Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De tooneelwerken (3 delen) (1921-1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van De tooneelwerken (3 delen)
Afbeelding van De tooneelwerken (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van De tooneelwerken (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.57 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Editeur

Willem van Eeghem



Genre

drama

Subgenre

klucht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De tooneelwerken (3 delen)

(1921-1955)–Willem Ogier–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

Aanteekeningen

De hiervoor blz. 1-35 gereproduceerde druk (die uit 1682) is, blijkens v. 62-4 der Voor-reden, de eerste, met hare van de onze heelemaal verschillende interpunctie (Zie bv. v. 574-5, 695-8, 802-7) en tevens met hare drukfouten (Zie bv. blz. 4, regel 4, Dochrer = Dochter; v. 103 ongelnck = ongeluk). Het album, waarin Ogier al zijn spelen en gedichten schreef, is waarschijnlijk zoek geraakt.

Voor-reden. Vers 2: Kenders = dichtkunst-kenners.

3: reghels = de regel der 3 eenheden.

10: niemandt d.i. onder de mij toen bekende menschen; conde = in staat was; prijzen = zeggen wat mijn werk in den grond waard was.

11: onderwysen = terechtwijzen, verbeteren.

15: Const'beminde Vrienden = dichtkunst-beminnende Vrienden.

17: gheraeckt = gekomen d.i. als lid.

22: wyse Mannen = het reglement als hoogste wijsheid aanziende leiders der Camer (iron.).

27: nauwe peghel = bekrompen voorschriften.

45: de leiders (deken, oudermans enz.) zijn slecht.

48: anders, woorden, niet gheseyt = andere woorden niet gezeid = om maar met geen ergere beschuldigingen voor den dag te komen.

54 = D.H. is ten mijnen gunste uitgevallen.

59-60 = na de 100ste opvoering was D.H. even aantrekkelijk als na de 1ste

62-64 = laat ik de lesers thans oordeelen...

Eerste Uytkomst = 1ste tooneel (in ruimen zin) - Jakemyn = bekende 17de eeuwsche vrouwenvoornaam.

12: Keurtheydt = Kortheydt = zekere venusziekte.

21: lacken = likken.

24: begaeyt = bevuilt; spouwet = spuwt het.

29: dan = maar.

38: ontschermen = door schermen ontkomen.

48: Knuysen = zieltjes zonder zorg.

Bykomingh = tooneel (in engeren zin).

61: verwelt = verwend = kieskeurig.

66: verbribbelt = verdoemd.

71: honsvot = lafbek.

72: royen = roeien = slaan.

78: geseet = gezegd.

84 = zij is er vet mee.

99: raeyen = raden = raad geven.

102: ken = 'k en; niet = niets.

109: geliet = voorgaf.

110: dat = dat het.

112 = walgt van mij nu hij zijn lust verzadigd heeft.

115: vleyer = vrijer.

119: swillen = zwellen.

121: snuf = mode.

122: Kerreken = Kerk.

126: Knecht = vrijer.

135: sorghelijck = gevaarlijk.

150: t'salder spits af-loopen = 't zal er op zitten.

152: d'ou Wyfs = de bejaarde dames.

153: Hoot = hoofd.

155: drollig = ’plezant’.

156: cortisanen = modepoppen.

[pagina 37]
[p. 37]

158: sies-sinck = six-cinq, d.i. de hoogste kansworp i.h. tiktakspel en vandaar uitroep van verwondering.

161: dat gaeter op deur = ik sla er op los.

167: in als = in alles.

170: quaedt = verderf.

172: jonst = gunst.

179: tet = tusschenwerpsel van geringschatting.

180: ghy hebt een Buyl ghevallen = (verbloeming voor) gij zijt zwanger.

182 = die er niet aan dacht de noodige voorzorgsmaatregelen te nemen.

186: opgeraept = gekregen.

188: de Broeck = de vrijer; 't vulsel vande rocken = de vrucht, het ‘toecomend kindt’.

199: overheert = overmeestert.

205: soo gheestigen hayr = zoo een aardige meid.

213: de Heu = de Trekschuit van Antwerpen op Brussel viâ de Willebroecksche vaart.

214: Ey wilt die sinnen sparen = laat dat plan varen = doe dat toch niet.

223: wat gaget hun aan = ...gaat het...

229: dieme = die gij.

232: verbrilde = verdoemde; smots = lastertong.

233: lavedts = smots.

235: s'Haey = ze hadde.

236: schouden = iets in ziedend water dompelen of er mee overgieten om het gemakkelijk te kunnen schoonmaken en afschrobben.

237: Hert = maag.

239: Weurst = worst (rijmt met Beurst = borst = kerel).

242: geel Pens = geelbuik (Jakemyn is nl. oud); naeyster = geile vrouw (naaien = coire); Eelen spijs = edele spijs = lekkere brok.

249: sterf = stierf.

251: Lolle-potten = verwarmingspotten.

256: luymers = die met neergebogen hoofd gaen; druyp-neusen = die er beschaamd en beteuterd uitzien.

257: styven tatolven = stijve pieten.

259: gier-gaerden = den geldwolf spelen.

260: gau-Schey-anen = jonge pochers; cael Jonckers = fortuinzoekers; vuyl-Baerden = hoerenjagers.

261: Smal-broecken enz. = ‘modisten’ = modepoppen = geurmakers; calotmannekens = pruikdragers.

262: wel voor-gedaen = op hun elf-en-dertigst; (wel-)gevreven = met blinkende laarzen, sporen, rapier enz.; (wel-)gesteven = met mooie lubben en halskragen; (wel-)gerelt = met glad geschoren kin en wangen; (wel-)gerolt = met glad gestreken haren.

264: hun Postuer = hun gestalte, hun persoon, zich; in gravitatis = in de deftige, statige, stijve houding der Spanjaarden.

265: een slechte sloor = een onbemiddeld, onervaren meisje.

275: braeckelt = vermoeit ze zich zwaar door veel nachtwaken.

276: smodder-muyl = zoener, likker.

285: en settent = en het zetten.

286: ick goot = ik goot het.

295: pluggen = vrijers (verachtend).

296: Buycken vol = Buycxken vol = zwanger.

297: sitme dan en siet = zit men dan te zien.

299: mondeken toe! = zwijgt van 't u meegedeelde!

303: soo ty als = zoodra.

304: den Man = den Thiendeman.

308: gebicht is = opgebiecht heeft.

[pagina 38]
[p. 38]

316: Lepel straat = een in de 17de eeuw beruchte hoerenstraat te Antwerpen. dicht bij het Kasteel en de Schelde; vrotte = rotte.

317: wel ghenoecht = vergenoegd.

324: Sa, Sa, tusschenw., drukt ongeduld uit.

325: moetjen = tante.

327: ontbeyt = wacht.

332: ontrijgen = v.h. keurslijf ontdoen; ontbinden = v.d. andere kleeren ontdoen.

333: ist Geck = is 't gekkernij, of is 't ernst?

342: ou = u.

345: weyigheydt = hoeren.

346: Pieutoor = putoor = soort van reiger = hoerenjager.

350: degelijck = ‘net’, ‘deftig’; trotst = trots.

351: Luyfel = deugniet, schelm.

352: dat fraey Figuer = dat schoon portret, dat model....

356: laet dat overslaan = laten we daar niet verder over spreken.

360: de Koe met Kalf = de ‘Swaergaende Dochter’.

376 = uw vaderschap zal zich bepalen tot de inschrijving van uw naam i.d. doopboeken.

377: by een ander met de vuyl maken = tevens met een andere ‘loopen’.

382: gy mooght = het is mogelijk dat gij.

392: wert = wordt.

393: den last vande Doode = de doode afgelegd,

395: holpen = hielpen.

396: haesten Doodt = onverwachte, plotse dood.

398: op hooren = opkijken, opzien.

400: rechts = juist; ou = u.

402: een lutsken = even.

403 = waar het meisje, de vrouw, de eerste stappen moet doen.

410: Brom = slemp, feestmaal.

412: ick sal voorsien = ik zal er voor zorgen.

415 = geef mij raad, ik bid er u om: zal ik op Anduyts voorstel ingaan?

416-7 = betoon uwe dankbaarheid.

432: gesmeten = geslagen.

433: dan = behalve.

435: hij magh = het is mogelijk dat hij...

437: wert = wordt; aangeleet = aangelegd.

438: Lyen = Ley(d)en (in Holland, vermaard om het beleg ao 1574)?; volseet = volzegd,

440 = alleen met het mooiste uitpakken, zand in de oogen strooien.

442: ghevreên = gevrijd.

443: t'sal mij deiren = o wee!

444: als g'in twee stucken syt = als gij een kind zult hebben.

445 = onderneem het, ik zal zóó voor u ‘lezen’ dat...

446: Houwelijck sijn = kunnen trouwen; den eersten noen = morgen.

449 = dat zij u als legaat aan hem geeft.

450: raeckt = in brand raakt = i. br. schiet.

452: botten = plaats hebben.

457: tommelt gins en weer = popelt; hier begint de (niet aangeduide) ‘Sevenste Uytkomst’.

458: grouwel = vervaardheid voor hetgeen geschieden kan.

459: 't versoecken = 't probeeren.

464: treften = trof...aan, vond.

466: van deegh = ter dege.

468: vuyle Bruyt = een meisje (hetzij al dan niet ondertrouwd) dat reeds zwanger is.

[pagina 39]
[p. 39]

470: bediouwen = uitjouwen, bespotten.

484: by sellementen = basterdvloek.

490: verslentste = verdoemde.

495: kril = geil, wulpsch.

497: Makelaers = koppelaars; soo stelt men Vleesch... = vleesch met vliegescheten gaat haast in ontbinding (d.i. ik, thans zwanger, zal over kort worden ontbonden = zal bevallen).

500 = geef hem eens een goede schudding.

502: Ké = toe!; lackt...open met = doet... opengaan...

506 = blaast hij den laatsten adem uit, dan is er ook geen ‘brom’ voor ons.

507 = hij kijkt met kleine, half-geloken oogen.

510: Pypegael = kruiwagen; wy mochten hem rijen = het ware mogelijk hem te vervoeren.

514: wat bestoven = wat dronken = smoordronken (antiphrasis).

515 = heeft hij geweldig gebraakt.

516: ongesien = onaantrekkelijk.

524: van tienen en van vieren gemaeckt = hij heeft alles verdaan.

530: een Kalf baeren = braken.

537: dit als = dit alles; ulie tween = u beiden.

545: cruel = eer- en deugdzaam, deftig.

547: qualyck-vaert = onpasselijkheid, ongemakkelijkheid.

560-1 = Niemand zou u willen kussen, want gij zijt te leelijk om in de erwten te staan.

562: Iou = tusschenwerpsel van bespotting; een Fraey maecksel = een schoon portret, model.

564: alle mode = chic, elegant.

582: van me te moeten Sterven = van ook te mogen sterven.

595: ...op te leggen = van zooveel te beschuldigen.

596: Kootjongen = kwajongen, snotneus; schommel-Kock = asschepoester, ‘vuiltje’.

608: gy het = gij hebt; Lever en Longer = al wat ik bezit = mij (gansch en al).

614: schacht = snaak, grappenmaker.

617: treusel = schatje.

618: u selven paeyen = aan u zelf het hof maken.

619: wasme = waart gij.

622 = zag mijn gezicht er zoo doodsch uit?

623-4 = gij keekt alsof gij ‘stront’ gegeten hadt.

631: bottigheydt = lomperd, brute.

632: Ets! tusschenw,, drukt ontgoocheling, ergernis... uit; Fr.: ‘M...!’.

643: Magger = makker.

647 = is 't mijne schuld, dat zij op hare gezondheid geen acht geeft?

649: bederven = ruineeren door aanhoudende verkwistingen.

650: het gadt = het keelgat.

659 = hij kijkt niet eens op.

664: vreughden wensch = wensch naar vreugde.

684: hout...besetelt = houdt onder den hiel.

685 = ik heb de dood in mijn knoken = ik zal het niet lang meer trekken.

688: s'is mijn = zij behoort mij toe.

690: ick waerder me ontrieft = ik zou van haar beroofd zijn en ik heb haar noodig.

695: proef = smaak.

696: uytten = uitdrukken.

697: besluyten = bevatten, begrijpen.

695-99 = Hoe zou mijne machtelooze stem mijn mateloos lijden kunnen uitdrukken?

702: ...ghelijck eenen Bol door een Klos = gelijk een bal door een klospoort, - i.h. klos of klootspel = recht op hun doel af, d.i. (antiphrasis) zonder dat het doel duidelijk zij.

[pagina 40]
[p. 40]

703 Verr = stier; v.d. Os, d.i. die dom is; 703 = gij zijt te dom om dat te begrijpen.

712: prefentabel l. presentabel = ‘respectabel’ = (ironisch) belachelijk.

713: foud' l. soud'; 713 = zoo niet zou ik u doen straffen.

716: Sieltjen = zomerkleed.

717: hoe naer syde gy het Fielken = hoe goed trekt gij op dien lorejas!

719: van als tot als = van A tot Z.

731: hout = houdt op!

732: datme = dat gij; - naer gheraeckt = in zulke ‘intime’ betrekkingen met haar komt te staan.

738: Lebben = lummel, lomperd; Keekelt wat = protesteer maar!

741: betyen = voortgaan; tween = beiden. 741 = laat ons die zaak onder ons beidjes verder klaarspelen.

743: s' Is u niet = de uwe niet.

747: angebast = hangebast = booswicht.

751: overmits = middendoor.

758: K'en hadder niet eens af vermaent = ik had er niet eens van gesproken = ik had heelemaal niet geprotesteerd.

759 = ik houd niet van een (door een ander) zwanger gemaakt liefje.

761: nooyen = uitnoodigen (op de bruiloft); als d'Eyeren eerst crom syn = nooit.

764: ...gy er de naeste af syt = haar ‘houwt’.

765: die Ree = die lichtekooi; beclyven = ten deel vallen.

773: ...met den Beul, want deze eet alleen, zóó wordt hij gehaat. 775: flocker 1. slocker.

787 = want ik denk niet in staat te zijn mijzelf te kennen.

788: verstickt = weer stof geworden.

792: Guyt = deugniet; vermooren = vermoorden.

802-7 = Hij (of Roeltjen), hoewel men (= hij) somtijds Droefheydt maeckt met (zijn) boeltjen (= liefje), gheraeckt met haer seer dickwils weer aen Vreught.

818: douwen = steken.

819: sellementen = basterdvloek.

835: met conditie... = met conditie, uwerzijds, van niet te crabben...

838: degelijcken = onberispelijk.

843: k'en souwer gheen duysent Gulden om geven d.i. maar veel meer.

846: Soeck = uitroep, druk een gevoel van koude uit.

848: synder noch af bestaen = zijn er nog onder den indruk van.

855: beiden hebben wij iets gevonden, ik, al zoekende; hij, zonder te zoeken.

857: Genade siet = Ecce gratia, de blazoenspreuk van de(n) Olyftack, waar De Gulsigheydt voor het eerst werd opgevoerd.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken