beterschip, alle dingh raeckten ten besten:Ga naar voetnoot251
 
Doe kuyerde ick oock nae huys, en meen mijn moers seun te leggen uyt het wagen-spoor.Ga naar voetnoot252
Volckert.
 
Al ries? van al 't slapen krijgh men een dick hooft sey Jan Floor.Ga naar voetnoot253
Keesje.
 
Maer weetje wat de stee-luy segghe? die 's nachts over twaelven loopt langs de straten dwalen,Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Die sentmen nae 't warme langt om peeper, en andre kruyden teGa naar voetnoot255
 
halen.
Volckert.
 
Jy pleeght by de borsten eertijts te wesen een goet gesel.Ga naar voetnoot256
[pagina 91]
[p. 91]
Keesje.
 
En noch, als 't pas geeft, maer 't is alle daegh geen kermis, weet jy dat wel.Ga naar voetnoot257
Volckert
 
Laet jy de staert dus alries hangen? o dat mach niet deur de beugel:Ga naar voetnoot258
 
Doen ick soo jong was als jy, was ick een andre braet-veugel:Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Ick hil in ons heel schout-ambacht de vrees onder de jonge-luy,Ga naar voetnoot260
 
En als ick noch begin soo dooch ick niet een bruy;Ga naar voetnoot261
 
Jae flus deed ick een heel seltschip voor mijn beven,Ga naar voetnoot262
 
Ick moet het jou seggen, Branckje Flooren most een half vatje gevenGa naar voetnoot263
 
Door een komenschip, wy peurden'er by gort gelijck verhongert an.Ga naar voetnoot264
Keesje
265[regelnummer]
Jae jy goot het bier in de man, en liet de wijsheyt in de kan.
[pagina 92]
[p. 92]
Volckert
 
Doe 't spul op zijn best was, begon ick jou daer van joncker Willem, en van tornoyen te singen,Ga naar voetnoot266
 
Mit komt'er een Geyn-boer uyt den hoop springen,Ga naar voetnoot267
 
En setten hem byme, en mompelde, doch 'k hoorden niet wat hy sprack,Ga naar voetnoot268
 
Maer 'k sach, het speet hem, dat ick hem de loef of stack:Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Want hoe ick harder song, hoe hy meer teech aen 't morren,Ga naar voetnoot270
 
Hey fijn-man seyd ick, wil je om mijn singen gnorren?Ga naar voetnoot271
 
Rijt jou den elft, soo springht een reys volslagen op:Ga naar voetnoot272
 
Mit smeet hy nae mijn, maer daer veur gaf ick hem sulcken klop,Ga naar voetnoot273
 
Dat'er de Duyvel sijn lof aen sach; wil je daer aen, jy sult het vinden,Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Dat kan ick uyt een eeckje, seyd ick, daer was de droes te binden:Ga naar voetnoot275
[pagina 93]
[p. 93]
 
Het vuur vlooch langhs de vloer, hier wanckte schop en tangh,Ga naar voetnoot276
 
Daer beusemstock, en kan, en glas, jae watt'er voor de vuyst stont in die drangh:Ga naar voetnoot277
 
Ga naar margenoot+Ick 't ruyntje van stal, daer was 't schreeuwe, en tieren,Ga naar voetnoot278
 
Hout de man, hy wil vechten, die goot met hiele bierenGa naar voetnoot279
280[regelnummer]
In 't hongdert, desen hil, een aer viel in 't midden van 't gemuyt,Ga naar voetnoot280
 
Ick vlooch strack, met een sprong, ter wimpel te deuren uyt,Ga naar voetnoot281
 
En docht dat mijn party sou volgen, jae een blaes met kooten,Ga naar voetnoot282
 
De deur wiert achter mijn gat, knap of, toe geslooten:Ga naar voetnoot283
 
Daer stondt ick doe en klopten vast voor een doof-mans deur,Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
De Geynder was'er in, en ick bleef'er veur:
 
Bloet Keesje 't speet mijn soo, dat ick het niet kan seggen:Ga naar voetnoot286
 
Ick docht, wil ick hier noch wat veul te rasen leggen,Ga naar voetnoot287
 
Soo hoort het den Baljuw, en daer hou ick niet van,
[pagina 94]
[p. 94]
 
Ghy weet dat hy de boere yslick kneev'len kan,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Gelijck die Maets die 't varckens steert of sneen, sijn verklickers weten 't op een prick hem te schrijven,Ga naar voetnoot290
 
Jae datme sijn wijf iens averechs soende, 't sou niet verhoolen blijven,Ga naar voetnoot291
 
Maer ghy sint een ien-loopent gast, aen jou heeft hy geen vat.Ga naar voetnoot292
Keesje
 
Gans kivit Volckert, 'k wou ick al by dat sootje sat.Ga naar voetnoot293
Volckert
 
Weetje waer 't is? tot Teun-Piet-Jonge-Jans, sy selle jou wel in-laten,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Daer 's noch een hoop te goet, gae heen, en hoor of se oock van mijn praten.Ga naar voetnoot295
Keesje
 
Mijn vuyste jeucken al, bloet daer wat valt te slaen,Ga naar voetnoot296
 
Of een sneetje te leggen, en sou ick niet voor te bruyloft willen gaen:Ga naar voetnoot297
 
Ick moet'er heen byloo, al sout'er noch soo dagen,Ga naar voetnoot298
 
Al sou mijn neus, en wang daer af een teycken dragen:Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Dorst ick lest het mes niet of-halen, daer 't hing in een vol gelach,Ga naar voetnoot300
[pagina 95]
[p. 95]
 
Doe de veur-vechter sweech, of hy stront in sijn beck had, en wou niet komen veur den dach?Ga naar voetnoot301
 
Nou hadieu Volckert, ick gae'er nae toe tijen,Ga naar voetnoot302
 
En die quaet van jou praet sal'er oock voor lijen.Ga naar voetnoot303
Keesje binnen.
Volckert
 
Gae heen ghy krijchs-man daer niemandt is, jy sult wel kome daer jy 't vint,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
De Vechter, Goyer, en Geyn-kinckels, verstaen haer mee op de wint.Ga naar voetnoot305
De Student hoest.
 
Wat hoor ick daer? sou het de boer wel wesen
 
Daer 'k flus mee pluyshaerden? och jae begin ick nou te vreesen?Ga naar voetnoot307
 
O lieven heer! de drommel, wat is mijn dit een benaude nacht!Ga naar voetnoot308
 
Hy staet voorseecker hier yewers om een hoeck, en hout op mijn de wacht,Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Om mijn verradelings te nemen op sijn tanden:Ga naar voetnoot310
 
Of maecken te minsten mijn moy, gaef aengesicht te schanden.
 
Och ick wort soo vervaert! 't kouwe swiet loopt langs mijn lijf,
[pagina 96]
[p. 96]
 
Mijn soete, gouwe maetje laet het doch om mijn wijf:Ga naar voetnoot313
 
Want raeck ick op mijn ruch, of kom je mijn te kerven,Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Soo sal mijn lieve Elsje van kinck klare hartseer sterven,Ga naar voetnoot315
 
Soo puursteecke lief hetse mijn, ick wil wel een half bier met jou drincken, wees niet quaet,Ga naar voetnoot316
 
Mijn buy is al over, ey kom mijn groote maet!Ga naar voetnoot317
 
Ga naar margenoot+Spreeck doch ten minste, en wilt mijn vrientschip niet ontseggen,Ga naar voetnoot318
 
Jy moet om duscken krabbel-vuysje geen ouwe haet gaen leggen.Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Wel swijchje noch al? o dat staet mijn gangs niet an.Ga naar voetnoot320
Gregorius
 
Mijn vrient wees niet vervaert, hier leyt een arm jongman,
 
Wie dat de kou tot soo te hoesten heeft gedwongen.Ga naar voetnoot322
Volckert
 
Dat luwt mijn swaerigheyt.Wel maet, hoe lechje daer soo in menkaer gedrongen?Ga naar voetnoot323
 
'k Loof niet datje ons huys, of de meulen besteelen wil?Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Dat kunsje kunne de meulnaers selfs wel, dus wees daer vry of stil,Ga naar voetnoot325
[pagina 97]
[p. 97]
 
En die gracy hebbense 'er by, datse heur diefte soo fijntjes weten te malen,Ga naar voetnoot326
 
Datmense, als sy 't niet te grof maecken, selden kan achter-halen.Ga naar voetnoot327
Gregorius
 
Ick heb mijn leve om geen dievery gedacht;Ga naar voetnoot328
 
Maer vrient 'k vraeghden de vrou of ick mocht desen nacht
330[regelnummer]
Hier slapen op de moole, 't welck sy niet en wou gedoogen,
 
En alsoo ick te moe was om voorder te gaen, heb ick mijn neer geboogenGa naar voetnoot331
 
Onder dit banckje, daer ghy mijn noch leggen siet.
Volckert
 
Is Els soo onbarmhartigh? dat docht ick lijckwel niet:Ga naar voetnoot333
 
Maer 'k gis dat sy 't doet, om datm'er eerlijckheydt niet sou bekallen,Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Dat sy vreemden inhaelt om mede te jocken, of te mallen:Ga naar voetnoot335
 
Och sy is soo reyn, dat 'k haer niet een vingertjen aenraken moet over dagh,Ga naar voetnoot336
 
'k Weet niet hoe dat ick aen dat puyckje van eerb're wijven komen mach:Ga naar voetnoot337
 
Stae op, ô lieve langst, je siet soo lijdigh pover,Ga naar voetnoot338
 
Je vriest soo doodt als een haringh blijfje te nacht hier over:Ga naar voetnoot339
[pagina 98]
[p. 98]
340[regelnummer]
Het swerck komt uyt Noord-oost, in de na-nacht valt de hartsteGa naar voetnoot340
 
kouw,
 
'k Wed, om een paer vaen, dat ons dorp binne drie dagen een kerck-gang van jou hebben souw.Ga naar voetnoot341
Gregorius
 
Wat sal ick doen? men moet van de noodt een deught maecken.
Volckert
 
Wat zinje voor een vent, en wat doeje voor saecken?Ga naar voetnoot343
Gregorius
 
Een geldeloose Student.
Volckert
 
Jae, brenght dat ambacht geen mier an,Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Datm'er gelijck als jy, niet beter op heen komen kan,Ga naar voetnoot345
 
Soo het 'et een vijgh om 't lijf: of verslempje al jou winne?Ga naar voetnoot346
Gregorius
 
O neen, 'k had noyt mijn dagen sulcke boose sinnen.Ga naar voetnoot347
Volckert
 
Maer slachtje oock stemmige Piet, die soo fijn lijckt dat hy klinckt,Ga naar voetnoot348
 
En ondertussche van alle vuyligheyd, en boeverijtjes stinckt?
[pagina 99]
[p. 99]
350[regelnummer]
En doen hy sijn wijf bestruyft had, dorst hy al de schuldt op heur noch legge,Ga naar voetnoot350
 
Maer het vet dreef bove, gelijck ick altijdt heb hoore segge,Ga naar voetnoot351
 
En ick vrees oock, hoe onnoosel datje schijnt, datje mijn bedotten soudt.Ga naar voetnoot352
Gregorius
 
Daer was geen swarigheydt voor, al was u huys vol goudt.Ga naar voetnoot353
Volckert
 
Dat most oock zijn: wel wil je een goet knecht wese,Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
En datje niet hangt-gauw, of meydt-sieck bent, soo selle w'er na lese,Ga naar voetnoot355
 
Datje noch op de meule komt: wat seghje, souje dat anstaen?Ga naar voetnoot356
Gregorius
 
Och jae mijn goe meulnaer, dat was te vrees'lijck wel gedaen.Ga naar voetnoot357
Volckert
 
Wel nou, kom volghme. hey! dat klopje sellese wel hoore.Ga naar voetnoot358
Pleuntje van binne.
Pleuntje
 
Wie is daer?
Volckert
 
Ga naar margenoot+Wel lijf-uyt, hebje gien twie oore?Ga naar voetnoot359
[pagina 100]
[p. 100]
360[regelnummer]
Wie is daer? kanje mijn klop niet? seck? wat rijdtme deuse meer.Ga naar voetnoot360
Elsje en Pleuntje uyt.
Elsje
 
Heer man, hoe ongalijck komje altijdt t'huys! wat schort'er nou al weer?Ga naar voetnoot361
 
Wel wat doeje met deuse mens mee? wat het dit te beduye?Ga naar voetnoot362
Volckert
 
Rust jy jou sotte hooft, wy selle de klocke wel luye.Ga naar voetnoot363
Elsje
 
Ick wil deuse vent niet in huys hebbe, Volckert zinje mal?
Volckert
365[regelnummer]
En ick wil hem al hebbe, laet sien wiens woordt miest gelde sal.Ga naar voetnoot365
Elsje
 
Trouwe vrient, je recht sucke kueren uyt, datm'er wongder of selle spreke.Ga naar voetnoot366
[pagina 101]
[p. 101]
Volckert
 
Hoe sel 't hier locke woudt-aep? hebje heer Krelis niet wel hoore preke,Ga naar voetnoot367
 
Dat, die den armen niet goet doet, die vaert in de hel?Ga naar voetnoot368
 
Daerom wil ick hem inneme, siet, het is een beroyt gesel:Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
En wil jy met Heyntjeman huys houwe, soo sel ick jou begeve;Ga naar voetnoot370
 
Want verstaeje wel Elsje, wy hebbe mekaer niet langer etrouwt as wy leve.
Elsje
 
Wel de deught siet jou ten oogen uyt, as de beul de barmhartigheydt.Ga naar voetnoot372
Volckert
 
Jae moer, de endel saecke moeten oock altemets worden overleydt.Ga naar voetnoot373
 
Pleun, voort, een stoel of twie, en tap uyt paters vaetje.Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Den heer set sich hier neer, kom noch een slaep-droncks praetje.Ga naar voetnoot375
Elsje
 
Hey coome-lul! 't is tijdt datje nae nest toe gaet.Ga naar voetnoot376
[pagina 102]
[p. 102]
Pleuntje
 
Jae seker miester, want het is al louter laet.Ga naar voetnoot377
Volckert
 
Hier selle mijn al weer een paer malle bedilsters regeere,Ga naar voetnoot378
 
Gangs krancke troost, swijgh stil, of by goudt 'k wil jou sweere:Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Dan nou dat 's eveliens. Hoor maet, of sy wat seydt,Ga naar voetnoot380
 
Speul maer, neu, neu, besjes onder-rock, heur quelt wat malligheydt:Ga naar voetnoot381
 
Wangt onse meule-wieck snoof lest verby'er hooft, en de windt het heur bevange:Ga naar voetnoot382
 
Geluck, het geldt jou.Ga naar voetnoot383
Gregorius
 
O 'k wacht u met verlangen!Ga naar voetnoot383
Volckert
 
Hoe hietje borst?
Elsje
 
Roeltje, 'k denck dat hy na sijn moer hiet.Ga naar voetnoot384
[pagina 103]
[p. 103]
Gregorius
385[regelnummer]
Gregorius, tot uwen dienst.Ga naar voetnoot385
Volckert
 
Jae boven Goris niet:
 
Maer daer moet altijdt ien krul mier, als ien varckens-staert, wesen by de Studenten.Ga naar voetnoot386
 
De boere is ien hiel aer maecksel van menschen, als die dolle venten.Ga naar voetnoot387
 
Ey! Goris oompje, studeert hier iens dat ick het mach sien.Ga naar voetnoot388
Gregorius
 
Dat kan niet wesen, 't moet in stilligheyt geschien.Ga naar voetnoot389
Volckert
390[regelnummer]
In stilligheyt had ick gedocht, dan kan ick de oorsaeck van jou armoe wel geloove,Ga naar voetnoot390
 
En wille wy eten, so moeten wy'er wacker om slooven.Ga naar voetnoot391
Gregorius
 
Ja maer wy blocke met de sinne, en dat is het swaerste werck om te doen.Ga naar voetnoot392
Volckert
 
Argo, daer door komt het dat menigh wieck-half-gebacke harsene heur selver mal broen,Ga naar voetnoot393
[pagina 104]
[p. 104]
 
Die strongt of keuning wille zijn. Maer wat schelmery hebje al geleert?Ga naar voetnoot394
Gregorius
395[regelnummer]
Ick ben een ghefalueert Philosophus, Phisicus, Iurist, en wat'er aen de seve konsten dependeert,Ga naar voetnoot395
 
Ga naar margenoot+Woont hier in dit caput.Ga naar voetnoot396
Volckert
 
Wat duysent-pocke!
 
Wel machme segge, twalef ambachte, dartien ongelocke,Ga naar voetnoot397
 
Kostj'er ien te deegh, het was jou nutter knecht:Ga naar voetnoot398
 
Maer eetje oock brood tot al dat jy daer seght?Ga naar voetnoot399
Gregorius
400[regelnummer]
Wel neenme langhst, (stultis stulta loquitur) 't zijn HeereGa naar voetnoot400
 
wetenschappe.
[pagina 105]
[p. 105]
Volckert
 
Dats waer, want als het plompe calise doen, loopese met de lappe,Ga naar voetnoot401
 
En as jonges op 't manne kackhuys gaen, vallese door de stil:Ga naar voetnoot402
 
Daerom mostje het te veure bedocht hebbe, eerje aen 't studeere vil.Ga naar voetnoot403
 
Maer hoor, ick heb mijn leve dickwils hoore segge,Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Dat jy luy studente wel plegt een toover-werckje te legge,Ga naar voetnoot405
 
Hebje daer oock wat of? 'k wou wel een beetje sien.Ga naar voetnoot406
Gregorius
 
Ick moet de tijdt waernemen, wijl 't geluck my haer handt komt bie'n,Ga naar voetnoot407
 
En wagen een blauw oogh na de kost, die 'k flus berge hoorden:Ga naar voetnoot408
 
Jae, ick kan soo wat, van de Negromancy, doen door mijn woorden.Ga naar voetnoot409
Volckert
410[regelnummer]
Wel toover dan een beetje, nou lustigh as een man.Ga naar voetnoot410
[pagina 106]
[p. 106]
Gregorius
 
'k Sal maecken dat wy wat te eten krijgen, sie daer ty ick'er an.Ga naar voetnoot411
Elsje
 
Ick wil hier gien geknoey hebbe, al sou 't 'er noch soo dage.Ga naar voetnoot412
Volckert
 
Hou jy jou strongt-kauwer niet toe, ick geef jou goet koop slage.Ga naar voetnoot413
Elsje
 
Jou wijve-beul, jy vleys-dief! heb iens soo stout een hart.Ga naar voetnoot414
Volckert
415[regelnummer]
Ick waerschouw jou noch, sie toe dat jy mijn niet meer sart.Ga naar voetnoot415
Elsje
 
Jy vrouwe-verdriet, 't is 't eerst niet, dat jy droncke de pijpe stelde.Ga naar voetnoot416
Volckert
 
Dus langh hebje 't om niet ehadt, en spreeckje weer, soo sel 't jou gelde.Ga naar voetnoot417
[pagina 107]
[p. 107]
Elsje
 
Een hoer ben ick, houje jou oogen in de kop, komje mijn te slaen.Ga naar voetnoot418
Pleuntje
 
Och vrouw! ick bidje, swijgh, en laetse toch bégaen.Ga naar voetnoot419
Volckert
420[regelnummer]
Fijn-man, ey! laet mijn sien wat kunsjes in jou woone.Ga naar voetnoot420
Gregorius
 
Nu dan, Sinkemakrismus, wil u partense toone,Ga naar voetnoot421
Hy toovert.
 
Scheele-Stijn-aris, en Klompinus, dese strickGa naar voetnoot422
 
Is u ten dienst geschiedt, Mary-kraberus, ickGa naar voetnoot423
 
Gebie u, dat ghy strack met frater flicke-pottisGa naar voetnoot424
425[regelnummer]
My wat in 't oor bijt: wel, of sy nu banckerot is?Ga naar voetnoot425
 
Kom dan ghy beste van de Margaretaes, dieGa naar voetnoot426
 
Johan Stronten-burgens hebt onder u gebie,Ga naar voetnoot427
[pagina 108]
[p. 108]
 
Amici intimi van smeer-borstus, en bier-sack,Ga naar voetnoot428
 
Van vreten-burgus, en luy-lecker-landt, kom hier strackGa naar voetnoot429
430[regelnummer]
Met puyck van eetb're kost en wijn of bier gelaen.
Volckert
 
Jae segh dat sy de ruymte brengen, 't sel al met een rekeningh deurgaen.Ga naar voetnoot431
Gregorius
 
De toover-geesten (schijnt wel) willen my niet hooren;
 
Vae tibi komt ghy niet, ick hael u by de ooren.Ga naar voetnoot433
Volckert
 
Neen, maeck gien moeyte hier met hem, mijn lieve quant,Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Ick heb den droes al veel liever te vriendt as te vyandt.Ga naar voetnoot435
Gregorius
 
Hebt ghy geen mout of wan daer ick my in kan wiegen?Ga naar voetnoot436
 
Mijn Spiritus moet stracks by al de geesten vliegen:Ga naar voetnoot437
 
Proserpijn neemt de kracht van dese stricken aen.Ga naar voetnoot438
[pagina 109]
[p. 109]
Volckert
 
Nettem sucke krullen as 'er in habons caracter-boeck staen;Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Ga naar margenoot+Jae achter in de loots staet de mou Pleun, daer onse varckens-bouten
 
Het jaer, verleen jaers nae-jaer, in zijn gesouten:Ga naar voetnoot441
 
Loop krijghse.Ga naar voetnoot442
Elsje
 
Noch al mier? wel is 't niet haest een endt?
Volckert
 
Moey jy jou met gort as wy beulingh stoppe.Ga naar voetnoot443
Elsje
 
Wel Jan drent.
 
Wie meenje datje veur hebt? grauwt jou versoorde gat toe.Ga naar voetnoot444
Gregorius
445[regelnummer]
Peetje 't is strack gedaen, ey sie of ick het niet rat doe.Ga naar voetnoot445
 
Binje daer meysje? o die mou is heel bequaem,Ga naar voetnoot446
 
Dat 's aenvangh, laet eens sien, op dat ick order raemGa naar voetnoot447
Hy gaet in de mou leggen.
[pagina 110]
[p. 110]
 
't Stoffeersel siert het spel, ick heb den uyl al binnen.Ga naar voetnoot448
 
Nu luystert Medea, 'k sal met u hulp beginnen:Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Parturient montes nascetur ridiculus mus, 'k legh mijn neer,Ga naar voetnoot450
 
Onsichb're geesten kom, en wiech mijn heen en weer.
Hy wieght sich selven, en singht dit volgende:
 
O Molitor! ghy zijt in 't net,Ga naar voetnoot452
 
Saltabimus rondarum,Ga naar voetnoot453
 
De bril is jou al op geset,Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Fallendo te,Ga naar voetnoot455
 
Iuvabo me,Ga naar voetnoot456
 
Strack hebbewe vinum clarum.Ga naar voetnoot457
Volckert
 
't Gaet grollend in sijn werck, het slacht de katte-vreughd. Dat tooveren het een aert,Ga naar voetnoot458
 
Wat seghj'er nou of wijf, is dat niet een beetjen opblyven waerdt?
Elsje
460[regelnummer]
Moye Gerrit-ooms grepen.Ga naar voetnoot460
[pagina 111]
[p. 111]
Pleuntje
 
Vrou wil ick hem een kopje pap lange?
 
So mach dat kynt, als sijn buyckje vol is, te deegh daer een uyltje vange.Ga naar voetnoot461
Volckert
 
Ey sie hoe stil leyt hy, hy rept gien vin, nou loof ick vastGa naar voetnoot462
 
Dat sijn giest al op ien beusem-stock rijdt, wijf pastGa naar voetnoot463
 
Mijn nu gien bruye te maecke, hy sou de bulleback aers wel mee doen kome.Ga naar voetnoot464
Elsje
465[regelnummer]
En die jou dan op vrat! wel wat of de gecke al droome!Ga naar voetnoot465
Volckert
 
Weetje niet wat al het volck van onse Duyfje seyt?Ga naar voetnoot466
 
Dat sy dickwils ien uur, of twie, uytgereckt voor 't vuur leyt,Ga naar voetnoot467
 
Soo doodt stijf als ien stien, en terwijl loopt heur giest uyt colle.Ga naar voetnoot468
Elsje
 
Segh slech hoeje 't hebben wilt, so mach de vent jou te deege polle.Ga naar voetnoot469
[pagina 112]
[p. 112]
Volckert
470[regelnummer]
Ja en dan weetse immer so veul nieuws te seggen als se heur weerGa naar voetnoot470
 
roert,
 
Dat het nou hart wayen sel, en dat Guurt Stijn Foppen hoert.Ga naar voetnoot471
 
Dat Creelis de kist bestal, en dat Brecht by Claesje FloreGa naar voetnoot472
 
In 't hoy-huys op 't schrob-net heur Maeghdom het verlore:Ga naar voetnoot473
 
En hoe Egbert met Neel miende te snobbelen, die hem in 't water stiet,Ga naar voetnoot474
475[regelnummer]
En quam hiel kroostigh weer op: waer nae hy noch kroosjen hiet.Ga naar voetnoot475
 
En hoe Syme swelge-bier, uyt de gouwe pannekoeck, met sijn mackers maelde,Ga naar voetnoot476
 
In een brandewijns-kroeg, daer sy mier suycker staele, als sy soopjes betaelde,Ga naar voetnoot477
 
Ga naar margenoot+En duysent stucke meer, waer droes haelt sy 't van daen!Ga naar voetnoot478
 
Dat sy het weet, als sy met gien kunsjes om sou gaen?Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Sie daer bekomt hy, wel wat of hy sal segge!Ga naar voetnoot480
[pagina 113]
[p. 113]
Gregorius
 
Ick heb 't verstant gevat. Meysje ghy sult onder die tobbe vinde leggeGa naar voetnoot481
 
Gebraen vleesch, en broot, en wijn, dat van onder gebrocht is na om hoogh,Ga naar voetnoot482
 
Terwijl mijn Spirutus door al de werelt vlooch.Ga naar voetnoot483
Elsje
 
Gans lijden Pleun! die nooten klincken niet te degen,Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
Die linckert het hier yewers om een hoeck gelegen,Ga naar voetnoot485
 
Doe 'k meende dat de kost daer soo verburgen stont.Ga naar voetnoot486
Pleuntje
 
Wy sinne berecht voor een oortje, 't is te bont,Ga naar voetnoot487
 
Sulcken vetje uyt ons neus te halen, 't mach niet floeren.Ga naar voetnoot488
Volckert
 
Wel raet van alle wijsheyt, sel jy daer over noch lang bedencken voeren?Ga naar voetnoot489
490[regelnummer]
Krijch dat jou geseyt is ongder de tobben van daen.Ga naar voetnoot490
[pagina 114]
[p. 114]
Elsje
 
Wel dring-oor, wil je de meyt een plaegh op den hals jaegen, sy durft het niet bestaen.Ga naar voetnoot491
Gregorius
 
Ey, Vryster Jans, krijght het, ghy hoeft geen quaet te schromen.Ga naar voetnoot492
Volckert
 
Hoor je wel, de Meyster seydt het, en die weet wel hoe nae men de drommel mach komen.Ga naar voetnoot493
Elsje
 
Geef het haer Pleuntje, 't is toch soo quaet als 't worden sal.Ga naar voetnoot494
Pleuntje
495[regelnummer]
O leck're beetjes! die ick soo gevrijt heb, nou kom je alGa naar voetnoot495
 
Te onnosel aen jou ent, och! mocht ick mijn liefde met jou blussen,Ga naar voetnoot496
 
Mijn buyck sou jou rust-plaets desen nacht wesen, ick sou je soo kussen!Ga naar voetnoot497
 
En jy mijn lust versaen. o kan! o moye wijn!Ga naar voetnoot498
 
Dorst ick, ick schreyden soo veel traenen als'er droppen in de kan zijn.Ga naar voetnoot499
[pagina 115]
[p. 115]
500[regelnummer]
Och wy ongeluckige menschen! wat mochten wy 't voor and'reGa naar voetnoot500
 
spaeren?
Elsje
 
O Pleun! mijn hart sinckt in mijn schoene, dat daer een aer sal wel of vare,Ga naar voetnoot501
 
Doet het van mijn wech, ick kan het langer met geen drooge oogen an sien.Ga naar voetnoot502
Pleuntje
 
De swaerigheyt is groot vrou, ick voelse al om mijn hert vlien.Ga naar voetnoot503
Gregorius
 
Wel speelnoot! wellekom, ras een banckje daer wy 't op setten;Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Dat 's een meyt als een wolck! sy weet op een mensch sijn woorden te letten.Ga naar voetnoot505
Pleuntje
 
As 't is, oom-kool, jy zijt soo slecht niet as een huys-mans hen.Ga naar voetnoot506
Gregorius
 
Wat dunckje nou vrientje, of ick niet louter toov'ren ken?Ga naar voetnoot507
[pagina 116]
[p. 116]
Volckert
 
Hagendevelt van de korte warmoes-straet, schijt aller boeven vaertje,Ga naar voetnoot508
 
Schijt vuur-spuwers, schijt goochel-tas, schijt ocus-bocus kaertje,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
't Is al maer kinder-spul: want deuse giest toovert op een tijtGa naar voetnoot510
 
Soo rijckelick de kost, daer jy soo menigen dach om verslijt.Ga naar voetnoot511
Gregorius
 
Proeft eens hoe dat het smaeckt, dan sulj'er noch anders of spreken.
Volckert
 
Jy eerst, 'k moet sien of het jou niet op sal breecken.Ga naar voetnoot513
Gregorius
 
Dat is jou dan voor, en volgh mijn als een man.Ga naar voetnoot514
Volckert
515[regelnummer]
Barst je niet? barst je niet? ick sie 'er noch niet an.Ga naar voetnoot515
 
Barst je noch niet? neen, het moet hem wel bekoomen.Ga naar voetnoot516
 
Wel barst je noch al niet? hey, hey, wil 'k hier langh van barsten droomen,Ga naar voetnoot517
 
Soo krijgh ick niet in 't lijf, hy eet byget soo ratGa naar voetnoot518
 
Als of hy in ien, twie, drie dagen niet genuttight hat.Ga naar voetnoot519
[pagina 117]
[p. 117]
520[regelnummer]
Hou maetje! ick moet me over, wy sullen mekaer geselschap houwen.Ga naar voetnoot520
Elsje
 
Och! hoe villense het! hoe pluckense! wel trouwe!Ga naar voetnoot521
 
Ga naar margenoot+Is 't niet om dol te worden? elck beetje dat sy doenGa naar voetnoot522
 
Raeckt mijn in 't hart, en ick kan het niet verhoen:Ga naar voetnoot523
 
Maer hoe mijn dit spijt, noch is'er wat anders dat mijn verlangen is,Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Om te weten hoe mijn Leendert al vaert in sijn gevangenis?Ga naar voetnoot525
Pleuntje
 
Jae soober genoegh, sit hy daer in de knijp-tang,Ga naar voetnoot526
 
'k Meen hy daer wel een sweetje haelt, en singt de jammer sang.Ga naar voetnoot527
Elsje.
 
Hoe sitten sy'er achter met hongerige koonen? siets'er eens an tijen.Ga naar voetnoot528
Volckert
 
Wijf wil je oock niet een hachje van het drommels eete snijen?Ga naar voetnoot529
Pleuntje
530[regelnummer]
Jae doetet vrou, en bedenck een schaemle dienst-meyt oock een reys.Ga naar voetnoot530
[pagina 118]
[p. 118]
Elsje
 
Wat hebje veur compost?Ga naar voetnoot531
Volckert
 
Wat sou het wese! braen vleys.
 
Proef het vry. Wat soo, sy peurt al mee aen 't eten;Ga naar voetnoot532
 
Sterf ick'er nou of, soo sal sy oock niet mis dobblen, dat moetje weten,Ga naar voetnoot533
 
Trouwe, wy willen oock samen leven en sterven, want dat beloofden wy mekaer op onse bruylofts-dach.Ga naar voetnoot534
Elsje
535[regelnummer]
Ick eet die kost, maer gort weet hoe ickse mach.Ga naar voetnoot535
Pleuntje
 
Aten sy 't soo garen as ick 't haer gun, sy souwe daetlijck heyligh-avont maecken.Ga naar voetnoot536
Gregorius
 
Geluck noch toe mijn broer, daer op sal soo een teuchje smaecken.Ga naar voetnoot537
Volckert
 
Ick wachtje, 'k sat effen op het hals-boor en docht;Ga naar voetnoot538
 
Hier Elsje 't wort jou oock eens van jou man gebrocht,Ga naar voetnoot539
[pagina 119]
[p. 119]
540[regelnummer]
't Smaeckt te wonderlick wel, gort lansert, datje te kermis mee met een kraempje wou beginnen,Ga naar voetnoot540
 
Al dat aere volckje sou maer water-verf zijn, jy sout gelt als slick winnen:Ga naar voetnoot541
 
Al namje dubbelt loon, 't sou oock geen duurten zijn:Ga naar voetnoot542
 
Want de water-drincker geeft de maets maer wat brandewijn,Ga naar voetnoot543
 
En soo weynigh, dat hadt Ary noch eens mogen klocke,Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Hy had het soopje, met flesje, met al, in sijn keel getrocke;
 
Maer dat jy'er quam, en setten de kijckers dusken onbijten veur,Ga naar voetnoot546
 
Ghy sout wel soo veel kost-gangers krijgen als'er mochten door de deur.Ga naar voetnoot547
Gregorius
 
Als de kunst soo gemeen worde, soumense niet achten,Ga naar voetnoot548
 
Dat sietmen aen alle dingen wel, daerom sal ick 't my wel wachten.Ga naar voetnoot549
Volckert
550[regelnummer]
Maer segh mijn eens borsje, wat of dat beduyt,Ga naar voetnoot550
 
Dat (gelijck als jy) alle anderen, die sulcke kunsjes kunne, sien altijdt so sober uyt:
 
Waer op gae jy luy daer van de schult leggen?Ga naar voetnoot552
Gregorius
 
Dat weet ick wel: maer hebje niet dickwils hooren seggen,Ga naar voetnoot553
 
Dat de drommel arm is, en dan kan je wel vatten mijn lieve Man,
[pagina 120]
[p. 120]
555[regelnummer]
Dat den armen duyvel geen rijcke knechts nae-laten kan.Ga naar voetnoot555
Volckert
 
Daer hebje gelijck in. byget wat hebje in jou toovery vergeten!Ga naar voetnoot556
Gregorius
 
Wat doch?
Volckert
 
Een toebackje.Ga naar voetnoot557
Gregorius
 
Dat 's Heyntjemans eygen eete:
 
Denckt niet dat hy and're geven sal 't geen hy selver wel mach,Ga naar voetnoot558
 
De picke is soo slecht niet, hy geeft dat hy quyt wil wesen in 't gelach.Ga naar voetnoot559
Volckert
560[regelnummer]
Hy het gelijck, evenwel geloof ick dat de drommel soo laelick niet
 
En is, gelijck men hem over-al wel qualick siet
 
Ga naar margenoot+Geschildert, de mensche maecken mekaer wat diets, en weten'er niet of.Ga naar voetnoot560-562Ga naar voetnoot562
Gregorius
 
O Meulenaer! ghy zijt een ruygh schaep, ghy spint al vry wat grof.Ga naar voetnoot563
[pagina 121]
[p. 121]
Volckert
 
Niet een mijt, mijn dunckt niet dat ick'er veel voor sou schromen.Ga naar voetnoot564
Gregorius
565[regelnummer]
Wel wil ick'er eens een hier datelick doen komen?Ga naar voetnoot565
 
Want als ick nu maer spreeck, so kan 't terstont geschien.Ga naar voetnoot566
Volckert
 
Wel jae, als hy niet te byster was, wou ick hem wel eens sien.Ga naar voetnoot567
Gregorius
 
Neen, ick sal hem doen verschijnen als yemant van dit dorp, dan hebbje niet te klagen,
 
Noch ick loof niet dat een van'er alle u vervaertheyt aen kan jagen.Ga naar voetnoot569
Volckert
570[regelnummer]
Neen, neen, laet maer kome.Ga naar voetnoot570
Elsje
 
Och Pleun! wat raet gaet ons aen?
 
Ick ben om hals, die fielt sal ons nou hiel verraen.Ga naar voetnoot571
Gregorius
 
Vroutje, ontstelt u niet, 'k sweer 'k sal u niet verklicken,Ga naar voetnoot572{problem}
 
Stelt u gerust, ick sal de rest ten besten schicken.Ga naar voetnoot573
Hy gaet by de ton daer Leendert onder sit.
 
Mijn vrient, die onder dese ton u soo verborgen houdt,Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Komt uyt, wanneer ick klop, vry op mijn woort vertrout:Ga naar voetnoot575
[pagina 122]
[p. 122]
 
U sal geen leet geschien, maer blijfje daer onder leggen,Ga naar voetnoot576
 
Soo sal ick de Meulenaer al u, en sijn vrous handel seggen.
Volckert
 
Hoe vaert 'et, sal hy haest kome? de slaep-luys bijt mijn al.Ga naar voetnoot578
Gregorius
 
Sacht. Harme gladt-muylium, of capstockus, 't gevalGa naar voetnoot579
580[regelnummer]
Van mijn besluytus, wil dat ghy u sult herscheppen
 
In Leonardus schijn; ghy moet u oock wat reppen,Ga naar voetnoot579-581Ga naar voetnoot581
 
Stijght onder dese ton, daer hoor ick komt hy aen,Ga naar voetnoot582
 
Gaet voort, en wilt terstont voor dese tafel staen.Ga naar voetnoot583
Leendert komt van onder de ton.
[pagina 123]
[p. 123]
Volckert
 
Hiel moy, ey! laet ick hem te dege toch kijcke,Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Noyt heb ick mijn leve, gien drommel, soo wel sien gelijcke,Ga naar voetnoot585
 
Als dese, 't Heerschip Leendert-buur, die ginse op de Hofstee woont.Ga naar voetnoot586
 
Ey Nicker oompje! sie iens hoe lustich wy ons hebben aen jou kost getoont.Ga naar voetnoot587
Gregorius
 
Sus, blomenhelten, sus, ghy moetje met de geesten so gemeen niet maken,Ga naar voetnoot588
 
Ghy sout wel anders licht in groot gevaer geraken.Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Vertreckt, eerst onder dese ton, en gaet dan daer ghy hoort,
 
Ghy hebt u dienst voldient, gaet segh ick u, gaet voort.Ga naar voetnoot591
Leendert gaet weer onder de ton.
Volckert
 
Wel dat 's om te lacche, ick moet Leendert-baes morge vertelle,Ga naar voetnoot592
 
Dat jy de droes, hem soo gelijck, hier voor mijn gingt stelle.Ga naar voetnoot593
 
Ick krijgh vaeck, mijn buyck is vol, en 't hert soeckt rust.Ga naar voetnoot594
Gregorius
595[regelnummer]
Hier me elf oogen, 'k heb oock wel slapens lust.Ga naar voetnoot595
[pagina 124]
[p. 124]
Volckert
 
Nou, goe nacht wijf, goenacht mijn goe maet. Pleun, jy selt de borst op de meule wijse,Ga naar voetnoot596
 
Het bedt daer Barent sliep: vrient, morge sel 'k jou met ien onbijte spijse.Ga naar voetnoot597
Volckert binnen.
Elsje
 
Ick heb ien uye mit jou te schille, hoor hier jy knappe gast,Ga naar voetnoot598
 
Hadje geen barmhartigheyt, datje mijn brocht in sulcken last?Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Ga naar margenoot+Denckje niet datje van een vrou gekomen zijt? jou rechte vrouweplager.Ga naar voetnoot600
Gregorius
 
Ey peetje, ick liet, om de nieuwicheyt, jou man eens sien sijn swager.Ga naar voetnoot601
Elsje
 
En dat schocke stong jou oock niet toe, gelijck jy selver wel wist.Ga naar voetnoot602
Gregorius
 
Een hongerige luys bijt scharp, armoe soeckt list.Ga naar voetnoot603
 
Mijn buyck vraegde niet waer 't van daen quam, maer riep vast, rept u tanden,Ga naar voetnoot604
[pagina 125]
[p. 125]
605[regelnummer]
Had ick gedorst, ick had het heele hachje wel gemaeckt te schanden:Ga naar voetnoot605
 
Denckt daer men in geen twee dagen eet, is geen honger gebreck.Ga naar voetnoot606
Elsje
 
Jy hebt die parte mier espeult, al houje jou soo geck.Ga naar voetnoot607
Gregorius
 
Gelooft, op mijn manne-waerheyt, dat mijn 'er de etens-lust toe porden.Ga naar voetnoot608
Leendert roept onder de ton.
Leendert
 
Hoe vaert'et? is de lucht klaer? sal ick haest uyt mijn vangenis verlost worden?Ga naar voetnoot609
Elsje
610[regelnummer]
Jae datelijck. Pleuntje, siet iens of jou miester al leyt en ronckt.Ga naar voetnoot610
Pleuntje binnen, en weer uyt.
Pleuntje
 
Ja hy snorckt dat het kraeckt, het quijl loopt hem alries uyt sijn mongt.Ga naar voetnoot611
[pagina 126]
[p. 126]
Elsje
 
Kom mijn soetert, hoe vaert het al? hoe hebje het daer kunne stelle?Ga naar voetnoot612
Leendert uyt de ton.
Leendert
 
Kost die ton spreecke, hy souje wel wat nieus vertelle,Ga naar voetnoot613
 
Hy is meer van benautheyt verwarmt, als of hy over een cuypers vyertjen had gestaen.Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
Laet ick die borst eens sien, die sucke aerdige potsen rechte aen.Ga naar voetnoot615
 
Wel, vriend des Keysers, hebje dat kunsje meer bedreve?Ga naar voetnoot616
 
Ghy kond u les van buyten, ghy klaerden 't heel nae 't leven.Ga naar voetnoot617
Gregorius
 
Dat geschieden soo na gelegentheyt, mijn docht het most soo zijn.Ga naar voetnoot618
Leendert
 
Ghy hebt 'et suyver ofgemaeckt: op datje al te met noch aen mijnGa naar voetnoot619
620[regelnummer]
Soud gedencken, schenck ick jou dat ducaetjen tot reysgelt, op jouGa naar voetnoot620
 
wandel:
 
Op voorwaerd, datje voort oock swijgen sult desen handel.Ga naar voetnoot621
[pagina 127]
[p. 127]
Gregorius
 
Ick danckje mijn vriendt, en 't moeyt me dat ick jou die smaetheydt heb aengedaen.Ga naar voetnoot622
Leendert
 
Dat heeft 'et al, 't is maer om te lacchen, nu 't dus wel is vergaen.Ga naar voetnoot623
Elsje
 
Geefje hem noch gelt? o dat mochje wel bespare.Ga naar voetnoot624
Leendert
625[regelnummer]
Wel, waerom niet? hy het sijn dinge so wel gedaen, als 't yemant sou kunnen klaren:
 
Maer deuse plaets valt hier wat hiet, ick betrouw mijn niet te veel,Ga naar voetnoot626
 
Laet ons na de meule gaen, en speelen daer voort ons deel.
Elsje
 
Pleuntje, brenght het overblijfsel van de kost daer mee, voor alle dinge,Ga naar voetnoot628
 
Wy sulle evenwel noch vrolijck zijn en singe.Ga naar voetnoot629
Pleuntje
630[regelnummer]
Al lijck wel vrou? dat 's goet, dat 's lydigh nae mijn sin.Ga naar voetnoot630
Elsje
 
Wel ja, wat hoeve wy voor hem te veynse? hy heeft het doch gehoort van't begin:Ga naar voetnoot631
 
Laet hem het end oock sien. Het pleegh wel meer te gebeure
 
(Maer daerom bleef de kermis niet achter) dat Volckert ons quam steure.Ga naar voetnoot633
[pagina 128]
[p. 128]
 
Nou volgh ons ras Pleuntje, knapdhangdingh as ien meyt.Ga naar voetnoot634
Elsje en Leendert binnen.
Pleuntje
635[regelnummer]
O met drie haesten. Wel jy klaerden dat lustigh mit ien abelheyt.Ga naar voetnoot635
Gregorius
 
Hy moet arch wesen die tappen sal, maer noch slimmer die met het ghelach wil deur loopen.Ga naar voetnoot636
Pleuntje
 
Jy zijt een man als Claes, 'k moet oock sien voor sulcken gelt mijn kost te koopen.Ga naar voetnoot637
Gregorius
 
Ga naar margenoot+Wel meysje, 'k wil jou die kunst wel leeren, geefje mijn een soen,Ga naar voetnoot638
 
Seecker, laet ick, 'k sal jou vriendschap, en geen quaet doen.Ga naar voetnoot639
Pleuntje
640[regelnummer]
Hemme, seg ick mens, wel schaemje, sucke dinge!Ga naar voetnoot640
[pagina 129]
[p. 129]
Gregorius
 
Hey! jou vrou wijstje de weg, daerom soumen 't voor geen mirakel singe.Ga naar voetnoot641
Pleuntje
 
Stille mens, hoe staet hier dit mens dus een mens en bruyt?Ga naar voetnoot642
 
Hey dit acremense mens, hoe quelt mijn deuse guyt!Ga naar voetnoot643
 
'k Segh mens, laet ien mens met vreen, of ick sel mensche te hulp roepe:Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
Loop by jou hoere, dit leelicke dingh, wilje hoepe.Ga naar voetnoot645
Gregorius
 
Hoor kijnt, als het jou sin niet en is, soo laet ick het betien.Ga naar voetnoot646
Pleuntje
 
Siet, om gien duysent gulden liet ick dat geschien.
Gregorius
 
Maer seecker, Pleuntje, in soetigheyt, alle gecken laet varen,Ga naar voetnoot648
[pagina 130]
[p. 130]
 
Ick heb jou al vry besint, ick wil geen brood voor vriende sparen:Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Ick salje morgen jou buyck vol heet witte-brood geven, als de backer blaest,Ga naar voetnoot650
 
Dan moetje mijn oock niet weerbarstigh zijn, hoe staeje dus verbaest?Ga naar voetnoot651
 
Mijn doelwit! mijn suyckerde Pleuntje! ghy kunt het niet wederleggen.Ga naar voetnoot652
Pleuntje
 
Ick kan niet kallen, maer ick heb al mijn leven hoore segge,Ga naar voetnoot653
 
Dat men om het waerdige brood veul moeten doen, en bestaen:Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
En om my selve tegen het deuchdelijcke broodt niet te besondighe, sou ick het licht met hem aengaen.Ga naar voetnoot655
 
Durf ick wel? jae ick ben te vreen: maer jy en hoeft niet te dencke,Ga naar voetnoot656
 
Dat ick om jou schoon backus, of malle groenigheydt, jou mijn kuysheydt sal schencke;Ga naar voetnoot657
 
Neen: maer 't geschiet om 't broods-halven, och heer! om dat kostelicke brood.Ga naar voetnoot658
[pagina 131]
[p. 131]
Gregorius
 
Het zy dan om bier, of broods-halven, dat is geen nood,Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Hebben is hebben, 't is even veel waer 't van daen mach komen.Ga naar voetnoot660
 
Mijn eygen heylige dagh, sulcken brockje niet te vermuylen, al was 't uyt de kerck genomen,Ga naar voetnoot661
 
De gaert is nou suyver, 't was jammer dat ghyse alleen schutten soudt.Ga naar voetnoot662
Pleuntje
 
't Is wel quinckertje, jou schelmpje, jy wort al vry wat stout.Ga naar voetnoot663
 
Kom, helpme dit goetje mee op de meulen drage,
665[regelnummer]
Wy moeten ons eerst iens vertoone, dan sulle wy sien hoe onsen handel wil slage.Ga naar voetnoot665
Gregorius
 
Kom nou, ghy braet-veugels, die gaeren om een avontuurtje gaet,Ga naar voetnoot666
 
Geef de moet niet verloren, schoon 't onluck jou somtijds aen d'oore slaet:Ga naar voetnoot667
 
Dat rat loopt dickwils heel vreemt, dat sieje voor jou ooge.Ga naar voetnoot668
[pagina 132]
[p. 132]
 
Dit volckje geeft my nu mijn wil, nou ickse heb bedrooge:
670[regelnummer]
En te veuren wouwe sy mijn niet sien. Eele behulp'lickheyt,Ga naar voetnoot670
 
Ick danckje, datje mijn soo luckigh hebt geleyd.Ga naar voetnoot671
 
Nou vrientjes, wilt jou hier voor ditmael soo mee lyden.Ga naar voetnoot672
 
Ey! wilt mijn arme vreughd, met Pleuntje, niet benyden.Ga naar voetnoot673

 

UYT.

 

J.N.

margenoot+
A2[r]
voetnoot+
Spreeckwoordt:
argh: listig (WNT arg I, 2).
gauw: slim en snel. (vgl: WNT gauw I, 1, c, α)
Krijght: Bereikt (vgl. WNT krijgen (I), I, 4).
plompert: domkop (WNT plompaard I, 4)
voetnoot2
streelt: vleit (WNT streelen 6, b). lacht: zich vriendelijk, lieflijk toont (WNT lachen 2).
In Harrebomée (1858-1870) staan diverse uitdrukkingen waarin de kat in verband wordt gebracht met spek. De uitdrukking die Noozeman in de Beroyde Student gebruikt, staat er echter niet tussen.
voetnoot3
In Harrebomée (1858-1870) staan diverse uitdrukkingen waarin de kat in verband wordt gebracht met spek. De uitdrukking die Noozeman in de Beroyde Student gebruikt, staat er echter niet tussen.
heur: meewerkend voorwerp. Dit vrouwelijke pronomen verwijst naar het onzijdige 't katje (2). De vrouwelijke vorm kan verklaard worden vanuit het vrouwelijke genus van ‘kat’ (WNT kat I).
voetnoot4
van Aeltjen (...) singen: eens flink de bloemetjes wilt buiten zetten, het er eens flink van wilt nemen (WNT aal (II), (suppl.)).
voetnoot5
niet als: niets anders dan (WNT niet II, A, 1).
voetnoot6
strack: over korte tijd (WNT strak II, B, 3). mijn ... Versien: me in het genot stellen van (WNT verzien IV, II, 4, a). mijn is een Hollandse vorm van het wederkerend voornaamwoord ‘mij’.
voetnoot8
vrou: aanspreking van de dienstbode tot de vrouw des huizes (WNT vrouw A, I, 3, a). vrijen: omdat Leendert en Elsje met elkaar willen vrijen, krijgt Pleuntje als boodschapper wat zwijggeld toegestopt.
voetnoot9
duyt: voormalig geldstukje ter waarde van het achtste deel van een stuiver (WNT duit 1). Deze zin is ironisch bedoeld.
voetnoot10
ick ... uyt: Pleuntje steekt haar hand uit, omdat ze meer geld van Leendert wil hebben dan de duyt (9) die ze van hem gekregen heeft. Deze interpretatie wordt ondersteund door de uitlating dubb'le drinckgelt (11), die een vergelijking impliceert, en door de vergelijking van de enkele duyt (9) met de schellingh, of twee (13). ‘Uitsteken’ kan de betekenis hebben: om een gave of aalmoes vragen (WNT uitsteken II, 14, a, γ).
voetnoot11
van dusken tijng: om zo'n tijding. van: om, wegens (WNT van I, A, V, 16); dusken: zoo een (WNT dusch); tijng: tijding (WNT ting IV). drinckgelt: fooi (WNT drinkgeld).
voetnoot12
daer niet is aen bedreven: die van geen belang is (WNT bedrijven A, 2, a).
voetnoot13
schellingh: zilveren munt ter waarde van zes stuivers (WNT schelling 2). het gelt verweckt de gunst: de goedgunstigheid van Pleuntje en haar bereidheid de mond te houden over de vrijpartij van Leendert en Elsje zal bevorderd worden als Leendert haar meer geld geeft.
voetnoot14
kints: onnozel (WNT kindsch I, I, 4). kunst om kunst: seks om de seks, waarbij geen sprake is van geldelijke genoegdoening.
voetnoot15
loeren: te pakken nemen (WNT loeren II).
voetnoot16
flaeterbackus: scheldwoord voor een kwebbelachtig persoon (WNT flateren, samenst.). 't past ...te voeren: het betaamt jou niet zoveel praats te hebben. 't past: het is voegzaam, het betaamt (WNT passen D, 1); kaeckx (...) voeren: (veel) praats hebben (WNT kaak V, 1, α).
voetnoot18
bestaen: ondernemen (WNT bestaan I, A, 1).
voetnoot19
Ick ... toe; nochtans: Ik zal het liefde noemen, echter ... .
voetnoot21
Vrou ... gaen: Mevrouw, lijk niet op dat lichte meisje: eerst moet men zijn darm vullen en dan word je nog afgerost, krijg je een pak slaag (WNT nicht 5).
voetnoot23
schen-tong: lastertong (WNT schenden samenst.).
voetnoot24
meysjes: dienstmeiden (WNT meisje 6).
voetnoot25
De werkwoordsvormen doet en maeckt zijn gebiedende wijzen die duiden op de vrouwen met dienstmeisjes. Lees: ‘Want doen jullie al wat jullie kunnen, en maken jullie het een keer niet naar hun zin, [dan ...].
voetnoot26
haer: 3e pers. mv. Verwijst naar meysjes (24).
voetnoot27
schieten En schempen: schimpen en honen, vaste allitererende uitdrukking (WNT schieten B, 18 en WNT schimpen 2).
voetnoot29
huur: loon (WNT huur 2, a). bromt: overdreven pronkt (WNT brommen I, II, 2).
voetnoot30
trots: zo goed als. In vaste verbinding: ‘trots de(n) beste(n)’ (WNT trots III, 1). uyt komt: voor de dag komt (WNT uitkomen (I), I, 17).
voetnoot31
Heer: algemene aanroeping van een hogere macht. God, Jezus.
voetnoot32
Ghy kunt geen geck verstaen: jij kunt niet bevatten wat als grap, gekkigheid, is bedoeld. sint: bent, Nauta 1893, 120 (WNT zijn (I) kol. 622). sonderlingen: vreemd, wonderlijk (WNT zonderling (I) A, IV, 11 en 17).
voetnoot33
dat mal moet of: het moet afgelopen zijn met die gekkigheid. begeckt: bespot, gebiedende wijs enk. (WNT begekken).
margenoot+
[A2v]
voetnoot35
denckt: bedenk, gebiedende wijs ev. deucht (...) leere: voordeel brengen (WNT denken B, 4).
voetnoot36
dus ... te scheeren: dus betaamt het jou niet mij te bespotten. (WNT passen D, 1 en scheren (III), A, 1).
voetnoot37
Ionge ... wel: een spreuk. snaeversnel: druk praatjes verkopend (WNT snaversnel 2).
voetnoot38
Ionge ... wel: een spreuk. snaeversnel: druk praatjes verkopend (WNT snaversnel 2).
staet'er: staet haer. 'er: 3e nv, 3e pers. mv. Verwijst naar jonge meysjes (37).
voetnoot39
vroet: verstandig (WNT vroed I, 1, a).
voetnoot40
Benierlick: welgemanierd (WNT manierlijk 1). gauw: slim (WNT gauw I, 1, c, α). kloeck: m.b.t. het verstand, de geest: wakker (WNT kloek (I) A, 9).
voetnoot41
achterdocht ... sinnen: nadenken en oppassen (WNT achterdocht en zorg (I) II, 7).
voetnoot42
sulje: moet je.
voetnoot43
moris leeren: leren hoe je je hebt te gedragen. komje: als je komt.
voetnoot44
Een kreuckjen in dat bladt: Betekenis onduidelijk. Mogelijk wordt met kreuckjen een slechte eigenschap of gebrek bedoeld (WNT kreuk 4). bladt kan geïnterpreteerd worden in de zin van strafblad. In een slecht blaadje bij iemand staan. Niet in Harrebomée (1858-1870).
voetnoot45
poortklock: klok, grote bel, die zich vroeger boven op ieder der stadspoorten bevond en die 's morgens bij het openen en 's avonds bij het sluiten der poort geluid werd ter waarschuwing van de burgers (WNT poortklok 1). ievers: ergens (WNT iewers 1).
voetnoot46
daer sy vrije smeeringh kitten: waar ze onbelaste sterke drank zuipen. vrije: ontslagen van de plicht belastingen te betalen. (WNT vrij II, 21, b, smering 3 en kitten (I) II).
voetnoot47
Ja schat ick: Ik denk het wel. (WNT schatten 8). Brangt ... doodt: Mogelijk: Brangt (eigennaam) heeft honderd gulden ingezet [mogelijk:uitgeloofd] op de dood van de oude Neel Miesen (eigennaam). het: heeft. uyt eset: ingezet bij een weddenschap. Op Peet Neel Miesen doodt: op de dood van (de oude) tante Neel Miesen (Neel, dochter van Miese) (WNT peet 3 kol. 913 onderaan). Met Miesen als toenaam kan echter ook ‘veel geld’ bedoeld zijn (WNT mies). In dat geval gaat het om 'de rijke oude tante Neel. (Vgl. ‘Heur Suster Peet-neel die stonck te lijdige van den roock, Wangt se sat een heelen halven dagh over een halve beglomme turf en huycke-vaeckte En dat in een hoeckje van de mart, met een deel lappen, soo ouwen als nieuwgemaeckte’, BURGHOORN, Snorrep. (WNT huikefaken)).
voetnoot48
dat 's de ouwe wet: dat is het oude gebruik. wet: gebruik. In 49/50 wordt uitgelegd wat de ouwe wet inhoudt. (Vgl. Bredero/Zaalberg & De Haan, 1972, p. 165, 2136: ‘(Maar holla, ick moet ierst gaan huylen tranen met tuyten Na d'ouwe wet. Och och!’).
voetnoot49
Dat ... genieten: het boeren koopmanschap kan niet veel betekenen, als het gezelschap geen vat goed bier kan drinken om de koop te vieren. (WNT beschieten C, 2 en gezelschap).
voetnoot50
hanneken: zwak en onnozel man (WNT hanneke1, a). neemt harrewarts sijn tree: komt deze kant op. (Mnl. Wdb harewaert en WNT tred(e) I, B, 6, a, α).
voetnoot51
wat gepluckt'er vinck: wat een armoedzaaier (WNT vink (I) II, 4, b, α) voor meer informatie over deze grammaticale vorm zie Paardekooper 1970 en Koelmans 1970). loof: denk, meen (WNT gelooven II, A, 2, d). hy brenght onweer mee: dat belooft niet veel goeds.
voetnoot53
Huys-moffe knappe: mogelijk: Overlandse huisknecht (WNT knaap, [kopje] hist. taalkundige inleiding). en dat ... taecken: mogelijk: dat hier voor ons [wijzend op Gregorius] is een [slecht] teken; rijmdwang kan het vocalisme van taecken bepaald hebben.
voetnoot58
neenje: ‘Neen’ kan worden verbonden met een pronomen wanneer er antwoord wordt gegeven op een vraag (Overdiep, 1932, p. 287). sal: moet.
voetnoot61
arme voetknecht: arme drommel (WNT voetknecht 4).
voetnoot62
buyten tyden: nadat de stadspoorten gesloten zijn. Lett: buiten de voor een bezigheid gewone tijd. Meestal in ongunstige zin: op een ongelegen tijdstip (WNT buitentijds).
voetnoot63
Wech, ... man: rot op, man! pis in je [eigen] bed (Vgl. Van Sterkenburg, 1997, p. 320). so verslaetse niet: dan verschaalt ze (t.w. de urine) niet (Vgl. WNT verslaanI, 12).
voetnoot66
Gangs lijden: bastaardvloek, ‘bij het lijden van Jezus’ (WNT gans II). benje in de boone: zit je in de knoei (WNT boon (I) 7, i).
voetnoot70
vaer: vriend, vent, baas (WNT vader 8). Kees Baerten: er is bij het Meertens Instituut geen historische zanger of troubadour bekend met de naam Kees Baerten.
voetnoot71
Schoon ... hof: er is bij het Meertens Instituut geen volkslied bekend waarin deze tekstregel voorkomt.
voetnoot72
geen meer: volstrekt niet meer (WNT geen V).
voetnoot74
hy ... sweet: bet.: hij mag daar wachten (blijven), tot hij een ons weegt. In beeldspraak wordt het woord ‘zweten’ gebruikt als schertsende zinspeling op de lange, zo niet eeuwige, tijdsspanne die zal verstrijken voordat het genoemde zal gaan zweten (WNT zweten I, 1, a).
voetnoot75
altoos en (...) niet: volstrekt niet (WNT altoos (II) 3).
voetnoot76
Plancke voor 't hooft?: (Is zij) volkomen onbevattelijk? (WNT plank (I) 3). bruy heen: ga heen. In ruw of plat gebruik (WNT bruien II, 2). sin: gemoedsgesteldheid (WNT zin III, 16, a).
voetnoot77
Hier ... tanden: Hier sta ik nu verslagen, als een bedrogen sukkel, sprakeloos te kijken. mijn mondt vol tanden, Die soo wel als mijn maegh jeucken: Men zegt dat (iemand) de maag jeukt, of dat (hem) de tanden jeuken, wanneer iemand honger heeft (WNT kijken I, A, 8, kijken I, B, II, 2, e en jeuken A, II, 1, a, β).
voetnoot78
Gansduysent schanden: bastaardvloek (Zie: Van Sterkenburg, 1997, p. 197).
voetnoot79
Is dit tespedum Studiosi: is dit de muze van een student? tespedum Studiosi: de muze van een student (thespiadum Studiosi).
margenoot+
A3[r]
voetnoot80
het mach sint felten zijn: het mag de duivel zijn. sint felten: krachtterm of verwensing waarbij Sint Velten in de plaats van de duivel is gekomen (Van Sterkenburg, 1997, p. 390).
voetnoot81
Aristotelem: Aristoteles (384-322 v. Chr.). Grieks wijsgeer (Winkler Prins, 1990-1993). Zijn filosofische, dialectische en retorische werken namen een prominente positie in in het hoger onderwijs in de renaissance (De Ridder-Symoens, 1987, p. 7; Klifman, 1983, p. 35).
voetnoot82
Seneca: Lucius Annaeus Seneca (5 v. Chr. - 65 n. Chr.). Romeins filosoof en literator. Speelde een belangrijke rol in hofkringen en had politieke macht. (Winkler Prins, 1990-1993). Was een van de eersten die de term ‘Artes liberales’ gebruikte (Zie: Wolthuis, 1952, p. 181). Cicero: Marcus Tullius Cicero (106-43 v. Chr.). Romeins staatsman, advocaat, prozaschrijver en filosoof. Wordt algemeen beschouwd als de grootste Romeinse politieke redenaar (Winkler Prins, 1990-1993). Zijn retorische werk was van groot belang voor het universitaire onderwijs in de zeventiende eeuw; zijn brieven en redevoeringen werden behandeld aan de Latijnse school (Klifman, 1983, p. 38; Kuiper, 1958, p. 118). gelaten: achtergelaten (WNT laten (I) A, 13).
voetnoot83
In armoe gevangen: verholen conjuncte participiumconstructie, verbonden met ick (82). daer: daar waar.
voetnoot84
Haer... Excutio juris: hen de voltrekking van het recht zal laten ondergaan. Haer: hen. Verwijst naar Aristotelem (81), Seneca (82) en Cicero (82). Gregorius bezat kennelijk boeken van deze auteurs. Excutio juris: de voltrekking van het recht (exsecutio iuris).
voetnoot85
Studium: studie.
voetnoot86
Het ... omkomen: Het zou met deze ellendeling dan niet zo ellendig gesteld zijn. Het sou dan (...) niet omkomen: het zou dan niet gedaan zijn (WNT omkomen II, 2, b). cum me misero tam misere: met mij, ellendige, zo ellendig.
voetnoot87
die hem dat verstaet: wie daar verstand van heeft. Wederkerend werkwoord (WNT verstaan B, IX, 37, a). dat: de reken-konst (85). bevindt Te kort te komen: ontdekt dat hij te kort komt (WNT bevinden 2).
voetnoot88
daer 's raedt toe: daar is wel wat op te vinden (WNT raad A, 4).
voetnoot89
Sey wijs-hooft: de student spreekt zichzelf hier op ironische wijze toe. wijs-hooft: ironische of spottende benaming voor iemand die zich verbeeldt veel of alles te weten, wijsneus. (WNT wijshoofd 1). breeck (...) op ... meden: vertrek met de noorderzon (Vrije vertaling). breeck (...) op: vertrek zonder iets mee te nemen (WNT opbreken I, B, 3, a). neem de ruymte meden: ga vrij en onbelemmerd je gang (WNT ruimte I, 6, c).
voetnoot90
quia quod volunt non possunt: omdat ze niet kunnen (krijgen) wat ze willen.
voetnoot91
Dan ... man: dan kun je weer een frisse start maken in een nieuwe omgeving. is ... gemaeckt?: (retorische vraag) Is dat niet voordelig? (WNT rekening 14). Noozeman speelt hier met de betekenis van het woord rekeningh: berekening, optelsom (WNT rekening 1).
voetnoot92
die ... raeckt: die zich niet op luisterrijke wijze(in materieel en financieel opzicht) redt in het leven. (WNT heerlijk II, I, A, 1, a en wereld III, 12, e, δ).
voetnoot93
half windt seyle wil: kalmpjes te werk wil gaan (WNT halverwind). gaste: lieden.
voetnoot94
met de kleyne maet: uit kleine glazen, in kleine hoeveelheden (WNT maat II, 6). koopen: drinken. In gemeenzame taal wordt ‘koopen’ met de betekenis ‘drinken’ gebezigd m.b.t. dranken die men in een drankgelegenheid gebruikt (WNT koopen 1). monsr.: monsieur. vaste (...) nae: verlangen vurig naar (WNT vasten (I) 7).
voetnoot95
Heer waert kom voort: Heer waard, verschijn! verkeer-bort: bord of tafel voor verkeerspel [een soort triktrak of backgammon WNT verkeerbord 2].
voetnoot96
een gladde kaert: een nieuw spel kaarten. (Zie: Bredero, 1942, p. 235, 1743. (‘Schreef hij niet voor een gladde kaart een hiele vane biers’)).
voetnoot97
In somma: kortom (WNT somma 5). verkeerder: iemand die iets verdraait (WNT verkeeren (I) afl.), zowel als: iemand die het spel op het verkeerbord speelt (WNT verkeeren (II) afl.). Noozeman speelt hier met de betekenissen die dit woord kan hebben. verkeeren: het spel op het verkeerbord spelen (WNT verkeeren (II) 1).
voetnoot98
op (...) leegh gaen: teren (WNT gaan II, A, 3). Nevenschikking van leegh gaen en teeren. Beide woorden hebben dezelfde betekenis.
voetnoot99
Et interea ... by: En intussen weet de waard ook goed mee te doen. Vaste uitdrukking (WNT slim B, 4). den hospes: de waard, den bevat een genus -n (WNT hospes 2). Et interea: en intussen.
voetnoot100
Maer... staet: maar let goed op wat zijn taak is. elck past op sijn gety: iedereen grijpt zijn kans (WNT oppassen II, A, 1 en getijde A, 2, b).
voetnoot101
Hy ... over: Hij laat zijn geweten in de steek om zo veel mogelijk financieel gewin te behalen (Vrije vertaling). Lett: hij geeft zijn geweten over aan het krijt. Winkeliers, herbergiers enz. tekenden hetgeen zij te vorderen hadden op met krijt. Meermalen vindt men toespelingen op het feit dat de schuldeiser daarbij te veel opschreef (WNT krijt II, 3). sause: omstandigheden die het genot ergens van verhogen (WNT saus 1).
voetnoot102
Lijck: zoals (WNT lijk VI, 1, a, β). plompe: iemand wiens gedachten gericht zijn op het lagere, op het aardse (WNT plompaard I, 3), zelfstandig naamwoord. proper: mooi, fraai, in ironische toepassing (WNT proper A, 6). verstae mijn: het verstand van (WNT verstaan B, IX, 37, a). lause: leus (Van Moerkerken 1898, 636 lause).
voetnoot103
Dat ... te beslaen: dat krijt, dat geweldige krijt, hoort men de hoogste eer te geven. ‘(Iets) in goud beslaan’: het in een gouden omhulsel sluiten, vergulden (WNT goud 1). Het gaat erom, dat het krijt waarmee de schuldenlast opgeschreven wordt, erg veel geld oplevert, omdat de waard meer schuld schrijft dan de gasten feitelijk hebben.
voetnoot104
rustigh: zelfverzekerd (WNT rustig (I) I, 7, b). Het WNT brengt dit citaat uit de Beroyde Student echter in verband met een andere betekenis van rustigh, namelijk: mild, vrijgevig (WNT rustig (II) I, 10). Die betekenis lijkt ons onjuist, omdat de waard juist bezig is zijn zakken vullen door de klanten bier te laten betalen dat zij niet genuttigd hebben. Tevens blijkt uit 107, 108 dat hij het bier aanlengt met water. krijt-ben: mand met krijt.
voetnoot105
schonck: bood drank aan (WNT schenken A, 3). Dit woord schonck is een combinatie van de betekenissen ‘inschenken’ en ‘aanbieden’. hys': hy + se. Het woord ‘se’ (m.v.) verwijst naar yemand (e.v.) (104) er treedt bij deze verwijzing dus incongruentie in getal op. monde: wel zou smaken (WNT monden 4, a).
voetnoot106
't Most wesen: het was zo (WNT wezen (I) A, I, 3, b). dat ... bevonden: dat hij daar veel voldoening [mogelijk: voordeel] van had gehad (WNT bevinden B, 3). 'er [...] by: daarvan.
voetnoot107
Dan ... etapt: Dan, met een half volle kan [gaat hij] naar de tapkraan en met veel schuim [heeft hij de kan] volgetapt. Dan: gebruikt om aansluiting te vinden bij wat hiervoor is gezegd. De gedachte wordt met het woord Dan weer opnieuw opgenomen (WNT dan (I) I, C, 7, c).
voetnoot108
voor de hangt: voor het grijpen (WNT hand I, I, F, b, β). Fobert: eigennaam. en of ... snapt: en indien onze Prijn een borrel neemt. Prijn: eigennaam. snapt: pakt (van een borrel) (WNT snappen A, 1).
voetnoot109
Ick ... maecken: Ik moet zelf winst maken. reeck'ningh maecken: winst maken (WNT rekening 6). De mededeling die in deze zin gedaan wordt, wordt voortgezet in 110, waarin verteld wordt, waarom hij zelf winst moet maken: Om de ... te betalen. waer ... halen is een bijw. bz. van toegeving. het: met het woord het wordt geduid op geld, hoewel dat niet in de talige werkelijkheid aanwezig is. Er kan hier niet naar winst (108) of reeck'ningh (109) worden verwezen, want dat zijn geen het-woorden.
voetnoot110
Bier-beschoyer: iemand die tappers voorziet van van buiten ingevoerde bieren (WNT bierbeschooier).
voetnoot111
Het overleggen is 't al: zuinig aan doen, is waar het op aan komt. Het overleggen: met beleid en voorzichtigheid te werk gaan bij zijn uitgaven, (WNT overleggen VII, 5, b en al (I) II, 2, a, β). Het overleggen is 't al sey 't wijf toense speck in de boter briet: dit is een vaste uitdrukking die als apologisch spreekwoord te vinden is bij Harrebomée (1857-1870): ‘Het overleggen is 't al, zei de vrouw, en zij braadde het spek in de boter’ (dl. 2, p. 284). Het gaat hier om de tegenstelling tussen de waarschuwing om zuinig te zijn, en het verkwistende gedrag van de vrouw, die spek in boter braadt, terwijl spek zonder boter gebraden kan worden (Vgl. Kruyskamp 1947).
voetnoot112
En wat voordeel ... geniet: en wat een financieel gewin heeft de pleitbezorger, en de hele meute, die op het terrein van de rechtspraak werkzaam zijn, door dat werk. (WNT voordeel (I) 6, b, α) en WNT solliciteur 1). & tota turba: en de hele meute. pleyt-sack: zak voor gedingstukken (WNT pleitzak).
voetnoot113
Hoc omnibus Notum: dit is bekend aan allen.
voetnoot114
vet: rijk (WNT vet V, 2, b, α). smeer: vet (WNT smeer II, 1). groejen: lett: dikker worden; fig: genoegen hebben, zich verheugen, in hun schik zijn (WNT groeien II, 3, a). Beide betekenissen zijn van toepassing.
voetnoot115
Dat isser de frayicheyt of: dat is het mooie ervan. Ironisch bedoeld. (WNT fraaiheid 3). maer ... blijft: maar degene bij wie geen voordeel te behalen valt, en die even arm blijft. daer ( ...) aen: betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord met ingesloten antecedent (WNT verwinnen I, 6). sober: arm (WNT sober A, 4).
voetnoot116
die: onderwerp bij Is (117). 't is wis: dat staat vast, parenthetische zin (WNT wis (I) 4, c).
voetnoot117
konst: kennis, kunde (WNT kunst 1). reeckenschap: rekenkunde.
voetnoot118
In hoc casu: in dit geval. want ... een boobel: want anders is het niets waard. Lett: want anders is het [zelfs] geen zeepbel. boobel: zeepbel, luchtbel, als beeld van het vergankelijke, broze, of van het nietige, waardeloze (WNT bobbel 1, c). het: de reeckenschap (117).
voetnoot119
zijn (...) geconfijt: zijn doorkneed, zijn zeer ervaren (WNT konfijten 2). afgerecht: bekwaam (WNT afgericht 1).
voetnoot120
brenght het me: brengt het met zich mee.
voetnoot121
itimme: een post op een rekening (MNW Item). swilck: tweezijdig geweven, grove, linnen stof (WNT zwilk I, 1).
voetnoot122
snorrepypen: fraaiigheden (WNT snorrepijp 4). reeckent ... loope: beschouw dat als hetgene dat jij op oneerlijke wijze in je bezit hebt gekregen. (WNT rekenen (I) 3, a, β en oog II, 1, f). dat en 't geen verwijzen naar itimme (121).
margenoot+
[A3v]
voetnoot123
moer: een aanspreking van Brecht (vrouwennaam, 120) door Krijn (120). ick ben de man niet: ik ben niet een persoon die zo iets doet (WNT man I, A). duyvels ton: ton waarin de kleermaker de door het oog van de schaar gehaalde lappen in smijt (Van Moerkerken 1898, 628). wel soo veel: minstens zo veel.
voetnoot124
vry bier: onbelast bier. vry: ontslagen van de plicht belastingen te betalen (WNT vrij II, 21, b).
voetnoot125
de reeckening': het rekenen, het cijferen (WNT rekening 8). de schrift: de schrijfkunst.
voetnoot126
Al ... kan weten: Al was het in Romeinse cijfers, zolang degene die het opgetekend heeft maar weet wat het betekent. boere krijtje: overoude wijze om getallen d.m.v. stippen, kruisjes en rechtstaande of schuinliggende strepen i.p.v. met Arabische cijfers op te schijven. (‘Met boerenkrijt rekenen’: in Romeinse cijfers rekenen) (WNT boerenkrijt 2).
voetnoot127
Maer die ... maken: maar degenen die hun berekeningen slecht doen. (WNT rekening 1).
voetnoot128
neskebolle: idioten, zotten (WNT nesch koppel.). dat ... scheurt: vrij: dat men hun het toepassen van de rekenkunst verbiedt. Er is sprake van groepsflexie: de is niet verbogen in de tweede naamval, terwijl reeckenaers wel verbogen is. wet-boeck: boek waarin het geheel der wetten, regels, voorschriften op een bepaald gebied zijn verzameld; vaker nog ter aanduiding van die verzameling zelf, waarbij de gedachte aan een concreet boek geheel naar de achtergrond verdwijnt. In algemene toepassing waar het toepassingsgebied niet inherent in de woordbetekenis is vervat, maar wordt uitgedrukt in een bijv. bep. (WNT wetboek a). In deze opvatting moet de reeckenaers wet-boeck gezien worden in analogie met ‘wetboek der natuur’ (aanduiding van het natuurrecht) en ‘zedelijk wetboek’ (aanduiding van een geheel van ethische regels. Deze passage moet mogelijk figuurlijk worden geïnterpreteerd.
voetnoot129
Gelijck: zoals (WNT gelijk I, b). Met het woord Gelijck wordt een reeks voorbeelden ingezet, die door middel van het nevenschikkende voegwoord of (131 (2 x) en 133) met elkaar verbonden worden. veugels: kerels, in spottende of ironische persoonsaanduiding (WNT vogel B, I, 4, a).
voetnoot130
Dat ... valt: de gouwe bergen die de neskebollen zichzelf toedichten, blijken meestal niet meer te zijn dan ‘ijzeren bergen’. Dat: dat wat, hetgeen, met de voorgaande zin als antecedent. daer (...) mee: met het yser (130). na 't gat rygen: te lijf gaan (WNT rijgen 9).
voetnoot131
coop're gout-maeckers: personen die goud trachten te maken, maar die in feite slechts met koper bezig zijn. Coop're werd wel gesteld tegenover ‘gouden’ als epitheton van iets van mindere waarde (WNT goudmaker en koperen I, 1, c, δ). die: degenen die. vermoen: menen (WNT vermoeden I, 2).
voetnoot132
van groot gheslacht: van hoge geboorte. reeckenen: menen (WNT rekenen I, 17).
voetnoot134
Dat ... wese: [en] dat zij erop rekenen in een mum van tijd (of: op die manier) rijk zullen worden. In of [gelijck] die ... slagen (133, 134) is sprake van een anakoloet: de zin wordt op een andere wijze afgemaakt dan hij begonnen is. het: op die manier rijk worden.
voetnoot135
Maer hoe!: uitroep, tussenwerpsel (WNT hoe I, 6). hem (...) te buyte gaen: de grens van wat zedelijk aanvaardbaar is overschrijden (WNT buiten (IV) II, III, A, 27, a). hem: zich. dus: op deze wijze (WNT dus A, 2, a).
voetnoot136
't word ... gheseydt: het wordt slechts over de slechtste personen gezegd. (WNT maar (V) II, 3), van (I) A, XI, 30, a, β, slim A, 2 en soort 3, a). de ... aen: de fatsoenlijke moet het zich niet aantrekken. vroome: de fatsoenlijke, de eerzame (WNT vroome (II) 1). treck: aanvoegende wijs.
voetnoot137
conditsy: maatschappelijke positie (WNT conditie 1). zijn altoos soo van sinne: zijn altijd zo van aard. (WNT zin IV, 23, b en altoos I, 2).
voetnoot138
Dat ... winnen: dat zij bij voorkeur omgaan met degenen die hun kost door arbeid verdienen. (WNT liefst 2, a en houden III, E). ad practicum: gericht op de praktijk (door arbeid).
voetnoot139
Hier ... klipper-tant: hier sta ik onbeweeglijk te klappertanden. staen (...) en klipper-tant: sta te klappertanden (werkwoordelijke hendiadys. Zie: Hermkens & Van de Ketterij, 1984, p. 165-167 en Strengholt 1970; WNT vaststaan 1, a).
voetnoot140
wat raet: wat te doen? Wat moet ik beginnen? (WNT raad A, 4).
voetnoot141
mach (...) neerleggen: kan neerleggen. stoep-banck: zitbank bij de deur van een huis (MNW stoep, 1). dat niet heeft te eten, of te breecken: de uitdrukking noch te eten, noch te breken hebben wordt gebruikt met betrekking tot personen die gebrek lijden of straatarm zijn. (WNT breken I, B, 1, a).
voetnoot142
holster: reiszak (WNT holster 2). schabbetjen: vod (WNT schabbe I, 1).
voetnoot143
mijn ... kort: mond, zwijg (gebiedende wijs) nu snel.
voetnoot145
Ick ... vinden: Ick: ond. wed: pv, ww-gez. ick ... vinden: lv-zin.
voetnoot146
kuyer ick: wandel ik op mijn gemak (WNT kuieren (I) A).
voetnoot147
houwe my niet van: houden mij niet af van. (WNT houden II, 2).
voetnoot149
Een wack're water-hondt ... slooten: bet.: een bekwaam man die zijn voordeel najaagt, laat zich niet uit het veld slaan door de moeilijke omstandigheden die hij moet overwinnen om zijn doel te bereiken (WNT waterhond 1, b).
voetnoot150
Ick ... haer: ik ben van mening, dat hetgeen ik heb genoten van haar, alles wat ik moet doorstaan, waard is. (WNT schatten 8 en al (I) II, 2, a, α).
voetnoot152
Sy ... sach: Zij zorgt ervoor dat ik voel, wat niemand ooit heerlijker heeft ondervonden. soeter: aangenamer, heerlijker in fysiek-erotisch opzicht (WNT zoet (I) A, IV, 7, d, α). sach: (aan den lijve) ondervond (WNT zien I, 8, b).
voetnoot154
die ... malen: bet.: zij is zeer goed in bed. malen: seksuele omgang hebben (WNT wonder (II) II, 9, b MNW malen (I)). Hier wordt bovendien een toespeling gemaakt op het jargon van het molenaarsbestaan.
voetnoot156
vriendschap: goed volk.
margenoot+
[A4r]
voetnoot157
ick ... wachten: ik zat al op u te wachten. sat (...) en wachten: werkwoordelijke hendiadys. Zie: Hermkens & Van de Ketterij, 1984, p. 165-167, Strengholt 1970 (WNT vast B, 9).
voetnoot158
mijn troost: schat, lief(je) (WNT troost 12).
voetnoot160
jy hebt ons soberheyt bedocht: ironisch bedoeld.
voetnoot161
Dusk ... loopen: Wat een mooi gebraden vlees! Jij weet wel waarop de stenen lopen. Dusk: zo'n (WNT dusch). jy ... loopen: in deze uiting wordt een erotische toespeling gemaakt op het malen van molenstenen. steenen: loopsteen; de zich bewegende, bovenste molensteen (WNT looper II, 11).
voetnoot162
Het siet: het ziet eruit (WNT zien (I) B, IV, 50). met boter overdropen: verholen conjuncte participiumconstructie, verbonden met Het (162).
voetnoot163
Sie daer: deze uitdrukking wordt gebruikt om de aandacht te vestigen op de mededeling en handeling die volgt (WNT zien (I) C, 58, a, β). geef ... van: als je het aan mij geeft, eet ik het rauwste gedeelte er wel van(af). raust: het rauwste gedeelte. (WNT eten I, B, 1, c, α).
voetnoot164
daer op: daarbij, erbij.
voetnoot165
hangdeloos: handeloos; hier aanspreking tot een lui persoon (scheldwoord).
voetnoot166
gauw: behendig (WNT gauw I, 1, b, β). snappe: kwebbelen (WNT snappen B, 3, a). 'k sou 't puyck houwen: ik zou het knap vinden. (WNT puik (I) II, A, 2, b en houden I, F, 4).
voetnoot167
Is ... heel?: Is jou mijn les van zojuist dan helemaal uit de herinnering verdwenen? Tegenwoordig is het subject (mijn les van flus) veranderd in het directe object, en het indirect object (jou) in het subject: ‘ben je mijn les vergeten’. Deze constructie komt vaker voor bij het werkwoord ‘vergeten’, en heeft de betekenis: uit de herinnering verdwijnen, uit het geheugen gaan. soo heel: helemaal. (WNT vergeten A, I, 1, b en flus, 3).
voetnoot168
Jy ... garneel: schertsende uitdrukking: jij hebt een zeer zwak geheugen (WNT garnaal 1, a, β).
voetnoot169
Benje ... verleegen: twee mogelijke interpretaties: 1.Vrije vertaling: moet jij nu altijd zo'n grote mond hebben?. Benje (...) met (...) verleegen: wordt je belemmerd of gehinderd (WNT verlegen 3, b, α). lange tong: iemand die een lange tong heeft, is kwaadsprekend, of kan geen geheimen bewaren (WNT lang (I) A, I, 1, b). Hier in aansluiting bij de herhaaldelijke waarschuwingen van Elsje, nl. dat Pleuntje haar mond moet houden. 2. Heb je dan altijd honger en dorst. In aansluiting bij de waarschuwing dat Pleuntje het eten dat Leendert heeft meegebracht niet zelf mag opeten.
voetnoot170
Gae set dit binne neer: Ga heen, zet dit binnen neer. bewaer het (...) Voor: bescherm het tegen (WNT bewaren (I) 6). te deegen: naar behoren (WNT terdege B, 1).
voetnoot172
Dat ... uyt-blijft: Bleef Volckert nu maar weg! (WNT uitblijven I, 3, b). het en heught Mijn nau: ik kan het me nauwelijks meer herinneren. het (...) heught Mijn: onpersoonlijke constructie. (WNT heugen A, III, 2).
voetnoot174
niet weynigh: in (behoorlijk) sterke mate (WNT weinig I, 1, c, δ). natten: natmaken in toepassing op het drinken (WNT natten 3).
voetnoot175
Terwijlent: in die tussentijd (WNT terwijl B, 1).
voetnoot176
kermis: 1. feest (WNT kermis (I) B, 2, a), 2. feestmaal (WNT kermis (I) B, 2, c). kopper: feestmaal (WNT kopper I).
voetnoot177
al de vreught ... weesen: als ik me met u uit mag leven, geniet ik net zoveel vreugde, als al de vreugde die waar ook is ontstaan; vrijer: (...) geniet ik de grootste vreugde die bestaat. vrolick weesen: zich uitleven (veelal genoemd m.b.t. eten, drinken en/of de liefde bedrijven) (WNT iewers 1 en vroolijk I, 2, c).
voetnoot179
Mijn suycker-riet, mijn bije-korf: koosnaampjes voor Elsje, waarin de zoetigheid uit 180 al tot uitdrukking wordt gebracht.
voetnoot180
de (...) vocht: vocht kon in de zeventiende eeuw ook als ‘de’-woord gebruikt worden (WNT vocht (I)). soetste: aangenaamste, heerlijkste in physiek-erotisch opzicht (WNT zoet (I) A, IV, 7, d, α). mijn dagen: in mijn leven (WNT dag (I) 5).
voetnoot181
Ghy ... leenen: U handelt op de juist manier, dat u een glippertje komt maken met uw lieve Leendert, als uw man u de lust onthoudt. (WNT weldoen 4). wanneer ... speene: bijwoordelijke bepaling van voorwaarde (of tijd) bij komt leenen. u (2e): meewerkend voorwerp. lust: lijdend voorwerp. speene: (het begeerde) onthouden aan (WNT spenen A, 2). een broot (...) leenen: overspel bedrijven, een glippertje maken (WNT brood I, B).
voetnoot183
volck: luitjes, vgl (WNT volk 3 e,f). jy ... maecken: jij zou een dienstmaagd zelfs opgewonden maken. meyt: maagd, dienstmeid (WNT meid 1 en 2). gaende maecken: erotisch opwinden (WNT gaande II, 1).
voetnoot185
altoos: altijd (WNT altoos I, 2).
voetnoot187
Ick ... niet: Ik geloof, dat zij mij niet langer horen of zien. Ick: ond. loof: pv, ww-gez. sy ... niet: lv-zin. (WNT gelooven II, A, 2, d). In 187-189 komt drie maal de uitgang -iet in rijmpositie achter elkaar voor.
voetnoot188
al ... verdriet: ook al lijd ik veel hartzeer. wat verdriet: genitief -s ontbreekt. (WNT verdriet (I) 3, a, α).
voetnoot189
soo haest en kom je niet, (...) Of ... worden: Je bent nauwelijks gekomen, of het lijkt alsof mijn kwellingen geheel en al van mijn lichaam geveegd worden. In deze zin is sprake van balansschikking: de eerste zin bevat de negatie en (...) niet. De tweede zin begint met het voegwoord Of en staat in de hoofdzinsvolgorde. In de tweede zin treedt incongruentie op van het onderwerp mijn quelling (e.v.) en de persoonsvorm worden (m.v.). (WNT haast (II) II, 2, b), schoon (II) II, A, 7, a en vegen B, 14, a).
voetnoot190
jorden: saaie, onnozele vent (WNT jorden).
voetnoot192
aer: ander. ick kroch, en steen: ik jammer en klaag. kroch en steen hebben ongeveer dezelfde betekenis, en worden ook veelvuldig gezamenlijk gebruikt en met elkaar in verband gebracht (WNT krochen 2).
voetnoot193
Soo ... deur: Zodra ik jou zie, verdwijnt al mijn minnesmart. (WNT rasch 2, doorgaan (I) B, 3, d en ziekte II, 3).
voetnoot194
loof: denk, meen (WNT gelooven II, A, 2, d).
voetnoot195
scharbier: de minste soort van bier (WNT scharbier). laen: vullen met drank (WNT laden, (I) II, 2, b).
voetnoot196
Jy ... menkaer: bet.: jullie passen volmaakt bij elkaar (WNT harmen 2).
voetnoot197
Was ... worden: Als de echtgenoot zijn seksuele plichten niet vervult, vrouw, dan kun je wel met een ander een paar vormen. (WNT mogen 5, a).
voetnoot198
Heerschip: God. zijn 't soo vreemde saecke?: is dat zo gek?
voetnoot199
wel haest: op gemakkelijke wijze, zonder moeite (WNT welhaast 2). stee-wijf: stadsvrouw, vrouw uit de stad (WNT stede samenst. A).
voetnoot200
me: men.
voetnoot201
sulcken kennis maeckt: elkaar op die manier leert kennen (te weten: door seksuele omgang met elkaar te hebben).
margenoot+
[A4v]
voetnoot202
moet ... steecken?: bet.: Moet je je nu verduveld altijd in het gesprek mengen? diefse: duivelse. Vandaar: bastaardvloek. kloet: vaarboom (WNT kloet (I) 1).
voetnoot203
Sie daer: ter inleiding van een nieuwe gedachte in het tekstverband (WNT ziedaar I, 2). kom ... spreecken: als je je nog eens in ons gesprek inmengt. in (...) spreecken: zich sprekende inmengen (WNT inspreken II, A).
voetnoot204
Het sal je rouwe: dan zul je er spijt van krijgen (WNT rouwen (I) I, 2). jou verbrangde stucke vleys: aanspreking vol scheldwoorden. verbrangde: verduiveld. Zie Crena de Iongh 1959, 101 voor dit gebruik van jou. (WNT verbrand 3, a, α en vleesch I, 4, c, α).
voetnoot205
't is vry hof: laat toch gaan, geef haar toch verlof. vry hof: verlof, toestemming (WNT vrijhof (I) 4). dit 's elcke reys Te doen: dit valt telkens (weer) voor. (WNT reis (I) 4, γ) en doen (IV) A, 4).
voetnoot206
was 't eens ick leed't: als het één keer was, zou ik het dulden. (WNT eens (I) 1) en lijden (I) I, A, 2). dit duurt vast alle dagen: dit zet zich alle dagen onophoudelijk voort. (WNT vast B, 2, b).
voetnoot207
vrou: meesteres, vrouw des huizes (WNT vrouw A, I, 3, a, α). ghy moet u proper dragen: u moet zich keurig gedragen. (WNT dragen (II) B). proper: op een behoorlijke, keurige wijze (WNT proper B, 1).
voetnoot208
'k Sal ... zijn: ik zal u iets geven dat in waarde overeenkomt met de dienst die je daarvoor gedaan hebt. vereeren: geld schenken in ruil voor een bewezen dienst of een verrichte inspanning. dat: wat; betrekkelijk vnw. met ingesloten antecedent. huur: de dienst waartoe men zich verhuurd heeft (WNT vereeren 1, a, huur 3 en waard (IV) I, 2, a).
voetnoot209
vertrou: vertrouw toe (WNT vertrouwen (I) II, 6).
voetnoot210
meysjens: dienstmeiden (WNT meisje 6). vaeren best: maken het het best (WNT varen (IV) A, V, 27, a). daer: daar waar.
voetnoot211
Die ... vertrouwen: die hun zo'n list (slippertje) als vriendin toevertrouwen. dus gelijken: dus gelijk een: zo'n. haer: hun (meewerkend voorwerp). (WNT gespeel 2, en vertrouwen (I) II, 7).
voetnoot212
Moy Niesjen, ... gaen: mogelijk is dit lied een variant op Van Plompaard en zen Wijvetje: ‘Maar Plompaard en zen wijvetje, Ze zijn vroeg opgestaan, Drij uurtjes vóór den dage, - Ja, ja! Van falderala! - Drij uurtjes vóór den dage, Om naar de markt te gaan’ (enz.). (Zie: Iepersch Oud-liedboek, 1962, p. 267, 268 of Pollmann & Tiggers 1956, 206). voor den dage: voor het aanbreken van de dag (WNT dag (I) 2). uyt snijde soude sy gaen: het is in dit lied mogelijk, dat er sprake is van letterlijk snijden, omdat Niesjen in haar vinger snijdt. Maar ook een erotische betekenis, waarbij gedacht moet worden aan de betekenis ‘schede’ van ‘snede’ is mogelijk.
voetnoot213
Moy Niesjen, ... gaen: mogelijk is dit lied een variant op Van Plompaard en zen Wijvetje: ‘Maar Plompaard en zen wijvetje, Ze zijn vroeg opgestaan, Drij uurtjes vóór den dage, - Ja, ja! Van falderala! - Drij uurtjes vóór den dage, Om naar de markt te gaan’ (enz.). (Zie: Iepersch Oud-liedboek, 1962, p. 267, 268 of Pollmann & Tiggers 1956, 206). voor den dage: voor het aanbreken van de dag (WNT dag (I) 2). uyt snijde soude sy gaen: het is in dit lied mogelijk, dat er sprake is van letterlijk snijden, omdat Niesjen in haar vinger snijdt. Maar ook een erotische betekenis, waarbij gedacht moet worden aan de betekenis ‘schede’ van ‘snede’ is mogelijk.
voetnoot215
Dat is een banckerot: dat is een teleurstelling (WNT bankroet 2). wat (...) gaen wy an?: wat moeten we beginnen (WNT aangaan II, I, 2, a). drommel: een wat gemoedelijker klinkend woord voor ‘duivel’, gebruikt als bastaardvloek (WNT drommel (I) 1).
voetnoot216
Daer 's weynigh swaerigheyt: het is geen ramp (WNT zwarigheid IV, 10, b, β).
voetnoot217
evenwel: niettemin (WNT evenwel 2, b). brassen: gulzig en overdadig eten en drinken (WNT brassen (I) I).
voetnoot218
soetjes stoejen: lekker vrijen. soetjes: aangenaam, heerlijk in physiek-erotisch opzicht (WNT zoet (I) A, IV, 7, d, α). stoejen: dartel en hardtastelijk spelen in toepassing op het minnespel (WNT stoeien (II) 1). de klaere vocht: vocht kon in de zeventiende eeuw ook als ‘de’-woord gebruikt worden (WNT vocht, (I)). klaere: heerlijke (MNW claer 2, a).
voetnoot219
daetlijck: zojuist, zo-even (WNT dadelijk B, 5).
voetnoot220
troor: pronkkast waarin men spijzen klaarzet, gereedmaakt of bewaart (WNT trezoor 3).
voetnoot222
een wackren hacht: een groot stuk vlees. hacht: een afgesneden stuk vlees (WNT wakker 6, c en hacht (I) 2, a).
voetnoot223
Soo was 't gescheeten: dan is het zo [opgegeten en] uitgepoept.
voetnoot224
stellen: plaatsen, zetten, leggen (WNT stellen I, A, 1, a).
voetnoot225
wilt u niet eens quelle: maak je niet zo ongerust. wilt: duidt het feit aan dat een handeling of toestand plaatsheeft (WNT willen II, 13, a, α en kwellen (I) A, 6, b).
voetnoot226
set: ga zitten (WNT zetten A, I, 3, a, β). stoof: voetenbankje (WNT stoof (I) 8, a).
voetnoot227
stulpen: als een stolp of deksel op of over iets plaatsen (WNT stulpen (I)). hups: aardig, mooi (WNT hupsch II, 3). byloo: bekrachtigende uitroep (WNT bijloo). bon: goed (Van Dale Groot Woordenboek Frans-Nederlands, 2e druk 1990, bon (2), 0.1).
voetnoot228
geleyt heb in sijn luyeren: in bed heb gelegd.
voetnoot229
't (...) muyeren: de zaak schikken (WNT muieren 1). gelijck wy pleegen: zoals wij gewoonlijk doen (WNT plegen II, A, 2).
voetnoot230
Hy ... muur: hij slaapt toch erg vast.
voetnoot231
flusjes: straks (WNT flus 2).
voetnoot232
Volckert zet hier het lied voort dat hij in 212, 213 had ingezet.
voetnoot233
ontsprang: opensprong (WNT ontspringen II).
voetnoot234
Helder op: vooruit! Aansporing om verder te zingen. mijn hartje: aanspreking voor Volckert. byget: bij God. Gebruikt als opzettelijke misvorming van het woord ‘God’ in platte, volkse taal. Een bastaardvloek gebruikt als nadrukkelijke bevestiging (WNT God II, C, 8, q, γ). jy singht gelijck een lijster: bet.: jij zingt erg vrolijk en helder (WNT lijster)
voetnoot235
jong-kees-koene: Aanspreekvorm voor een onbekende jongeman. Met jong kan een tot geslachtsnamen geworden onderscheiding van gelijknamige broeders tot uitdrukking worden gebracht (WNT jong (I) I, A, I, 2, b). om een pottje: om een potje bier te drinken (WNT pot (II) I, B, 3, a, α).
voetnoot236
duytsert: flink, levenslustig persoon (WNT duitscherd 2). 'k heb ginsen op de wacht ghestaen: ik heb daarginds in het geheim staan toekijken. (WNT ginds 2 en wacht (I) 1, a).
voetnoot237
Malegijs: Malegijs was de oom van Renout van Montalbaen (Zie: Spijker, 1993, p. 12). Hij kon toveren en was bovendien zeer sterk en dapper. Samen met zijn neef Renout sloeg hij vele Saracenen dood. Behalve in Renout van Montalban treedt Malegijs op in een werk dat zijn eigen naam draagt, dat in ieder geval halverwege de zestiende eeuw in druk verkrijgbaar was. (Zie: Franssen, 1993, p. 113 en Renout/Adema, 1998). drommel: een beklagenswaardig persoon (WNT drommel (I) 2, c).
margenoot+
B[1r]
voetnoot238
Dat sijn wijf was: wat zijn vrouw was. Sluit aan bij drommel (237). bloet: aanspreekvorm voor Volckert; man, kerel (WNT bloed (II) 1). havicks-klauwen: de handen van sijn wijf (238) worden vergeleken met de klauwen van een havik (WNT haviksklauw).
voetnoot239
Daer ... krauwe: Waarmee zij hem het gezicht door krabben kon verwonden. backisjen: gezicht. Hier ironisch weergegeven door de verkleinvorm (WNT bakkes 1, openkrabben 2 en krauwen B, 1, a).
voetnoot240
hoe hy was in de ly: Hoezeer hij ook in een onaangename situatie verkeerde (WNT lij (I) 2).
voetnoot241
Soo toonden hy hem noch: zo deed hij zich nog voor (WNT toonen C, 12, d). kleyne burgery: onderdanen.
voetnoot242
en kosten hem niet stille: konden hem niet tot rust brengen. kosten: konden. (WNT stillen A, 3, a).
voetnoot243
grauwden: sprak op grommende toon (WNT grauwen II, 2). De -n is een verbindings-n ter onderscheiding van de sjwa en de anlautende vocaal van het volgende woord. hy wouse allegaer villen: hij wilde ze allemaal villen. allegaer: allen zonder uitzondering (WNT allegaar 2, a).
voetnoot244
kreegh hem ongder: kreeg hem in haar macht (WNT onderkrijgen 2). smeet ... blont: sloeg hem dusdanig bont en blauw. (WNT smijten I, A, 5). blont: blond wordt gezien als ‘geelachtig blauw’, wanneer de huid verkleurt als gevolg van opgelopen letsel. blont wordt in deze betekenis vaak verbonden met ‘slaan’ en ‘blauw’ (WNT blond 9), en allitereert bovendien met blauw.
voetnoot245
naegel-streepen: striemen in het vel, veroorzaakt door het krabben met de nagels.
voetnoot246
Soo ... kenne: [dat] zijn aanzicht dusdanig bespat was, dat men hem niet meer kon herkennen. kost: kon. (WNT kennen II, 3, a).
voetnoot247
meugh (...) schennen: kan toetakelen (WNT schenden 1, a).
voetnoot248
havenen: mishandelen (WNT havenen (I) I, B, 3, a, α). deynckt ... fatsoen: bedenk, dat ik een boer van goede stand ben. fatsoen: aanzien, waardigheid, goede stand (WNT denken B, 4 en fatsoen 10).
voetnoot249
Daer,... doen: ‘Pak aan, om jou te ontdoen van verkeerde eigenschappen’, zei ze, ‘het is, opdat je volstrekt geen kwaad meer zult doen’. Daer: uitroep bij het geven van een klap. geen meer: volstrekt niet meer (WNT boosheid 3, a, zuiveren I, 1, b, β, omdat syn. en geen V).
voetnoot250
sy weer van slaen: en zij begon weer te slaan. dat was hem: enorm. immers: in elk geval (WNT immers 1). ten lange leste: na geruime tijd (WNT lang (I) A, II, 6).
voetnoot251
alle dingh raeckten ten besten: alles kwam goed.
voetnoot252
kuyerde: wandelde ik op mijn gemak (WNT kuieren (I), A). te leggen uyt het wagen-spoor: naar bed te laten gaan (WNT wagenspoor 2). Keesje spreekt hier in de derde persoon over zichzelf.
voetnoot253
Al ries: Nu al? (WNT alreeds suppl.). van ... hooft: van al dat slapen word je maar suf! Jan Floor: Jan met de korte achternaam. Floor: weinig flink of weinig beschaafd persoon, pummel (WNT Floor).
voetnoot254
stee-luy: de mensen uit de stad. die 's nachts ... halen: hier citeert Kees wat de stee-luy zeggen.
voetnoot255
nae 't warme langt: naar Oost- of West-Indië, vgl. Bedrooge Dronkkaart vs. 457, 458 (WNT warm (I) kol. 1204).
voetnoot256
Jy... gesel: jij was vroeger gewoonlijk toch een vrolijke klant bij de drinkebroeders. Opvallend aan deze zin is, dat de persoonsvorm (pleeght) in de tegenwoordige tijd staat, terwijl er door middel van eertijts aan een situatie uit het verleden wordt gerefereerd. pleeght (...) te wesen: bent gewoonlijk (in toepassing op iets dat in het verleden geschiedde) (WNT plegen II, A, 1, b, δ, borst I, eertijds 1 en gezel 3).
voetnoot257
noch: nog steeds (WNT nog 2). als 't pas geeft: als het zo uitkomt (WNT geven I, II, B, 2). 't is alle daegh geen kermis: het moet een uitzondering blijven (WNT kermis (I) A, 3, b).
voetnoot258
Laet ... hangen: laat jij de moed al zo snel zakken. (WNT staart A, 3). Volckert bekritiseert Keesje, omdat hij nog jong is en derhalve veel vaker in de kroeg zou moeten zitten. dat ... beugel: dat kan er niet mee door, dat kan niet geduld worden (WNT beugel 25).
voetnoot259
was ick een andre braet-veugel: gedroeg ik me heel anders dan jij. Vrije vertaling. braet-veugel: spotnaam voor een kale, berooide vent (WNT braadvogel).
voetnoot260
hil: hield. schout-ambacht: rechtsdistrict dat door een afzonderlijke schout berecht en beheerd werd (WNT ambacht II).
voetnoot261
En als ick noch begin: en ook als ik me tegenwoordig zo gedraag. soo: dan (WNT zoo (II) I, 3, a, β). dooch ick niet een bruy: gedoog ik helemaal niets. (WNT brui II, 3).
voetnoot262
flus: zo-even (WNT flus 3). seltschip: gezelschap (WNT gezelschap). beven: trillen, sidderen van vrees (WNT beven A, 1).
voetnoot263
Branckje Flooren ... komenschip: Branckje Flooren (eigennaam) moest een royaal rondje geven, omdat hij een succesvol handeltje heeft gehad. een half vatje: inhoudsmaat (in deze context waarschijnlijk van bier), die overeenkomt met de helft van de inhoud die in een vat past. Door een komenschip: geeft de reden waarom Branckje Flooren een half vatje geven most. (WNT koopmanschap kopje en 1, b).
voetnoot264
wy ... an: Bij God, wij sloegen er de hand aan, alsof we uitgehongerd waren. (WNT peuren (I) A, 4, a). 'er: daer. by gort: bastaardvloek, waarbij het woord God opzettelijk is vervormd in platte, ruwe volkstaal. gelijck verhongert: verholen conjuncte deelwoordconstructie, verbonden met wy: alsof we uitgehongerd waren.
voetnoot266
t spul: genoegen, vermaak (WNT spel 3). jou: in analogie met: ‘me’ in debetekenis van: [begon ik] me [toch te zingen]. van ... tornoyen: over jonker Willem en toernooien (WNT zingen (I) 1, d, β en toernooi 1). Waarschijnlijk wordt hier Een oudt Liedeken, van Ioncker Willem uyt Vlaenderland bedoeld: ‘Wie wil van Tornoyen, van Tornoyen hooren spreken, Hoe datmen daer met Schilden en met speren soude steken, Also veer in Engeland, Daer worde ontboden, daer wordt ontboden De stoute joncker Willem uyt Vlaenderlant’ (enz.) (Zie: Haerlems oud Liedt-Boeck, ca. 1640, p. 51/52. En: Amoreuse liedekens, 1984, p. 131/132).
voetnoot267
Mit: meteen, op dat ogenblik (WNT mits 16). Geyn-boer: een boer uit het Gein. Het Gein is een landstreek aan het riviertje het Gein, dat loopt van Geinbrug (nabij Weesp) naar Abcoude (Van der Aa, 1839-1851, dl. 4, p. 488/489). komt (...) uyt ... springen: springt plotseling uit de menigte te voorschijn (WNT uitspringen I, 2 en hoop (I), II, 2, c, β).
voetnoot268
En setten hem byme: en neemt plaats bij mij. setten hem: verbindings -n ter scheiding van de sjwa en de anlautende vocaal. (WNT zetten A, I, 3, a, α).
voetnoot269
Maer ... stack: maar ik zag, dat het hem ergerde, dat ik hem overtrof. In het speet hem wordt uitgedrukt wat Volckert sach, en derhalve moet het speet hem gezien worden als een bijzin. dat ... of stack: dat ik het van hem won, dat ik hem overtrof (WNT spijten 1 en afsteken I, II).
voetnoot270
Want ... 't morren: Want hoe harder ik zong, des te meer begon hij te mopperen.(WNT hoe I, 8, tijgen (I) B, 4 en morren 7).
voetnoot271
fijn-man: vrind. Gebruikt als spottende aanspreking (WNT fijnman 1). gnorren: morren, mopperen (WNT gnorren 2).
voetnoot272
Rijt jou den elft: ben je gek; letterlijk: word je door een nachtelijke geest bereden? (WNT elf (I) 1). soo ... op: kom eens helemaal hier. Gebiedende wijs.
voetnoot273
Mit: meteen, op dat ogenblik (WNT met (III) 28). smeet: sloeg (WNT smijten I, A, 5). sulcken klop: zo'n pak ransel. sulcken: sulck + een: zo'n (WNT zulk I, 1, c en klop (I) 1, c, β).
voetnoot274
Dat'er ... sach: dat de duivel zich erdoor geprezen voelde. lof: goede naam, reputatie (WNT lof (I) 2). wil ... vinden: je kunt het krijgen zoals je het hebben wilt.
voetnoot275
Dat ... eeckje: bet.: dat beheers ik volkomen. (WNT edik). daer ... binden: toen had je de poppen aan het dansen (Vrije vertaling). ‘De duivel is te binden’: het gaat er ongemakkelijk aan toe (WNT duivel 1, a).
voetnoot276
Het vuur ... vloer: de vonken vlogen ervan af. Ter aanduiding van de hevigheid van het gevecht. wanckte: vloog in het rond (WNT wanken 2, b).
voetnoot277
voor de vuyst stont: voor het grijpen stond. in die drangh: in dat gedrang (WNT drang (I) 4).
margenoot+
[B1v]
voetnoot278
Ick 't ruyntje van stal: bet.: ik [trok] mijn mes (WNT ruin kol. 1742 onderaan).
voetnoot279
Hout de man: hou de man tegen. (WNT houden I, A, 1, a).
voetnoot280
die ...'t hongdert: die gooide hele kannen bier in het wilde weg leeg. hiele bieren: een heel bier is een kan of kruik van twee vanen (WNT bier). In 't hongdert: in of onder de menigte. Of, vrijer: in 't wild, op goed geluk, er op los (WNT honderd (I) B, 2). desen hil: deze bleef stil staan (WNT houden III, D, 1). een aer ... gemuyt: een ander viel middenin de vechtpartij (muiten = oproer maken) (vgl. WNT muiten (III) 1).
voetnoot281
Ick ... te deuren uyt: Ik ging onmiddelijk met een sprong zo snel als een wimpel door de deur naar buiten (WNT uitvliegen, 2, c en strak, II, B, 1). ter wimpel: zo vlug als een wimpel (WNT wimpel (I) 2, d). Het WNT merkt deze verklaring aan als twijfelachtig. te (...) uyt: in deze verbinding drukt te een richting uit naar het punt van waar uit een verdere beweging plaats heeft (WNTte(I) A, I, 1, 1, a).
voetnoot282
party: tegenstander (WNT partij IV, 4). een blaes met kooten: bet.: maar ammehoela, dat had je gedacht.
voetnoot283
knap of: dadelijk (WNT knap (I) B, 5).
voetnoot284
stondt (...) en klopten vast voor een doof-mans deur: stond krachtig te kloppen, maar kreeg geen gehoor (werkwoordelijke hendiadys. Zie: Hermkens & Van de Ketterij, 1984, p. 165-167 en Strengholt 1970). (WNT vast A, IV, 26, a en deur (II) 1).
voetnoot286
Bloet: uitroep, een deel van een bastaardvloek wordt hier als tussenwerpsel gebruikt (WNT bloed I, 3). 't speet mijn soo: ik betreurde het zodanig (WNT spijten 2 en zoo II, I, 2, a, β).
voetnoot287
Ick ... Baljuw: Ik dacht, als ik hier nog erg veel te keer ga, dan hoort de baljuw het. (WNT razen 1). hoort = pv, ww-gez; het = lv; den Baljuw = ond. den bevat een genus -n. Baljuw: rechterlijk ambtenaar, die in een bepaald rechtsgebied als vertegenwoordiger van de landsheer optreedt (WNT baljuw).
voetnoot289
boere: impliceert hier alle mensen die niet in de stad wonen. yslick: in zeer hoge, hevige mate (WNT ijselijk II, 2). kneev'len: geld of goederen afpersen (WNT knevelen 3, c).
voetnoot290
Gelijck: zoals (WNT gelijk I, b). maets: jonge kerels (WNT maat (I) 8). die ... of sneen: die de staart van het varken afsneden, 't varckens- groepsflexie i.p.v. ‘des varckens’. verklickers: scheldwoord voor de spionnen van de Baljuw (WNT verklikker 1 en 3). op een prick: tot in de kleinste details nauwkeurig (WNT prik (I) B, 1). schrijven: beschrijven (WNT schrijven 5).
voetnoot291
datme ... soende: als iemand eens seksuele omgang zou hebben met zijn vrouw. datme: dat + men. (WNT dat (II) 12, men (I) en zoenen II, 8, b).
voetnoot292
ien-loopent gast: ongehuwde vent. (WNT eenlopend en gast 3, a, β). aen jou heeft hy geen vat: tegen jou kan hij niets beginnen (WNT vat (II) A, I, 1, a, β, 2).
voetnoot293
Gans kivit: bastaardvloek, schertsende uitdrukking (WNT gans (I)). 'k wou ick: ik wou dat ik. sootje: stelletje, zootje ongeregeld.
voetnoot294
Teun-Piet-Jonge-Jans: eigennaam. in-laten: binnenlaten (WNT inlaten I, A, 1, a).
voetnoot295
Daer ... goet: daar is nog veel te eten en te drinken. (WNT goed (II) A, 3). hoor of: luister af of, beluister of (WNT hooren A, IV, 2, d).
voetnoot296
mijn vuyste jeucken al: ik heb nu al zin om te vechten (WNT jeuken A, II, 1, a, β). bloet: kerel (WNT bloed (II) 1).
voetnoot297
een sneetje ... gaen: met het mes te vechten, en daar zou ik niet voor getrouwd willen zijn. (WNT snede 8, a, α). Er is sprake van stoerdoenerij.
voetnoot298
byloo: zie: 227. al ... dagen: al zal er wat te wachten staan (WNT dagen (I) A).
voetnoot299
daer af: daarvan (WNT daaraf 1). teycken: lidteken (WNT teeken 5).
voetnoot300
Dorst ick lest...: durfde ik onlangs ook niet... Retorische vraag. (WNT lest (I) B, I, 1). het mes (...) of-halen: het mes trekken (WNT afhalen II). in vol gelach: waar de herberg vol zat. (WNT gelagkamer).
voetnoot301
veur-vechter: vechtersbaas (WNT voorvechter 4).
voetnoot302
hadieu: adieu: tot ziens; met hypercorrecte h-. ick gae'er nae toe tijen: ik ga er naar toe. (WNT tijgen (I) B, 2).
voetnoot303
die: degene die. quaet van jou praet: over jou roddelt (WNT kwaadspreken).
voetnoot304
Gae heen ghy krychs-man:: ga daar naar toe, jij dappere kerel. ghy krijchs-man: ironisch m.b.t. Keesje. daer ... vint: als er niemand is, jij zult stellig [op een plaats] komen, waar jij het [gevecht] vindt.
voetnoot305
Vechter: persoon woonachtig in de omgeving van de rivier de Vecht, die vanaf de stad Utrecht naar Muiden stroomt, waar hij in de toenmalige Zuiderzee uitmondt (Van der Aa, 1839-1851, dl. 11, p. 534). Mogelijk toespeling op vechtersbaas. Goyer: persoon uit het Gooi. Tot het Gooi behoren de gemeenten Blaricum, Bussum, 's-Gravenland, Hilversum, Huizen, Laren, Naarden en Muiderberg (Van der Aa, 1839-1851, dl. 4, p. 655). Mogelijk toespeling op iemand die voorwerpen rondsmijt. Geyn-kinckels: kerels uit het Gein, een landstreek aan het riviertje het Gein, dat loopt van Geinbrug (nabij Weesp) naar Abcoude (Van der Aa, 1839-1851, dl. 4, p. 488/489). Mogelijk toespeling op mannen die lol maken (gein komt uit het Jiddisch). verstaen haer mee op de wint: bet.: zijn [daarin] ook zeer bedreven. (WNT verstaan B, IX, 36, a, α). op de wint: bliksemsnel (WNT wind (I) I, 5).
voetnoot307
flus: zo-even (WNT flus 3). pluyshaerden: vocht (van: vechten); oneigenlijke -n ter scheiding vanhet volgende och. (WNT plukharen 1, c).
voetnoot308
een benaude nacht: een beangstigende nacht.
voetnoot309
hier yewers: hier ergens. (WNT iewers 1). en hout op mijn de wacht: en staat mij op te wachten.
voetnoot310
Om ... tanden: om mijn onverwachts aan te vallen. (WNT verraad afl en tand 1, k).
voetnoot313
doch: toch (WNT doch A, 6). Gebruikt als aansporing.
voetnoot314
raeck ick op mijn ruch: als ik zou sterven (WNT rug I, 1, a). of kom je mijn te kerven: of als je me [dood] zou steken. kerven: steken met een mes of zwaard. In deze context tot de dood erop volgt (WNT kerven I, B, 2, a).
voetnoot315
Soo sal: dan zal (WNT zoo (II) I, 3, a, β).
voetnoot316
Soo puursteecke lief hetse mijn: zozeer heeft zij mij lief. (WNT puursteken I, 1, c, vgl: hartstikke). een half bier: gewone uitdrukking, waarin een hoeveelheid bier tot uitdrukking wordt gebracht (WNT bier). quaet: boosaardig (WNT kwaad (I) A, 8).
voetnoot317
Mijn buy is al over: mijn boosheid is al verdwenen (WNT bui 3, d).
margenoot+
B2[r]
voetnoot318
doch: toch (WNT doch A, 6). wilt mijn vrientschip niet ontseggen: ontzeg mij de vriendschap niet; vrijer: wijs mijn vriendschap niet af. (WNT ontzeggen D, 1).
voetnoot319
duscken: zo'n (WNT dusch). krabbel-vuysje: vechtpartijtje (WNT krabbelen, samenst.). geen ouwe haet gaen leggen: geen oude vijandigheid ten uitvoer leggen.
voetnoot320
noch al: nog steeds (WNT al (III) 9, b, α). gangs niet: volstrekt niet (WNT gansch II, 2, b).
voetnoot322
Wie ... gedwongen: bet.: die door de koude gedwongen werd om zo hard te hoesten; bijvoeglijke bijzin bij een arm jongman (321). de kou: ond., Wie: lv. tot soo te hoesten: vzvw. dat: indicatie voor de bijzin, geen eigen betekenis.
voetnoot323
swaerigheyt: angst (WNT zwarigheid III, 9). hoe ... gedrongen: waarom lig je daar zo in elkaar gedoken? Bij vragen die met hoe beginnen en gevolgd worden door soo, wordt er gevraagd naar een oorzaak of reden. De vragende vorm omschrijft verbazing of verwondering. (Zie: Overdiep, 1932, p. 247).
voetnoot324
'k Loof ... wil?: Ik neem niet aan, dat je in ons huis of in de molen wilt inbreken (WNT gelooven II, A, 2, a en bestelen, A, 2).
voetnoot325
wees daer vry of stil: hou daar je mond maar over. vry: maar (bijwoord) (WNT vrij VII, 38).
voetnoot326
En die gracy hebbense 'er by: en bovendien hebben zij er zoveel handigheid. fijntjes: op slimme wijze (WNT fijntjes A, 3, vgl. WNT gratie 1, b). malen: voor te stellen. Noozeman speelt hier met de betekenis en vorm van het woord malen in verband met meulen (327), meulenaers (325) en grof (327).
voetnoot327
Datmense: dat men hen (t.w. de meulnaers (325)). als ... maecken: als ze het niet te erg maken (WNT grof II, I, 7).
voetnoot328
mijn leve: in mijn leven (dezelfde betekenis met of zonder voorzetsel) (WNT leven (II) 3, b). om (...) gedacht: over (na)gedacht.
voetnoot331
alsoo: omdat (WNT alzoo II, 3).
voetnoot333
lijckwel: nochtans (WNT lijkewel).
voetnoot334
om dat ... bekallen: opdat men haar eerbaarheid niet zou belasteren. (WNT omdat 5 en eerlijkheid 3). bekallen: belasteren (VD99 bekallen 1).
voetnoot335
jocken: dartelen (WNT jokken (I) 1, b). mallen: stoeien m.b.t. verliefden (WNT mallen (II) 5).
voetnoot336
dat ... dagh: dat ik haar overdag met geen vinger mag aanraken. (WNT vinger (I) A, I, 3, a en moeten (II) 1).
voetnoot337
aen (...) komen: in mijn bezit krijgen (VD99 aankomen 8). dat puyckje van eerb're wijven: de beste van alle eerbare vrouwen. Omschrijving voor Elsje. (WNT puik (I) I, A, 3, b).
voetnoot338
lieve langst: beste kerel (Van Moerkerken 1898, blz. 638). je siet soo lijdigh pover: je ziet er zo deerlijk berooid uit. (WNT zien (I) B, IV, 50, b, α, lijdig A, 2 en poover A, 2, a).
voetnoot339
soo doodt als een haringh: uitdrukking niet gevonden in WNT niet in Harrebomée, niet in VD99 en niet in MNW. Betekenis is op zich wel duidelijk. blijfje te nacht hier over: als je hier overnacht. (WNT overblijven I, 1, a).
voetnoot340
swerck: wolkendek. (WNT zwerk 1, a). Noord-oost: noord-oostenwind brengt in Nederland extreme kou mee. in ... kouw: in de na-nacht is het het koudst. valt: in aansluiting bij: WNT vallen VI, 59.
voetnoot341
vaen: portie bier van 8 pinten (WNT vaan (I) 8, b). kerck-gang: begrafenis (WNT kerkgang 3).
voetnoot343
zinje: ben je.
voetnoot344
brenght ... an: levert dat ambacht dan niets op? dat ambacht: het woord ambacht wordt niet in specifieke toepassing op studenten gebruikt. Volckert denkt dus dat studeren werkelijk een beroep is.
voetnoot345
Datm'er ... kan: zodat men er, zoals jij, niet beter van kan rondkomen. (WNT gelijk I, b en heenkomen (I) 2).
voetnoot346
het ... lijf: heeft het niets te betekenen (in financieel opzicht). vijgh: genoemd ter aanduiding van iets van weinig waarde (WNT vijg (I) 2, a). verslempje: verkwist je (WNT verslempen (II) 1, b). winne: inkomsten (WNT win (II) b).
voetnoot347
noyt mijn dagen: nooit van mijn leven. boose sinnen: slechte gedachten. (WNT boos I, E, 2 en zin III, 15).
voetnoot348
Maer ... klinckt: maar lijk je ook niet op deftige Piet, die zo edel lijkt dat hij zeer goed aangeschreven staat. Piet: eigennaam, in verband gebracht met personen die de grote heer uithangen, of uiterst praalziek zijn in woorden, manieren of daden (WNT slachten (II) a, stemmig (II) A, 1, piet (I) 1, b, fijn (II) A, 5, b en klinken (I) A, 1).
voetnoot350
bestruyft had: zwanger gemaakt had (WNT bestruiven 2). Hier m.b.t. eigen echtgenote.
voetnoot351
Maer het vet dreef bove: maar de waarheid kwam uit (WNT vet (I) A, I, 1, a).
voetnoot352
oock: toch (WNT ook 8). hoe onnoosel datje schijnt: - hoe onschuldig je ook lijkt -; tussenzin (WNT onnoozel I, A, 2).
voetnoot353
Daer was geen swarigheydt voor: Wees daar niet bezorgd over (Vrije vertaling) swarigheydt: bezorgdheid, vrees (WNT zwarigheid III, 7 of 9).
voetnoot354
Dat most oock zijn: zo hoort het ook (WNT moeten (II) 6, b).
voetnoot355
En datje ... bent: en als je niet diefachtig bent, of achter de meid aan zult zitten (WNT dat (II) 12, handgauw 3, a en ziek (I) II, 6). Vgl. manziek: van vrouwen: te veel op mannen gesteld (WNT manziek). soo selle w'er na lese: dan zullen we er naar streven (WNT zoo (II) I, 3, a, β).
voetnoot356
noch: toch (WNT nog 8). op (...) komt: binnenkomt (WNT opkomen II, B, 1, c).
voetnoot357
dat ... gedaen: u bent veel te goed (Vrije vertaling). (WNT weldoen 1, a). te vrees'lijck: bijw. bep. van graad bij wel.
voetnoot358
hey!: uitroep bij het kloppen op de deur (WNT hei (VII) 6).
margenoot+
[B2v]
voetnoot359
lijf-uyt: scheldwoord (WNT lijf samenst.). hebje gien twie oore: gezegd tot iemand die de oren niet goed gebruikt (WNT oor I, A, 1).
voetnoot360
kanje: herken je. seck: stopwoord, gebruikt ter aansporing (WNT zek (I) 2). wat rijdtme deuse meer: wat kwelt deze feeks mij. (WNT rijden (I) II, 7, d, meer (II) 3).
voetnoot361
ongalijck: humeurig (MNW ongadelijc 1).
voetnoot362
Wel ... mee: zeg, waarom heb je die vent bij je?! (WNT mensch 4, f). Dit is een emfatische vraag om inlichtingen. De vraag heeft een hoge emotionele waarde en kan opgevat worden als uitroep (Overdiep, 1932, p. 242).
voetnoot363
Rust jy jou sotte hooft: hou jij je domme kop dicht (Vrije vertaling). Rust (...) jou (...) hooft: wees kalm, bedaar (WNT rusten (I) II, A, 5 en zot (I) 1, a). wy selle de klocke wel luye: we zouden er nog op luidruchtige wijze bekendheid aan geven (WNT luiden (I) B, 1).
voetnoot365
al: wel (VD99 al 3, 4). laet ... sal: we zullen zien wie hier het laatste woord spreekt. laet sien: [lett.] laat [ons] zien.
voetnoot366
Trouwe vrient: aanspreking voor Volckert. Vaste verbinding. vrient kan gebruikt worden als gemeenzame aanspreekvorm (WNT vriend (I) 3, a, α). je recht sucke kueren uyt: je doet zulke vreemde daden (WNT uitrichten 1, a, kuur 1, c). datm'er wongder of selle spreke: dat men er ongelooflijke dingen over zal vertellen (WNT wonder (I) 5, a). selle: incongruentie in getal met onderwerp (const. ad sensum).
voetnoot367
Hoe sel 't hier locke: zo gaat het niet goed (WNT lukken (I) I, B, 1). woudt-aep: aanspreekvorm voor Elsje. Scheldwoord voor een lomp, onbeschoft persoon, zowel voor mannen als voor vrouwen (WNT woudaap). heer: priester (WNT heer (I) I, I, A, 5). wel hoore preke: wel kan opgevat worden als een bijwoord bij hoore, en betekent in dat geval: duidelijk (WNT wel, (V), I, 8). Of als bijwoord bij preke, met de betekenis: kundig, verstandig, knap (WNT wel (V) I, 3, b). Een derde optie is aansluiting bij hoore preke, waarbij gevraagd wordt of Elsje de mededeling wel goed in zich heeft opgenomen. Onze voorkeur gaat uit naar de eerste optie.
voetnoot368
die ... doet: degene die niet weldadig is voor de armen (WNT goeddoen A, 1, b).
voetnoot369
inneme: onderdak verschaffen (WNT innemen A, 2). siet: gebiedende wijs, als aansporing: kijk toch eens.
voetnoot370
En ... begeve: en als jij met de duivel wilt omgaan, dan zal ik je verlaten (WNT hein (I) 8, huis I, 2, zoo (II) I, 3, a, β en begeven I, 4, b, α).
voetnoot372
Wel ... barmhartigheydt: Nou, de deugd straalt jou uit de ogen, zoals de barmhartigheid de beul (WNT oog I, B).
voetnoot373
moer: aanspreekvorm voor Elsje, met een ongunstige bijgedacht (WNT moeder 6). de endel saecke ... overleydt: de zaken betreffende het levenseinde moeten ook zo nu en dan overdacht worden. (WNT altemet I en overleggen VII, 2).
voetnoot374
tap uyt paters vaetje: schenk de beste wijn (WNT patersvat).
voetnoot375
slaep-droncks praetje: een praatje bij het drankje voor het slapen gaan.
voetnoot376
coome-lul: scheldnaam. Door het WNT aangemerkt als mogelijk: koopman-lul (WNT lul (IV)). Mogelijk naar analogie van ‘boerenlul’. nae nest: naar bed.
voetnoot377
louter: versterkend woord zonder eigen betekenis.
voetnoot378
Hier ... regeere: hier willen een paar gekke bemoeials alweer de baas over mij spelen? (WNT zullen (I) IV, 15, a, VDHand bediller WNT regeeren 13).
voetnoot379
Gangs krancke troost: bij Gods schrale troost (Van Sterkenburg 1997, p. 384, vgl. ook p. 276). by goudt: bij God. Opzettelijke verdraaiing van het woord ‘God’.
voetnoot380
Dan nou dat's eveliens: Maar goed (Bredero/Chamuleau & Adema, 1993, p. 38/39, 469); Of: Genoeg hierover (Bredero/Daan, 1971, p. 183, 469). of sy wat seydt: als zij iets zegt (WNT of (2de art.) I, 2). Volckert geeft de student hier de opdracht de opmerkingen van Elsje te negeren.
voetnoot381
Speul maer: doe maar alsof. neu, neu: nou, nou. besjes onder-rock: ammehoela (Vrije vertaling). Letterlijk: de onderrok van je opoe. malligheydt: krankzinnigheid (WNT malligheid 1).
voetnoot382
snoof: scheerde. Lett: zich met zeker geblaas of geruis snel voortbewegen van iets dat zich door de lucht beweegt (WNT snuiven A, 9, c). lest: onlangs (WNT lest (I) B, I, 1). de windt het heur bevange: [variant van] zij heeft een klap van de molen gekregen.
voetnoot383
Geluck: Proost! Vgl: (WNT geluk II, 1, b, α). het geldt jou: Lett: de dronk wordt jou toegebracht. Uitspraak bij het uitbrengen van een troost (WNT gelden II, IV, 2, b, α).
voetnoot383
'k wacht u met verlangen: ik beantwoord uw dronk met genoegen (WNT wachten II, 16, verlangen (V) 5).
voetnoot384
Roeltje: deze naam wordt gegeven als men om een naam verlegen is (WNT roel). dat hy na sijn moer hiet: bet. dat hij de naam van zijn moeder draagt. Dit impliceert, dat hij een buitenechtelijk kind is.
voetnoot385
boven Goris niet: niet meer dan Goris (WNT boven I, II, 18). Volckert trekt de waarheid omtrent de naam Gregorius in twijfel; zijn naam zal niet meer zijn dan Goris.
voetnoot386
Maer ... Studenten: Maar bij de studenten moet er altijd iets meer zijn dan het gewone (WNT varkensstaart 1).
voetnoot387
ien hiel aer maecksel van menschen: een heel ander slag mensen. die dolle venten: t.w. de Studenten.
voetnoot388
mach: kan (WNT mogen 5, a).
voetnoot389
Dat kan niet wesen: dat is niet mogelijk (WNT wezen (I) A, I, 3, a). stilligheyt: afzondering (WNT stilheid 5).
voetnoot390
In stilligheyt: als je stilzit, als je niets doet (Vrije vertaling). Vgl: (WNT stilheid 1). had ick gedocht: - lijkt me toe -;tussenzin. geloove: begrijpen.
voetnoot391
En ... slooven: als wij willen eten, dan moeten wij daar zware arbeid voor verrichten. wacker: ijverig, flink (WNT en (I) 18, a, zoo (II) I, 3, a, β, wakker 3, 1 en sloven B, 5).
voetnoot392
blocke: zeer ingespannen en onafgebroken werken (WNT blokken C, 1). sinne: geest (WNT zin III, 8, a).
voetnoot393
Argo: dus (WNT ergo). Hier meer gebruikt als tussenwerpsel dan als voegwoord. wieck-half-gebacke harsene: onnozele lulletjes rozenwater (Vrije vertaling). half-gebacke: onnozele (WNT halfbakken 2, b). wieck: zwak (WNT week (IV) III, 7, b, δ). harsene: personificatie van iemands geest (WNT hersenen I, 3). heur selver mal broen: zich het hoofd op hol brengen (WNT broeden I, 4, c).
voetnoot394
strongt of keuning: alles of niets (WNT stront 3). schelmery: grappenmakerij (WNT schelmerij 3).
voetnoot395
ghefalueert: gewaardeerd (WNT valueeren). wat'er ... dependeert: alles wat de zeven kunsten aangaat (WNT wat C, X, 31, a, α en dependeeren, aanv, 2, b). seve konsten: de zeven (vrije) kunsten, of wel de Artes Liberales, vormden het propedeusejaar aan de universiteit en bereidden de studenten voor op de studie van rechten, theologie of medicijnen. De Artes Liberales waren onderverdeeld in het Trivium en het Quadrivium, waarbij de vakken grammatica, retorica en logica (of: dialectica), resp. meetkunde, rekenkunde, muziek en astronomie werden gedoceerd (WNT kunst 1).
margenoot+
B3[r]
voetnoot396
woont: is aanwezig (WNT wonen II, 5, a). caput: hoofd (hier: hersenen). Wat duysent-pocke!: Bastaardvloek. duysent (oorspr. verbastering van duivels) werd een versterkend woord bij de vloek, met de betekenis ‘heel veel’. duysent-pocke is een algemeen bekende verwensing in de zeventiende eeuw. Ook de verbinding Wat (...) pocke komt in die tijd veelvuldig voor. (Vgl: Van Sterkenburg, 1997, p. 197, 323, 324).
voetnoot397
machme: mach + men.
voetnoot398
Kostj'er ien te deegh: als je er één (een ambacht) naar behoren beheerste (WNT terdege B, 1). het was jou nutter: daar zou je meer aan hebben (Vrije vertaling) (WNT nut (I), 1). knecht: jongeman (WNT knecht 1).
voetnoot399
eetje oock brood: bet.: verdien je je onderhoud. tot: met (WNT tot (I) IV, C, 21).
voetnoot400
neenme: ‘Neen’ kan worden gevolgd door een pronomen wanneer er antwoord wordt gegeven op een vraag; hier had ick in plaats van me behoren te staan (Overdiep, 1932, p. 287). langhst: beste kerel. Vgl: (338). stultis stulta loquitur: tegen dwazen zegt men dwaze dingen. Heere wetenschappe: kundigheden die alleen heren eigen zijn (WNT heer (I) samenst.).
voetnoot401
want als het plompe calise doen: want als domme losbollen het (zouden) doen (t.w. studeren (WNT plomp (VII) III, b, kalis (I) 2). loopese met de lappe: bet.: dan gaan ze aan de zwier ; lappe: schoenzolen (Stoett 1943 nr. 1338 en WNT lap (I) 4, l).
voetnoot402
En ... stil: jonge mensen moeten niet aan werk beginnen waar zijn nog niet bekwaam voor zijn. kackhuis: privaat. stil: opening in het toilet (WNT kakhuis samenst., kakhuis en stil (I) 1).
voetnoot403
Daerom ... vil: daarom zou je er van tevoren over moeten hebben nagedacht, voordat je met studeren begint. Het naast elkaar voorkomen van de woorden te veure en eer is tautologisch. (WNT tevoren 2, a, β, eer (III) A, 4 en vallen V, 45, a).
voetnoot404
mijn leve: in mijn leven, altijd (dezelfde betekenis met of zonder voorzetsel) (WNT leven (II) 3, b).
voetnoot405
jy luy studenten: jullie, studenten (WNT jij 6). wel plegt een toover-werckje te legge: wel een toverkunstje ten uitvoer kunnen brengen (WNT tooveren, samenst. en leggen A, 11).
voetnoot406
Hebje daer oock wat of: weet je daar ook wat van (WNT hebben I, I, B, 8, a, α). 'k wou wel een beetje sien: ik zou daar wel wat van willen zien. een beetje is niet voorzien van een expliciete van-bepaling, die uitdrukt waarvan Volckert wel een beetje wou sien; uit de context blijkt dat het gaat om een toover-werckje (405). (WNT beet (I) 2, b).
voetnoot407
Ick ... bie'n: Ik moet het juiste tijdstip (de gelegenheid) benutten, voor zolang als Vrouwe Fortuna mij haar hulp verleent. Vss. 407 en 408 worden terzijde gesproken. (WNT waarnemen 7, b, wijl (III) 5 en hand I, I, B, 2, b, γ). 't geluck: de fortuin, Vrouwe Fortuna (vgl: Konst, 2003, p. 10).
voetnoot408
En ... hoorden: En een blauw oog riskeren voor het voedsel dat ik zojuist hoorde opbergen. (WNT wagen (III) II, 5, a, α, kost (I) II, 3, a, flus 3 en bergen 3).
voetnoot409
Jae, ... woorden: Ja, ik kan wel wat van de zwarte kunst ten uitvoer brengen door mijn woorden. (WNT zoo (II) I, 12, b, kunst 3, b, β en doen (IV) A, 2).
voetnoot410
lustigh as een man: vooruit, als een vent!
voetnoot411
maecken: ervoor zorgen (WNT maken II, A, 7). sie: gebiedende wijs, als aansporing. daer ty ick'er an: daar begin ik eraan (WNT tijgen (I) B, 4).
voetnoot412
geknoey: duidt op de toverkunsten die de student voornemens is te vertonen (409/410). al ... dage: bet.: al zouden er nog zulke wonderlijke dingen gebeuren (Van Moerkerken 1898, 626).
voetnoot413
Hou ... slage: als jij je bek niet dichthoudt, geef ik je zo een pak slaag. strongt-kauwer: grof woord voor ‘mond’ (Niet in WNT). goet koop: op gemakkelijke wijze, zonder dat het veel moeite behoeft te kosten. slage: een hoeveelheid slagen als tuchtiging (WNT goedkoop (I) I, 2 en slaag (I)).
voetnoot414
wijve-beul: man die zijn vrouw mishandelt. Hier gebruikt als scheldwoord (WNT wijf samenst.). vleys-dief: vrouwenjager (schimpwoord) (WNT vleesch samenst.). heb iens soo stout een hart: heb het lef eens. Vgl: ‘het hart (niet) hebben’: het (niet) wagen (WNT hart (I) II, III, E); soo stout is een bijw. bep. bij een hart; stout: overmoedig, driest, (WNT stout A, 1, b).
voetnoot415
sie toe dat: pas ervoor op dat (WNT toezien B, 5). sart: tart (WNT sarren, 2).
voetnoot416
vrouwe-verdriet: man, die door zijn slechte gedrag zijn vrouw gedurig verdriet aandoet (WNT vrouw samenst.). 't is 't eerst niet: het is niet voor het eerst. de pijpe stelde: te keer ging (WNT pijpenstellen).
voetnoot417
Dus ... ehadt: Erg lang heb je het (t.w. slaag) zonder reden gehad (WNT dus A, 1). soo sel 't jou gelde: dan zal het je duur komen te staan (WNT gelden II, I, 2, b).
voetnoot418
Een hoer ... slaen: ik zou een hoer zijn, als ik je je ogen niet uit je kop zou krabben, als je mij zou slaan. (In aansluiting bij: WNT houwen (I)).
voetnoot419
laetse toch begaen: laat ze hun gang toch gaan (WNT begaan A).
voetnoot420
Fijn-man: beste man (WNT fijnman 1). ey: tussenwerpsel als aansporing (WNT hei (VII) 5). wat kunsjes: wat voor kunstjes. in jou woone: in jou aanwezig zijn (WNT wonen II, 5, a).
voetnoot421
Sinkemakrismus: aanspreking waarin de elementen Sint, mijn en Kerstmis herkenbaar zijn. Niet in WNT Mnl Wdb, en Van Sterkenburg, 1997. wil u partense toone: toon hun uw listen. (WNT part (I) 2).
voetnoot422
In 422-429 speelt Noozeman een spel met de Latijnse uitgangen van zelfstandige naamwoorden. Daardoor krijgt de toverspreuk een Latijnse en onverstaanbare uitstraling. De woorden waaraan de uitgangen gekoppeld worden hebben veelal een niet te achterhalen betekenis. strick: list (Vrije vertaling). (Vgl. WNT strik (I) 7).
voetnoot423
Mary-kraberus: ‘krabber’: knoeier (VD99 krabber 1).
voetnoot424
strack: spoedig (WNT strak B, 3). frater: lid van een geestelijke orde (WNT frater 1, b). flicke-pottis: Een spottende bijnaam. Misschien toespelend op flicke: mannelijk lid (WNT flik (I) 6) of op ‘likkepotten’, een schertsende benaming voor ‘drinken’ (WNT likkepot).
voetnoot425
My wat in 't oor bijt: mij geheimzinnig iets in het oor fluistert (WNT oor I, A, 1). of sy nu banckerot is: is zij nu bankroet (haar bezit kwijt)?
voetnoot426
beste van de Margaretaes: benaming voor Mary-kraberus (423). Het gaat erom dat iemand de beste is van iedereen die Margareta heet.
voetnoot427
Johan Stronten-burgens: het klootjesvolk. Johan kan staan voor het Hollandse volk in het algemeen (WNT jan, B, 2, c).
voetnoot428
Amici intimi ... luy-lecker-landt: beste vrienden van brassers, bierzuipers, veelvraten en luilekkerland. Amici intimi: beste vrienden. smeer-borstus: in aansluiting bij ‘de borst smeren’: lekker eten en drinken (WNT borst (II) 3, d). bier-sack: scheldnaam voor een bierdrinker (WNT bier samenst.). vreten-burgus: veetvraten. (WNT luilekkerland).
voetnoot429
kom ... gelaen: kom dadelijk hier, voorzien van het beste voedsel en wijn of bier (WNT strak B, 3, puik (I) I, A, 1 en laden (I) II, 2, a). Met ... gelaen: verholen conjuncte participiumconstructie, verbonden met Amici intimi ... luy-lecker-landt (428-429).
voetnoot431
de ruymte: de overvloed (WNT ruimte II, 3, a). 't sel ... deurgaen: het zal wel in één moeite doorgaan.
voetnoot433
Vae tibi: wee jij!
voetnoot434
maeck gien moeyte hier met hem: maak hier geen ruzie met hem. (WNT moeite (I) 2). hem: verwijzing naar de (duivelse) tovergeest. mijn lieve quant: mijn beste makker (m.b.t. Gregorius) (WNT kwant 1).
voetnoot435
den droes: de duivel (WNT droes (I) 2).
voetnoot436
mout: langwerpige houten bak waarin men melk te romen zet (WNT mouw (II) 2). wan: groot, plat, ijzeren, schelpvormig werktuig (WNT wan (III) 3).
voetnoot437
Spiritus: geest.
voetnoot438
Proserpijn: Persephone (aangesproken persoon) (WP, 1990-1993, proserpina). Persephone is de godin van de onderwereld in de Griekse mythologie. Zij bracht de ene helft van het jaar door in het dodenrijk (de onderwereld) en de andere helft op aarde. Dit veroorzaakte de wisseling van seizoenen (Zie: Moormann & Uitterhoeve, 1998, p. 210, 211). neemt ... aen: aanvaard (geb. wijs enk.)de kracht van deze listen, vrij: laat u door mijn listen (strikken) vangen (WNT strik (I) 7).
voetnoot439
Nettem ... staen: Als Volckert stricken (438) opvat als ‘strikletters’, kan deze zin mogelijk betekenen: lever hem inkt om zulke krulletters te maken als er in Habons schrijfboek staan. (WNT netten (I) 1 (laatste schrapje), krul (I) 2, c en karakter I, 2, b).
margenoot+
[B3v]
voetnoot441
Het jaer: Dit jaar. verleen jaers nae-jaer: afgelopen najaar (Vrije vertaling). Lett: het najaar van verleden jaar. correctoe op Het jaer.
voetnoot442
Loop krijghse: ga haar halen; lett.: ga en haal haar. se: haar (de mou (440)). (WNT loopen (I) 2 en krijgen (I) I, 4). Noch al mier: Mogelijk: duurt dit nog lang? is 't niet haest een endt?: is het nog niet genoeg geweest?
voetnoot443
Moey ... stoppe: bemoei jij je [maar] met de gort als wij de darm stoppen; vrij: werk liever met mij samen (WNT beuling 1 en gortbeuling en stoppen A, 2). Jan drent: scheldnaam voor Volckert. Drent: boers, lomp, onbeschaafd persoon (WNT drent 2 onder vermelding van dit citaat uit de Beroyde Student.
voetnoot444
Wie ... hebt?: tegen wie denk je dat je het hebt (WNT voorhebben (I) 3, a). grauwt jou versoorde gat toe: grauw tegen je verdomde aars. grauwt: geb. wijs enk.. (WNT verzoord 2, a en gat 1).
voetnoot445
Peetje: tante. Gebruikt voor: vrouw, in allerlei minder vleiende verbindingen (WNT peet 3). 't is strack gedaen: het is zo achter de rug (WNT strak B, 3) en doen (IV) A, 25, a). ey: tussenwerpsel als aansporing (WNT hei (VII) 5). rat: snel (WNT rad (III) 1).
voetnoot446
bequaem: geschikt (WNT bekwaam I, B, 2, a).
voetnoot447
Dat 's aenvangh: dat is het begin (WNT aanvang). op dat ick order raem: opdat ik regelmatig heen en weer wieg (Vgl. WNT orde en ramen (I) 5).
voetnoot448
Stoffeersel: opsiering, aankleding m.b.t. een verhaal (WNT stoffeering, 1). ick heb den uyl al binnen: ik heb de sukkel al ingepalmd. uyl: stopkop, sukkel, onnozele hals (WNT uil (I) II, 3, b).
voetnoot449
luystert: geb.wijs enk. Medea: kleindochter van zonnegod Helios in de Griekse mythologie. Stond bekend om haar toverkracht en haar wraakzuchtigheid nadat ze op vernederende wijze was behandeld (Moormann & Uitterhoeve, 1988, p. 166).
voetnoot450
Parturient montes nascetur ridiculus mus: het lijkt heel wat, maar uiteindelijk is het niet zo veel (m.b.t. zijn toverkunst). Lett: bergen zijn zwanger, een miezerige mus wordt geboren. Uit: Horatius, Ars Poetica, 139 (Horatius/Schrijvers 1980, p. 34/35, 139).
voetnoot452
Molitor: molenaar (neolatijn). ghy zijt in 't net: u bent in het net gevangen (WNT net (I) 6).
voetnoot453
Saltabimus rondarum: wij zullen er omheen dansen. Saltabimus: wij zullen dansen. rondarum: rond daar om, daar omheen. Dit woord is geen Latijn.
voetnoot454
De bril ... op geset: jij bent al door mijn listen misleid (WNT bril (I) A, 3, c).
voetnoot455
Fallendo te: door jou te bedriegen.
voetnoot456
Iuvabo me: zal ik mezelf helpen.
voetnoot457
Strack: zo meteen (WNT strak II, B, 3). vinum clarum: heldere wijn.
voetnoot458
grollend: onverstaanbaar (WNT grollend 2, g, β). het slacht de katte-vreughd: het lijkt op grollen (het geluid dat krolse katten maken) (WNT slachten (II) c en kat (I) I, A, I, 1, a). het een aert: is geweldig! het: heeft (WNT aard (III) (suppl.) 4).
voetnoot460
Moye Gerrit-ooms grepen: ironische opmerking, die uitrukt dat de ‘toverkunsten’ van de student niets waard zijn. Bovendien wordt er een woordspeling gemaakt op de naam van de student: Gregorius. De uitdrukking ‘blinde Gerrits grepen’ wordt gebezigd, wanneer er blind in de rondte wordt getast (WNT greep A, I, 2, c). wil ick: zal ik. lange: geven (WNT langen (I) B, 2).
voetnoot461
mach: kan (WNT mogen 5, a). te deegh: naar behoren (WNT terdege B, 1). een uyltje vange: een tukje doen (WNT uil (I) I, 1, c, β).
voetnoot462
hoe ... hy: wat ligt hij roerloos! rept: verroert (WNT reppen (I) A, 1, a). loof: geloof (WNT looven). vast: stellig (WNT vast A, II, 14, c).
voetnoot463
op ien beusem-stock rijdt: op een bezem(steel) vliegt. Van heksen wordt gezegd dat ze op een bezem rijden (WNT bezem 1). wijf ... maecke: vrouw, het voegt mij niet om nu ruzie te maken. (WNT past C, VII, 2, d en aansluitend bij brui I).
voetnoot464
bulleback: duivel (WNT bullebak 1). aers: anders. mee doen kome: met zich meebrengen.
voetnoot465
En die jou dan op vrat: En die zou jou dan opvreten! Het betr. vnw. die heeft de bulleback als antecedent. Spottende opmerking met betrekking tot Volckerts geloof in de duivelaanroeping van de student. wel ... droome!: wat de gekken zich al niet inbeelden (Vrije vertaling; vgl. WNT droomen B, 2).
voetnoot466
Duyfje: eigennaam.
voetnoot467
uytgereckt: languit bijwoordelijke bep. bij leyt (WNT uitrekken IV, A, 25).
voetnoot468
Soo doodt stijf als ien stien: geen vaste uitdrukking. ‘stijfdood’: morsdood (WNT stijf (II) samenst.). Niet in MNW, niet bij Harrebomée. terwijl loopt heur giest uyt colle: in de tussentijd gaat haar geest uit toveren. (WNT loopen (I) 10 en kollen (II)).
voetnoot469
slech: slechts. so ... polle: dan kan de vent [Gregorius] jou volkomen bedriegen (WNT terdege B,2 en pollen (I) 2, a).
voetnoot470
Volckert vervolgt zijn verhaal alsof hij de opmerking van Elsje niet heeft gehoord. als se heur weer roert: als ze zich weer beweegt. (WNT roeren II, 1, a).
voetnoot471
Dat het nou hart wayen sel: letterlijk op te vatten, of figuurlijk in de zin: dat er nu hevig getwist zal worden (WNT waaien (I) I, 1, b, γ). Guurt Stijn Foppen: eigennaam. Mogelijk heeft Guurt iets te maken met: onvriendelijk, knorrig (WNT guur I, 1, a). hoert: hoerenloopt (WNT hoeren 1, a).
voetnoot472
Brecht: eigennaam van een vrouw.
voetnoot473
hoy-huys: betimmerde bergplaats voor hooi (WNT hooi samenst.). schrob-net: soort visnet; hier mogelijk gebruikt om hooi bijeen te houden (WNT schrobnet).
voetnoot474
miende te snobbelen: wilde vrijen (WNT snobbelen A, 1). stiet: duwde (WNT stooten A, 5, a).
voetnoot475
En quam hiel kroostigh weer op: en hoe hij geheel met kroost bedekt weer boven kwam. Verzwegen onderwerp: hij of Egbert. (WNT opkomen I, A, 1 en heel II, I, 2, a). kroosjen: spottende bijnaam voor Egbert.
voetnoot476
swelge-bier: bier-zuiper. Benaming voor Syme. swelge: grote slok ‘Aan den zwelg zijn’: te veel drinken (WNT zwelg (I) 2, a en 3). uyt de gouwe pannekoeck: waarschijnlijk een naam van een herberg. maelde: kletste (WNT malen (II) 6).
voetnoot477
brandewijns-kroeg: kleine tapperij waar brandewijn wordt verkocht (WNT brandewijnkroeg). daer ... betaelde: waar zij meer drank met suiker namen, dan ze borrels betaalden. De woorden suycker en soopjes duiden beide op een glas brandewijn (met suiker) (WNT zoop 4, b).
margenoot+
[B4r]
voetnoot478
stucke: zaken (WNT stuk (I) II, 31). Sluit aan bij wat onse Duyfje (466) allemaal te vertellen heeft. droes: bij de duivel, verduveld (WNT droes (I) 2).
voetnoot479
Dat ... gaen: Hoe kan zij dat weten, als ze zich niet met toverij zou inlaten?
voetnoot480
Sie: kijk. Gebiedende wijs als aansporing. daer bekomt hy: hij komt tot zichzelf (WNT bekomen I, 2, a). wat of hy sal segge!: wat zal hij zeggen!
voetnoot481
Ick heb 't verstant gevat: 1. ik heb het inzicht verworven.; 2. ik ben weer bij bewustzijn (WNT verstand A, II, 8, kol. 637 en A, I, 5).
voetnoot482
dat ... hoogh: dat vanuit de onderwereld naar boven werd gebracht. Deze uitspraak sluit aan bij de traditionele kosmologie. Volgens deze opvatting bestond de kosmos uit een aantal concentrische transparante sferen, waarvan de aarde het centrum was. Met de opkomst van het christendom, werden er kleine veranderingen aangebracht in de traditionele zienswijze, om deze met de godsdienst in overeenstemming te brengen. Derhalve werd in het centrum van de aarde soms de christelijke hel geplaatst. (Zie: Brinkkemper & Soepnel, 1989, p. 79-80).
voetnoot483
Spirutus: geest (WNT spiritus 2). al de werelt: het hele universum (WNT wereld).
voetnoot484
Gans lijden: bastaardvloek, ‘bij het lijden van Jezus’ (WNT gans II). die nooten klincken niet te degen: dat gaat niet goed. Geen vaste uitdrukking volgens het WNT. ‘Het klinkt niet’: het gaat niet goed (WNT klinken (I), A, 1 en terdege B, 1).
voetnoot485
linckert: schavuit (WNT linker (I) 1). yewers: ergens (WNT iewers 1).
voetnoot486
soo: op die wijze (WNT zoo (II) I, 1, a, α).
voetnoot487
Wy sinne berecht voor een oortje: wij zijn buiten proportie gestraft; een oortje: ¼ stuiver, een kleinigheid.
voetnoot488
Sulcken vetje ... te halen: dat hij ons zo'n voordeeltje afhandig maakt (Vrije vertaling). In deze context is vetje ook van toepassing op snot dat uit de neus gehaald wordt. (WNT vetje 3, a). 't mach niet floeren: bet.: dat mag niet lukken; mogelijk hangt floeren samen met fra. florir, vgl. floreeren.
voetnoot489
raet van alle wijsheyt: toppunt van de wijsheid. Schimpende aanspreking voor Pleuntje.
voetnoot490
Krijch: haal (WNT krijgen (I) I, 2). ongder: onder.
voetnoot491
dring-oor: scheldwoord voor iemand die erg op iets aandringt, of ongeduldig is. dring-oor staat wel in het WNT maar een betekenis ontbreekt (WNT dringen samenst.). wil ... jaegen: wil je het onheil over de dienstmeid afroepen (Vrije vertaling). (WNT jagen C, I, 2, d en plaag A, 3, a). bestaen: te (gaan) doen (WNT bestaan (II) I, 5).
voetnoot492
Ey: tussenwerpsel, gebruikt als aansporing (WNT hei (VII) 5). Vryster Jans: Liefje van elke man!, aanspreking van Pleuntje; Jans: genitiefvorm van de naam Jan (WNT vrijster 5). krijght het: pak het (WNT krijgen (I) I, 1).
voetnoot493
de Meyster: voorname aanduiding voor Gregorius, nl. equivalent voor magister of doctor (WNT meester 6). en die ... komen: en die weet wel hoe dicht men bij de duivel kan komen. (WNT na II, 1, a, drommel (I) 1 en mogen, 5, a).
voetnoot494
haer: hun. Meewerkend voorwerp, 3e nv, 3e pers. mv. 't is ... sal: erger dan dit zal het toch niet worden (WNT kwaad (I) A, 11).
voetnoot495
leck're beetjes: lekkere hapjes (WNT beet (I) 2, a). gevrijt heb: begeerd heb (WNT vrijen (I) 6). nou ... ent: nu komen jullie op al te ongelukkige wijze aan je einde (MNW onnosel).
voetnoot496
mocht ... blussen: als ik mijn begeerte met jullie kon stoppen. blussen: doen ophouden, uitdoven, m.b.t. liefde, sterke verlangens of m.b.t. honger en dorst (WNT mogen 2, liefde 4, blusschen 2, e en 2, c).
voetnoot497
kussen: opeten (WNT kussen (I) 3, a).
voetnoot498
mijn lust versaen: mijn trek stillen (WNT lust 1 en verzaden I, 1, b).
voetnoot499
Dorst ick: als ik kon (WNT durven 3).
voetnoot500
wat ... spaeren: waarom zouden wij het voor anderen bewaren. In deze wat-zin wordt een emphatische negatieve mededeling uitgedrukt (Zie: Overdiep, 1932, p. 244). (WNT wat A, III, 13, mogen 9, a en sparen A, 1).
voetnoot501
mijn hart sinckt in mijn schoene: ik verlies de moed (WNT schoen 1). sal wel of vare: profijt van zal hebben (Vgl. WNT welvaren (I) 2).
voetnoot502
Doet het van mijn wech: haal het uit mijn zicht (WNT wegdoen II, 3).
voetnoot503
De swaerigheyt: het verdriet (WNT zwarigheid III, 6). ick ... vlien: ik voel haar al om mijn hart heen vliegen. se: 4e nmv., 3e pers. ev. verwijst naar De swaerigheyt. vlien: vliegen, m.b.t. gedachten of aandoeningen (WNT vliegen V, 19, d).
voetnoot504
speelnoot: makker (WNT speelnoot 1). wellekom: uitroep van vrolijkheid. banckje: tafeltje (WNT bank (I) 2).
voetnoot505
Dat 's ... wolck: dat is een dienstmeid zoals men die zich wensen kan (WNT wolk (I) I, 1, d, α en meid, 2). sy ... letten: zij kan goed naar iemand luisteren (WNT weten 5, c, α en letten B, 3, a).
voetnoot506
As 't is: zo is het. oom-kool: aanspreking voor de student. Zoveel als: iemand die onwaar(schijnlijk)heden vertelt (Zie: Harrebomée, 1858-1870, dl. 1, p. 433). jy ... hen: jij bent nog niet zo dom als een boerenkip (WNT huisman A en slecht A, 3).
voetnoot507
Wat dunckje: Wat vind je? Wat meen je? (WNT denken B, 2). of ick niet louter toov'ren ken: [Lijkt het je toe,] dat ik niet goed toveren kan?! [vrijer: Kan ik immers niet goed toveren?!] Bij de of-zin ontbreekt de regerende zin (WNT of I, 8 en vgl. WNT louter B, 2).
voetnoot508
Hagendevelt: persoon van uitnemende kwaliteit. Hier gebruikt als eigennaam (WNT haag-aan-veld I, 1, b). schijt: dit werkwoord drukt uit dat Volckert schijt heeft aan alle toverijtjes van Hagendevelt van de korte warmoes-straet. Zij zijn niets waard in vergelijking met de kunsten van Gregorius. aller boeven vaertje: de vader van alle bedriegers. Dit is een schimpnaam die door Volckert aan Hagendevelt wordt gegeven (WNT schijten B, 3 en boef 3).
voetnoot509
goochel-tas: tas waar de goochelaar zijn benodigdheden in bewaart en waarmee hij tovert (WNT goocheltasch). ocus-bocus kaertje: toverkaart (WNT hocus-pocus samenst.).
voetnoot510
't Is al maer kinder-spul: het heeft in vergelijking geen waarde (WNT kinderspel 3). deuse giest: benaming voor de student. op een tijt: in één keer.
voetnoot511
daer ... verslijt: waar jij zeer veel dagen voor moet werken. menigen: menig + een (WNT menig A, 1 en verslijten I, 4, a, α).
voetnoot513
of ... breecken: 1. of het geen onaangename gevolgen voor jou zal hebben (WNT opbreken I, B, 2); 2. of je er niet van zult moeten kotsen.
voetnoot514
Dat is jou dan voor: De student neemt een hap, voordat Volckert dat doet (WNT voor (II) B, 2, a, 2o). als een man: als een echte kerel.
voetnoot515
ick sie 'er noch niet an: ik zie er nog niets van.
voetnoot516
wel bekoomen: goed smaken (WNT bekomen I, 3, zie tevens bekomst A, 1).
voetnoot517
wil ... droomen: als ik hier nog lang van barsten droom.
voetnoot518
niet: niets. byget: bij God. Gebruikt als opzettelijke misvorming van het woord ‘God’ in platte, volkse taal. Een bastaardvloek gebruikt als nadrukkelijke bevestiging (WNT God II, C, 8, q, γ). rat: snel (WNT rad (III) 1).
voetnoot519
niet genuttight hat: niets gegeten heeft (WNT nuttigen 2).
voetnoot520
Hou: rustig aan. Aanmaning om op te houden (WNT hou (VI) D). ick moet me over: ik doe er ook aan mee. me: mede, ook.
voetnoot521
villense het: snijden ze het in stukken (WNT villen (I) I, 1, d). Of: ontdoen ze het van vel. pluckense: genieten ze (WNT plukken A, I, 3, b). Of: trekken ze er stukken vlees vanaf. wel trouwe: wel allemachtig! Tussenwerpsel gebezigd ter versterking bij het uitspreken van een oordeel. trouwe aan het eind van een zin en in rijmpositie heeft vaak weinig betekenis; het is dan een stoplap (WNT trouwen (II) 3, a en c).
margenoot+
[B4v]
voetnoot522
elck beetje dat sy doen: elk hapje dat zij nemen (WNT beet (I) 2, a).
voetnoot523
verhoen: voorkomen (WNT verhoeden 3).
voetnoot524
Maer hoe mijn dit spijt: maar hoe zeer ik dit ook betreur (WNT spijten 2). noch ... is: er is nog iets anders dat ik wens (WNT verlangen (V) 6).
voetnoot525
hoe mijn Leendert al vaert: hoe het mijn Leendert vergaat. Gebruikt achter hoe geeft al een algemene en onbepaalde uitdrukking aan hoe (WNT al (III) 10, b en varen (IV) A, V, 27).
voetnoot526
sit hy daer in de knijp-tang: zit hij daar in de verdrukking (WNT nijptang 4).
voetnoot527
wel een sweetje haelt: wel behoorlijk zal (zitten) zweten (Vrije vertaling). De verbinding van sweetje en haelt staat niet in het WNT.
voetnoot528
koonen: wangen (WNT koon (I) 2). er (...) an tijen: eraan beginnen, aanvallen (WNT tijgen (I) B, 4).
voetnoot529
hachje: stukje (WNT hacht (I) 2, a). het drommels eete: oorspr.: het eten van de duivel; vrij: het overheerlijke eten (WNT drommels 1).
voetnoot530
bedenck ... reys: bestem ook eens iets voor een behoeftige dienstmeid (WNT bedenken (I) I, 4, schamel (II) 3, a en reis (IV)).
voetnoot531
compost: kost (WNT compost (I)). Hier in pejoratieve zin. Wat sou het wese!: Waar lijkt het op! (Vrije vertaling). Deze zin drukt de verbazing van Volckert uit over Elsjes vraag, die immers zelf kan zien wat voor voedsel er ligt.
voetnoot532
vry: gerust. Als aansporing (WNT vrij VII, 38). peurt (...) aen: slaat de hand aan (WNT peuren (I) A, 4, a).
voetnoot533
Sterf ick'er nou of: als ik er nu van sterf. soo ... dobblen: dan zal zij haar kwade kans ook niet ontgaan (dus ook sterven) (WNT zoo (II) I, 3, a, β en misdobbelen 2).
voetnoot534
Trouwe: Voorwaar (WNT trouwen (II) 2).
voetnoot535
gort: verbastering van God. hoe ickse mach: hoe (onder welke omstandigheden) ik ervan houd. Het verwijswoord se doet vreemd aan, want kost is gewoonlijk een mannelijk substantief (WNT mogen 4, a).
voetnoot536
Aten ... gun: ironisch: als zij het met zoveel genoegen zouden eten als ik het hun gun. (WNT gaarne 1, a). heyligh-avont maecken: er intens van genieten, er een feest van maken, vgl. 661.
voetnoot537
Geluck noch toe: daar moge geluk op volgen; uitroep bij het uitbrengen van een toost (WNT geluk II, 1, b, α). teuchje: slokje (WNT teug 1).
voetnoot538
Ick wachtje: ik beantwoord je toost (WNT wachten II, 16). 'k sat ... docht: ik zat net aan de drank te denken; vgl. de keelboor gebruiken voor ‘de keel met drinken openhouden, gestadig drinken’ (WNT keel (II) Samenst., kol. 1941 en effen B, 12).). Dr. H.M. Hermkens deed ons deze interpretatie aan de hand.
voetnoot539
't wort ... gebrocht: je ontvangt het ook eens van je man, er wordt ook eens door je man op jou getoost.
voetnoot540
gort: God. lansert: jonge kerel (WNT lansert). datje ... beginnen: wilde je er maar met een kraampje op de kermis mee beginnen.
voetnoot541
aere: andere. sou maer water-verf zijn: zou niets waard zijn (WNT waterverf 2, a). jy sout gelt als slick winnen: jij zou zeer veel geld verdienen (WNT winnen (I) B, I, 2, a, α).
voetnoot542
dubbelt loon: twee keer zoveel loon. 't sou oock geen duurten zijn: het zou nog niet duur zijn.
voetnoot543
Want ... brandewijn: want de geheelonthouder geeft de mannen maar een heel klein beetje brandewijn (WNT water samenst. en wat D, XIV, 40, a, β).
voetnoot544
dat hadt Ary ... getrocke: dat, als Ary nog eens een flinke slok had genomen, hij de borrel met flesje en al had ingeslikt. klocke: gezegd van iemand die met stoten, dus met slokken, hoorbaar drinkt, en van het daarbij ontstane geluid, 1, d). soopje: een klein glaasje brandewijn (WNT klokken (I), zoop 4, b, met (III) 4 en trekken E, II, 26, c).
voetnoot546
dat: als (WNT dat (II) 12). en setten ... veur: en de toeschouwers (of potentiële kopers) zo'n lekker hapje voor zou zetten; dusken: dusk + een (WNT kijker I, 1 of 2).
voetnoot547
mochten: zouden kunnen (WNT mogen 5, a).
voetnoot548
gemeen: openbaar (WNT gemeen I, I, B, 1, b). se: 4e nv. 3e pers. vr. ev. Verwijst naar de kunst.
voetnoot549
sal ick 't my wel wachten: pas ik daar wel voor op (Vrije vertaling) (WNT wachten I, 5, a, γ).
voetnoot550
borsje: maatje, vleinaam (WNT borst (I)).
voetnoot552
Waer op ... leggen: waar gaan jullie de schuld daarvan aan geven.
voetnoot553
wel: heel goed. maer: Wel! als uitdrukking van verbazing (WNT maar (V) I, 4).
voetnoot555
nae-laten: erop nahouden.
voetnoot556
byget: bij God. Gebruikt als opzettelijke misvorming van het woord ‘God’ in platte, volkse taal. Een bastaardvloek gebruikt als nadrukkelijke bevestiging (WNT God II, C, 8, q, γ). wat ... vergeten!: je bent iets in je toverij vergeten (Vrije vertaling). In deze wat-zin wordt een emphatische negatieve mededeling uitgedrukt (Zie: Overdiep 1932, p. 244).
voetnoot557
Een toebackje: een beetje pruimtabak (WNT tabak 1, b). Dat 's Heyntjemans eygen eete: dat is het voedsel van de duivel zelf. Heyntjemans: van de duivel (WNT hein (I) 8).
voetnoot558
wel mach: graag heeft.
voetnoot559
picke: duivel (Van Sterkenburg, 1997, p. 319). in 't gelach: bij het eten en drinken.
margenoot+
C[1r]
voetnoot560-562
evenwel ... Geschildert: nochtans geloof ik dat de duivel niet zo gemeen is, als men hem overal heel lelijk voorgesteld ziet. laelick is een aan het Fries ontleende vorm voor ‘lelijk’, die in de 17e eeuw bij Amsterdamse schrijvers niet zeldzaam was (WNT evenwel 2, b, leelijk A, 7, lalijk, kwalijk B, 1 en schilderen (I) A, 7).
voetnoot562
de mensche maecken mekaer wat diets: de mensen maken elkaar maar wat wijs (WNT diets 2). niet: niets.
voetnoot563
ruygh schaep: een onontwikkeld onnozele, domoor (vgl. WNT ruig (I) 12 en schaap 3, in afwijking van schaap 1 onder ‘een ruig schaap’). ghy spint al vry wat grof: u maakt het veel te bont (WNT spinnen A, 1 en vrij VII, 40, g, β).
voetnoot564
Niet een mijt: helemaal niet. Ontkennende uitspraak (vgl. WNT mijt (II)).
voetnoot565
wil: zal (WNT willen II, 10).
voetnoot566
maer: slechts.
voetnoot567
te byster: erg woest (vgl. 568) of lelijk (WNT bijster A, 3 en 6).
voetnoot569
Noch: verder. ick ... jagen: ik geloof niet dat een van hen u angst kan aanjagen. een van'er alle: een van hun allemaal (t.w. van de dorpsbewoners).
voetnoot570
wat raet gaet ons aen: wat moeten wij beginnen (WNT raad A, 4 Alleen bij Amsterdamse kluchtschrijvers uit het begin van de zeventiende eeuw.)
voetnoot571
Ick ben om hals: het is met mij gedaan (WNT hals I, 2, a). fielt: bedrieger (WNT fielt 2). nou hiel: nu helemaal.
voetnoot572{problem}
ontstelt u niet: wees niet bang. Vgl: ‘ontstellen’: verschrikken (WNT ontstellen I, 5, b).
voetnoot573
stelt u gerust: kalmeer u zelf (WNT geruststellen B). ten besten: tot uw voordeel (WNT best (III), C, 1).
voetnoot574
soo: zozeer.
voetnoot575
Komt uyt: kom tevoorschijn (WNT uitkomen (I) II, 18, a). vry op mijn woort vertrout: vertrouw gerust op mijn woord. vry: maar (als aansporing of geruststelling) (WNT vrij VII, 38).
voetnoot576
maer ... seggen: maar als je daaronder blijft zitten, dan zal ik de molenaar alles vertellen over de gedragingen van u en zijn vrouw (WNT liggen 13, zoo (II) I, 3, a, β, handel (I) II, A, 3 en zeggen (I) II, 9, b).
voetnoot578
Hoe vaert 'et: hoe gaat het, hoe staat het ermee (WNT varen (IV) A, V, 27). haest: weldra (WNT haast (II) II, 2, c). de slaep-luys bijt mijn al: ik ben al behoorlijk slaperig (Vrije vertaling). ‘slaapluizen hebben’: slaperig zijn (WNT vaak (I) samenst.). ‘luis’ en ‘bijten’ worden met elkaar in verband gebracht in het lemma ‘luis’.
voetnoot579
Sacht: wees stil (WNT zacht V, 15).
voetnoot579-581
De student spreekt, voorzien van Latijns aandoende uitgangen in de woorden Harme gladt-muylium (579), capstockus (579), besluytus (580) en Leonardus (581). Daardoor krijgt de toverspreuk een Latijnse en onverstaanbare uitstraling. Harme gladt-muylium: scheldwoord dat gepresenteerd wordt als eigennaam. Geen toelichting in WNT. Bredero heeft in zijn Spaanschen Brabander de naam ‘Harmen Glad-muyl’ gebruikt. In geen van de onderzochte Spaanschen Brabander-edities wordt echter toelichting gegeven, en in de vertalingen wordt deze naam gezien als eigennaam. Toch blijkt uit de context van zowel de Beroyde Student als de Spaanschen Brabander dat Harme gladt-muylium geen vleinaam is. In de Spaanschen Brabander blijkt hij binnen een maand na de dood van zijn vrouw al weer met een ander in bed te liggen. Ook hier is de betekenis ‘hoerenloper, minnaar’ van toepassing (Vgl: Bredero/Stutterheim, 1974, 394). capstockus: malle vent (WNT kapstok III). 't geval Van mijn besluytus: omstandige omschrijving voor ‘mijn besluit’.
voetnoot581
In Leonardus schijn: in Leenderts gedaante. Leonardus: ‘Latijnse’ vorm voor Leendert (WNT schijn (I) 12, b). ghy moet u oock wat reppen: u moet zich ook een beetje haasten (WNT reppen (I) A, 6, a).
voetnoot582
Stijght: kom naar boven; de ‘duivel’ stijgt vanuit de onderwereld naar boven op aarde. Vgl: 482.
voetnoot583
Gaet voort: treed naar voren, kom tevoorschijn (WNT voortgaan (I) I, 3). wilt (...) staan: ga (...) staan (WNT willen II, 14, b).
voetnoot584
ey!: uitroep van vrolijkheid en verrukking (WNT hei (VII) 2). te dege: nauwkeurig (WNT terdege B, 1). kijcke: bekijken (WNT kijken II, B, II, 1).
voetnoot585
Noyt ... Leendert-buur: Nooit van mijn leven heb ik een duivel zo goed op iemand zien lijken, als deze (lijkt) op mijn buurman, de voorname heer Leendert. Heerschip: aanzienlijk persoon (WNT heerschap II, A, 3).
voetnoot586
ginse: ginder (WNT ginds 2). op de Hofstee: op de prachthoeve, mogelijk: in het landhuis (WNT hofstede A, 1 en 3).
voetnoot587
Ey Nicker oompje!: Hé duiveltje! (WNT nikker 2). Spottende uitroep. hoe ... getoont: hoe heerlijk wij ons tegoed hebben gedaan aan jou eten.
voetnoot588
Sus (...) sus: nabootsing van het geluid waarmee men iemand sust of stilte gebiedt: (wees) stil (WNT sus). blomenhelten: verbasterde substitutievloek voor ‘bloedend hart’ (Van Sterkenburg, 1997, p. 175). ghy ... maken: u moet zich niet zo op vertrouwelijke voet met de geesten stellen (WNT gemeen I, III, A, 1).
voetnoot589
licht: gemakkelijk (WNT licht (III) B, 5).
voetnoot591
voldient: volledig vervuld. gaet voort: ga heen (WNT voortgaan (I) I, 2, a). .
voetnoot592
moet: zal. Vgl: (WNT moeten (II) 2).
voetnoot593
hem soo gelijck: die zo op hem leek. Verholen conjuncte participiumconstructie, verbonden met de droes. voor mijn gingt stelle: voor mij neerzette.
voetnoot594
vaeck: (neiging tot) slaap (WNT vaak (I) 1).
voetnoot595
Hier me elf oogen: het is al laat. In aansluiting bij (WNT oog II, 3). 'k heb oock wel slapens lust: ik heb ook terdege zin om te slapen (WNT wel (V) IV, 33).
voetnoot596
selt: moet. borst: kerel (WNT borst (I)).
voetnoot597
spijse: te eten geven, voeden (WNT spijzen A, 2).
voetnoot598
Ick ... schille: ik heb een appeltje met jou te schillen (WNT ui 1, a, δ). hoor hier: inleiding van de ene of andere mededeling of uitspraak (WNT hooren A, IV, 3). knappe gast: ironische aanspreking voor de student.
voetnoot599
last: moeilijkheid, onaangenaamheid, (hier) onaangename situatie (WNT last, 9).
margenoot+
[C1v]
voetnoot600
Denckje ... zijt: Je weet toch wel dat je uit een vrouw geboren bent (WNT komen, I, I, 2, b, α). vrouwe-plager: iemand die vrouwen niet behandelt zoals het hoort (WNT vrouw, samenst.).
voetnoot601
peetje: vrouw, in minder vleiende betekenis (WNT peet 3). om de nieuwicheyt: uit curiositeit (WNT nieuwigheid 6). swager: buikzwager [ man die met een andere man de gunsten van dezelfde vrouw geniet of heeft genoten, WNT zwager (I) B, 7).
voetnoot602
En dat schocke ... toe: en dat schrokken was jou ook niet geoorloofd (WNT schokken A, 4, toestaan I, 2, b en gelijk I, b).
voetnoot603
Een hongerige luys bijt scharp: een hongerige luis bijt hard; Gregorius doelt op zichzelf. Bijtende luizen richten zich op vachten (hond) en verenkleed (kip, gans, zwaan). Op de mens komen alleen zuigende luizen voor. (WNT scherp (II) B, 19). armoe soeckt list: Vgl: Harrebomée, 1858-1870, dl. 1, p. 20: ‘Armoede zoekt list’.
voetnoot604
maer riep vast, rept u tanden: maar riep vastberaden (ev. krachtig): beweeg uw tanden! (WNT vast A, II, 10, c en B, 4). rept: breng (snel) in beweging (WNT reppen (I) A, 1, a).
voetnoot605
Had ... schanden: als ik gekund had, had ik het hele zootje wel opgegeten. De student kon echter niet meer, omdat zijn buik vol zat. te schande maken: vernielen e.d. (WNT durven 3, hacht (I) 2, c, β en vgl. schande 4).
voetnoot606
Denckt: bedenk, gebiedende wijs enkelvoud (WNT denken B, 4). daer: waar (vrijer: als).
voetnoot607
Jy hebt die parte mier espeult: jij hebt deze list al eerder (vaker) uitgehaald (WNT part (I) 2). al houje jou soo geck: ook al doe je alsof dat niet zo is (WNT gek I, 3, b, δ).
voetnoot608
op mijn manne-waerheyt: op mijn mannelijke eer (WNT mannenwaarheid). dat ... porden: dat de honger mij daartoe aanzette. porden bevat een oneigenlijke -n i.v.m. het rijm (WNT lust 1 en porren A, B, II, 1, b, γ).
voetnoot609
Hoe vaert'et?: Hoe gaat het? (WNT varen (IV) A, V, 27). is de lucht klaer: is de kust veilig. Vgl: (VD99 lucht 1, 6). haest: snel (WNT haast (II) II, 2).
voetnoot610
siet iens: ga eens kijken. leyt en ronckt: ligt te ronken (werkwoordelijke hendiadys).
voetnoot611
hy snorckt dat het kraeckt: hij snurkt zeer luid. Niet als vaste verbinding in het WNT. dat het kraeckt: gebezigd om te kennen te geven dat het snurken op bijzonder krachtige wijze geschiedt (WNT kraken (I) A, 7 en 11). alries: al; Amsterdamse vorm voor ‘alreeds’ (WNT alreeds en alreeds, (suppl.).
voetnoot612
soetert: lieverd (WNT zoeterd 2, a). hoe vaert het al: hoe gaat het (WNT varen (IV) A, V, 27); al heeft een versterkende betekenis.
voetnoot613
Kost: kon.
voetnoot614
Hy ... gestaen: Hij is (nu) meer verwarmd van angst, dan toen hij boven het vuur van een kuiper stond. cuyper: iemand die het vervaardigen van kuipen, tonnen e.d. als ambacht uitoefent (WNT benauwdheid 3 en kuiper).
voetnoot615
sien: bekijken (WNT zien A, III, 10, a). potsen: tovervoorstellingen (WNT pots (I) 1, b). rechte aen: ten uitvoer bracht (WNT aanrichten).
voetnoot616
vriend des Keysers: vleier, aanspreking van de student.Vgl. ‘Iets doen om de vriend van de keizer te zijn’: het doen om met iemand op een goede voet te blijven; om zijn gunst te behouden of te verwerven (WNT keizer II).
voetnoot617
nae 't leven: levensecht, geloofwaardig (in aansluiting bij WNT leven III, 21, c).
voetnoot618
Dat geschieden soo na gelegentheyt: het gebeurde, omdat de omstandigheden er naar waren (WNT gelegenheid II, II, 3, a). mijn docht het most soo zijn: het scheen mij toe, dat het moest zijn zoals ik gedaan heb (WNT dunken 1, b)
voetnoot619
suyver: subtiel (WNT zuiver (I) A, I, 12). ofgemaeckt: opgelost (WNT afmaken I, 2). al te met: af en toe (WNT altemet I).
voetnoot620
ducaetjen: gouden munt ter waarde van ongeveer 5 gulden (WNT dukaat 1). wandel: tocht (WNT wandel 7).
voetnoot621
datje ... handel: dat je vanaf nu deze gebeurtenissen ook zult verzwijgen. (WNT voort (I) 3, a, α en zwijgen B, 11, a).
voetnoot622
't moeyt me: het spijt me (WNT moeien I, 4). dat ... aengedaan: dat ik jou oneervol heb behandeld (WNT smaadheid).
voetnoot623
Dat heeft 'et al: vrij: Zo is het maar net! (Vgl: WNT hebben I, IV). dus wel: zo goed. vergaen: afgelopen (WNT vergaan 3).
voetnoot624
noch: bovendien (WNT nog 4).
voetnoot626
deuse plaets valt hier wat hiet: op deze plaats zijn we niet veilig. ick betrouw mijn niet te veel: ik voel me niet erg veilig (WNT betrouwen (II) C, 1).
voetnoot628
daer mee: mee daar naar toe. voor alle dinge: bovenal (WNT voor (II) A, III, 12, c).
voetnoot629
evenwel noch: toch nog (WNT evenwel 2).
voetnoot630
Al lijck wel: ondanks dit alles, evenwel (WNT allijkewel). lydigh: zeer (WNT lijdig B, 2).
voetnoot631
wat ... veynse: waarom zouden we tegenover hem de schijn nog ophouden. In deze wat-zin wordt gevraagd naar een reden (Overdiep, 1932, p. 244). doch: toch (WNT doch A, 1).
voetnoot633
(Maer ... achter): Maar dat betekende nog niet dat het feest niet doorging; tussenzin; daerom doelt op dat ... steure. (WNT achterblijven II, 2 en kermis (I) B, 2, a).
voetnoot634
knaphandigh: vlug, als aansporing (WNT knaphandig B, 1).
voetnoot635
met drie haesten: vliegensvlug (Vrije vertaling) (WNT haast (I) 2, b). lustigh: op aangename wijze (WNT lustig B, 4). mit ien abelheyt: met een aardige list (WNT abelheid 1, b).
voetnoot636
Hy ... loopen: Degene die zal tappen moet listig zijn, maar degene die er met de drank en spijs vandoor wil gaan, moet nog slimmer zijn. Vgl: Harrebomée, 1858-1870, dl. 1, p. 216: ‘Loos moet hij zijn, die tapt, maar nog veel loozer, die met 't gelag wegloopt’. (WNT arg (I) I, 2, gelag 2, b en doorloopen (I) B, 7).
voetnoot637
Jy zijt een man als Claes: Mogelijk in aansluiting bij: grappenmaker; zijt is de vorm die bij gij hoort en niet bij jij (WNT klaas B, 3, c). 'k moet ... koopen: ik moet er ook voor zorgen dat ik mijn kost op zo'n manier [nl. door bedrog] kan verkrijgen.
margenoot+
[C2r]
voetnoot638
geef ... soen: als je mij een zoen geeft.
voetnoot639
Seecker: voorwaar (WNT zeker (I) B, 19, a, α). laet ick: laat ik... Deze zin wordt door de student niet afgemaakt. Hij interrumpeert zichzelf met de volgende mededeling. 'k sal ... doen: deze mededeling heeft een dubbele betekenis. In de eerste plaats: ik zal vriendschappelijk voor je zijn, en je geen kwaad doen. Maar bovendien, minder onschuldig, betekent iemand vriendschap doen ‘geslachtsgemeenschap met iemand hebben’ (WNT vriendschap 3, c).
voetnoot640
Hemme: Heb me [t.w. de op dat moment gegeven klap]! vrij: Pak aan! (WNT klappen (II) II, A, 2).
voetnoot641
jou vrou wijstje de weg: je vrouw doet het je voor, je vrouw geeft je het voorbeeld (Vrije vertaling). daerom ... singe: daarom moet men het niet verwonderlijk vinden.
voetnoot642
Stille mens: Mond dicht, kerel. hoe ... bruyt: wat staat hier dit mens [t.w. de student] een mens [t.w. Pleuntje] te kwellen! Wat kwelt dit men een ander gedurig! Pleuntje spreekt hier dus in de derde naamval over zowel zichzelf als de student. staet (...) en bruyt: staat te kwellen (werkwoordelijke hendiadys; WNT bruien I, B). Bij een vraag die begint met hoe, gevolgd door dus, ‘is de beteekenis van hoe verbleekt. Er wordt gevraagd naar oorzaak of reden, ofwel de vragende vorm omschrijft verbazing, verwondering’ (Overdiep, 1932, p. 247). In deze zin is het laatste het geval.
voetnoot643
acremense mens: verdomde mens. acremense: uitroep van drift in platte zeventiende-eeuwse spreektaal, verbasterde vloek (sacrement) (Van Sterkenburg 1997, 345, 346 en WNT akkerment en akkerment, (suppl.)). Heeft betrekking op de student. guyt: vuilbek (WNT guit I, 4).
voetnoot644
mens (1e): slaat op de student. laet ien men mens vreen: laat mij met rust (Vrije vertaling). Pleuntje spreekt hier in de derde naamval over zichzelf.
voetnoot645
Loop by jou hoere (...) wilje hoepe: loop naar je hoer als je wilt wippen. hoepe: heimelijk vrijen (WNT hoepen, 2). dit leelicke dingh: toespeling op mannelijk lid (WNT ding (I), 4).
voetnoot646
als ... is: als je er geen zin in hebt (t.w. in een vrijerij). soo laet ick het betien: dan laat ik het varen (WNT betijen 2).
voetnoot648
in soetigheyt: serieus. In tegenstelling tot: ‘uit zoetigheid’ (WNT zoetigheid 6, a). alle gecken laet varen: alle gekheid op een stokje (WNT laten (I) A, 16).
voetnoot649
Ick heb jou al vry besint: ik heb je heel erg lief (WNT bezinnen 7 en vrij VII, 40, c). ick ... sparen: voor vrienden heb ik geen geheimen (WNT brood A, 1, b). In de conversatie tussen Gregorius en Pleuntje worden woorden die te maken hebben met ‘brood’ veelvuldig in figuurlijke zin gebruikt. Het kluchtige hieraan is, dat de toespelingen voor Gregorius en Pleuntje een verschillende betekenis hebben. Gregorius bedekt met de brood-toespelingen zijn sexuele bedoelingen, terwijl Pleuntje denkt aan het waerdige brood (654): een fatsoenlijk inkomen verkregen door een huwelijk met Gregorius.
voetnoot650
Ick ... geven: ik zal het liefdesspel met jou bedrijven. In aansluiting bij ‘Zoetemelk met wittebrood slabben’: het liefdesspel bedrijven (WNT wittebrood 1, b). blaest: er werd op een hoorn geblazen ten teken dat het brood gereed was.
voetnoot651
Dan ... zijn: dan moet je ook niet koppig zijn ten opzichte van mij (WNT weerbarstig 1, a, α). hoe staeje dus verbaest: In deze zin, waarin hoe gevolgd wordt door dus, wordt gevraagd naar een oorzaak of reden. Tevens drukt de vraag verbazing uit (Overdiep, 1932, p. 247).
voetnoot652
doelwit: persoon waarop men zijn handelingen richt (WNT doelwit 2). suyckerde: lieflijke (WNT suikeren (I) 2). wederleggen: verhinderen (WNT wederleggen II, 8).
voetnoot653
Ick kan niet kallen: ik kan niets uitbrengen (MNW callen trans., 2).
voetnoot654
moeten bevat tenonrechte een meervoudsaanduiding. bestaen: ondernemen, wagen (WNT bestaan (II) I, 5).
voetnoot655
En om ... aengaen: en om geen zonde te begaan ten opzichte van het deugdelijke brood (het huwelijk), zou ik het wellicht met hem aaleggen? Nog in de 17de eeuw beschouwde men een huwelijk als gesloten als man en vrouw met elkaar naar bed waren geweest; de kerkelijke inzegening kon veel later volgen. (WNT licht (III) B, vgl. Suppl. aangaan I, A, II, 1, d).
voetnoot656
ick ben te vreen: ik berust erin (WNT tevreden 3).
voetnoot657
backus: gezicht (WNT bakkes 1). groenigheydt: geilheid (WNT groenigheid 3, b, α).
voetnoot658
om 't broods-halven: omwille van het inkomen.
voetnoot659
Het ... broods-halven: het maakt niet uit wat de reden ervan is (t.w. waarom Pleuntje besluit het bed met Gregorius te delen). dat is geen nood: dat doet er niet toe (WNT nood 3).
voetnoot660
't is even veel: het is om het even (WNT evenveel 2, a).
voetnoot661
Mijn eygen heylige dach: Mijn eigen feestje!; vgl. 536. Uitbreiding van de naamdag, die feestelijk gevierd werd. (vgl. WNT heiligedag kol. 467). Waarschijnlijk hier niet in relatie tot de 17de november, die aan de H. Gregorius was gewijd. sulcken brockje niet te vermuylen: zo'n hapje (m.b.t. Pleuntje) is niet te versmaden. (WNT brok 2, a). vermuylen: afwijzen m.b.t. voedsel of een liefdespartner (WNT vermuilen 1 en 2, b).
voetnoot662
De gaert is nou suyver: de lusthof is nu schoon (ter aanduiding van: de maagdelijkheid is je nog niet ontnomen)(WNT gaard). suyver: ‘zonder onkruid’ en tegelijkertijd ‘kuis, ongerept’. (WNT zuiver A, I, 1, d en A, II, 18 en 19). schutten: verdedigen, afschermen (Vgl. WNT schutten A, 9).
voetnoot663
quinckertje: iemand die vlug is in zijn bewegingen, jonge springer (MNW quinc). vry wat stout: heel erg vrijmoedig (WNT stout A, 1, a, α).
voetnoot665
ons (...) vertoone: ons laten zien (WNT vertoonen II, 10, a). onsen handel: onze minnehandel, ons liefdespel (WNT handel (I) II, C).
voetnoot666
De rest van de tekst wordt door Gregorius tegen het publiek uitgesproken. braet-veugels: spotnaam, hier gericht tot de mannelijke toehoorders (WNT braadvogel).
voetnoot667
aen d'oore slaet: afranselt (WNT oor I, A, 3).
voetnoot668
rat: een draaiend rad is een zeer verbreide zinnebeeldige voorstelling van het wisselvallige lot (WNT rad (I) 4).
voetnoot670
Eele behulp'lickheyt: edele hulpvaardigheid, gedienstigheid. Vgl: (WNT behulpelijk A, 1 en behulpzaamheid 1).
voetnoot671
luckigh: voorspoedig (WNT gelukkig II, I, 1). hebt geleyd: de weg hebt gewezen (WNT leiden (I) I, 7, a, α).
voetnoot672
lyden: tevreden stellen (WNT lijden (I) I, B, 2).
voetnoot673
wilt (...) benyden: misgun; willen ter omschrijving van een aansporing (WNT willen I, 6, a). arme vreughd: eenvoudig mingenot; mogelijk is bedoeld ‘het mingenot van een arm man’. In dat geval is het bijv. nw. indirect gebruikt. (WNT vreugde II, 4, c).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken