Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ontwerp tot eene algemeene characterkunde (3 delen) (1788-1797)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ontwerp tot eene algemeene characterkunde (3 delen)
Afbeelding van Ontwerp tot eene algemeene characterkunde (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Ontwerp tot eene algemeene characterkunde (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.46 MB)

XML (1.03 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/psychologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ontwerp tot eene algemeene characterkunde (3 delen)

(1788-1797)–Willem Anthonij Ockerse–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 116]
[p. 116]

Algemeen ontwerp.

Ik heb mij, in den loop van dit werk, nimmer voorgesteld zoo uitvoerig te zijn, als ik zou konnen worden, behoudens de welvoeglijkheid en zonder stremming van de leeslust, indien ik mij bedienen wilde van alle de stoffen, die overdenking en lectuur in staat zijn over mijn onderwerp bij een te zamelen. De uitweiding is eene konst, die zekerlijk in etlijke gevallen hare nuttigheid heeft, maar welke mij over het geheel in werken van smaak en oorspronglijkheid zeer mishaagt. Ik heb bij origineele schrijvers doorgaands eene zekere afgemetene kortheid gevonden, die men niet aantreft bij Compilateurs, en navolgers. Daar zijn maar zeer weinige werken voorhanden, van welker inhoud men naar waarheid zeggen kan: niets te weinig, en niets te veel.

Wilde ik Characterkundige schetsen en idealen leveren, ik kon, door middel van geleende kundigheden, eene weidsche gedaante, en uitvoerigheid aan mijn werk geven, die mij weinig moeite kosten zoude, doch die tevens ook eene geringe mate van waer Characterkundig vernuft in mij zoude ontdekken, in anderen verwekken, daar men dezelve denkbeelden, die ik zou moeten voordragen, overal elders aantreft, veelen reeds zoo goed gecharacteri-

[pagina 117]
[p. 117]

zeert hebben, als men zulks verwachten kan; en mijn hoofddoel eigenlijk niet is te leeren, welke Characters er al bestaan, hoe zij werken, maar, op wat wijs en door welke middelen men de Characters moet ondekken, schiften, vormen, en beoordelen.

Het kan zijn, dat in de ontwikkeling van deze Theorie hier of daar eene kleene Characterkundige schets, ter opheldering geschikt, zal dienen te worden ingevlochten; ondertusschen bestaat de taak, dien ik mij heb voorgesteld, zaaklijk hierin, dat ik alle de hoofdcharacters, die met de daad aanwezig zijn, uit elkander schifte, stukwijs in derzelver uitstekende trekken voordrage, ze rangschik in bepaalde Classen of orden, en langs dezen geleidelijken weg van het meerdere tot het mindere, van het grootere tot het kleenere, van het algemeene tot het individueele nederdale.

Om den lezer een juister denkbeeld te geven van mijn ontwerp, zal ik hier laten volgen eene korte schets van den loop der zaken, die ik, zoo ver mijne krackten toereiken, heb voorgenomen te behandelen.

Eerste orde. Het Character dezer Eeuwe, of van het algemeen menschdom in onzen en eenen naastvoorgaanden leeftijd.

Tweede orde. Volks-Characters. Hier zal ik eerst handelen van het geen doorgaands de Characters der volken vormt, en van die bijzonderheden, welke vereischt worden, om het Character van een volk wel te leeren kennen en beoordeelen. - Vervolgends zal ik een en ander staal opgeven van eene nationale Characterschets, doch mij bepalen tot Europa, als dat waerelddeel, waarvan wij niet alleen de meeste kennis, maar waarbij ook het grootst belang hebben. En wel bijzonder zal ik trachten het Neder-

[pagina 118]
[p. 118]

landsch Character in etlijke voorname trekken te tekenen.

Derde orde. Characters van kleenere maatschappeien. Hiertoe breng ik - Eerst plaatslijke Characters, zoo in het algemeen, als bijzonder, die van het Hof, van de Steden, en van het platte Land. - Ten Tweede Familie-Characters, waarvan de hoofd-trekken aan zekere geslachten bijzonder eigen zijn.

Vierde orde. Characters, gevormd door onderscheidene standen en bezigheden van dit leven. Onder dit opschrift behooren de Characters door beroep en verkeering. Die door rijkdom en armoede. Die door Godsdienst. Die door lectuur. Romanesque Characters.

Vijfde orde. Behelzende de Geslachtscharacters. Hier zal ik eenige trekken geven van het manlijk, en van het vrouwelijk Character, als zodanig.

Zesde orde. Characters, uit het verschil van den leeftijd geboren. Characters van kinderen, van jonge lieden, van mannen en vrouwen, van oude menschen.

Zevende orde. Personeele Characters, die overal, in een bijzonder persoon, vallen. Ik zal een en ander voorbeeld geven van een goed, van een kwaad, van een gemengd, van een ongestadig, van een gekunsteld Character, en mooglijk nog van eenige andere soorten.

Hier zoude nu mijn plan ten einde gebracht zijn; dan, om al het voorgaande meer vruchtbaar te doen worden, en als in één middenpunt t'zamen te trekken, zal ik trachten in een zeker voorgedragen Character onderscheidenlijk te toonen, hoe hetzelve uit alle de opgegevene grootere Characters stukswijs zij t'zaamgesteld, zoo dat het van elk derzelver iets ontleend hebbe, zonder dat daardoor het individueele, dat na aftrek van al het gemeenschaplij-

[pagina 119]
[p. 119]

ke overblijft, ten eenemaal worde weggenomen, ten bewijs, dat men, om een juist Characterkundig oordelaar te zijn, ieder Character op eene soortgelijke wijs ontleden en schiften moet.

Ik ben zoo wel van de uitvoerigheid en moeilijkheid dezes ontwerps, en tevens van de tederheid mijner vermogens om hetzelve wel te bearbeiden overtuigd, als iemand door eene langwijlige redeneering mij daarvan zoude konnen overtuigen, doch ik vertrouw aan den anderen kant, dat kundige en weldenkende lieden met de nieuwheid en nuttigheid van mijn plan, en met de welmeenendheid mijner oogmerken in hetzelve, zoo wel bevredigd zullen zijn, dat zij mijne geringe pogingen voor aangenaam houden en ondersteunen zullen met hunne kundigheden, waarvan ik belove, indien mij dezelve door briefwisseling of door de drukpers worden medegedeeld, een dankbaar gebruik te zullen maken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken