Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Grenzen aan de groei. Deel 2 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Grenzen aan de groei. Deel 2
Afbeelding van Grenzen aan de groei. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Grenzen aan de groei. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.38 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (1.44 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/interview(s)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Grenzen aan de groei. Deel 2

(1974)–Willem Oltmans–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

50 gesprekken over het rapport van de Club van Rome


Vorige Volgende
[pagina 200]
[p. 200]

J. Pajestka

Professor Joseph Pajestka werd op 9 maart 1924 in Milowa, Polen geboren. Hij is econoom, directeur van de Poolse Planraad en doceert Economie aan de Universiteit van Warschau. Hij heeft een aantal functies bekleed in verband met de activiteiten van de Verenigde Naties, in bijvoorbeeld Uganda, maar ook op het hoofdkwartier in New York. In 1960 adviseerde hij de regering van Irak. In 1961 publiceerde hij ‘Capital Investment, Employment and Economic Development. In 1962: Studies on Development Patterns of Developing Countries’. In 1970 schreef hij voor de V.N. ‘Social Dimensions of Development’ met een voorwoord van de Zweedse premier, Tage Erlander. Professor Pajestka woont de vergaderingen van de Club van Rome bij.

U hebt de beraadslagingen tijdens deze bijeenkomst van de Club van Rome in Tokio (oktober 1973) actief bijgewoond. Wat voor indruk heeft u van het geheel gekregen?

Mijn kennis van de Club van Rome was, toen ik hier kwam, tamelijk oppervlakkig. Ik kende het Rapport van de Club van Rome en was op de hoogte van het werk dat aan het Massachusetts Institute of Technology verricht werd. In Polen staan wij nogal kritisch tegenover de standpunten die de Club van Rome tot dusver ontwikkeld heeft. Ondanks dat werd het boek van Dennis Meadows en zijn medewerkers in Warschau gepubliceerd, en trok het algemeen de aandacht. In de Poolse pers verschenen dan ook heel wat artikelen waarin commentaar werd geleverd op het m.i.t.-rapport, zoals wij het in Polen noemen.

Al in een vroeg stadium besloot ik mij tegen de benadering van het m.i.t. te verzetten, misschien wel omdat ik me al enige tijd bezighield met de problemen van de ontwikkelingslanden en de kwestie van de hulpbronnen, het milieu, enzovoort. De heersende ideologieën met betrekking tot economische en maatschappelijke vooruitgang luiden nog steeds dat de aspiraties van de Derde Wereld volledig realiseerbaar zijn. Dat zou ze voor de ontwikkelingslanden volledig aanvaardbaar maken, ware het niet dat - zoals de landen van de Derde Wereld steeds opnieuw weer met nadruk stellen - het niet alleen een kwestie van materiële welvaart is, maar ook een kwestie van menselijke waardigheid.

 

Van fundamenteel respect voor elkaar.

Inderdaad, van fundamenteel menselijk respect. Op grond van het Rapport van de Club van Rome zou je tot de conclusie kunnen komen, dat de ontwikkelingslanden hun doeleinden niet via economische ontwikkeling zouden kunnen bereiken. Volgens de studie van het m.i.t. zouden de natuurlijke grenzen op aarde hen verhinderen om de vooruitgang waaraan zij zo'n dringende behoefte hebben, te realiseren. In Polen meent men echter - en ik ben het daar volkomen mee eens - dat deze redenering volledig foutief is. Volgens ons zijn het maatschappelijke verhoudingen en de geïnstitutionaliseerde structuur die verantwoordelijk zijn voor de jammerlijke situatie waarin de

[pagina 201]
[p. 201]

wereld op het ogenblik verkeert, en wordt de huidige tragedie van rijke en arme landen zeker niet door natuurlijke elementen veroorzaakt. Het is beslist geen kwestie van een natuur die ons te weinig rendement oplevert. Het gaat om de mensen zelf en om hun irrationele manier van doen.

 

Het is het menselijke gedrag dat een catastrofe zal veroorzaken.

Precies.

 

Dit doet mij aan B.F. Skinner denken.

Misschien vragen sommige mensen zich af waarom mensen zoals professor Adam Schaff en ik, beiden uit Polen, deze bijeenkomst bijwonen en er actief aan deelnemen. Wij zijn echter van mening dat het werk van de Club van Rome tenminste een waardevol aspect bevat: namelijk dat er serieus over de toekomst wordt gedacht en bovendien op lange termijn. Tegelijkertijd geloven wij dat de aanpak en de argumentatie van de Club veranderd kunnen worden en in dat geval de rationele aspecten van het menselijk gedrag zullen stimuleren. Wij zijn van mening dat wij wat dat betreft misschien enige positieve invloed kunnen uitoefenen, en proberen onze standpunten tijdens deze conferentie van de Club van Rome dan ook zo krachtig mogelijk naar voren te brengen. Zoals u weet heb ik er bijvoorbeeld op gewezen dat de huidige redenatie van het Rapport van de Club van Rome erop neerkomt dat Japan en de andere hooggeïndustria- liseerde naties verlamd zullen raken, wanneer hoge groeipercentages niet vergezeld gaan van het stellen van steeds hogere maatschappelijke doeleinden.

De geschiedenis toont aan dat het streven naar gelijkheid een van de krachtigste drijfveren van het menselijk handelen is. De mens zal zich nooit kunnen verzoenen met een groeiende ongelijkheid op sociaal-economisch gebied, onverschillig of het om ongelijkheid tussen maatschappelijke categorieën, naties of andere groeperingen gaat, omdat dit niet in overeenstemming is met de innerlijke gevoelens van de mens of met zijn idee van waardigheid. Op grond daarvan staat het dan ook zonder meer vast dat er steeds sterker zal worden aangedrongen op een snellere vooruitgang, niet alleen in economisch opzicht, maar ook wat de rationaliteit van het menselijk gedrag betreft.

 

De kloof tussen arm en rijk is tenslotte allereerst een gevolg van historische omstandigheden.

Inderdaad. De kloof in leef- en werkomstandigheden die er tussen iemand in de hooggeïndustrialiseerde naties en iemand in de achtergebleven gebieden bestaat is moeilijk te meten. Het gaat niet alleen om verschillen in welvaart en rijkdom aan de ene kant, honger en armoede aan de andere. Van fundamenteel belang is ook dat de ontwikkeling van de creatieve vermogens eveneens door deze kloof wordt aangetast en dat dit nog tot grotere ongelijkheid in levensstandaard

[pagina 202]
[p. 202]

leidt. Het is een feit dat de mensen door onderwijs, radio en televisie dichter bij elkaar worden gebracht en elkaar ook in hun opvattingen over wat mogelijk en wenselijk is steeds dichter naderen. Dit drukt zijn stempel op het menselijk gedrag en daardoor ook op de maatschappelijke en politieke verhoudingen. Zowel mensen als naties ontdekken de moderne beschaving, om dan vervolgens tot de conclusie te komen dat zij er de paria's van zijn. Tegelijkertijd wil ik erop wijzen dat economische efficiëntie een integraal onderdeel en een dynamisch kenmerk van een bepaald soort maatschappij is, en niets te maken heeft met de erfelijke karakteristieken van rassen of naties.

 

Dat is het gebied waar Christopher Jencks van de universiteit van Harvard zich speciaal mee bezighoudt.

De erfelijkheidsstructuur die alle mensen gemeenschappelijk hebben neemt een allesoverheersende plaats in, en de verschillen tussen individuen van hetzelfde ras of dezelfde natie zijn onvergelijkbaar veel groter dan de verschillen tussen rassen en naties onderling. Dit wordt ruimschoots aangetoond door onze sociale ervaringen van tot op heden. Beweringen van het tegendeel berusten op vooroordelen of zijn in ieder geval van elke empirische basis ontbloot. Economische efficiëntie is een sociaal kenmerk. In principe kan elke maatschappij een hoge mate van economische efficiëntie bereiken. Daarmee wil ik overigens niet zeggen dat dit een eenvoudige zaak is.

Economische efficiëntie hangt ook voor een zeer belangrijk deel af van menselijke kwaliteiten, zoals het vermogen tot rationeel handelen, energie, creativiteit, enzovoort. De bijdragen van alle individuen zijn van belang, niet alleen op zichzelf, maar ook in de wijze waarop zij tot uiting kunnen komen in de maatschappelijke structuur, waarin zij een nieuwe dimensie en een andere waarde krijgen. Dit is het uitgangspunt voor een aantal tamelijk fundamentele conclusies waarmee wij grote hoeveelheden ontwikkelingsprojecten kunnen beoordelen en de doelstellingen van ons ontwikkelingsbeleid kunnen formuleren.

Van verstrekkend belang is vooral het onderscheid tussen de economische en de sociale doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid. Economische doelstellingen omvatten over het algemeen hogere groeicijfers door een toenemend produktiepotentieel, die bijvoorbeeld via kapitaalinvesteringen, uitbreiding van de export, enzovoort, tot stand moet komen. Sociale doelstellingen hebben betrekking op zaken als een hogere levensstandaard voor zoveel mogelijk mensen, onderwijs, medische voorzieningen, uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen en een rechtvaardiger verdeling van inkomens en maatschappelijke kansen. Er wordt vaak beweerd dat deze twee soorten doelstellingen met elkaar in strijd zijn en elkaar wederzijds uitsluiten. Zowel theorie als praktijk gaan er dikwijls van uit dat het bereiken van sociale doeleinden een hoge graad van economische ontwikkeling onmogelijk zou maken.

Zes jaar geleden woonde ik hier in Tokio een futurologisch con-

[pagina 203]
[p. 203]

gres bij, dat met de huidige conferentie te vergelijken viel. Op dat congres gingen de meeste deskundigen bij hun voorspellingen uit van een groeipercentage van tien percent, dat tot het eind van deze eeuw zou blijven voortduren. Zij veronderstelden zelfs dat het jaarinkomen in Japan per hoofd van de bevolking tot 30 000 dollar zou stijgen. Maar niemand vroeg zich daarbij af of een dergelijke stijging in jaarinkomen wel noodzakelijk of wenselijk was. De Club van Rome en het m.i.t. dragen er daarentegen toe bij dat deze vragen op het ogenblik wél gesteld worden. Zij zijn op zoek naar een nieuwe levensstijl, nieuwe perspectieven, nieuwe culturele en economische richtlijnen die voor de rijke, hooggeïndustrialiseerde landen, en met name voor Japan, van belang zouden kunnen zijn.

Een van de belangrijkste redenen waarom ik naar deze conferentie ben gekomen, is dat ik op deze wijze gelegenheid kreeg om te bestuderen hoe de Japanners nu, zes jaar later, op deze kwesties reageren. Welke conclusies hebben zij uit het Rapport van de Club van Rome getrokken? Buigen zij hun groeikromme om of proberen zij hun economie nog steeds zoveel mogelijk uit te breiden? Zullen zij proberen om de controle te verwerven over natuurlijke hulpbronnen in gebieden buiten Japan?

Een herleving van het Japanse imperialisme?

Niet in dezelfde zin als vroeger, maar misschien wel economisch gezien.

 

Zoals het exporteren van vervuiling of het zenden van vissersvloten naar de visrijke Indonesische wateren?

Tijdens de besprekingen die hier onder auspiciën van de Club van Rome in Tokio gehouden worden, leggen wij er steeds weer de nadruk op dat de technische en praktische instrumenten die met hulp van de Club en het m.i.t. ontwikkeld zijn - de systeemanalyse en de door Jay Forrester ontworpen projecties daarvan - op grote schaal moeten worden toegepast bij het bestuderen van de problemen van de Derde Wereld. Het zijn namelijk technieken die zeer veel mogelijkheden bieden, niet alleen als studie-instrument, maar ook omdat zij door hun vermogen om de consequenties van een onderzoek te demonstreren tot op zekere hoogte werkelijk waardevol zijn. Zij bieden analisten meerdere keuzemogelijkheden. Daarom was ik eerlijk gezegd van plan erop aan te dringen om deze niet te onderschatten wetenschappelijke techniek in dienst te stellen van de dringende problemen waarmee de ontwikkelingslanden worden geconfronteerd.

Persoonlijk ben ik er echter van overtuigd dat wat wij problemen van de ontwikkelingslanden noemen, in feite problemen van de wereld als geheel zijn. Wij zien steeds duidelijker in dat de ongelijkheid en de onrechtvaardigheden waardoor de Derde Wereld geteisterd worden, eigenlijk de vrede van de gehele mensheid bedreigen. Deze ongelijkheid en onrechtvaardigheden zijn in feite de grondoorzaak voor de politieke wrijvingen die wij op 't ogenblik overal zien. Het is

[pagina 204]
[p. 204]

daarom dan ook in het belang van de hele mensheid om deze problemen actief aan te pakken. Ik geloof dat het gebruik van het nieuwe wetenschappelijk instrumentarium dat de systeemanalyse biedt, zeer veel mogelijkheden in zich draagt, en daarom is het dan ook de moeite waard om samen te werken met een instelling als de Club van Rome, die deze technieken propageert en financiëel steunt om de invloed ervan te vergroten. Volgens mij is dit het standpunt dat de meeste deelnemers aan deze besprekingen hier in Tokio innemen.

 

Aurelio Peccei en zijn medewerkers maken bij hun pogingen om de problemen van de komende generaties te bestuderen, een volledig oprechte indruk.

Daarvan wil ik allereerst zeggen, dat wanneer Peccei er niet was, er wel iemand anders zou zijn. Want nu onze planeet steeds kleiner wordt, komt de mens steeds meer tot het inzicht dat onze problemen op wereldomvattende schaal benaderd en opgelost moeten worden. Ondanks dat ben ik inderdaad van mening dat de Club van Rome psychologisch gezien absoluut oprecht is. Dat is tenminste de conclusie die ik uit de vele gesprekken die ik met Aurelio en andere leden van de Club gehouden heb, meen te mogen trekken. Dat neemt echter niet weg dat de positie van een individu, ook wanneer hij oprecht is, voor een belangrijk deel door zijn sociale omgeving, door zijn sociale positie bepaald wordt. Uit zijn milieu leidt hij zijn ideologie af. Hiermee bedoel ik niet dat de structuur en het lidmaatschap van de Club veranderd zouden moeten worden. Peccei laat mensen van de meest uiteenlopende richtingen in de kern van de organisatie toe. Maar om werkelijk invloed op grote schaal uit te oefenen, zou de Club zich voor een nog breder spectrum van opvattingen open moeten stellen. Anders lopen Peccei en zijn medewerkers gevaar om binnen betrekkelijk korte tijd uit het gezichtsveld te verdwijnen. Wanneer de Club een bredere basis weet te vinden en haar efficiëntie vergroot, zal zij ongetwijfeld een belangrijke plaats blijven innemen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken